De elektronenbuis, ook wel radiobuis, radiolamp of vacuümbuis genoemd, was de eerste echte elektronische component.
De eenvoudigste elektronenbuis, de diode, bestaat uit een vacuüm getrokken glazen buis waarin een gloeidraad geplaatst is die dienstdoet als kathode, met daaromheen een cilindervormig metalen plaatje, de anode. Wanneer de gloeidraad wordt opgewarmd en de anode met voldoende spanning positief is gepolariseerd, zal er een elektronenstroom gaan lopen (Edisoneffect) wanneer de stroomkring tussen anode en kathode wordt gesloten. Maakt men de anode echter negatief ten opzichte van de kathode dan vloeit er geen stroom. Per definitie loopt een stroom van plus naar min, terwijl de negatief geladen elektronen van min naar plus gaan.
Andere elektronenbuizen hebben tussen de kathode en de anode een of meer roosters, roostervormige elektroden, die de stroom elektronen beïnvloeden. Een negatief geladen rooster stoot de elektronen af.
Het aantal roosters bepaalt de benaming van de elektronenbuis.
- de diode heeft twee elektroden, en wordt voor gelijkrichting en demodulatie gebruikt.
- de triode heeft 1 rooster - het stuurrooster - waarmee met een kleine spanningsverandering een relatief grote stroomverandering tussen anode en kathode teweeggebracht kan worden. Hiermee was de eerste versterker mogelijk.
- de tetrode heeft 2 roosters, het extra rooster, tussen stuurrooster en anode, dient om de versterkingsfactor van de buis op te voeren. (tetra = 4)
- de pentode heeft 3 roosters: stuurrooster, schermrooster en keerrooster waarmee het aantal actieve aansluitingen 5 bedraagt. (penta = 5)
- de hexode, heptode en octode hebben respectievelijk 4, 5 en 6 roosters, en worden gebruikt als mengbuis in o.a. frequentie-omvormers en radio-ontvangers.
|