Het besturingssysteem wordt meestal van de solid state drive of harde schijf gelezen, maar soms ook wel vanuit ROM-geheugen of als live-system vanaf een verwisselbaar medium zoals een USB-stick, diskette, cd-rom, dvd of (voor ingebedde systemen) een flashgeheugen. Een schijfloos systeem, dat wil zeggen een systeem zonder harde schijven, kan opstarten vanaf een netwerk in een zogenaamde Thin client-configuratie. De protocollen BootP en het nieuwere DHCP voorzien hierin.
Het besturingssysteem zorgt onder meer voor het starten en beƫindigen van andere programma's, het regelt de toegang tot de harde schijf, het beeldscherm, de invoer van gegevens. De andere programma's die gestart kunnen worden, heten applicaties. Zo'n applicatie maakt gebruik van het besturingssysteem door middel van een application programming interface (API). Deze API abstraheert de toegang tot de verschillende randapparatuur, zoals harde schijf, printer en beeldscherm.
Gebruikers maken van het besturingssysteem gebruik door middel van een opdrachtregel, zoals MS-DOS of de UNIX-terminal, of een grafische gebruikersomgeving zoals Microsoft Windows of het X Window-systeem.