Het volgende verhaal is een oud verhaal, dat je eigenlijk moet vertellen in het donker, rond het kampvuur, of helemaal alleen in het donker. Griezelen geblazen. Veel leesplezier.
Heel lang geleden leefde er een graaf en gravin, samen met hun 3 knechten in een kasteel, ergens ver weg van hier. De graaf en gravin hadden nog geen kinderen of erfgenamen, en de knechten wisten dat ze bij het overlijden van hun meester en meesteres, alles zouden erven.
Op een dag lieten de graaf en gravin hun knechten bij hen komen en vertelden ze dat ze weldra op reis zouden vertrekken, voor belangrijke zaken. De knechten moesten ervoor zorgen dat alles tegen de volgende ochtend gepakt was en de mooiste koets met de beste paarden ingespannen werd. Maar de knechten hadden een snood plan bedacht. Ze zouden bij het inspannen van de paarden, enkele nagels verbergen onder het zadel van de paarden. Daardoor zouden ze op hol slaan als de koetsier hard aan de teugels zou trekken. De koets zou van de weg geraken en te pletter slaan in het ravijn, enkele meters verder.
De volgende ochtend werd de koets geladen, de paarden ingespannen en de nagels stiekem onder de zadels gelegd. De graaf en gravin stapten in de koets en bedankten hun knechten. Ze zeiden dat ze ze zouden belonen van zodra ze weer in het land waren. Daarop gaf de koetsier het sein voor de paarden om te vertrekken en de koets kwam stilletjes aan in beweging. Toen de koetsier het tempo wou opdrijven en hard "tsa" riep terwijl hij een kort rukje aan de teugels gaf, drongen de nagels door het vel van de dieren, waarop deze op hol sloegen. De koetsier kon de paarden niet meer laten stoppen en de koets raakte van de weg. De graaf werd bedolven onder de koets en stierf, maar de gravin kon nog net uit de koets springen. Hierbij werd haar rechterhand echter geplet onder één van de wielen. Doordat dit hand zodanig beschadigd was, moets het afgezet worden.
Maar de gravin wou niet zonder rechterhand leven. Daarom vroeg ze aan de plaatselijke goudsmid om een hand voor haar te maken in echt goud, bezet met diamanten, robijnen en saffieren. Haar hand kostte echter zoveel dat bijna haar hele fortuin eraan op ging. De gravin was tevreden met het resultaat. De knechten hadden het echter liever anders gezien. Hun hele erfenis was verdwenen door dit stomme hand en ze zouden het zo snel mogelijk opnieuw willen afnemen om zo alsnog aan hun centen te geraken en een rijkelijk leven te kunnen leiden.
Die avond namen ze wat gif en mengde dit onder het eten van de gravin. De gravin at nietsvermoedend het eten op en even later viel ze dood neer. Daarop kwamen de bedienden onmiddellijk in actie. Ze namen de gravin, legde haar op haar bed en lieten de dokter komen. Die kon enkel bevestigen dat de gravin overleden was. De bedienden legde de gravin in een kist, namen haar hand, en begroeven haar naast haar man.
Tevreden dat ze eindelijk het fortuin hadden dat ze altijd al gewild hadden, begonnen ze de inboedel van het kasteel te verdelen. Maar toen ze het niet eens werden over wie wat zou krijgen, besloten ze om samen in het kasteel te blijven wonen. Ze zouden alles gezamelijk delen. De oudste knecht mocht in de kamer van de gravin slapen, terwijl de andere bedienden de kamers ernaast namen.
In het midden van de nacht werd de oudste knecht echter gewekt in zijn slaap. Het was net alsof er iemand aan de hendel van zijn deur aan het trekken was. Versuft stapte hij uit bed om na te gaan wie er hem uit zijn slaap wakker gemaakt had. Toen hij richting de deur liep hoorde hij in de verte: "Waar is mijn hand, waar is mijn hand?" "Als dit één van de andere knechten is, dan zal ik hem wel hebben", zei de oudste bediende, en hij rukte de deur open. Maar tot zijn grote verbazing was er niemand in de gang aan te treffen. Daarop controleerde hij de kamers van de andere bediendes, maar deze lagen gewoon te slapen. Daarop dacht de oudste bediende dat hij het zich wel ingebeeld zal hebben en kroop opnieuw in bed.
Toen hij de volgende ochtend wakker werd, vertelde hij aan zijn kompanen wat hij meegemaakt had. De middelste bediende zei dat het wel een droom geweest was en dat er niets was om bang van te zijn. Als bewijs daarvan zou hij de volgende nacht in de kamer van de gravin doorbrengen.
De avond viel en de middelste bediende nam zijn intrek in de kamer van de gravin en viel onmiddellijk in een diepe slaap. Om klokslag twaalf uur werd hij echter ook gewekt door gerammel aan de deur van de kamer. Hij sprong uit bed en dacht dat hij die grappenmaker wel eens snel een lesje zou leren. Toen hij de deur met een ruk open trok was er echter niemand te zien in de gang. Hij controleerde ook de kamers van zijn companen, maar die lagen vast te slapen. Toen de bediende opnieuw in de kamer van de gravin hoorde hij ook een zacht gefluister. Het was een stem die zei: "Waar is mijn hand, waar is mijn hand?" "Hou op met deze grap. Het is niet leuk. Ga gewoon slapen", zei de middelste bediende. Daarop werd het stil en de bediende kroop opnieuw in bed en sliep tot de volgende ochtend.
Toen hij wakker werd vertelde hij aan de andere bedienden wat hij meegemaakt had. Maar de jongste bediende was niet overtuigd en zei dat de anderen het zich vast ingebeeld hadden. Hij zou daar niet intrappen en zou zeker de grapjas te pakken nemen de volgende nacht. En om zeker te zijn dat het niemand van de andere twee bedienden kon zijn, moesten ze samen met hem overnachten in de kamer van de gravin. Bij het vallen van de avond kropen ze alle drie in bed en vielen in slaap.
Rond middernacht werden de bedienden echter opnieuw gewekt door gerammel aan de hendels van de deuren. De jongste bediende sprong uit bed en rukte de deur open, maar er was opnieuw niemand te zien in de gang. "Heel raar", dacht de bediende, en hij sloot de deur opnieuw. Toen hoorde hij ook in de verte, "waar is mijn hand, waar is mijn hand". Het was eerst een zacht gefluister, maar het werd steeds luider en luider. Samen met de twee andere bedienden gingen ze op zoek naar waar het geluid vandaan kwam. Het leek wel uit de kast te komen die in de kamer stond.
Hoe dichter ze bij de kast kwamen, hoe luider het steeds klonk: "waar is mijn hand, waar is mijn hand?" Het kon niet anders of het geluid kwam zeker en vast van uit de kast. Voorzichtig nam de jongste bediende de hendel van de kast vast en trok de deur open. Daarop sprong het spook van de gravin uit de kast en riep: "Hier is mijn hand!"
De drie bedienden waren zo geschrokken dat ze ter plaatse dood neer vielen. Je vraagt je vast af wat er nadien met het kasteel gebeurde. Wel, sindsdien staat het kasteel te vergaan. Men zegt dat je er 's nachts nog steeds de gravin kunt horen, die op zoek gaat naar haar hand.
Heel lang geleden was er een mannetje met de naam Janneke Tietentater. Hij was zo arm dat hij samen met zijn vrouw onder een grote, gele mosterpot moest wonen. En omdat ze geen geld hadden om eten te kopen, moest Janneke van zijn vrouw elke dag naar de zee gaan om vis te vangen voor het avondeten. De zee lag ver van hun mosterpot en elke dag moest Janneke dan ook 2 uur stappen voor hij er was. Maar Janneke trok zich dit niet aan. Hij wou er immers alles aan doen om zijn vrouwtje gelukkig te maken.
Zo gebeurde het dat hij op een dag opnieuw aan het vissen was en een mooi goudvisje aan zijn hengel vond. Maar dit goudvisje was wel heel speciaal. Het leek wel echt van goud. Van zijn schubben kwam een schitterende gouden glans, en zijn vinnen leken wel zijden sjaaltjes die door de wind zachtjes héén en weer waaiden. Toen Janneke een beetje bekomen was van de pracht van het goudvisje wou hij het losmaken van zijn haak, om mee te nemen naar huis. Hij zou het niet doden, maar in een mooie visbokaal zetten zodat iedereen kon meegenieten van dit mooie visje. Alle buren zouden zijn vangst komen bekijken en eindelijk zou hij vrienden maken.
Maar tot zijn grote verbazing sprak het visje plotsklap. "Och Janneke, neem me niet mee naar huis maar gooi me terug in de grote oceaan. Het is mijn thuis. In een visbokaal zou ik me zo éénzaam voelen. Mijn schubben die nu zo blinken, zouden al snel geen glans meer hebben en mijn mooie vinnen zouden niet meer mee kunnen wiegen op de golven van de zee. Bovendien zal ik je belonen met alles wat je maar wil, als je me maar terug gooit in de zee."
Janneke was zo onder de indruk van het visje, dat hij het zonder aarzelen opnieuw het water in wierp. Zo snel zijn benen hem konden dragen, spoedde Janneke zich naar huis om het wonderbaarlijke verhaal aan zijn vrouwtje te vertellen. Ze zou er alvast even erg van opkijken als hij gedaan had. Toen hij de mosterpot bereikt had vertelde hij over zijn vangst van vandaag. Maar zijn vrouwtje was niet zo onder de indruk als hij gedacht had. Ze was het zo beu om altijd maar arm te zijn en onder een mosterdpot te moeten leven, in plaats van een mooi huisje, zoals de andere mensen. "Dom Janneke", zei zijn vrouwtje, "keer als de bliksem terug naar zee en roep het visje op. Vraag hem om ons een mooi huis te schenken zodat we eindelijk hier weg kunnen en niet langer meer onder deze mosterdpot moeten leven."
Janneke, die zijn vrouwtje niets kon weigeren, keerde terug naar het strand en riep: "Visje, visje in het water, hier is Janneke Tietentater!" Enkele ogenblikken later stak het goudvisje zijn kopje boven water en sprak: "Wat kan ik voor je doen Janneke, mijn manneke?" Mijn vrouwtje, mijn Soozeke-Grilletje, die had zo graag haar willetje, sprak Janneke. "Wat is haar willetje dan?", vroeg het visje. "Ze zou zo graag in mooi huis wonen, zoals de rijke mensen een huis hebben.", zei Janneke. "Ga naar huis", zei het visje, "wat je wilt dat zal je vinden als je terug thuis bent."
Daarop keerde Janneke terug naar huis. Toen hij thuis kwam, zag hij dat het visje niet gelogen had. Op de plaats waar vroeger zijn mosterpot stond, daar stond nu een mooi groot huis. Hij had zelfs een oprit en een grote garage met daarin een mooie auto. Het huis was zo groot en prachtig, dat zelfs de burgemeester van hun dorp jaloers was. In de deuropening van het huis stond Janneke zijn vrouwtje hem op te wachten, glunderend van trots. Janneke was heel blij met het huis, maar toen hij binnen wou gaan zei zijn vrouwtje: "wij hebben nu wel een mooi huis, mooie oprit en mooie auto, maar we hebben geen meubelen. Wat zijn we nu met een huis zonder meubels. We kunnen toch niet op de grond zitten om te eten of te slapen. Keer terug naar de zee en vraag aan het visje mooie en dure meubelen, die passen in een huis van deze stand."
Zo gezegd, zo gedaan. De volgende dag trok Janneke opnieuw naar de zee en riep opnieuw: "Visje, visje in het water. Hier is Janneke Tietentater." Enkele ogeblikken later stak het goudvisje opnieuw zijn kopje boven water en vroeg: "Wat is er Janneke, mijn manneke?" "Ach", zei Janneke, "Mijn vrouwtje, mijn Soozeke-Grilletje, die had zo graag haar willetje." "Wat is haar willetje dan?", vroeg het visje. Janneke antwoordde: "We hebben nu wel een mooi huis, maar we hebben geen meubels. Mijn vrouwtje zou zo graag haar huis vol mooie en dure meubels willen zien. Ze had graag een mooi salon en een grote televisie. Ze had ook graag een slaapkamer in rose en afgewerkt met mooie ornamenten, want we kunnen toch niet op de grond eten of slapen." Opnieuw sprak het goudvisje: "Ga naar huis. Wat je wilt zal je vinden als je terug thuis bent."
Daarop keerde Janneke huiswaarts. Toen hij thuiskwam merkte hij dat het goudvisje niet gelogen had. Elke kamer van het enorme huis was gevuld met de allerduurste meubels. Janneke kon zijn ogen haast niet geloven. Hij zag zijn vrouwtje zitten in het dure, lederen salon en wou bij haar gaan zitten om van dit alles te genieten, maar zijn vrouwtje was nog steeds niet voldaan. Ze zei: "het is wel leuk dat we dure meubels hebben, maar we hebben geen geld. Zonder geld kunnen we niet leven zoals mensen van onze stand leven. Zonder geld kunnen we geen dure kledij kopen of rijkelijke etentjes geven voor de burgemeester en zijn vrienden. Zonder geld kunnen we ook geen benzine kopen voor de auto. Je moet terug gaan naar het visje en het visje om véél geld en goud vragen, zodat we rijkelijk kunnen leven tot het einde van onze dagen."
Aangezien Janneke zijn vrouwtje niets kon weigeren, keerde hij de volgende dag opnieuw naar het strand en riep: "Visje, visje in het water, hier is Janneke Tietentater!" Enkele ogeblikken erna stak het visje opnieuw zijn kopje boven water en vroeg: "Wat is er Janneke, mijn manneke?" "Ach", sprak Janneke, "mijn vrouwtje, mijn Soozeke-Grilletje, die had zo graag haar willetje." "Wat is haar willetje dan?" vroeg het visje. "We hebben nu wel een mooi huis en mooie meubels, maar zonder geld kunnen we dit huis niet onderhouden. Zonder geld kunnen we niet eten of drinken of kledij kopen. Daarom had mijn vrouwtje graag veel geld, zodat we nooit meer met zorgen moeten zitten." Het visje sprak opnieuw: "Ga naar huis. Wat je wilt dat zal je vinden als je thuis komt."
Toen Janneke thuis kwam, merkte hij dat het visje niet gelogen had. Elke kast en elke lade lag vol goud- en zilverstukken. Nu hadden ze zoveel geld dat ze konden kopen wat ze wouden. Elke dag aten ze het lekkerste eten en droegen ze de duurste kledij. Ook hadden ze knechten en meiden die hun elke dag op hun wenken bedienden. Ze reden vaak rond in hun mooie wagen en genoten beiden van het zalige leven dat ze leidden. Ze leidden een echt koningsleven, maar toch was het vrouwtje van Janneke nog niet echt gelukkig. Ze leefden nu wel als een koning en een koningin, maar de vrouw wou ook in het echt een koningin zijn. "Iedereen zou voor ons moeten buigen als we voorbij komen. Je moet terug gaan naar de zee en vragen aan het visje of hij ons koning en koningin kan maken."
Aangezien Janneke nog steeds zijn vrouwtje niet wou teleurstellen, keerde hij de dag nadien terug naar de zee en riep: "Visje, visje in het water, hier is Janneke Tietentater." Na enkele ogenblikken stak het visje zijn kop boven water en zei:"Wat is er Janneke, mijn manneke?" "Ach visje", zei Janneke, "mijn vrouwtje, mijn Soozeke-grilletje, had zou graag haar willetje." "Wat is haar willetje dan?", vroeg het visje. "We hebben nu wel een huis zo groot als een kasteel, we hebben hele dure meubelen en zo veel geld dat we nooit op kunnen maken. We worden op onze wenken bediend zoals een koning en een koningin, maar mijn vrouwtje zou o zo graag zelf een echte koningin willen zijn." "Ga naar huis", sprak het visje, "Wat je wilt, dat zal je vinden als je thuis komt." Daarop keerde Janneke terug naar huis. Toen hij thuis kwam was zijn huis veranderd in een heus kasteel. In de boven- en benedenzalen blonk en schitterde het zodanig dat Janneke zijn ogen er gingen van tranen. Het vrouwtje van Janneke zat in een gouden gewaad op haar troon en dronk uit een gouden beker, bezet met diamanten. Ze had vele knechten en meiden die hen slaafs gehoorzaamden en de allerrijksten van het land kwamen naar hun kasteel om voor hen te buigen en hen te overladen met de duurste geschenken. Maar nog was de vrouw niet tevreden.
"Aangezien we van het visje toch alles krijgen wat ons hartje wenst, zou ik graag nog één laatste verzoek willen doen.", zei het vrouwtje. "Morgen moet je terug keren naar de zee en aan het visje zeggen dat ik graag Ons Lieve-vrouwtje zou willen zijn en dat jij graag God zou willen zijn." En aangezien Janneke zijn vrouwtje niets kon weigeren trok hij de volgende dag opnieuw naar de zee.
Toen hij aan het strand was riep Janneke: "Visje, visje in het water. Hier is Janneke Tietentater." Enkele ogenblikken later stak het visje zijn kop boven water en zei: "Wat is er Janneke, mijn manneke?" "Ach", zei Janneke, "mijn vrouwtje zou zo graag Ons Lieve-Vrouwtje willen zijn en ik God." Hierdoor werd het visje zò boos. Hij zei met dreigende stem: "Je hebt alles wat je wilt. Ik heb je alles gegeven wat je vrouwtje en jij wilden hebben, en nog is het niet genoeg. God kan ik je niet maken en omdat je zo ondankbaar bent voor alles wat ik je gegeven heb, kruip je maar terug onder je mosterdpot!"
Daarna verdween het visje onder water en liet zich niet meer zien. Janneke keerde dan maar terug naar huis. Toen hij thuis kwam zag hij dat het visje zich aan zijn woord gehouden had, want het kasteel was weer een gewone mosterdpot geworden en hij en zijn vrouwtje hadden niet langer de luxe en de rijkdom die het visje hun geschonken had. Vanaf nu waren ze weer gewoon Soozeke-willetje en Janneke Tietentater, de armste mensen uit de buurt.