De Kronieken van Zilverlei
Inhoud blog
  • De Kronieken van Zilverlei: 1. (vervolg)
  • De Kronieken van Zilverlei: 1.
  • Inleiding op de Kronieken van Zilverlei
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    A Fantasy Story that Blows you of your Feet
    01-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kronieken van Zilverlei: 1. (vervolg)
    Nadat John aan Lucas gezworen had zijn boodschap over te leveren aan Istara, de elfenkoning, liet hij er geen gras over groeien. Hij liet Gwilith bij zich roepen, de halfelf die John en zijn familie eeuwige trouw zwoer toen ze hem onderdak en werk aanboden. Sindsdien is hij een zeer goede vriend van de familie, ook al wordt hij niet voor zijn diensten betaald.
    “Gwilith, ik stuur jou naar de elfen in het oosten om deze munt te geven. Ik doe dit omdat jij de enige bent die ik ken die de elfse taal onder de knie heeft. Ik weet dat het jouw volk niet is en dat ze zeer achterdochtig zullen doen als ze je zien maar de munt die ik je ga geven is voor de koning. Zeg dat je in naam van Tinùviel komt en toon de munt, normaal zullen ze er dan geen probleem van maken.”
    “Komt in orde, meester” zei Gwilith.
    John zei al lachend “Gwilith, vriend, je hoeft al jaren geen meester meer te zeggen, ik zal het niet blijven herhalen!” - “Doe dat dan niet, want ik sterf nog liever dan ermee te stoppen”

    Gwilith maakte zijn trekzak klaar en bond zijn wapens aan. Hij had die van zijn vader gekregen toen hij verbannen werd uit Bar Nimloth. Hij had er een traditie van gemaakt hen elke dag op te poetsen, hoewel hij wist dat wapens vervaardigd door elfen nooit mat werden. Het had een eerder sentimentele waarde voor hem. Ergens verlangde deze elf terug naar zijn bestaan in de verrijkende cultuur van de elfen. Maar door bij de mens te leven had hij echter iets veel belangrijkers geleerd, mensenkennis. Kunnen inschatten of iemand vriendelijk of vijandig gezind was was één van de dingen waar Gwilith het dankbaarst voor was.
    Hij stapte de herberg uit en kwam in één van de vele kleinere straatjes van Zilverlei terecht. Rustig wandelde hij de straat uit en keek om zich heen, zich eraan herinnerend dat hij nog proviand moest inslaan voor de reis. Hij vermoedde dat hij ongeveer een 3-tal weken onderweg zou zijn voor hij Lucas zou kunnen inlichten. Nadat hij zijn voorraad eten had ingeslagen, vooral droge koek die lang meegaat, vertrok hij. Gwilith ging voorbij de wachters aan de poort en merkte dat ze meer slapende waren dan waakzaam. Indien de geruchten die hij van John vernomen had correct waren, deed de stadswacht er beter aan meer wachten op te leiden in plaats van ze te laten luieren. De stad had dringend een nieuw en krachtig figuur nodig om de leiding te nemen. Hoofdmaarschalk Johan bracht er niet veel meer van terecht nu hij druk bezig was de troepen te verzamelen en deze in te lichten over de nieuwe situatie.
    Door het landschap trekkend bereidde Gwilith zich voor op de ontmoeting met Istara. Het zou geen makkelijke onderneming worden aangezien de woudelfen en de edelelfen niet echt goed overeenkomen. Dat was vooral te wijten aan hun uiteenlopende visie op bepaalde zaken. De Woudelfen stonden op de bloedzuiverheid, terwijl de Edelelfen wisten dat ze hun families met mensen moesten verderzetten omdat ze met uitsterven bedreigd werden. Aan de andere kant dacht hij dat hij wel aanvaard zou worden aangezien hij niet van zuivere bloede is en hij verbannen was geweest uit Bar Nimloth. En dan nog, hij was slechts op missie om de boodschap van Lucas over te brengen. Zolang hij volhield dat hij in naam van Lucas kwam zouden ze geen problemen maken.
    Hij probeerde de tijd te doden door liederen te zingen die hij geleerd had toen hij nog jonger was, vooral de liederen die zijn vader hem geleerd had.

        Verheven in de lucht
        tussen wolken van goud en zuivere moed
        die longen vullen met vreugde
        en ons laten wegdrijven
        in pure extase.
        Was dat nu de heerlijke drank
        of een prachtige vrouw
        mijn avond is goed
        en mijn tocht zal voorspoedig zijn

    Met dit heel speelse deuntje in zijn hoofd trok hij verder de dag door tot het te donker werd om verder te gaan. Gwilith maakte kamp en ontstak een vuur. Hier was dat nog geen probleem, maar eens hij het gebied van de uitkijkposten binnenkwam zou dat wel een probleem zijn. Bij zijn schrale maaltijd besefte hij plots dat hij geen drie weken onderweg ging zijn maar zeker vijf weken. De Demonen bewaken de zuidelijke doorgang en geen mens kan nog door deze doorgang. Gwilith kon zichzelf wel vervloeken dat hij er niet eerder aan had gedacht. Hij moest eerst naar Humbar, waar er geïnformeerd moest worden naar schepen die zouden vertrekken vanuit de Grote Haven. Via deze handelsroute kon hij de Demonen omzeilen en bij de elfen komen die van de mens gescheiden zijn door de Serpentzeeën. Er stond dus niets anders op dan zijn volledige plan te herwerken.
    De morgen brak aan en Gwilith was al vetrokken. Nadat hij zijn vuur had gedoofd, de as had begraven en al sporen had uitgewist was hij alweer op pad gegaan. Na een koele ochtend en een verfrissende bries die hem deed opleven brak het middaguur al aan. Gwilith besloot onderweg te eten en niet te dralen, hij was al genoeg tijd verloren door het de dag ervoor zijn tijd te nemen. De middag begon en de zon ging op zijn hoogste punt gaan staan. Op de oostelijke landroute was er voor het grootste deel van de tocht geen beschutting ertegen. In de eerste plaats liep hij te zichtbaar en dat stond hem al niet aan. Ten tweede begon de zon hem te irriteren en keek hij uit naar een struik om in zijn schaduw even op adem te kunnen komen.
    Toen de vroege avond aanbrak en de zon begon te zakken kon Gwilith al gauw het verschil voelen. Het ging al makkelijker om goed verder te stappen en nu kon hij ver en wijd kijken om zo vroeg een vijand te kunnen opsporen. Hij had nooit zijn opleiding als krijger afgemaakt bij de elfen aangezien hij verbannen was. Hij had het grootste deel wel kunnen afwerken maar hij had de Grote Technieken niet geleerd en dat zou hem misschien in het nadeel kunnen zijn. De halfelf maakte zich niet echt zorgen over dieven, maar naarmate hij het zuiden zal naderen zal hij moeten uitkijken, op bepaalde momenten zal hij tot op 50 km van uitkijkposten van Demonen zijn, wat vrij dicht is aangezien Demonen vele malen sneller waren dan hem. De avond viel en Gwilith besloot nog verder te gaan tot hij de schemering van de zon niet meer zag en toen ook dat moment was aangebroken ging hij slapen.
    De dagen werden langer en zwaarder. Gwilith begon te twijfelen of dit wel aan hem besteed was. Het zou de eerste keer zijn dat hij John teleur zou stellen en dat wilde hij niet. Eigenlijk wilde hij Lucas al helemaal niet teleurstellen omdat hij één van de Tirras was, de hoogwaardigste krijgers der mensen. De opdracht die hij mee had gekregen was er één van groot belang en zijn uitkomst zou effect hebben op volledig Vallin.
    Na acht dagen kwam Gwilith in het bereik van de Demonen. Hij wist dat hij nu op minder dan vijtig kilometer van een uitkijkpost was en dat Humbar nog een dagreis of vier was. Vanaf dit moment moest hij heel voorzichtig zijn, want als de Demonen hem onderscheppen dan ziet het er niet meer zo rooskleurig uit voor hem. Hij bracht de nacht in de kou door want een vuur maken was uit den boze. Ze konden makkelijk vuurtjes opsporen, de gloed heel tot heel ver. Zelf kon Gwilith de gloed van hun vuren opvangen en aan zijn oostkant kon hij een zwakke gloed uit de grond zien komen. Dat was natuurlijk Humbar, aangezien de stad in een vallei gelegen was. Het leek hem eerder onmogelijk dat hij de rest van de week zou moeten doorkomen in deze kou. Overdag is er de verschroeiende hitte en ‘s nachts de vrieskou die hem tot op het bot verkleumde.
    Zo ging het door, dan in dag uit tot op de verlossende dag dat hij de eerste wegpijl naar Humbar aantrof, ergens op een verlaten kruispunt. De pijl gaf aan dat het nog een halve dagmars was en Gwilith kreeg een overvloed aan nieuwe moed door dit kleine onbenullige stukje hout. Hoewel de uitputting nabij liep Gwilith het laaste stukje naar de handelsstad en toen hij over de rug van één van de heuvels kwam gelopen en hij de stad onder zijn voeten zag verschijnen kon hij niet anders kan een kreet van verbazing uitroepen. Zijn opluchting was enorm maar die werd makkelijk overtroffen door wat hij in de vallei van Humbar zag gebeuren. Overal krioelde het van mensen, elfen en andere magische wezens. De verhalen klopten, Humbar was een het economische centrum van Vallin en het was groots. Overal zag je de kooplui onderhandelen en elkaar afbreken in de hoop zelf meer te verkopen. Het liep er allemaal heel chaotisch aan toe, maar ergens merkte je een bedaardheid en ordening in de chaos van armen en hoofden. Het grote marktplein was van hieruit ook zichtbaar en je kon zien hoe de kooplieden hun waren aanprezen door te roepen en met hun armen te zwaaien. Zelfs van op deze hoogte kon je nog het geroep als een zwak gemurmel opvangen.
    Gwilith begon af te dalen in de vallei en toen hij aan de poort kwam die de toegang was tot de stad merkte hij dat de waarschuwingen helemaal anders werden opgenomen als in Zilverlei. Twee wachters stonden aan de poort en hoewel ze zo stil stonden als een standbeeld, flitsten hun ogen in het rond, inspecterend of niemand de wet overtrad. Humbar was vrij bekend om zijn strenge handhaving, dat was vooral om de economie te behoeden van stelen, oplichting en vandalisme. Vandaar ook dat Humbar één van de steden was waar je rustig kon slapen zonder je zorgen te maken dat het geld van onder je kussen gestolen wordt. Gwilith zou hier informatie opdoen over de eerstvolgende boot die naar de elfen ging. Hij wist wel een adres waar hij heen moest indien hij rap op plaatsen moest raken. Het was lang geleden dat hij zijn vriend nog was gaan opzoeken, maar de banden tussen elfen onder elkaar gaan niet stuk, zeker niet als ze samen opgegroeid zijn.
    Gwilith klopte op de deur van zijn vriend Lex. Zijn vriend deed de fraai versierde deur van zijn winkelzaal open. De elf was heel aangenaam verrast, omhelsde zijn vriend innig en liet hem binnenkomen. Lex Malkir was niet wat je noemt een gewone elf. Hij liet zich aanspreken met een mensennaam hoewel je moeilijk over zijn sneeuwwitte haar en puntige oren kon kijken en hij had meestal heel extravagante kleren aan die overigens tonnen goud kosten.
    “Mijn hemel, Gwilith! Wat doe jij hier in godsnaam. Het lijkt eeuwen geleden dat we elkaar nog eens gezien hebben, wat is er met je gebeurd? Wat brengt je naar Humbar?”
    “Beste Lex! Als ik je alles uit de doeken zou doen dan zal ik gedood worden” Gwilith zei het terwijl hij een hartelijke glimlach uitbracht om Lex
    “Nog steeds de oude grapjas! Ha!, kom binnen vriend, kom binnen. Wil je iets om je op te frissen? Ik heb nog heerlijke wijn in huis, gekregen van een handelsmissie achter de vijandelijke linies. Nu is hij zeer zeldzaam omdat bijna niets meer door die barricades raakt.”
    “Dat is zeer vriendelijk van je, Lex. Ik ben nu al twee weken onderweg en niets kan me meer genot schenken dan een glas wijn na een lange tocht.”
    “Je bent toch niet helemaal van Zilverlei gekomen? Dat zou toch maar al te absurd zijn!”
    “Wel, beschouw het dan maar zo. Ik ben nu al een 3-tal weken onderweg en ik heb nog geen einde in zicht” zei hij met een ironisch glimlachje op zijn gezicht.
    “Wat voer je dan precies in je schild, man!”
    “Het spijt me Lex! Ik mag niets lossen. Niet veel tenminste. Ik kom je opzoeken omdat ik moeten weten wanneer er nog een schip naar de elfen vertrekt.”
    “Voor ik je wat meer uitleg vraag omtrent het onverwachtse binnenvallen en je reis stel ik voor dat we eerst aan tafel gaan, ik heb net het eten laten klaarmaken en ik wil het niet verspillen.”
    Na een bevredigende maaltijd zitten de beide elfen nog wat na te genieten in twee zetels. Ze gaan aan de open haard zitten en nemen nog een glas wijn, allebei hun zorgen vergetend.
    “Gwilith, nu wil ik toch wel wat meer uitleg van je, hoor.”
    “Wel, ik veronderstel dat ik wel een deel van mijn missie kan vertellen aan jou.”
    “Dat mag je zeker!” zei hij spottend.
    “Wel, ik ben gezonden door John, mijn goede vriend. Hij kreeg een opdracht van Lucas...”
    “Lucas? Dat meen je niet! De hoofdtirras... welwel Gwilith, het is inderdaad een belangrijke missie”
    “Ja, inderdaad maar laat me even mijn verhaal afwerken. Ik werd op weg gezonden om een munt te gaan geven aan Istara, de elfenkoning”
    “Hmm, een munt? Een boodschap bedoel je dus.”
    “Ja, één die effect zal hebben op het verloop van de ‘evenementen’.”
    “Je bedoelt dus de dingen die op til zijn. Ik voel ze ook, Gwilith. Ik veronderstel dat je de verhoogde wachtstatus gemerkt hebt.”
    “Dat heb ik inderdaad, maar ik was niet onder de indruk. Ik had het wel verwacht. In Zilverlei daarintegen is de situatie net iets anders. De wacht doet er niets behalve luieren. Doordat de Hoofdmaarschalk druk bezig is met voorbereidingen kan hij niet voldoende aandacht geven aan Zilverlei zelf.”
    “De inval.”
    “Hoeveel heb jij gehoord Lex? Het moet een goedbewaard geheim blijven!”
    “Ha, Gwilith... hoe denk je dat het komt dat de Heer de verhoogde wachtstatus heeft ingeroepen. Dat was omdat ik hem op de hoogte heb gebracht van de zaken. Ik ben handelman, Gwilith. Ik hoor meer en zie meer dan de gemiddelde mens of elf. De Heer was blij met mijn raad. Maak je ook geen zorgen over lekken. Enkel de Hoofwacht , de Heer en ik weten ervan. De rest van de stad denkt dat er gevaar dreigt van stropers die de laaste tijd actief zijn.”
    “Vandaar. Wel, ik moet je dus om een gunst vragen. Kan jij ervoor zorgen dat ik een schip heb voor mijn doorreis? Ik moet zo snel mogelijk naar de Edelelfen”


    Verklarende woordenlijst

    Bar Nimloth
    “Bomen met huizen”. Hoofdstad van de Woudelfen in het zuiden. Prefereren in de bomen te huizen, vanwege het strategisch voordeel in de strijd indien de vijand ooit zo ver mocht komen.

    Grote Haven
    rechtstreekse verbinding met de havens van de Edelelfen. Dient slechts als opslagplaats voor goederen die in grote hoeveelheden aankomen. De belangrijke en dure goederen worden direct overgebracht naar Humbar onder escorte van specialisatietroepen van elfen. Was lang economisch centrum tot de grote emigratie naar Humbar.

    Gwilith
    “lucht”. Deze Halfelf is een afstammeling van de Oude Woudelfen oftewel “Taur Golodhrim”.

    Humbar
    “Fort in de Vallei”. Oorspronkelijk een klein fort in handen van de mens. Is later uitgegroeid tot het grootste handelscentrum van Vallin. Ligt voor handel zeer gunstig, maar staat zeer zwak voor invallen aangezien het ingesloten is door twee grote kloven. Merkwaardig genoeg is dit het economische centrum van Vallin omdat het logischer zou zijn de Grote Haven te kiezen. Dit kan verklaard worden door het feit dat elfen de grote potentie zaten in Humbar en ook de vrij dichte nabijheid van de zuidelijke doorgang. Humbar bevat de grootste concentratie elfen in Vallin, vandaar ook de elfse naam.

    Lex Malkir
    Lex de Goudklover, Halfelf van de Oude Woudelfen. Groeide samen met Gwilith op in Bar Nimloth. Beide jeugdvrienden werden uit de stad verbannen omdat ze niet bloedzuiver waren. Lex besloot zijn geluk te wagen in de Grote Haven waar hij al snel een kleine handel op had gezet met het goud dat hij uit de familiemijn in Nimloth had gestolen. Kon al snel een kleine zaak stichten in luxegoederen. Bij de grote emigratie uit de Grote Haven naar Humbar wist hij enkele zaken te verduisteren om zo zijn zaak te kunnen uitbreiden. Eens in Humbar werkte hij zich naar de top door vele contacten te maken en die ook te onderhouden. Nu één van Humbars rijkste en meest welvarende inwoners.

    Oude Woudelfen
    “Taur Golodhrim”,  (“elfenvolk van het Grote Woud”) die in het diepe zuiden wonen, met als hoofdstad Bar Nimloth. Over dit volk is weinig bekend, behalve dat er verschillende van hun afstammelingen door de wereld dolen. Zij zijn uitgestoten omdat zij verraad hebben gepleegd of halfelf zijn, want bloedzuiverheid staat bij hen hoog in het vaandel. Ze zijn kleiner dan de elfen van Istara maar in kracht en snelheid zijn ze niet te evenaren. Slechts weinigen leven nog, en vormen dusgeen bedreiging voor enige vorm van leven. Ze achten zich ook te hoog voor het aanvaarden van andere levensvormen op de wereld (buiten enkel uitzonderingen die graag de bloemetjes buiten zetten) waardoor zij ook een afgezonderd bestaan leven.

    Serpentzeeën
    In de oude tijden was dit de thuisplaats der Lyg, het slangenvolk. In deze zeeën huisden reusachtige slangen die hun territorium tot de dood verdedigden en zo ook zichzelf hebben uitgemoord. Sindsdien dragen deze zeeën die naam. gerust te stellen maar hij vreesde dat het wel waar was. Hij vreesde inderdaad dat hij gedood zou worden.

    01-04-2006, 19:32 Geschreven door Tuniviel  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    26-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kronieken van Zilverlei: 1.
    1.
    Hij was blind van woede. Na twee weken waren de inlichtingen doorgekomen over de mogelijke invasie vanuit Sîlrog. Generaal Morthaur was blijkbaar van plan een horde troepen op te trommelen om zo vanuit het zuiden de noordelijke regionen van de mensen aan te vallen. Het was al eerder uit de hand gelopen, vooral wanneer er kleine dorpen op het grensgebied uitgemoord werden. Niet vanwege hun moordlust maar vanwege de honger. De Demonen hadden er nu duidelijk genoeg van. Ze wilden geen honger meer lijden. Een aanval op de mensen leek dus een geschikt plan.
    Vàllin liep gevaar nu ze van plan waren voor eens en voor altijd komaf te maken met de mens en daarom liep Hoofdmaarschalk Johan de laatste tijd vrij gevoelig. Hij had verwacht dat zijn groep Tirras sneller te werk zouden gaan en na een paar dagen al de nodige informatie zouden terugbrengen. De Hoofdmaarschalk van het leger der Adelaars begon zich zorgen te maken. Hij wist dat hij nu te weinig troepen had om weerstand te bieden aan de krachtige Demonen. Hij moest de rest van de troepen onder het bevel van zijn ondergeschikten ook contacteren. Velen waren bezig met het verdedigen van de kleinere dorpjes, waardoor ze zwak tegenover de Demonen staan want je hebt een klein leger nodig als je het tegen een groepje Demonen moet opnemen. Hij moest die mannen dus allemaal zien te verzamelen en hen ervan verzekeren dat ze er goed aan doen, ook al lijkt dat niet zo. Misschien zal dat verzamelen zelf al binnen 3 jaar moeten gebeuren, de Demonen groeien rap en de honger van Morthaur zal dringend gestild moeten worden.
    Hij wist niet waar hij moest beginnen toen hij een jaar geleden het bericht ontving over een mogelijke invasie. Nu zijn troepen hem de bevestiging hebben gebracht begon hij pas echt te zweten. De hete adem van de prins voelde hij nu heel duidelijk in zijn nek. Nu hoefde het zelf al niet meer om hem gerust te stellen. Hij moest verantwoording gaan afleggen en zijn zegel vragen om de troepen uit de dorpen en forten te gaan verzamelen, anders konden deze weigeren mee te gaan.
    Hij gaf onmiddellijk het bevel aan Lucas, één van zijn beste Tirras, dat hij zich naar Gûlwath fàlas moest begeven.
    “Je moet aan de Wijze gaan vragen om raad, vraag hem wat er momenteel in de wereld staat te gebeuren en wie we nu kunnen vertrouwen. Wees beleefd en toon deze brief. Hij zal het zegel herkennen, de boodschap lezen en jou en je troepen onderdak bieden. Ik verwacht je binnenkort terug met een verslag van de Wijze.” liet Johan Lucas nog weten voor deze vertrok.
    Lucas koos zijn vier beste mannen uit en vertrok. Hij waagde het niet de rest ook mee te nemen. Met vijf waren ze sneller en veel gevaarlijker dan met dertig. Dat was de eerste les die ze kregen als Tirras: “Als je kunt kiezen tussen alleen gaan en mannen meenemen - ga dan alleen, een Tirras is vijf keer dodelijker alleen dan wanneer hij zijn makker meeneemt.”
    Twee van zijn mannen liet hij achter bij de deur van de Hoofdmaarschalk. Hij vermoede een aanval op hem, vanwaar hij dit haalde wist hij niet maar Lucas wist dat hij steeds op zijn gevoel mocht afgaan. De overige stuurde hij richting Sîlrog voor een tweede infiltratie. Als bijkomend doel gaf hij hen mee dat ze elke demon moesten doden die alleen of verdwaasd van de drank rondliep op een verlaten plaats. Als grap zei hij er meestal bij dat ze zo weer een legertje mensen hebben gered.

    “Eerst ga ik nog langs bij John, in de Vervallen Ruïne. Ik moet nog een paar zeer belangrijke dingen regelen” zei Lucas tegen zijn mannen. “Ga maar verder, wacht op mij in het Westbos, ik kom bij zonsondergang naar jullie toe, dan kunnen we vertrekken.”
    De vier mannen verdwenen en het enige dat gezien werd waren vier bruine strepen door de snelheid en een sterke luchtverplaatsing, verder deed niets iets vermoeden van hun aanwezigheid.
    Lucas deed hetzelfde en liep naar de andere kant van de stad. Hij stond er vrij snel hoewel die man met zijn perenkraam hem wat had vertraagd. Hij stapte de herberg binnen en kwam in de tabakslucht terecht die uitgestoten werd door de vele pijpen. Hij zocht de herbergier achter zijn toog en toen hij oogcontact gelegd had met John wenkte die hem en ging hem voor naar een achterkamertje.
    “Lang geleden dat ik je nog gezien heb, Lucas” vroeg John op een achterdochtige toon.
    “Je voelt me vast al aankomen, John. Ik heb je hulp nodig, je moet een boodschap verzenden naar Istara. Het is dringend. Ik moet ook zijn mening horen over hoe de zaken staan. Neem dit muntstuk mee, ik heb er iets mee gedaan zodat de elfenkoning zeker is dat het van mij is. De boodschap wordt ook via deze munt overgedragen. Verlies hem dus niet, dit is een zaak van leven of dood. Waar ik heen word gezonden gaat me zeer weinig verteld worden, dus moet ik het bij mijn adoptievader zoeken. Hij wil enkel het beste voor mij. Ik kan geen mannen missen dus moet jij één van je snelle jongens zenden.” zei Lucas. Hij gooide twee goudstukken op tafel en zag hoe gretig John naar de munten keek.
    “Lucas, ik zal ervoor zorgen dat de boodschap binnen de twee weken op zijn bestemming komt. En als je terug bent van je eigen tocht zal het antwoord hier op je wachten.”, sloot John af.





    Verklarende woordenlijst

    Gûlwath Fàlas
    “Kuststad van de duistere Tovenarij” (Benaming van de elfen omdat het volgens hen niet hoort dat mensen over magie beschikken)
    Linl(h)ach door de mens genoemd. “Poel met de Opspringende Vlam”. Verwijst naar de eerste heksenmeesters, heksen en tovenaars die op die plek dat verschijnsel gezien hebben. Zij vestigden zich daar en noemden hun orde vanaf toen: Linlach wat later ook de naam van de stad werd. Nu zijn zij in het bezit van de tweede grootste bibliotheek en de meest bevolkte school der tovenarij met vele verschillende richtingen en mogelijkheden tot het beheersen van deze oeroude krachten.

    Istara
    “Koning met Kennis”. De heerser der elfen, luistert naar deze naam vanwege zijn ongelooflijke kennis van de wereld en zijn inwoners. Is in het bezit van de grootste bibliotheek. Vierde zijn 6700ste verjaardag in 133 na Bachalor. Adopteerde Tinùviel als de zijne.

    Lucas Nachtegaal
    Door de elfen word deze mens “Tinúviel” genoemd, wat een letterlijke vertaling is voor zijn naam. Het is de enige Tirras die een vrij goed contact heeft met de elfen omdat hij zijn opleiding onder vrijwillige basis bij dit volk heeft afgewerkt. Hij heeft het leiderschap van de Tirras op zich genomen en is dat nu al 25 jaar. Hij geniet een lang leven omdat hij tijdens zijn opleiding gezegend is geweest door de koning der elfen Istara, die hem nu als zijn eigen zoon ziet. Hij beheerst beter dan wie ook de kracht van de Tirras.

    Morthaur
    “Duistere Afschuw”.De hoogstgeplaatste Demon op deze wereld. Oudste en nagenoeg enige overlevende van de grote oversteek der Demonen. Nam de macht onmiddellijk in handen. Heeft de rare gewoonte van elk van zijn slachtoffers slechts één haar bij te houden en dat te bewaren als talisman.

    Silrog
    “Het Schijnende licht der demonen”. De stad der Demonen. Oorspronkelijk onstaan uit een kloosterorde van mensen (vandaar de naam) die de Demonen vereerden (die tot dan toe nog niet waren doorgedrongen) Deze kloosterorde hield stand tot op het moment dat de Demonen overstaken en de stad overnamen. Geen mens overleefde het, sindsdien word nog steeds een telling bijgehouden. In het begin van het boek is het 179 na Bachalor(= “plotselinge duisternis”. Dit is de naam van de oversteek der Demonen)

    Tirras

    “Horende kijkers”. Speciaal getrainde spionnen van de mens. Kunnen zich ongelooflijk snel verplaatsen door middel van hun verplaatsingstechniek. Deze techniek leren ze tijdens hun opleiding wanneer de op proef gaan in Gûlwath Fàlas waar ze deze combinatie van sterke magie met snelle en krachtige concentratie leren. Deze speciaaltroepen zijn verbeten moordenaars en sterke krijgers die dolk en klein één-armig schild optimaal kunnen gebruiken. Hoofddoelen zijn infiltratie, verkenning, info vergaderen en in oorlogstijd sluipmoordenaar. Staan in dienst van het hof en zijn Hoofdmaarschalk. Leider van de Tirras is Lucas Nachtgaal.

    Vallin
    “Machtige Klank”. Naam van de noordelijke vlaktes waar de mens zich gevestigd heeft. Enige andere inwoners zijn een kleine gemeenschap elfen en verschillende nomaden. Deze streek is begrensd aan drie kanten door zee en de vierde grens staat in verbinding met Demonen die zich centraal op het werelddeel bevinden. De naam is afgeleid van de Hoorn der Strijdkracht die de mens steeds bij zich heeft en een heel apart lawaai maakt, vandaar de naam Vallin. Hoofdstad van deze regionen is Zilverlei.

    26-03-2006, 00:00 Geschreven door Tuniviel  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inleiding op de Kronieken van Zilverlei
    Beste Lezers,


    Vandaag ben ik begonnen met een eigen fantasy met een wereld vol intriges en een hele geschiedenis. Ik kan natuurlijk niet alles in één keer schrijven, dat zou me teveel moeite kosten, dus schrijf ik in kleine deeltjes, samen met een stuk verklaring van woorden die in de teskt voorkomen.

    Eerst en vooral wil ik Tolkien danken voor het elfs dat hij uitgevonden heeft, wat een fantastisch man was dat. Wil ik even op wijzen dat elke naam en vergelijking in het boek op puur toeval berust en dat elke naam authentiek is, ok al mag deze op een naam van Tolkien of een andere schrijver lijken.
    Ik wil jullie ok al bedanken om de moeite te nemen van dit te lezen, ik ben jullie dankbaar.

    PS: ELKE ZATERDAG EEN NIEUW STUK VAN HET VERHAAL!

    Vele groeten,
        de schrijver

    26-03-2006, 00:00 Geschreven door Tuniviel  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Archief per week
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs