Inhoud blog
  • Kerncentrale
  • Fossiele brandstof
  • Kolenmijn
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    DeEinsteinVanNu

    11-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kerncentrale
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een kerncentrale is een elektriciteitscentrale die elektriciteit opwekt met de energie die vrijkomt bij kernsplijting. Net zoals bij andere soorten elektriciteitscentrales wordt met deze splijtingswarmte stoom opgewerkt die een turbine aandrijft. De mechanische energie in deze turbine wordt dan via een alternator omgezet in elektrische energie.

    Een kerncentrale bevat een of meer kernreactoren.

    Principe[bewerken]

    In een kerncentrale maakt men gebruik van de 'brandstof' uranium (vaak aangevuld met plutonium, hetzij gevormd in de reactor zelf door uranium-238, hetzij in de vorm van MOX-brandstof waarin plutonium is gerecycleerd) om warmte te genereren. Hiermee produceert men stoom om via een turbine een elektrische generator aan te drijven. Bij het splijten van uranium komt een grote hoeveelheid warmte vrij. Dit splijtingsproces vindt plaats in de kernreactor van de centrale. Voor het splijtingsproces in een kernreactor wordt meestal een specifieke isotoop van uranium gebruikt: uranium-235. In natuurlijk uranium zit gemiddeld 0,7% van dit uranium-235. De meeste kernreactoren hebben uranium nodig waarin minstens drie procent uranium-235 aanwezig is. De tussenstap die hiervoor nodig is, heet verrijking. Het is ook mogelijk om uranium-238plutonium of thorium te splijten.

    Het verrijkte uranium, waarin veelal nog meer dan 95 procent uranium-238 zit, komt in dichtgelaste staven in de reactor. Dit zijn de zogenoemde splijtstofstaven. De atoomkern van uranium-235 kan gemakkelijk worden gespleten wanneer het een neutron absorbeert. Het atoom valt uit elkaar in brokstukken (splijtingsproducten) en zendt daarbij ook neutronen uit. De neutronen kunnen bij een ander atoom uranium-235 een nieuwe kernsplijting veroorzaken. Daarbij ontstaan opnieuw warmte en enkele neutronen, die elk weer een nieuw atoom kunnen raken. Zo ontstaat een kettingreactie. Alle splijtingen samen zorgen ervoor dat een kerncentrale kan draaien.

    De term 'thermische' centrale of 'thermische' reactor slaat niet op het feit dat elektriciteit uit warmte wordt geproduceerd, maar op de thermische neutronen. Deze term impliceert dat de neutronen in de reactor worden afgeremd totdat ze kunnen worden opgevangen door de U-235 atoomkernen in de brandstofstaven. Dit afremmen gebeurt door een zogenaamde moderator. Een moderator is bij voorkeur een stof die bestaat uit lichte atomen, zoals water, zwaar water of koolstof (grafiet). Doordat de neutronen tegen deze lichte atomen botsen, remmen ze af van ongeveer 10% van de lichtsnelheid tot een paar kilometer per seconde. Deze 'langzame' neutronen hebben een snelheidsverdeling die meer lijkt op de 'thermische' Maxwellverdeling. De U-235 atoomkernen kunnen de snelle neutronen niet opvangen; de langzame worden wel opgevangen, en zorgen dat de U-235 atomen splijten. Een thermische reactor draait dus voornamelijk op direct splijtbare atomen als brandstof. Om ook U-238 (efficiënt) als brandstof te gebruiken is een 'snelle' reactor nodig, waarbij de snelle neutronen worden ingevangen in het U-238 om de eveneens splijtbare isotoop plutonium-239 te vormen.

    Net zoals andere thermische elektriciteitscentrales, hebben kerncentrales koeling nodig. Omdat er voor de veiligheid twee gescheiden koelsystemen zijn (het primaire systeem dat de reactor koelt en het secundaire systeem dat op het buitenwater loost), is er echter voor kerncentrales naar verhouding meer koeling nodig in vergelijking met reguliere thermische centrales.

    Radioactieve risico's[bewerken]

    Het grootste risico van een kerncentrale is het vrijkomen van radioactief materiaal uit een kernreactor, waarbij de gezondheid van grote aantallen mensen en dieren in een aanzienlijk gebied rond de kerncentrale in gevaar komt. De straling kan vrijkomen als gevolg van een oververhitting in de vitale delen van een reactor of bij beschadiging van de reactor. De uitstoot tijdens de normale werking van de centrale, via de ventilatieschacht van het reactorgebouw en het koelwater, zijn beperkt.[2]

    Nadat een lading kernbrandstof "op" is gebrand, is ze hoog radioactief en produceert ze nog langere tijd warmte. De brandstof wordt daarom eerst een periode - meestal een aantal jaar - in een grote waterbak opgeslagen. Daar wordt de straling geabsorbeerd en de warmte die door het radioactieve verval wordt geproduceerd, afgevoerd. Na verloop van tijd neemt de activiteit van de oude brandstofelementen af, zodat ze droog kunnen worden opgeslagen. Deze brandstofelementen zijn dan echter nog steeds hoog radioactief, en moeten dan ook voor vele duizenden jaren uit het milieu gehouden worden. In verschillende landen worden dergelijke gebruikte splijtstofelementen opgewerkt: de bruikbare isotopen worden eruit gehaald om nieuwe splijtstofelementen te fabriceren. Wat overblijft, zijn verschillende soorten radioactief afval. In veel landen is er nog geen definitieve opslagplaats voor dit radioactieve afval. Sommige radio-isotopen die als hoogradioactief afval worden betiteld, kunnen in zogenaamde 'snelle reactoren' worden gebruikt als "brandstof", wat hun statuut als afval in vraag stelt.

    11-03-2018 om 12:04 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fossiele brandstof
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fossiele brandstoffen zijn koolwaterstofverbindingen die zijn ontstaan uit resten van plantaardig en dierlijk leven in het geologisch verleden van de aarde, vooral in het Carboon maar ook uit andere tijdperken. Hieronder vallen aardolieaardgassteenkool en bruinkool. Ook turf gewonnen uit hoogveen en laagveen zijn producten in deze reeks, die echter nog niet aan de extremen van druk en temperatuur diep in de aardkorst hebben blootgestaan, die tot de vorming van kolen, olie en gas hebben geleid. Naast koolwaterstoffen bevatten de meeste fossiele brandstoffen ook zwavelverbindingen.






    Ontstaan[bewerken]

    Fossiele brandstoffen worden gevormd door de afbraak van overblijfselen van organismen, waaronder fytoplankton en zoöplankton, die naar de bodem van de zee (of meer) zijn gezonken. Dit afbrekingsproces werd in gang gezet door bacteriën onder anoxische(zuurstofarme) omstandigheden, miljoenen jaren geleden.

    Voordelen[bewerken]

    Het winnen van fossiele brandstoffen is veelal relatief eenvoudig en het gebruik vereist geen hoogstaande techniek. Traditioneel heeft men daarom veel gebruikgemaakt van deze energiebronnen. Veel ontwikkelingslanden zien fossiele energie als motor om uit de armoede te komen.

    Geopolitieke effect[bewerken]

    Door de grote afhankelijkheid van de wereldeconomie van fossiele brandstoffen en het gegeven dat er slechts een beperkt aantal locaties is waar commercieel winbare fossiele brandstofreserves aanwezig zijn, zijn deze reserves bij uitstek onderwerp voor (internationale) machtspolitiek.

    Zo kan het aanleggen van pijpleidingen voor het transport van olie vanuit de wingebieden rond de Kaspische Zee grote politieke invloed opleveren voor de staten over het grondgebied waarvan de pijpleiding loopt. Ook wordt door critici van het Amerikaanse buitenlandbeleid vaak gesteld dat de interventies in het Midden-Oosten er slechts op gericht zijn de toevoer van olie uit deze regio voor Amerika veilig te stellen.

    Als de brandstoffen van ver moeten komen, vindt er kapitaalexport en verzwakking van de lokale economie plaats.

    Milieu[bewerken]

    Verbranding[bewerken]

    Rookpluimen van de Hemwegcentrale en de Afvalverwerking West in Amsterdam.

    Door het grootschalige gebruik van fossiele brandstoffen komt veel koolstofdioxide vrij. In grote hoeveelheden draagt dit gas bij aan het broeikaseffect. Het versterkte broeikaseffect draagt voor een belangrijk deel bij aan de opwarming van de Aarde. Ook het vrijkomen van zwart roet draagt bij aan de opwarming, doordat de omgeving van de verbrandingslocatie donkerder wordt er daarmee meer zonlicht geabsorbeerd.

    Ook komen er, afhankelijk van het type brandstof en het verbrandingsproces, bij de aanwending van fossiele brandstoffen andere verbrandingsproducten in de lucht zoals roet en fijnstof, maar ook zwavel- en stikstofverbindingen. Dit kan tot luchtvervuiling en zure regen leiden. Al ten tijde van de industriële revolutie werd duidelijk, dat grootschalige verbranding het milieu sterk kan beïnvloeden. Een voorbeeld is de beruchte smog in Londen in die tijd.

    Winning[bewerken]

    Bij de winning van fossiele brandstoffen wordt in meer of mindere mate schade aan het milieu veroorzaakt. Soms wordt het risico van ongelukken en milieuschade verschillend ingeschat door de industrie enerzijds en milieubewegingen anderzijds. Enkele voorbeelden:

    • Bij de bruinkoolwinning worden grote gebieden afgegraven, inclusief dorpen en infrastructuur in de betreffende gebieden, bijvoorbeeld in het oosten van Duitsland.
    • Bij het boren naar olie en gas kunnen moeilijk te controleren lekkages optreden
    • Mijnbouw voor kolenwinning is ook in de moderne tijd gevaarlijk voor de arbeiders

      Fossiele zonne-energie[bewerken]

      Schertsend kan men zeggen dat fossiele brandstoffen een vorm van zonne-energie zijn die miljoenen jaren geleden opgeslagen is in plantaardige en dierlijke koolstofverbindingen. De discussie over het gebruik van fossiele brandstoffen betreft echter niet de eigenlijke energie, maar enerzijds de schadelijke verbrandingsproducten en anderzijds de eindige voorraad en de milieuproblemen bij de winning van de brandstoffen.

    11-03-2018 om 12:01 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kolenmijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    n een kolenmijn wordt steenkool of bruinkool gewonnen. Bruinkoollagen bevinden zich altijd net onder de toplaag en boven eventuele steenkoollagen, ze worden daarom vrijwel altijd in open mijnen, de zogenaamde dagbouwmijnen, ontgonnen. Dieper liggende steenkoollagen worden meestal in gesloten mijnen gewonnen. Die manier van delven brengt een groter veiligheidsrisico met zich mee en is aanzienlijk kostbaarder.

    Bruinkool werd in de Benelux alleen gewonnen in Nederlands-Limburg. Steenkool werd in België en Nederland ontgonnen.



    Geschiedenis[bewerken]

    Europa[bewerken]

    Steenkool[bewerken]

    De 19e-eeuwse industrialisatie is grotendeels op gang gekomen op basis van houts-, bruin- of steenkool. Dit zijn immers de energie-grondstoffen voor de zware industrie. Zo werden Engeland en België de twee eerste geïndustrialiseerde landen ter wereld en was het Duitse Ruhrgebied lange tijd het dichtste industriegebied ter wereld. Ook de Franse regio Hauts-de-France staat bekend om haar steenkoolindustrie. Al deze gebieden liggen bovendien op eenzelfde as.

    Al sinds 1810 deden Waalse ingenieurs bodemonderzoek in Vlaanderen omdat ze toen al vermoedden dat het kolenbekken zich verder noordwaarts spreidde. De steenkolenlagen bleken daar uiterst diep te liggen. Het was de Leuvense professor André Dumont die van de veronderstelling uitging dat het steenkoolbekken bij Aken in noordwestelijke richting afboog. In de jaren na 1890 begonnen Waalse ingenieurs daarom naar steenkool te zoeken in Zuid-Limburg, de Limburgse Kempen en zelfs de aangrenzende Antwerpse Kempen.

    Met uitzondering van deze laatste regio werden er rond 1900 successen geboekt. Vervolgens werden de nodige concessies aangevraagd en bedrijven opgericht. In Nederland slaagden de socialisten erin enkele concessies onder bestuur van de staat te houden; ook aan de andere kant van de Maas ijverden de socialisten daarvoor, maar zonder succes. De meeste steenkoolmijnen gingen pas in exploitatie tijdens of na de Eerste Wereldoorlog.

    Bruinkool[bewerken]

    Bruinkool- en zilverzandgroeven tussen de Feldbiss en de Breuk van Heerlerheide

    Bruinkool werd in de Benelux alleen gevonden in Nederlands Zuid-Limburg. De eerste bruinkoolmijn was Carisborg I, in Heerlerheide (1915). De firma Bergerode ontgon in Heerlerheide de concessie Carisborg II, en verwierf in Brunssum de concessies Brunahilde I en II en Energie. Brunahilde I werd niet ontgonnen. Verder zijn er ook bruinkoolmijnen geweest op de Graetheide bij Geleen (Louisegroeve I en II), in Eygelshoven (Herman) en in Haanrade(Anna). Dit waren allemaal open mijnen. Ze waren in 1968 allemaal gesloten. Aansluitend over de grens in Duitsland zijn de bruinkoollagen dikker en worden ze nog steeds door middel van grootschalige dagbouw ontgonnen.

    Ontginningswijze[bewerken]

    Structuur van gesloten kolenmijnen[bewerken]

    Blokdiagram van een diepbouwsteenkoolmijn: 1. Galerij; 2. Steenkoollagen; 3 en 4. Pijler; 5. Schachtgebouwen; 6. Administratie; 7. Opslag; 8. Koolbunker; 9. Steenberg/terril.
    Steenkoolmijngebieden

    Een gesloten mijn bestaat uit twee delen:

    • Het ondergronds bedrijf: Hier worden de kolen gewonnen, verzameld en naar de oppervlakte getransporteerd.
    • Het bovengrond bedrijf: Hier worden de kolen gesorteerd, gewassen en gekapt. Bovendien liggen hier ook de voorzieningen voor de arbeiders en de centrales en machines die de bovengrondse én ondergrondse installaties aandrijven.

    Bestrijding van grondwater en toevoer van lucht[bewerken]

    Grondwater is zowel een probleem in ondergrondse als in open mijnen. In het geval van stollenbouw kan het grondwater gemakkelijk worden afgevoerd. Ook bij open mijnen en schachtbouw volstaat een kleinschalige technische infrastructuur zoals pompen en afvoerwegen, omdat er niet ver onder het grondwaterniveau wordt gegraven. Ook de toevoer van verse lucht is in deze mijnen betrekkelijk eenvoudig te realiseren.

    Bij diepbouw worden echter grotere dieptes bereikt en moeten er krachtige pomp-, ventilatie- en hijsinstallaties voorhanden zijn. In de steenkoolmijnen van Belgisch- en Nederlands-Limburg (na 1900 dus) werd de methode van grondwaterbevriezing toegepast. Daardoor werd de grond ook stabieler. Omdat deze installaties veel energie verbruikten, hadden die steenkoolmijnen ook eigen energiecentrales die op steenkool draaiden.

    Locaties[bewerken]

    Bij de volgende plaatsen zijn kolenmijnen in bedrijf geweest:

    • Brunssum, Staatsmijn Hendrik (nu militair-terrein/hoofdkwartier voor de NAVO: RHQ AFNORTH).
    • Treebeek - gemeente BrunssumStaatsmijn Emma. Op het mijnterrein is voor een klein deel woonbebouwing aangelegd, maar grotendeels is het industrieterrein en park. Ter plaatse van schacht III staat nu een seniorencomplex. Een gevelsteen van een gebouw is nu een monument dat zich op het voorterrein van het complex bevindt, direct boven schacht II.
    • GeleenStaatsmijn Maurits (nu het chemische industrieterrein Chemelot).
    • Heerlen - Centrum, particuliere mijn Oranje-Nassau I. Het schachtgebouw met stalen schachtbok én het ophaalgebouw van schacht II zijn de slopershamer ontlopen. Thans is hierin het Nederlands Mijnmuseum gehuisvest. Op het terrein bevindt zich het hoofdkantoor van het CBS.
    • Heksenberg - gemeente Heerlen, particuliere mijn Oranje-Nassau IV. Op het terrein bevinden zich de installaties van SIGRANO NV (producent kwartszand). De steenberg is bewaard gebleven.
    • Heerlerheide - gemeente Heerlen, particuliere mijn Oranje-Nassau III ; Het terrein is nu een woonwijk.
    • Schaesberg - gemeente Landgraaf, particuliere mijn Oranje-Nassau II; Het terrein is nu een woonwijk.
    • Kerkrade, particuliere Domaniale mijn (hiervan is één schachttoren, Schacht Nulland, bewaard gebleven). Het mijnterrein is nu een woonwijk.
    • Eygelshoven - gemeente Kerkrade, particuliere mijnen Laura en Julia; Op het terrein van de Laura staat nu een woonwijk. Het Julia-terrein is industrieterrein.
    • Bleijerheide - gemeente Kerkrade, particuliere mijn Neuprick. Sloot in 1904 definitief vanwege zeer grote wateroverlast. De concessie van de Domaniale mijn werd uiteindelijk uitgebreid met die van de kleine mijn Neuprick.
    • Spekholzerheide - gemeente Kerkrade, particuliere mijn Willem-Sophia; Op het terrein van de mijn zijn sportvelden aangelegd (onder andere voor de voetbalvereniging FC Kerkrade-West). Een ander deel is industrieterrein dat nog de naam Willem-Sophie draagt. De steenberg is (grotendeels) afgegraven.
    • Terwinselen - gemeente Kerkrade, Staatsmijn Wilhelmina (hiervan is de steenberg als (overdekte) skihelling bewaard gebleven).


    11-03-2018 om 11:58 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Een waterkrachtcentrale of hydraulische centrale is een elektriciteitscentrale die stromend of neerstortend water (zie waterkracht) gebruikt om een turbine in beweging te brengen. Waterkrachtcentrales bevinden zich op stromen en rivieren, met al dan niet een kunstmatige dam. Het verval en het debiet van de stroom zijn bepalend voor de werking.




    Indeling[bewerken]

    Waterkrachtcentrales zijn in vier groepen onder te verdelen:

    Riviercentrale[bewerken]

    Een riviercentrale (doorstroomwaterkrachtcentrale) ligt aan een ingedijkte waterloop. Het verval is licht en ligt in het algemeen tussen de drie en 15 meter. Het volume en de stroomsnelheid van het water door de turbines hangen af van het debiet van de rivier.

    Stuwdamcentrale[bewerken]

    Een stuwdamcentrale verzamelt eerst een grote hoeveelheid water in een kunstmatig stuwmeer. De turbine bevindt zich ofwel aan de voet van de dam of verder stroomafwaarts langs de rivier. In het laatste geval zijn de stuwdam en de machinezaal waar de turbines zich bevinden met elkaar verbonden door een dikke pijpleiding. In de machinezaal drukt het water op de schoepen van een turbine, die op haar beurt een alternator aandrijft. Bij het verlaten van de turbine heeft het water zijn energie afgestaan. Het stroomt verder naar de benedenloop van de rivier. Het hoogteverschil en het waterdebiet bepalen het vermogen. Naast de productie van elektriciteit dient de stuwdam ook als reservoir en laat toe om de voorraad drinkwater en de waterstand te regelen.

    Pompcentrale[bewerken]

    Een derde bijzondere vorm is de pompcentrale. Deze komen vooral voor in gebieden met bergen zoals Zwitserland. Het water wordt tijdens perioden met een lager energieverbruik, bijvoorbeeld 's nachts en in het weekend, naar een hoger gelegen waterbekken gepompt. Is er veel vraag naar elektriciteit dan stroomt het water van het boven- naar het benedenbekken via de turbines die de benodigde elektriciteit produceren. Het water wordt in het benedenbekken opgevangen en vastgehouden zodat de cyclus kan worden herhaald. De turbines moeten wel geschikt zijn om het water weer op te pompen. Dat is economisch aantrekkelijk, omdat de stroomprijs gedurende de dag varieert en laag is als er weinig vraag is en hoog is als er veel elektriciteit wordt verbruikt. De investering en rendementsverliezenin de pompen en turbines kunnen zo terugverdiend worden.

    Getijdencentrale[bewerken]

    Bij een getijdencentrale wordt energie gewonnen door gebruik te maken van het verschil in waterhoogte tussen eb en vloed. Op sommige plaatsen langs de zeekust waar grote trechtervormige inhammen bestaan, kan het waterhoogteverschil tot vele meters oplopen. Dit is voldoende om bij vloed het hoge water achter een dam te vangen en dit bij laag water via turbines gekoppeld aan generatoren terug te laten lopen naar zee.

    Voordelen[bewerken]

    Waterkrachtcentrales hebben als belangrijk voordeel dat bij de opwekking van elektriciteit geen brandstof nodig is. Het hoogte verschil van het water is voldoende om de turbines en daarmee de generatoren aan te drijven. Er worden geen fossiele brandstoffen als aardgasof steenkool gebruikt die in principe op kunnen raken. Verder komen er geen broeikasgassen vrij die verantwoordelijk worden gehouden voor het opwarmen van de aarde. Brandstof is een belangrijke kostenpost bij de opwekking van elektriciteit, daar een waterkrachtcentrale gebruikmaakt van natuurlijk beschikbaar water zijn hier de brandstofkosten nihil.

    De dammen en centrales hebben een lange levensduur, ze kunnen 50 tot 100 jaar in productie blijven. Onderhoud blijft wel noodzakelijk en ze worden ook gemoderniseerd met effectievere turbines en generatoren. Tot slot kunnen waterkrachtcentrales snel opstarten of juist de productie van elektriciteit snel beperken. Hier hoeven slechts de sluisdeuren geopend of gesloten te worden.

    Naast de stroomproductie zijn bijkomende voordelen dat het water achter de centrale ook kan worden gebruikt voor de irrigatie van landbouwgronden of de verbetering van vaarwegen. Het water achter de dam komt hoger te staan waardoor dieperstekende schepen gebruik kunnen maken van de rivier of het meer.

    Nadelen[bewerken]

    Toch bestaan er in natuur- en milieukringen ook bezwaren tegen deze vorm van stroomopwekking. De bezwaren zijn vooral van toepassing bij stuwdamcentrales.

    Voor de aanleg van een stuwdamcentrale is de aanleg van een stuwmeer noodzakelijk. Door het water wat achter de stuwdam wordt vastgehouden, komt het water hoger te staan en land overstroomt. Het land gaat verloren als landbouwgrond en natuur gaat verloren. De lokale bevolking moet verhuizen naar hoger gelegen gebied. Nieuwe dorpen moeten worden gebouwd en de mensen worden geholpen in het opbouwen van een nieuw bestaan. Protesten van de lokale bevolking tegen de bouw van een stuwdam komen regelmatig voor.[1]

    In een stuwmeer verzamelt zich organisch materiaal dat door rotting broeikasgas produceert. Met name in warme streken kan deze uitstoot groter zijn dan die van een even grote conventionele centrale. Dit kwam ter sprake tijdens de VN klimaatconferentie op Bali in 2007.

    Ook zonder stuwmeer ontstaan versterkt wisselingen in het waterniveau. Daardoor verdwijnen paaigebieden voor vele vissoorten. Trekkende vissoorten, zoals zalm, forel en paling, kunnen door de stuwdam niet meer in hun paaigebieden komen. De turbulentie in de turbines doodt vele kleine waterdieren. De bouw van vistrappen lost voor een deel dit nadeel op. In diverse landen zijn programma’s gestart om vooral oude en kleine dammen te slopen. In 2012 werd in de rivier de Elwha in Washington twee dammen verwijderd om een vrije doortocht van zalmen naar de paaiplaatsen te realiseren.

    Het meer achter de dam kan vrij snel dichtslibben door de bezinking van materiaal dat normaal met de rivier wordt meegevoerd. Dit vermindert de oorspronkelijk berekende capaciteit en brengt extra kosten met zich mee voor bijvoorbeeld het uitbaggeren van slib.

    Risico's[bewerken]

    Grote ongevallen of dambreuken komen verder incidenteel voor. Een bekend voorbeeld is de ramp met de Banqiao-dam in Zuid-China (1975). Eerder in Frankrijk, ging het mis in 1959 bij Fréjus (Malpassetdam) door een breuk in een stuwdam, waarbij 423 mensen omkwamen. Hier stond overigens geen krachtcentrale. In 1963 viel een deel van een berg, de Monte Toc, in een stuwmeer bij Vajont (Vajontdam) in Italië.[2] Het over de stuwdam stromende water werd met grote kracht door de achterliggende doorgang geperst waarbij ca. 2000 doden vielen. Deze dam was wel aangelegd voor de opwekking van elektriceit.

    In augustus 2009 was er een groot ongeval bij de waterkrachtcentrale Sajano-Sjoesjenskaja in Rusland waarbij 75 mensen het leven verloren en 85 personen gewond raakten. Door metaalmoeheid braken bouten af waardoor een afsluiter los kwam te liggen en een grote hoeveelheid water onder hoge druk de generatorhal in spoot. Het herstel van de aanzienlijke schade duurde tot 2015.









    11-03-2018 om 11:54 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een fotovoltaïsche cel, ook wel PV-cel genoemd, is het bekendste en meest toegepaste type zonnecel.

    Het belangrijkste onderdeel van een gewone fotovoltaïsche cel is een stuk halfgeleidend materiaal dat een scheidingsvlak tussen p-type en n-type dotering bevat (fotodiode). De elektrische stroom kan maar in één richting door de zonnecel lopen. Als er (zon)licht (elektromagnetische straling) op de zonnecel valt, worden er elektronen losgestoten. Die gaan dus in de gewenste richting bewegen. De beweging van alle losgemaakte elektronen samen is de elektrische stroom die door de zonnecel loopt.Een fotovoltaïsche zonnecel bevat een dun stuk halfgeleidend materiaal. Dat is bijvoorbeeld een dunne plak silicium van 3 mm dik met een diameter van 10 cm. De zonnecel kan ook kleine lichtabsorberende deeltjes bevatten, die door een ondersteunende, misschien zelfs doorzichtige en buigzame, ondergrond gedragen worden.



    De PV-cel als stroombron

    Er loopt pas stroom door de zonnecel als er licht op valt. Door het zonlicht worden er elektronen losgestoten. Ze raken los van de atomen waarmee ze verbonden zijn en gaan vrij door het materiaal (de halfgeleider) bewegen. (Ze zijn van de valentieband naar de geleidingsband gepromoveerd.) De vrije elektronen kunnen in principe maar één kant op. Ze stromen naar de kant met de p-type dopering. Daardoor gaat er stroom door de zonnecel lopen. De stroom gaat vanuit de halfgeleider naar elektrische apparaten die op het circuit aangesloten zijn.

    Als een elektron door zonlicht wordt losgestoten, ontstaat een gat. Als het elektron weg is, hebben honderden andere elektronen de ruimte om door de stof te bewegen. Daarbij vullen ze steeds een gat, waarbij weer een volgend gat ontstaat. Daardoor kan een gat bij wijze van spreken door het materiaal heen lopen. De junctie of overgang (de uitputtingszone in het midden) kan zo nodig door een elektron worden overgestoken nadat het door een foton zonlicht is geraakt. De gaten kunnen het scheidingsvlak ook oversteken, maar zij gaan de andere kant op.

    Het is mogelijk om cellen te maken met meerdere scheidingsvlakken. Zulke cellen kunnen beschouwd worden als twee of meer zonnecellen op elkaar



    WEETJE:


    De term "fotovoltaïsch" komt van een Grieks woord (φώς) voor licht (in Latijns schrift: fos), en de naam van de Italiaanse natuurkundige Volta, naar wie de eenheid Volt is genoemd. Het betekent letterlijk van licht en elektriciteit

    Toepassingen[bewerken]

    Ruimtevaart[bewerken]

    De eerste bruikbare PV-cellen werden in de jaren 1950 ontwikkeld omdat men in de ruimte een energiebron wilde hebben. Men maakte daarbij handig gebruik van het feit dat er voor de elektronica -destijds de transistor- een op het groeien van éénkristallen van silicium gebaseerde technologie ontstaan was. Er viel vrij eenvoudig door doping van dit bijzonder zuivere silicium (typisch 1 vreemd atoom per 1013) een zonnecel te maken. Het probleem was dat de opbrengst maar een paar procent van de opvallende zonne-energie was en dat er in de ruimte al snel schade ontstond door het hoge stralingspeil.

    Men keek ook voorbij aan het feit dat in het produceren van de cel wel erg veel energie gestopt moest worden. Je moest de cel wel erg lang gebruiken om die er weer uit te krijgen, maar voor de ruimtevaart was dat geen probleem. Er werd ook voorbij gekeken aan het feit dat silicium een indirecte bandgap heeft, en dat beperkt de mogelijke opbrengst danig. Daar stond tegenover dat silicium een van de weinige halfgeleiders was waar men heel veel van wist. De ontwikkeling van die kennis had veel tijd en geld gekost.

    Aardse toepassingen[bewerken]

    Ook op aarde worden zonnecellen steeds meer toegepast, vooral op plaatsen waar een stopcontact niet bereikbaar is. Ze zijn inmiddels een stuk verbeterd en leveren een hogere opbrengst. Sinds de eerste oliecrisis van de jaren 70 is er gezocht naar mogelijkheden om er op veel ruimere schaal energie mee te winnen. Begin jaren 80 is dat onderzoek weer goeddeels op een laag pitje gezet door allerlei bezuinigingen, maar na de stijging van de olieprijzen in de millenniumjaren is er weer meer belangstelling voor deze technologie.

    Het was al rond 1980 duidelijk dat, wil deze technologie werkelijk een concurrent worden voor andere technologieën, de cellen vervaardigd zullen moeten worden van iets anders dan een éénkristal. Op zich is er geen fundamentele reden waarom dit niet zou kunnen. De uiterst hoge zuiverheid en het éénkristallijne karakter is op zich niet nodig voor een zonnecel.

    Onderzoek concentreert zich daarom op een aantal aspecten:

    • andere materialen (liefst met een directe bandgap)
    • niet-kristallijne of polykristallijne halfgeleiders
    • goedkopere productiemethoden (zowel naar geld als naar energie)
    • cellen die meer dan één bandgap hebben


    Toekomstverwachtingen[bewerken]

    Het is niet goed mogelijk te voorspellen wat de energietoekomst van onze aarde is. Zonnecellen zullen nooit zo geconcentreerd zulke grote hoeveelheden energie opleveren als we van fossiele of nucleaire opwekking gewend zijn. Anderzijds is de opbrengst van fotosynthese minder dan 1% en daaraan ontlenen wij alle voedsel, leer, hout, wol, katoen en in Brazilië zelfs een groot deel van de alcohol waarop men rijdt. Het voordeel van een PV-cel boven biobrandstof is dat PV geen goede landbouwgrond, bevloeiing of kunstmest behoeft. Een cel kan ook vlak bij de gebruiker (op het dak bijvoorbeeld) gemonteerd worden en de energieopwekking is modulair, dat wil zeggen: er kunnen gemakkelijk wat cellen bijgezet of verkocht worden. Daarmee is het aanbod makkelijker op de vraag af te stemmen dan bijvoorbeeld bij een kerncentrale. Naast kosten (zowel in geld als in energie) is een ander probleem het onderbrekende karakter van de opwekking. 's Nachts schijnt de zon nu eenmaal niet. Energieopslag is daarom mede een zaak die aandacht behoeft.


    11-03-2018 om 11:49 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De laptop en de computer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Een laptop, schootcomputer of notebook is een draagbare computer die in principe op de schoot kan worden gebruikt. Laptops worden vooral gebruikt door mensen die op verschillende locaties met hun computer werken. In de praktijk worden laptops vaak op een bureau of tafel geplaatst. Een netbook is een lichtere en vaak goedkopere laptop. Een laptop heeft het merendeel van dezelfde componenten als een vaste computer, met inbegrip van een beeldscherm, een toetsenbord, een aanwijsapparaat zoals een touchpad (ook bekend als een trackpad) en/of een pointing stick en luidsprekers in een enkele eenheid. Een laptop wordt gevoed door elektriciteit via een wisselstroomadapter en kan uit de buurt van een stopcontact worden gebruikt door de oplaadbare batterij.

    Van draagbare computer naar laptop

    De eerste draagbare computers verschenen in het begin van de jaren tachtig. Zij waren in vergelijking met de huidige laptops log, onhandig en zwaar, zoals de Osborne 1 die meer dan 10 kg woog. Het scherm was vaak niet meer dan een paar centimeter groot. Een van de eerste computers die men met recht laptop zou kunnen noemen, was de GRiD Compass die in 1982 op de markt kwam - maar door zijn hoge prijs (ca. 8000 Amerikaanse dollar) vooral terechtkwam bij managers en de Amerikaanse overheid. Vanaf halverwege de jaren tachtig kwamen fabrikanten als Toshiba met 'betaalbare' laptops.

    De technologie van laptops heeft een flinke ontwikkeling doorgemaakt en sinds ongeveer 2005 doet een grote krachtige laptop niet onder voor een middelmaat desktop-pc. De kleinere laptops zijn door de warmteontwikkeling van de processor nog wel veel beperkter in snelheid dan een desktop.


    Soorten laptops

    Er worden veel verschillende soorten laptops geproduceerd. Zo zijn er onder andere laptops, notebooks, netbooks. In de volksmond wordt er weinig onderscheid gemaakt tussen een laptop en een notebook. Daarnaast zijn er ook nog meer gespecialiseerde laptops, zoals gaming laptops, school laptops, desktopvervangende laptops en laptops voor audio/video. Tegenwoordig komen ook tablet pc's op de markt die als laptop ingesteld kunnen worden, door ze aan te sluiten op een toetsenbord.




    De computer


    Een computer is een apparaat waarmee gegevens volgens formele procedures (algoritmen) kunnen worden verwerkt. Meestal wordt met het woord computer een elektronisch, digitaal apparaat bedoeld, maar er bestaan ook mechanische en analoge computers. Daarnaast kan een computer in verschillende talstelsels zoals het decimale (tientallige) of binaire (tweetallige) stelsel werken. De huidige computers werken alle in het binaire stelsel.

    De genoemde procedures liggen vast in een of meer programma's, software genoemd, die door de gebruiker gewisseld kunnen worden. Zijn de programma's niet verwisselbaar, dan spreekt men niet over een computer maar over een controller of processor.

    Oorspronkelijk werd het Engelse woord computer gebruikt om iemand mee aan te duiden die gecompliceerde berekeningen uitvoerde, met of zonder mechanische hulpmiddelen – vergelijk ook de Duitse term voor computer: Rechner (rekenaar), de Afrikaanse term voor computer: rekenaar en de niet-ingeburgerde Nederlandse variant rekenaar. Moderne computers worden voor veel meer gebruikt dan alleen wiskundige toepassingen. Ook veel administratieve en financiële taken worden aan de computer opgedragen, het Franse woord voor computer was eerst calculateur of rekenaar en evolueerde naar ordinateur, letterlijk iets wat ordent en regelmaat aanbrengt.

    De wetenschap die tegelijk met de ontwikkeling van de computer is ontstaan, is de informatica.

    Computers zijn in te delen in een aantal types. Zo zijn er supercomputers, grote computers (of mainframes), minicomputers, persoonlijke computers en spelcomputers. Dit lemma gaat hoofdzakelijk over de laatste twee types.

    Sinds de grote opkomst van de computer worden zij ook gebruikt voor informatievoorziening (internet) en amusement. Bij de moderne productie worden computers geïmplementeerd om machines mee te besturen en om processen mee aan te sturen, bijvoorbeeld bij de assemblage van auto's door robots. Doorgaans wordt hiervoor een programmable logic controller gebruikt.

    Door de verregaande miniaturisering en snelheidsvergroting is het steeds vaker mogelijk functionaliteit die voorheen in hardware werd aangebracht softwarematig te implementeren. Het grote voordeel van een dergelijke ontwikkeling is dat achteraf functionaliteit kan worden toegevoegd.

    In 1980 introduceerde IBM zijn personal computer: de IBM-PC. Dit in navolging van eerdere initiatieven, zoals de Altair 8800, Tandy TRS-80, Apple II en Commodore PET-computers en de homecomputers. De IBM-compatible pc vormde echter uiteindelijk de standaard (met tegenwoordig als enige uitzondering de Mac), nadat vele fabrikanten de computer goedkoop kloonden en zodoende het ontwerp standaardiseerden. Inmiddels speelt de pc in het dagelijks leven van veel mensen een essentiële rol.


    De opbouw van de computer is voor te stellen in lagen.

    1. De elektronica waaruit de computer grotendeels bestaat wordt meestal aangeduid met hardware (dat overigens in het Engels een veel bredere betekenis heeft).
    2. Om deze hardware aan te sturen wordt een computer bij het opstarten automatisch geladen met de meest basale software, die nodig is om onder andere de schijfconfiguratie te bepalen, en om te bepalen van welke schijf het besturingssysteem moet worden geladen. Deze laag wordt ook wel firmware genoemd, en staat in de pc-wereld bekend als BIOS. Op andere platforms heeft deze code een andere naam, bijvoorbeeld microcode in een IBM System i, MacROM op de Apple Macintosh en Open Firmware op de latere Macs. Na het laden van deze firmware is de computer gereed om een besturingssysteem te laden. En op de huidige Intelmacs wordt er gebruikgemaakt van EFI, de opvolger van de BIOS.
    3. De kern van het besturingssysteem heeft als belangrijkste functies het beheren van het werkgeheugen, het verdelen van de processortijd, het beheren van het interne gegevenstransport, het uitvoeren van programma's, en het verzorgen van een of meer invoer- en uitvoermechanismen. Het besturingssysteem voorziet daarnaast de computer van een werkomgeving waarin allerlei faciliteiten ter beschikking worden gesteld. De meningen lopen uiteen over wat een besturingssysteem moet bevatten, zo vindt Microsoft dat een webbrowser ingebakken moet zijn, vindt Sun dat een JVM onontbeerlijk is, en vindt IBM dat OS/400 een ingebouwde database moet hebben. In ieder geval bevat een besturingssysteem faciliteiten om het vaste geheugen (harddisks) te beheren, en om programma's uit te voeren.
    4. De scheiding tussen functies van een besturingssysteem en de onderdelen van de applicatiesoftwarelaag is dus vaag. Onder applicatiesoftware wordt verstaan de programmatuur die wordt gemaakt of aangeschaft om de specifieke functies uit te voeren waarvoor de computer is aangeschaft. Denk hierbij aan boekhoudprogramma's, tekstverwerkers, CRM-software, salarisadministratie en verkoopsystemen, maar ook aan webservers, printerdrivers en allerlei andere hulpprogramma's.



    Mechanische computers

    De geschiedenis van de computer begint met de geschiedenis van het rekenen. Vanouds hebben mensen hulpmiddelen ontwikkeld voor berekeningen die niet gemakkelijk uit het hoofd gemaakt konden worden, zoals de kerfstok en het telraam (abacus). Toen de behoefte aan berekeningen steeds complexer werd ontwikkelde men tabellen met hulpgegevens (bijvoorbeeld logaritmetabellen als hulp bij het vermenigvuldigen). Ook de rekenliniaal was een uitvinding om het rekenen makkelijk te maken.

    Als er zeer veel gerekend moest worden werden veel mensen ingezet. Deze zaal met rekenaars werd dan ook aangeduid met het woord computer. In het Verenigd Koninkrijk waren naar aanleiding van de koloniale scheepvaart veel centra met menselijke computers ontstaan. Deze maakten tabellen die voor navigatie konden worden gebruikt. Ook in andere gebieden vonden deze tabellen gretig aftrek, zoals de astronomie.

    Charles Babbage, een wiskundige, vroeg zich af of de tabellen niet machinaal gegenereerd konden worden. Hiervoor bedacht hij in 1822 de "differentiemachine" (differential engine): een concept voor een machine die tabellen van veeltermen kon uitschrijven. De machine werkte mechanisch en de tandwieltechniek was nog niet geavanceerd genoeg om tot een goed resultaat te komen. Verder veranderde Babbage steeds het ontwerp van de machine.

    Aldus kwam hij in 1833 met de "analytische machine" (analytical engine). Deze machine zou met invoer vanaf ponskaarten wiskundige bewerkingen kunnen uitvoeren. Deze machine wordt algemeen gezien als het concept van de computer, maar is nooit gebouwd.

    Wel zijn er (nog tot in de tweede helft van de twintigste eeuw) vele mechanische rekenmachines gebouwd en gebruikt. Een van de eerste ontwerpen (1645) was van de hand van Blaise Pascal. Omdat deze machines niet programmeerbaar waren, noemt men ze in het algemeen geen computer.

    Pas in 1938 bouwde de Duitse fysicus Konrad Zuse de eerste computer, de Z1. Ook Zuses machine werkte nog mechanisch, maar Zuse had het zichzelf een stuk eenvoudiger gemaakt door van het binaire stelsel gebruik te maken. Enkele jaren later bouwde Zuse de eerste volledig functionele elektromechanische computer, de Z3.

    Elektronische computers

    Door de Tweede Wereldoorlog kreeg de ontwikkeling van computers een snelle vlucht. In het Verenigd Koninkrijk werd van de Colossus gebruikgemaakt om Duitse geheime codes te kraken, onder andere die van de Enigma-codeermachine. De Colossus was de eerste elektronische computer, gebruikmakend van elektronenbuizen. De eerste computer in de VS was de ENIAC, die enkele klaslokalen in beslag nam. De eerste computer in Nederland was de ARRA bij het Mathematisch Centrum. De eerste computer in een commerciële omgeving was de Miracle, een Ferranti Mark I bij het Shell-laboratorium in Amsterdam. In de periode dat het permanente geheugen (de harde schijf) nog niet algemeen bestond, was het invoeren van gegevens of programma's in een computer vrij moeizaam. Dit gebeurde oorspronkelijk met schakelaartjes en ponsband, nog iets later met ponskaarten, en in een nog later stadium met magneetbanden.

    Vrouw gebruikt computer voor haar werk (1983)

    De computers in de jaren 1950-1980 waren vooral mainframes: zeer grote computers, waar honderden tot duizenden gebruikers gelijktijdig op konden werken. Vooral banken en verzekeringsmaatschappijen gebruikten zulke mainframes op grote schaal. De mainframe was verbonden met de gebruikers via een simpele applicatie op een bureaucomputer (vroeger ook wel via een zogenaamde domme terminal). De mainframe is met de komst van de kleine computers nog niet volledig uitgestorven en wordt nog steeds gebruikt door professionele instellingen. De bekendste bouwer van mainframes is IBM.

    Miniaturisatie

    Met de enorme ontwikkeling van de elektronica en de halfgeleiders, toegepast in transistoren, kon de computer veel kleiner en sneller worden. Later werden de transistors geïntegreerd in een geïntegreerde schakeling. De microprocessor is zo'n geïntegreerde schakeling. Hoewel microprocessor-gebaseerde computers zoals de Commodore PET (Personal Electronic Transactor) en de Apple II al vanaf het midden van de jaren zeventig opgang deden, was de IBM PC uit 1981 het eerste systeem dat expliciet met de naam personal computer op de markt werd gebracht. De pc werd steeds goedkoper en gemakkelijker te gebruiken waardoor steeds meer bedrijven en huisgezinnen er een kochten. De ontwikkelingen gaan voort, zakenmensen gebruiken veelal een laptop om met hun computer op stap te gaan. De steeds verdere miniaturisering leidde ertoe dat de kleine personal digital assistant (pda) met steeds meer mogelijkheden in beeld kwam. Ook veel apparaten zoals wasmachines, auto's, digitale camera's en dergelijke bevatten tegenwoordig een computer om allerlei zaken te regelen, deze worden dan meestal een ingebed systeem of - in het Engels - embedded system genoemd.

    Computertoepassingen

    Tegenwoordig worden computers op het werk veelal aangesloten op een computernetwerk, waarbij verschillende gebruikers met een eigen pc gebruikmaken van software en data die op een centrale opslagplaats (server) zijn opgeslagen. Voor het ophalen van bestanden van internet wordt meestal een breedbandverbinding gebruikt en in een heel enkel geval nog een modeminbelverbinding. Breedbandverbindingen zijn naast goedkoper ook vele malen sneller dan inbelverbindingen. Een voorbeeld van een breedbandverbinding is: computernetwerk, een router, die is gekoppeld aan een breedbandinternetverbinding zoals DSL, kabel, E1, T1 of glasvezel. In het geval van een groot computernetwerk wordt vaak gebruikgemaakt van een proxyserver om de gegevens van het internet te "filteren".

    Een toepassing van computers die nog sterk in opkomst is, is die van de kunstmatige intelligentie, welke toegepast wordt in onder andere computerspellen en de robotica.

    Thuis worden computers veel gebruikt om computerspellen te spelen, informatie via internet op te zoeken en voor communicatie door middel van e-mail, chatten en internetforums. Ook telefoneren via het internet is tegenwoordig in opkomst. Een veelgebruikte applicatie hiervoor is Skype. De huidige generatie computers is ook uitstekend te gebruiken om digitale foto- en videobestanden te bewerken. Veel mensen gebruiken de computer ook voor correspondentie, hun administratie of als mediacenter voor het afspelen van muziek of bekijken van foto's.

    In het onderwijs wordt de computer gebruikt voor het opzoeken van informatie en tekstverwerking voor het maken van huiswerk zoals werkstukken en verslagen. Steeds meer studenten gebruiken een laptop

    19-10-2017 om 11:28 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ergonomie is de wetenschappelijke studie van de mens in relatie tot zijn omgeving. Dit kan een product, ruimte of werkplek zijn. Ergonomie zit vervat in ons dagelijks leven, maar is vooral bekend in arbeidssituaties. Het is afgeleid van de Griekse woorden ‘ergon’ (werk) en ‘nomos’ (wet) en moet ervoor zorgen dat de veiligheid en gezondheid van de werknemers verzekerd wordt. Bij het ontwerpen van consumentengoederen en interieurs speelt vooral comfort en het doeltreffend functioneren een rol.

    Voorbeelden

    Fysieke ergonomie

    Auto’s, huizen, tafels en stoelen,… heel de wereld is op maat van de (gemiddelde) mens gebouwd. Deuren vereisen niet te veel kracht om geopend te worden, winkelkarren verlichten het dragen van boodschappen, een lange borstelsteel maakt (voor mensen van gemiddelde lengte) bukken overbodig en fietsen hebben verschillende maten zodat extreme houdingen vermeden worden. In arbeidssituaties wordt vooral aandacht besteed aan een correct zitgedrag achter de pc, het heffen en tillen of trekken en duwen van lasten, aangepaste handgereedschappen om afwijkende handposities te vermijden.

    Cognitieve ergonomie

    Informatie zoals de uren van bussen moet men het liefst snel kunnen vinden, lezen en begrijpen. Een optimale lees- en begrijpbaarheid is van toepassing in alle geschreven tekst. Technologische producten zoals een gsm krijgen steeds meer functies die dan in een menustructuur te vinden zijn. Belangrijk is dan ook dat gebruikers deze mogelijkheden kennen, begrijpen en eenvoudig kunnen gebruiken zonder te veel hulp van de handleiding. Op het werk moet eentonig werk vermeden worden, maar te veel informatie tegelijk controleren zal ook tot overbelasting leiden. De mens zal moeten ingrijpen wanneer een computergestuurd proces fout loopt. Door de evolutie wordt de technologie steeds ingewikkelder, terwijl de mens minder moet ingrijpen, waardoor hij echter ook minder getraind is.

    Organisatie-ergonomie

    Een keuken is zo ingericht dat koken en afwassen vlot kunnen verlopen en de loopafstanden beperkt blijven. In arbeidssituaties is de achterliggende gedachte een goede werksfeer te creëren die zorgt voor tevreden en productieve mensen. Ook het betrekken van de werknemers bij het ontwerpen of aanpassen van een nieuwe werkpost resulteert in betere oplossingen. Een juiste afwisseling van shiften bij ploegenarbeid heeft ook invloed op het sociale leven en welbevinden van de werknemers.

    Geschiedenis

    In 1857 gebruikte Jastrzebowski als eerste de term ergonomie in zijn boek over de wetenschap van het werken. De ontwikkeling van het vakgebied gebeurde in twee golven. Tijdens de Industriële Revolutie is er de opkomst van de massaproductie. Men ontwerpt niet meer voor een individuele klant, maar iedereen moet het product kunnen gebruiken. Zo groeit de aandacht voor de fysieke ergonomie en meer bepaald de antropometrie, de leer van de menselijke lichaamsafmetingen. Nog belangrijker is de organisatie ergonomie. Onder invloed van het Taylorisme wordt gestreefd naar een meer efficiënte organisatie van het werk met als doel de productiviteit op te drijven. Dit is nu nog steeds terug te vinden in de definitie van ergonomie.

    Een tweede boost komt na de Tweede Wereldoorlog. In de militaire luchtvaart trachtte men te analyseren en te begrijpen waarom bepaalde ongevallen gebeurden om die kennis vervolgens toe te passen in het ontwerpproces en bij het selecteren en opleiden van personeel. Uit deze studies bleek dat bedieningsfouten vaak te wijten zijn aan het niet aangepast zijn van de machine aan de mens. Zo ontwikkelde de cognitieve ergonomie zich vooral in de Angelsaksische landen en dit leidde tot de term "human factors". Toepassing van ergonomische kennis bij het ontwerpen van een systeem, moet dit soort ongevallen ten gevolge van het verkeerd inschatten, begrijpen of interpreteren van de situatie tegengaan. Inmiddels klassieke voorbeelden van ongevallen waarin Human Factors een belangrijke rol speelden zijn het kapseizen van de Herald of Free Enterprise en het ontploffen van de Spaceshuttle Challenger.

    Buiten de ontwerpwereld speelt ergonomie sinds enkele decennia ook een rol in de preventiewereld. De Europese kaderrichtlijn over de veiligheid en gezondheid op het werk creëert immers een wettelijk draagvlak voor ergonomie. In de eerste plaats gaat de aandacht uit naar het voorkomen van overbelastingsletsels ten gevolge van de werkomstandigheden. De oplossingen hiervoor kunnen liggen bij de organisatie van het werk, het technisch ontwerp van de werkpost of de opleiding van het personeel.

    Praktijk

    Ergonomie is een multidisciplinaire opleiding. Zowel technische en economische als psychologische en arbeids-organisatorische aspecten bepalen de deskundigheid van de ergonoom mee.

    In België voorziet de Welzijnswet een specifiek domein voor ergonomie. Ergonomen zijn zo vooral werkzaam in een preventiedienst. Deze wordt intern in het bedrijf georganiseerd en uitbesteed aan een externe dienst. Voor een preventieadviseur ergonomie in een Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk gelden strikte regels. Zo is momenteel een universitaire opleiding, 5 jaar ervaring, een multidisciplinaire basisvorming en een specialisatiemodule ergonomie vereist. Ergonomie studeren kan aan de Hogeschool-Universiteit Brussel of aan de interuniversitaire opleiding in Wallonië.

    In Nederland vindt de ergonoom zijn weerslag in verschillende wet- en regelgeving. Er is de Arbeidsomstandighedenwet waarin bij wijze van kaderwetgeving diverse Europese richtlijnen zijn verwerkt. Voor ergonomische vraagstukken wordt veelal beroep gedaan op ergonomische adviesbureaus of consulenten. Ook is de ergonomie veel meer ontwikkeld op het domein van Industrieel Ontwerpen vergeleken met België. Onderzoek vindt veelal plaats via bijvoorbeeld de TU Delft en de TU Eindhoven

    19-10-2017 om 11:22 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weblog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Weblog

    Een weblog of blog is een persoonlijk dagboek op een website dat regelmatig, soms meermalen per dag, wordt bijgehouden. Meestal gaat het om teksten die in omgekeerd chronologische volgorde verschijnen. De auteur, ook blogger genoemd, biedt in feite een logboek van informatie die hij wil meedelen aan zijn publiek, de bezoekers van zijn weblog. Meestal gaat het om tekst, maar soms ook foto's (een fotoblog), video (vlog) of audio (podcast). Weblogs bieden hun lezers vaak de mogelijkheid om – al dan niet anoniem – reacties onder de berichten te plaatsen of een reactie via een Trackback-mechanisme achter te laten.

    Het is het persoonlijke of juist het gespecialiseerde karakter dat weblogs interessant maakt voor bezoekers.

    Sinds eind 2006 is microbloggen populair, een combinatie van bloggen en instant messaging. De bekendste site hiervoor is Twitter.


    Geschiedenis

    Het concept van een weblog of een groepsweblog ontstond op natuurlijke wijze uit de 'online dagboeken' die mensen vanaf 1994, na de uitvinding van het HTTP-protocol (http), begonnen bij te houden. Jorn Barger is de bedenker van het woord 'weblog' op 17 december 1997. Het ging indertijd immers om het 'loggen van wat er op het web gevonden werd'. Het woord 'blog' werd bedacht door Peter Merholz, die bij wijze van grap het woord weblog schreef als we blog in de zijbalk van zijn Engelstalig weblog peterme.com rond mei 1999. In augustus 1999 werd het bedrijf Blogger opgericht, met de site www.blogger.com. Omdat Blogger als een van de pioniers de term 'to blog' publiek uitdroeg, spreken de meeste Amerikanen nu van 'blogs' in plaats van weblogs.

    Het voor zover bekend eerste Nederlandstalige weblog, Daily Wacko, begon op 1 december 1997. Het betrof hier aanvankelijk een parodienieuwsbrief op de dagelijkse e-mail-nieuwsbrief Daily Planet, welke door internet-journalist Francisco van Jole voor internetprovider Planet Internet werd gepubliceerd. De karikatuur Daily Wacko groeide later uit tot een meer op zich op zichzelf staand weblog. In het boek Bloghelden van auteur Frank Meeuwsen staat beschreven dat onder pioniers van het Nederlandse webloggen het weblog Alt0169.com als eerste weblog van Nederland wordt beschouwd. Dit uit de websites Het Dagelijkse Nieuws (Jeroen Bosch) en Pjoe.net (Joep Vermaat) samengesmolten weblog zou het meeste invloed hebben gehad op de Nederlandse blogosfeer.

    Een van de eerste groepsweblogs was Camworld. Jesse James Garrett, een editor van Infosift, begon eind 1998 met het bijhouden van een lijst van interessante sites die hij bezocht. De lijst met URL's verstuurde hij naar Cameron Barrett, die de lijst publiceerde op de site Camworld. Meer personen begonnen met het insturen van interessante links.

    Vast publiek

    Veel weblogs trekken na verloop van tijd een vast publiek, – uiteenlopend van enkele tientallen tot duizenden bezoekers per dag – dat regelmatig komt kijken of er nieuws is verschenen. Bovendien lezen webloggers zelf vaak veel andere – wereldwijd verspreide – weblogs, waardoor nieuws zich via dit medium erg snel verspreidt. Zo speelden weblogs een belangrijke rol in de periode dat de aanslag op de Twin Towers in New York gepleegd werd. Terwijl traditionele nieuwssites door de ongekende belangstelling al snel onbereikbaar raakten, deden webloggers verslag van de gebeurtenissen, die bij sommigen vrijwel onder hun ogen plaatsvonden.

    Bekende personen

    In de media neemt webloggen een steeds grotere plaats in. Bekende bloggers zijn bijvoorbeeld presentatoren of cabaretiers, maar ook politici houden weblogs bij die druk bezocht worden en waarvan de inhoud regelmatig de media haalt.

    Het weblog van de Cubaanse blogger Yoani Sánchez wordt vertaald in vele talen, waaronder het Nederlands. Zij ontving voor haar blogs de Prins Claus Prijs.

    Software

    De meeste webloggers maken voor het bijhouden van hun log gebruik van gratis online diensten, waarvan Blogger het populairst is. Hun grootste concurrent is WordPress. Blogger en WordPress zijn internationaal georiënteerd, in Nederland was er voor het Nederlandse taalgebied een organisatie die web-log heet en die dezelfde diensten aanbiedt. Deze organisatie werd (samen met de blogs van de Volkskrant) later overgenomen door Sanoma, maar de migratie verliep niet geheel vlekkeloos[4] en het nieuw ontstane weblog.nl (zonder streepje) is in 2013 gestopt. Ook punt.nl timmert in Nederland aan de weg en steeds meer organisaties bieden de mogelijkheid tot webloggen aan zoals vrouw.nl, en blogse.nl.

    In België is de bekendste aanbieder Skynetblogs van Skynet (Belgacom).

    Via deze sites kunnen gebruikers die geen ervaring hebben met het maken van webpagina’s op een gemakkelijke manier via een webinterface hun artikelen plaatsen. Naarmate zulke gebruikers meer ervaren raken, kiezen ze vervolgens vaak alsnog voor een geheel zelfgemaakte weblog. Zij ruilen hun gratis host in voor een eigen HTML-site met daarin een zelfgemaakte weblog.

    Webloggers met meer ervaring gebruiken daarentegen over het algemeen speciaal daarvoor ontwikkelde software zoals WordPress (dat naast een eigen dienst dus ook losse software aanbiedt), MovableType, Pivot of Drupal. Met deze software, die op een eigen serverruimte dient te worden geïnstalleerd, kan men zijn weblog geheel naar eigen inzicht vormgeven. Het merendeel van deze software is gratis.

    Techniek


    Trackback

    Wanneer een blog reageert op of verwijst naar een item uit een andere blog, en beide bloggers ondersteunen een trackback, dan wordt de originele blogger door middel van een "trackback ping" hiervan op de hoogte gebracht. Onderaan het originele blogartikel wordt dan naar deze andere blogs doorverwezen.

    Permalink


    Een permalink is een permanente link naar een blogartikel. Aangezien de artikelen gesorteerd worden naar datum, kan het zijn dat een nieuwsfeit op een bepaald moment op de hoofdpagina staat, maar een maand later daar niet meer terug te vinden is. Een permalink verandert niet.

    19-10-2017 om 11:18 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Google Ads
    Klik op de afbeelding om de link te volgen AdWords is een belangrijk onderdeel van zoekgigant Google Inc. Het laat bedrijven toe reclame te maken op de Google-websites, alsook op websites die gebruikmaken van Google AdSense. Het zijn advertenties gebaseerd op zoekwoorden gedefinieerd door de adverteerder. Als er op één van deze zoekwoorden wordt gezocht, wordt de advertentie naast of boven de zoekresultaten weergegeven. Het is de grootste bron van inkomsten voor Google Inc. (66 miljard dollar in 2015).
    Zonder dit zou uw zoekmachine niet meer bestaanExclamation



    CPC

    Adwords maakt gebruik van het cost-per-clicksysteem (CPC). Dit houdt in dat de adverteerder pas hoeft te betalen voor zijn advertentie als er op zijn advertentie wordt geklikt.

    Als adverteerder kun je zelf bepalen wat het maximumbedrag is dat je wilt betalen per aangeklikte advertentie. Als er meerdere adverteerders zijn voor hetzelfde zoekwoord worden de advertenties bovenaan geplaatst die het meest relevant zijn en het hoogte bedrag bieden per klik.

    Op basis van je zoekwoorden kan Google een schatting maken van wat de adverteerder moet betalen per klik.

    Een minimumbudget is er niet, de adverteerder kan wel een maximumbudget instellen (bijvoorbeeld € 10,- per dag met een maximum van € 0,10 per klik). Als je boven dit budget gaat, wordt de advertentie automatisch niet meer vertoond.

    Veiling

    De kosten voor een klik worden bepaald aan de hand van een veiling. Zodra iemand een zoekopdracht uitvoert in Google wordt er een veiling op de achtergrond uitgevoerd tussen de advertenties waarbij de bijbehorende zoekwoorden overeenkomen met de zoekopdracht.

    Van alle advertenties die geschikt zijn wordt de advertentiepositie bepaald door middel van de kwaliteitsscore en het bod. De advertentie met het hoogste bod hoeft niet per se ook de hoogste positie te krijgen. De kwaliteitsscore wordt berekend op grond van hoe relevant de tekstadvertentie voor de zoekopdracht is, hoeveel mensen op de advertentie klikken en hoe de beleving is van de 'zoekende' op de landingspagina na het klikken op de advertentie.

    Doelgerichtheid

    De adverteerder kan zelf kiezen welke zoekwoorden aan zijn advertentie worden gelinkt, hierdoor wordt de advertentie enkel getoond aan mensen die interesse hebben in het onderwerp. Verder zijn er nog twee soorten doelgerichtheid waarmee een adverteerder zijn advertentie nog specifieker kan aanbieden:

    • Regionale doelgerichtheid: het is mogelijk om aan te duiden dat enkel mensen die in de buurt van de regio, of een zelf gekozen plaats, zoeken of wonen de advertentie te zien krijgen. Dit gebeurt door het analyseren van de zoekopdracht (bijvoorbeeld “pizzeria Antwerpen”) of aan de hand van het IP-adres. • Aangepaste doelgerichtheid: een adverteerder bepaalt hier zelf de straal, of bakent zelf de grenzen af van het gebied waarin de advertentie moet worden weergegeven.


    Google Click-to-Call

    Google Click-to-Call was een service gehost door Google waarmee gebruikers adverteerders konden bellen. Gebruikers voerden hun telefoonnummer in en Google belde terug en verbond ze met een adverteerder. Dit is stopgezet in 2007.[1]

    Technologie

    AdWords maakte oorspronkelijk gebruik van een MySQL database. Nadat het systeem in gebruik werd genomen werd er overgeschakeld op het commerciële Oracle. Omdat de code vertaald moest worden van de ene taal naar de andere werd het systeem trager. Dit heeft ervoor gezorgd dat er nu weer gebruik wordt gemaakt van MySQL.

    Fraude

    Het Google AdWords-systeem heeft te maken gehad met fraude.

    Doordat het pay-per-clicksysteem wordt gebruikt, is het mogelijk om klikfraude te plegen. Een kwaadwillende gebruiker kan een script schrijven om op een bepaalde advertentie vele malen te klikken, waardoor de kosten kunnen oplopen voor de adverteerder of het maximumbudget van de adverteerder bereikt wordt waardoor de advertentie niet meer getoond wordt. Als de advertentie niet meer getoond wordt kan de concurrentie daar baat bij hebben.

    Een tweede vorm van fraude bestond erin dat een bedrijf de naam van een ander bedrijf als zoekterm voor zijn advertentie opgaf. Als dit gebeurde werd er een advertentie van de concurrentie getoond als een gebruiker van de zoekmachine zocht op de naam van dat bedrijf.

    Aan dit laatste heeft Google Inc. een mouw gepast; adverteerders zijn beperkt tot het gebruiken van andere handelsmerken voor hun advertenties als deze handelsmerken niet geregistreerd staan bij het Legal Support-team van Googles adverteerders. Vermeldenswaardig in deze context is de uitspraak van 23 maart 2010 in de LVMH/Google case voor het Europees Hof van Justitie. LVMH ijverde ervoor dat niet-merkhouders de termen Louis Vuitton, Vuitton, en dergelijke niet meer konden invoeren in het Google AdWords programma. Het Europees Hof heeft deze argumentatie echter verworpen.[2]

    Op 8 juli 2010 sprak het Hof van Justitie zich nogmaals uit over het gebruik van andermans merken in “GoogleAds”. Het Hof bevestigt zijn vroegere rechtspraak en verduidelijkt daarenboven de invulling van het concept “gegronde reden” in het kader van de communautaire uitputting. Dit laatste houdt in dat men zich behoudens “gegronde reden” niet kan beroepen op de bescherming van diens merk in advertenties.[3]

    19-10-2017 om 11:12 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sillicon Valley
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Silicon Valley is een veelgebruikte benaming voor de zuidkant van de Baai van San FranciscoExclamation in de Amerikaanse staat Californië. In die regio zijn veel technologiebedrijven gevestigd, inclusief enkele van de grootste ter wereld. Oorspronkelijk verwees de term naar de grote hoeveelheid bedrijven die bezig waren met de productie en innovatie van siliciumchips, maar nu slaat de term op alle hightech bedrijven in het gebied.

    Hoewel er veel verschillende centra voor hightech industrie ontsproten zijn in de Verenigde Staten, blijft Silicon Valley het centrum voor hightech innovatie. In totaal heeft één derde van investeringen van venture capital betrekking op Silicon Valley. Enkele bekende bedrijven die hun hoofdkwartier in het gebied hebben zijn Apple, Hewlett-Packard, Intel, IBM, Sun Microsystems, eBay, Google Inc., AMD, Facebook en McAfee.

    Silicon Valley en haar directe omgeving telt een groot aantal universiteiten. Het is een populair gebied voor hoog-opgeleide technici uit de hele wereld om te werken.

    Geografisch bestaat het gebied grofweg uit de steden San Jose, Santa Clara, Milpitas, Mountain View, Sunnyvale, Los Gatos, Palo Alto, Fremont en Saratoga. San Jose claimt het predicaat "hoofdstad van Silicon Valley". Het gebied is te bereiken per vliegtuig via de luchthavens van San Jose en San Francisco. De iconische U.S. Route 101 doorkruist Silicon Valley.

    "Silicon Valley" is een gevleugelde uitdrukking geworden voor andere plaatsen ter wereld die bekendstaan om hun concentratie van hoogtechnologische industrie, zoals Bangalore (het "Indiase Silicon Valley"), Flanders Language Valley (het "Vlaamse Silicon Valley") en Sophia Antipolis bij Valbonne, het Zuid-Franse Telecom Valley.

    Bedrijven

    Onder andere de volgende bedrijven hebben hun hoofdkantoor in Silicon Valley:

    19-10-2017 om 11:08 geschreven door PaulEmile Vantielcke  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 05/03-11/03 2018
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs