Nadat John aan Lucas gezworen had zijn boodschap over te leveren aan Istara, de elfenkoning, liet hij er geen gras over groeien. Hij liet Gwilith bij zich roepen, de halfelf die John
en zijn familie eeuwige trouw zwoer toen ze hem onderdak en werk
aanboden. Sindsdien is hij een zeer goede vriend van de familie, ook al
wordt hij niet voor zijn diensten betaald.
Gwilith, ik stuur jou naar de elfen in het oosten om deze munt te geven. Ik doe dit omdat jij de enige bent die ik ken die de elfse
taal onder de knie heeft. Ik weet dat het jouw volk niet is en dat ze
zeer achterdochtig zullen doen als ze je zien maar de munt die ik je ga
geven is voor de koning. Zeg dat je in naam van Tinùviel komt en toon de munt, normaal zullen ze er dan geen probleem van maken.
Komt in orde, meester zei Gwilith. John zei al lachend Gwilith,
vriend, je hoeft al jaren geen meester meer te zeggen, ik zal het niet
blijven herhalen! - Doe dat dan niet, want ik sterf nog liever dan
ermee te stoppen
Gwilith maakte zijn trekzak klaar en bond zijn wapens aan. Hij had die van zijn vader gekregen toen hij verbannen werd uit Bar Nimloth.
Hij had er een traditie van gemaakt hen elke dag op te poetsen, hoewel
hij wist dat wapens vervaardigd door elfen nooit mat werden. Het had
een eerder sentimentele waarde voor hem. Ergens verlangde deze elf
terug naar zijn bestaan in de verrijkende cultuur van de elfen. Maar
door bij de mens te leven had hij echter iets veel belangrijkers
geleerd, mensenkennis. Kunnen inschatten of iemand vriendelijk of
vijandig gezind was was één van de dingen waar Gwilith het dankbaarst voor was.
Hij stapte de herberg uit en kwam in één
van de vele kleinere straatjes van Zilverlei terecht. Rustig wandelde
hij de straat uit en keek om zich heen, zich eraan herinnerend dat hij
nog proviand moest inslaan voor de reis. Hij vermoedde dat hij ongeveer
een 3-tal weken onderweg zou zijn voor hij Lucas zou kunnen inlichten. Nadat hij zijn voorraad eten had ingeslagen, vooral droge koek die lang meegaat, vertrok hij. Gwilith ging voorbij de wachters aan de poort en merkte dat ze meer slapende waren dan waakzaam. Indien de geruchten die hij van John
vernomen had correct waren, deed de stadswacht er beter aan meer
wachten op te leiden in plaats van ze te laten luieren. De stad had
dringend een nieuw en krachtig figuur nodig om de leiding te nemen.
Hoofdmaarschalk Johan
bracht er niet veel meer van terecht nu hij druk bezig was de troepen
te verzamelen en deze in te lichten over de nieuwe situatie.
Door het landschap trekkend bereidde Gwilith zich voor op de ontmoeting met Istara.
Het zou geen makkelijke onderneming worden aangezien de woudelfen en de
edelelfen niet echt goed overeenkomen. Dat was vooral te wijten aan hun
uiteenlopende visie op bepaalde zaken. De Woudelfen stonden op de
bloedzuiverheid, terwijl de Edelelfen wisten dat ze hun families met
mensen moesten verderzetten omdat ze met uitsterven bedreigd werden.
Aan de andere kant dacht hij dat hij wel aanvaard zou worden aangezien
hij niet van zuivere bloede is en hij verbannen was geweest uit Bar Nimloth. En dan nog, hij was slechts op missie om de boodschap van Lucas over te brengen. Zolang hij volhield dat hij in naam van Lucas kwam zouden ze geen problemen maken.
Hij probeerde de tijd te doden door liederen te zingen die hij geleerd
had toen hij nog jonger was, vooral de liederen die zijn vader hem
geleerd had.
Verheven in de lucht
tussen wolken van goud en zuivere moed
die longen vullen met vreugde
en ons laten wegdrijven
in pure extase.
Was dat nu de heerlijke drank
of een prachtige vrouw
mijn avond is goed
en mijn tocht zal voorspoedig zijn
Met dit heel speelse deuntje in zijn hoofd trok hij verder de dag door tot het te donker werd om verder te gaan. Gwilith
maakte kamp en ontstak een vuur. Hier was dat nog geen probleem, maar
eens hij het gebied van de uitkijkposten binnenkwam zou dat wel een
probleem zijn. Bij zijn schrale maaltijd besefte hij plots dat hij geen
drie weken onderweg ging zijn maar zeker vijf weken. De Demonen bewaken
de zuidelijke doorgang en geen mens kan nog door deze doorgang. Gwilith
kon zichzelf wel vervloeken dat hij er niet eerder aan had gedacht. Hij
moest eerst naar Humbar, waar er geïnformeerd moest worden naar schepen
die zouden vertrekken vanuit de Grote Haven. Via deze handelsroute kon
hij de Demonen omzeilen en bij de elfen komen die van de mens
gescheiden zijn door de Serpentzeeën. Er stond dus niets anders op dan
zijn volledige plan te herwerken.
De morgen brak aan en Gwilith
was al vetrokken. Nadat hij zijn vuur had gedoofd, de as had begraven
en al sporen had uitgewist was hij alweer op pad gegaan. Na een koele
ochtend en een verfrissende bries die hem deed opleven brak het
middaguur al aan. Gwilith
besloot onderweg te eten en niet te dralen, hij was al genoeg tijd
verloren door het de dag ervoor zijn tijd te nemen. De middag begon en
de zon ging op zijn
hoogste punt gaan staan. Op de oostelijke landroute was er voor het
grootste deel van de tocht geen beschutting ertegen. In de eerste plaats liep hij te zichtbaar en dat stond hem al niet aan. Ten tweede begon de zon hem te irriteren en keek hij uit naar een struik om in zijn schaduw even op adem te kunnen komen.
Toen de vroege avond aanbrak en de zon begon te zakken kon Gwilith
al gauw het verschil voelen. Het ging al makkelijker om goed verder te
stappen en nu kon hij ver en wijd kijken om zo vroeg een vijand te
kunnen opsporen. Hij had nooit zijn opleiding als krijger afgemaakt bij
de elfen aangezien hij verbannen was. Hij had het grootste deel wel
kunnen afwerken maar hij had de Grote Technieken niet geleerd en dat
zou hem misschien in het nadeel kunnen zijn. De halfelf maakte zich
niet echt zorgen over dieven, maar naarmate hij het zuiden zal naderen
zal hij moeten uitkijken, op bepaalde momenten zal hij tot op 50 km van
uitkijkposten van Demonen zijn, wat vrij dicht is aangezien Demonen
vele malen sneller waren dan hem. De avond viel en Gwilith besloot nog verder te gaan tot hij de schemering van de zon niet meer zag en toen ook dat moment was aangebroken ging hij slapen.
De dagen werden langer en zwaarder. Gwilith begon te twijfelen of dit wel aan hem besteed was. Het zou de eerste keer zijn dat hij John teleur zou stellen en dat wilde hij niet. Eigenlijk wilde hij Lucas al helemaal niet teleurstellen omdat hij één van de Tirras was, de hoogwaardigste krijgers der mensen. De opdracht die hij mee had gekregen was er één van groot belang en zijn uitkomst zou effect hebben op volledig Vallin.
Na acht dagen kwam Gwilith in het bereik van de Demonen. Hij wist dat hij nu op minder dan vijtig
kilometer van een uitkijkpost was en dat Humbar nog een dagreis of vier
was. Vanaf dit moment moest hij heel voorzichtig zijn, want als de
Demonen hem onderscheppen dan ziet het er niet meer zo rooskleurig uit
voor hem. Hij bracht de nacht in de kou door want een vuur maken was
uit den boze. Ze konden makkelijk vuurtjes opsporen, de gloed heel tot heel ver. Zelf kon Gwilith
de gloed van hun vuren opvangen en aan zijn oostkant kon hij een zwakke
gloed uit de grond zien komen. Dat was natuurlijk Humbar, aangezien de
stad in een vallei gelegen was. Het leek hem eerder onmogelijk dat hij
de rest van de week zou moeten doorkomen in deze kou. Overdag is er de
verschroeiende hitte en s nachts de vrieskou die hem tot op het bot
verkleumde.
Zo ging het door, dan in dag uit tot op de verlossende dag dat hij de
eerste wegpijl naar Humbar aantrof, ergens op een verlaten kruispunt.
De pijl gaf aan dat het nog een halve dagmars was en Gwilith kreeg een overvloed aan nieuwe moed door dit kleine onbenullige stukje hout. Hoewel de uitputting nabij liep Gwilith het laaste stukje naar de handelsstad en toen hij over de rug van één
van de heuvels kwam gelopen en hij de stad onder zijn voeten zag
verschijnen kon hij niet anders kan een kreet van verbazing uitroepen.
Zijn opluchting was enorm maar die werd makkelijk overtroffen door wat
hij in de vallei van Humbar zag gebeuren. Overal krioelde het van
mensen, elfen en andere magische wezens. De verhalen klopten, Humbar
was een het economische centrum van Vallin
en het was groots. Overal zag je de kooplui onderhandelen en elkaar
afbreken in de hoop zelf meer te verkopen. Het liep er allemaal heel
chaotisch aan toe, maar ergens merkte je een bedaardheid en ordening in
de chaos van armen en hoofden. Het grote marktplein was van hieruit ook
zichtbaar en je kon zien hoe de kooplieden hun waren aanprezen door te
roepen en met hun armen te zwaaien. Zelfs van op deze hoogte kon je nog
het geroep als een zwak gemurmel opvangen. Gwilith begon af te dalen
in de vallei en toen hij aan de poort kwam die de toegang was tot de
stad merkte hij dat de waarschuwingen helemaal anders werden opgenomen
als in Zilverlei. Twee wachters stonden aan de poort en hoewel ze zo
stil stonden als een standbeeld, flitsten hun ogen in het rond, inspecterend
of niemand de wet overtrad. Humbar was vrij bekend om zijn strenge
handhaving, dat was vooral om de economie te behoeden van stelen,
oplichting en vandalisme. Vandaar ook dat Humbar één van de steden was waar je rustig kon slapen zonder je zorgen te maken dat het geld van onder je kussen gestolen wordt. Gwilith
zou hier informatie opdoen over de eerstvolgende boot die naar de elfen
ging. Hij wist wel een adres waar hij heen moest indien hij rap op
plaatsen moest raken. Het was lang geleden dat hij zijn vriend nog was
gaan opzoeken, maar de banden tussen elfen onder elkaar gaan niet stuk,
zeker niet als ze samen opgegroeid zijn. Gwilith klopte op de deur van zijn vriend Lex.
Zijn vriend deed de fraai versierde deur van zijn winkelzaal open. De
elf was heel aangenaam verrast, omhelsde zijn vriend innig en liet hem
binnenkomen. Lex Malkir
was niet wat je noemt een gewone elf. Hij liet zich aanspreken met een
mensennaam hoewel je moeilijk over zijn sneeuwwitte haar en puntige
oren kon kijken en hij had meestal heel extravagante kleren aan die
overigens tonnen goud kosten.
Mijn hemel, Gwilith! Wat
doe jij hier in godsnaam. Het lijkt eeuwen geleden dat we elkaar nog
eens gezien hebben, wat is er met je gebeurd? Wat brengt je naar
Humbar?
Beste Lex! Als ik je alles uit de doeken zou doen dan zal ik gedood worden Gwilith zei het terwijl hij een hartelijke glimlach uitbracht om Lex
Nog steeds de oude grapjas! Ha!, kom binnen vriend, kom binnen. Wil je
iets om je op te frissen? Ik heb nog heerlijke wijn in huis, gekregen
van een handelsmissie achter de vijandelijke linies. Nu is hij zeer
zeldzaam omdat bijna niets meer door die barricades raakt.
Dat is zeer vriendelijk van je, Lex. Ik ben nu al twee weken onderweg en niets kan me meer genot schenken dan een glas wijn na een lange tocht.
Je bent toch niet helemaal van Zilverlei gekomen? Dat zou toch maar al te absurd zijn!
Wel, beschouw het dan maar zo. Ik ben nu al een 3-tal weken onderweg
en ik heb nog geen einde in zicht zei hij met een ironisch glimlachje
op zijn gezicht.
Wat voer je dan precies in je schild, man!
Het spijt me Lex! Ik mag
niets lossen. Niet veel tenminste. Ik kom je opzoeken omdat ik moeten
weten wanneer er nog een schip naar de elfen vertrekt.
Voor ik je wat meer uitleg vraag omtrent het onverwachtse
binnenvallen en je reis stel ik voor dat we eerst aan tafel gaan, ik
heb net het eten laten klaarmaken en ik wil het niet verspillen.
Na een bevredigende maaltijd zitten de beide elfen nog wat na te
genieten in twee zetels. Ze gaan aan de open haard zitten en nemen nog
een glas wijn, allebei hun zorgen vergetend.
Gwilith, nu wil ik toch wel wat meer uitleg van je, hoor.
Wel, ik veronderstel dat ik wel een deel van mijn missie kan vertellen aan jou.
Dat mag je zeker! zei hij spottend.
Wel, ik ben gezonden door John, mijn goede vriend. Hij kreeg een opdracht van Lucas...
Lucas? Dat meen je niet! De hoofdtirras... welwel Gwilith, het is inderdaad een belangrijke missie
Ja, inderdaad maar laat me even mijn verhaal afwerken. Ik werd op weg gezonden om een munt te gaan geven aan Istara, de elfenkoning
Hmm, een munt? Een boodschap bedoel je dus.
Ja, één die effect zal hebben op het verloop van de evenementen.
Je bedoelt dus de dingen die op til zijn. Ik voel ze ook, Gwilith. Ik veronderstel dat je de verhoogde wachtstatus gemerkt hebt.
Dat heb ik inderdaad, maar ik was niet onder de indruk. Ik had het wel
verwacht. In Zilverlei daarintegen is de situatie net iets anders. De
wacht doet er niets behalve luieren. Doordat de Hoofdmaarschalk druk
bezig is met voorbereidingen kan hij niet voldoende aandacht geven aan
Zilverlei zelf.
De inval.
Hoeveel heb jij gehoord Lex? Het moet een goedbewaard geheim blijven!
Ha, Gwilith... hoe denk
je dat het komt dat de Heer de verhoogde wachtstatus heeft ingeroepen.
Dat was omdat ik hem op de hoogte heb gebracht van de zaken. Ik ben
handelman, Gwilith. Ik
hoor meer en zie meer dan de gemiddelde mens of elf. De Heer was blij
met mijn raad. Maak je ook geen zorgen over lekken. Enkel de Hoofwacht
, de Heer en ik weten ervan. De rest van de stad denkt dat er gevaar
dreigt van stropers die de laaste tijd actief zijn.
Vandaar. Wel, ik moet je dus om een gunst vragen. Kan jij ervoor
zorgen dat ik een schip heb voor mijn doorreis? Ik moet zo snel
mogelijk naar de Edelelfen
Verklarende woordenlijst
Bar Nimloth
Bomen met huizen. Hoofdstad van de Woudelfen in het zuiden.
Prefereren in de bomen te huizen, vanwege het strategisch voordeel in
de strijd indien de vijand ooit zo ver mocht komen.
Grote Haven
rechtstreekse verbinding met de havens van de Edelelfen. Dient slechts
als opslagplaats voor goederen die in grote hoeveelheden aankomen. De
belangrijke en dure goederen worden direct overgebracht naar Humbar
onder escorte van specialisatietroepen van elfen. Was lang economisch
centrum tot de grote emigratie naar Humbar.
Gwilith
lucht. Deze Halfelf is een afstammeling van de Oude Woudelfen oftewel TaurGolodhrim.
Humbar
Fort in de Vallei. Oorspronkelijk een klein fort in handen van de
mens. Is later uitgegroeid tot het grootste handelscentrum van Vallin.
Ligt voor handel zeer gunstig, maar staat zeer zwak voor invallen
aangezien het ingesloten is door twee grote kloven. Merkwaardig genoeg
is dit het economische centrum van Vallin
omdat het logischer zou zijn de Grote Haven te kiezen. Dit kan
verklaard worden door het feit dat elfen de grote potentie zaten in
Humbar en ook de vrij dichte nabijheid van de zuidelijke doorgang.
Humbar bevat de grootste concentratie elfen in Vallin, vandaar ook de elfse naam.
Lex Malkir Lex de Goudklover, Halfelf van de Oude Woudelfen. Groeide samen met Gwilith op in Bar Nimloth. Beide jeugdvrienden werden uit de stad verbannen omdat ze niet bloedzuiver waren. Lex
besloot zijn geluk te wagen in de Grote Haven waar hij al snel een
kleine handel op had gezet met het goud dat hij uit de familiemijn in Nimloth
had gestolen. Kon al snel een kleine zaak stichten in luxegoederen. Bij
de grote emigratie uit de Grote Haven naar Humbar wist hij enkele zaken
te verduisteren om zo zijn zaak te kunnen uitbreiden. Eens in Humbar
werkte hij zich naar de top door vele contacten te maken en die ook te
onderhouden. Nu één van Humbars rijkste en meest welvarende inwoners.
Oude Woudelfen
TaurGolodhrim, (elfenvolk van het Grote Woud) die in het diepe zuiden wonen, met als hoofdstad Bar Nimloth.
Over dit volk is weinig bekend, behalve dat er verschillende van hun
afstammelingen door de wereld dolen. Zij zijn uitgestoten omdat zij
verraad hebben gepleegd of halfelf zijn, want bloedzuiverheid staat bij
hen hoog in het vaandel. Ze zijn kleiner dan de elfen van Istara
maar in kracht en snelheid zijn ze niet te evenaren. Slechts weinigen
leven nog, en vormen dusgeen bedreiging voor enige vorm van leven. Ze
achten zich ook te hoog voor het aanvaarden van andere levensvormen op
de wereld (buiten enkel uitzonderingen die graag de bloemetjes buiten
zetten) waardoor zij ook een afgezonderd bestaan leven.
Serpentzeeën
In de oude tijden was dit de thuisplaats der Lyg, het slangenvolk. In deze zeeën huisden
reusachtige slangen die hun territorium tot de dood verdedigden en zo
ook zichzelf hebben uitgemoord. Sindsdien dragen deze zeeën die naam.
gerust te stellen maar hij vreesde dat het wel waar was. Hij vreesde inderdaad dat hij gedood zou worden.
1. Hij was blind van woede. Na twee weken waren de inlichtingen
doorgekomen over de mogelijke invasie vanuit Sîlrog. Generaal Morthaur
was blijkbaar van plan een horde troepen op te trommelen om zo vanuit
het zuiden de noordelijke regionen van de mensen aan te vallen. Het was
al eerder uit de hand gelopen, vooral wanneer er kleine dorpen op het
grensgebied uitgemoord werden. Niet vanwege hun moordlust maar vanwege
de honger. De Demonen hadden er nu duidelijk genoeg van. Ze wilden geen
honger meer lijden. Een aanval op de mensen leek dus een geschikt plan.
Vàllin liep gevaar nu ze van plan waren voor eens en voor altijd
komaf te maken met de mens en daarom liep Hoofdmaarschalk Johan de
laatste tijd vrij gevoelig. Hij had verwacht dat zijn groep Tirras
sneller te werk zouden gaan en na een paar dagen al de nodige
informatie zouden terugbrengen. De Hoofdmaarschalk van het leger der
Adelaars begon zich zorgen te maken. Hij wist dat hij nu te weinig
troepen had om weerstand te bieden aan de krachtige Demonen. Hij moest
de rest van de troepen onder het bevel van zijn ondergeschikten ook
contacteren. Velen waren bezig met het verdedigen van de kleinere
dorpjes, waardoor ze zwak tegenover de Demonen staan want je hebt een
klein leger nodig als je het tegen een groepje Demonen moet opnemen.
Hij moest die mannen dus allemaal zien te verzamelen en hen ervan
verzekeren dat ze er goed aan doen, ook al lijkt dat niet zo. Misschien
zal dat verzamelen zelf al binnen 3 jaar moeten gebeuren, de Demonen
groeien rap en de honger van Morthaur zal dringend gestild moeten
worden.
Hij wist niet waar hij moest beginnen toen hij een jaar
geleden het bericht ontving over een mogelijke invasie. Nu zijn troepen
hem de bevestiging hebben gebracht begon hij pas echt te zweten. De
hete adem van de prins voelde hij nu heel duidelijk in zijn nek. Nu
hoefde het zelf al niet meer om hem gerust te stellen. Hij moest
verantwoording gaan afleggen en zijn zegel vragen om de troepen uit de
dorpen en forten te gaan verzamelen, anders konden deze weigeren mee te
gaan.
Hij gaf onmiddellijk het bevel aan Lucas, één van zijn beste Tirras, dat hij zich naar Gûlwathfàlas moest begeven.
Je
moet aan de Wijze gaan vragen om raad, vraag hem wat er momenteel in de
wereld staat te gebeuren en wie we nu kunnen vertrouwen. Wees beleefd
en toon deze brief. Hij zal het zegel herkennen, de boodschap lezen en
jou en je troepen onderdak bieden. Ik verwacht je binnenkort terug met
een verslag van de Wijze. liet JohanLucas nog weten voor deze vertrok. Lucas
koos zijn vier beste mannen uit en vertrok. Hij waagde het niet de rest
ook mee te nemen. Met vijf waren ze sneller en veel gevaarlijker dan
met dertig. Dat was de eerste les die ze kregen als Tirras: Als je
kunt kiezen tussen alleen gaan en mannen meenemen - ga dan alleen, een
Tirras is vijf keer dodelijker alleen dan wanneer hij zijn makker
meeneemt.
Twee van zijn mannen liet hij achter bij de deur van de
Hoofdmaarschalk. Hij vermoede een aanval op hem, vanwaar hij dit haalde
wist hij niet maar Lucas wist dat hij steeds op zijn gevoel mocht
afgaan. De overige stuurde hij richting Sîlrog voor een tweede
infiltratie. Als bijkomend doel gaf hij hen mee dat ze elke demon
moesten doden die alleen of verdwaasd van de drank rondliep op een
verlaten plaats. Als grap zei hij er meestal bij dat ze zo weer een
legertje mensen hebben gered.
Eerst ga ik nog langs bij John,
in de Vervallen Ruïne. Ik moet nog een paar zeer belangrijke dingen
regelen zei Lucas tegen zijn mannen. Ga maar verder, wacht op mij in
het Westbos, ik kom bij zonsondergang naar jullie toe, dan kunnen we
vertrekken.
De vier mannen verdwenen en het enige dat gezien werd
waren vier bruine strepen door de snelheid en een sterke
luchtverplaatsing, verder deed niets iets vermoeden van hun
aanwezigheid. Lucas deed hetzelfde en liep naar de andere kant van
de stad. Hij stond er vrij snel hoewel die man met zijn perenkraam hem
wat had vertraagd. Hij stapte de herberg binnen en kwam in de
tabakslucht terecht die uitgestoten werd door de vele pijpen. Hij zocht
de herbergier achter zijn toog en toen hij oogcontact gelegd had met
John wenkte die hem en ging hem voor naar een achterkamertje.
Lang geleden dat ik je nog gezien heb, Lucas vroeg John op een achterdochtige toon.
Je
voelt me vast al aankomen, John. Ik heb je hulp nodig, je moet een
boodschap verzenden naar Istara. Het is dringend. Ik moet ook zijn
mening horen over hoe de zaken staan. Neem dit muntstuk mee, ik heb er
iets mee gedaan zodat de elfenkoning zeker is dat het van mij is. De
boodschap wordt ook via deze munt overgedragen. Verlies hem dus niet,
dit is een zaak van leven of dood. Waar ik heen word gezonden gaat me
zeer weinig verteld worden, dus moet ik het bij mijn adoptievader
zoeken. Hij wil enkel het beste voor mij. Ik kan geen mannen missen dus
moet jij één van je snelle jongens zenden. zei Lucas. Hij gooide twee
goudstukken op tafel en zag hoe gretig John naar de munten keek.
Lucas,
ik zal ervoor zorgen dat de boodschap binnen de twee weken op zijn
bestemming komt. En als je terug bent van je eigen tocht zal het
antwoord hier op je wachten., sloot John af.
Verklarende woordenlijst
GûlwathFàlas Kuststad van de duistere Tovenarij (Benaming van de elfen omdat het volgens hen niet hoort dat mensen over magie beschikken) Linl(h)ach
door de mens genoemd. Poel met de Opspringende Vlam. Verwijst naar de
eerste heksenmeesters, heksen en tovenaars die op die plek dat
verschijnsel gezien hebben. Zij vestigden zich daar en noemden hun orde
vanaf toen: Linlach wat later ook de naam van de stad werd. Nu zijn zij
in het bezit van de tweede grootste bibliotheek en de meest bevolkte
school der tovenarij met vele verschillende richtingen en mogelijkheden
tot het beheersen van deze oeroude krachten.
Istara Koning
met Kennis. De heerser der elfen, luistert naar deze naam vanwege zijn
ongelooflijke kennis van de wereld en zijn inwoners. Is in het bezit
van de grootste bibliotheek. Vierde zijn 6700ste verjaardag in 133 na
Bachalor. Adopteerde Tinùviel als de zijne.
Lucas Nachtegaal Door
de elfen word deze mens Tinúviel genoemd, wat een letterlijke
vertaling is voor zijn naam. Het is de enige Tirras die een vrij goed
contact heeft met de elfen omdat hij zijn opleiding onder vrijwillige
basis bij dit volk heeft afgewerkt. Hij heeft het leiderschap van de
Tirras op zich genomen en is dat nu al 25 jaar. Hij geniet een lang
leven omdat hij tijdens zijn opleiding gezegend is geweest door de
koning der elfen Istara, die hem nu als zijn eigen zoon ziet. Hij
beheerst beter dan wie ook de kracht van de Tirras.
Morthaur Duistere
Afschuw.De hoogstgeplaatste Demon op deze wereld. Oudste en nagenoeg
enige overlevende van de grote oversteek der Demonen. Nam de macht
onmiddellijk in handen. Heeft de rare gewoonte van elk van zijn
slachtoffers slechts één haar bij te houden en dat te bewaren als
talisman.
Silrog Het
Schijnende licht der demonen. De stad der Demonen. Oorspronkelijk
onstaan uit een kloosterorde van mensen (vandaar de naam) die de
Demonen vereerden (die tot dan toe nog niet waren doorgedrongen) Deze
kloosterorde hield stand tot op het moment dat de Demonen overstaken en
de stad overnamen. Geen mens overleefde het, sindsdien word nog steeds
een telling bijgehouden. In het begin van het boek is het 179 na
Bachalor(= plotselinge duisternis. Dit is de naam van de oversteek
der Demonen)
Tirras
Horende
kijkers. Speciaal getrainde spionnen van de mens. Kunnen zich
ongelooflijk snel verplaatsen door middel van hun
verplaatsingstechniek. Deze techniek leren ze tijdens hun opleiding
wanneer de op proef gaan in GûlwathFàlas waar ze deze combinatie van
sterke magie met snelle en krachtige concentratie leren. Deze
speciaaltroepen zijn verbeten moordenaars en sterke krijgers die dolk
en klein één-armig schild optimaal kunnen gebruiken. Hoofddoelen zijn
infiltratie, verkenning, info vergaderen en in oorlogstijd
sluipmoordenaar. Staan in dienst van het hof en zijn Hoofdmaarschalk.
Leider van de Tirras is Lucas Nachtgaal.
Vallin Machtige
Klank. Naam van de noordelijke vlaktes waar de mens zich gevestigd
heeft. Enige andere inwoners zijn een kleine gemeenschap elfen en
verschillende nomaden. Deze streek is begrensd aan drie kanten door zee
en de vierde grens staat in verbinding met Demonen die zich centraal op
het werelddeel bevinden. De naam is afgeleid van de Hoorn der
Strijdkracht die de mens steeds bij zich heeft en een heel apart lawaai
maakt, vandaar de naam Vallin. Hoofdstad van deze regionen is Zilverlei.
Vandaag ben ik begonnen met een eigen fantasy met een wereld vol intriges en een hele geschiedenis. Ik kan natuurlijk niet alles in één keer schrijven, dat zou me teveel moeite kosten, dus schrijf ik in kleine deeltjes, samen met een stuk verklaring van woorden die in de teskt voorkomen.
Eerst en vooral wil ik Tolkien danken voor het elfs dat hij uitgevonden heeft, wat een fantastisch man was dat. Wil ik even op wijzen dat elke naam en vergelijking in het boek op puur toeval berust en dat elke naam authentiek is, ok al mag deze op een naam van Tolkien of een andere schrijver lijken. Ik wil jullie ok al bedanken om de moeite te nemen van dit te lezen, ik ben jullie dankbaar.