Jacobus Neeckx werd op 10
januari 1794 in Hoogstraten geboren in het landbouwersgezin van Egidius Neeckx
en Maria Cornelia Leestmans. Als enige zoon leek hij voorbestemd het bescheiden
boerenbedrijf van zijn ouders op het Poteinde verder te zetten maar hij behoorde
tot de lichting van 1813 en moest onder de Franse vaandels gaan dienen. Hij
werd fuselier in het 124 ième Régiment dInfanterie de Ligne. Het
is niet geheel duidelijk of Jaak Neeckx in 1812 heeft deelgenomen aan de
Ruslandveldtocht. Het staat echter wel vast dat hij In 1813 deelnam aan het
beleg van Stettin. Het staat ook vast dat hij op 13 januari 1814 van de partij
was bij de slag van Wittenberg. Hij kwam niet zonder kleerscheuren terug thuis
want toen hij in juni 1814 uit de dienst terugkeerde, had hij verschillende
tenen verloren door bevriezing. (attaqué
denglures aux pieds)
Deze veteraan ontving namens
de Franse keizer Napoleon III de Medaille de St. Héléne uit erkentelijkheid
voor zijn diensten aan het Franse keizerrijk bewezen. .
Franciscus Henricus Van Inthoudt werd op 6
juni 1790 in Mechelen geboren in het gezin van Franciscus Rumoldus Van Inthoudt
en Maria Thomas. Voor hij in Franse dienst ging was hij timmerman / meubelmaker.
In het zomer van 1810werd hij eerst
naar het departementale depot in Antwerpen gestuurd waar hij een summiere
infanterieopleiding kreeg. In 1811 treffen we Franciscus Van Inthoudt echter
aan in de citadel van Metz. Hij was daarheen gestuurd om er opgeleid te worden in
een Compagnie d Ouvriers du Génie
die was ingedeeld bij het Arsenaal van de Genie in deze garnizoensstad. Het was
wellicht hier dat hij na het afronden van zijn opleiding bevorderd werd tot
korporaal. Vanuit Metz werd hij naar de vestingstad Küstrin aan de Oder (het
huidige Poolse Kostrzyn) gestuurd als lid van een Détachement de sappeurs destinès à renforcer les compagnies des bataillons
de sapeurs employés en Allemagne. In Kûstrin kreeg hij een paar weken
later een marsbevel voor Glogau (nu het Poolse Glogow) waar hij werd opgenomen
in de rangen van het 4e Bataljon Sapeurs, een eenheid die haar
wortels had in de Franse revolutie en die in 1798 was opgericht. Omdat er
nagenoeg geen relevant archiefmateriaal m.b.t. de Franse genietroepen is
bewaard gebleven is het echter niet duidelijk wat Van Inthoudt in die periode
precies in de Duitse landen heeft uitgespookt. Wellicht hield zijn eenheid zich
toen bezig met het renoveren en verder uitbouwen van de fortificaties en vestingen
die de Fransen bezet hadden. Wellicht was het bataljon vanaf het voorjaar van
1813 - toen de Duitse Befreiungskrieg
losbarstte - betrokken bij de operaties maar ik heb niet kunnen nagaan aan
welke veldslagen het heeft deelgenomen. Het staat echter wel vast dat onze Mechelaar
op 11 november 1813 bij Dresden werd krijgsgevangen gemaakt door de Pruisen.
Hij werd gevangengezet in Josefov, de Joodse Wijk in Praag. In april 1814, na
de afzetting van de Franse keizer, werd hij in vrijheid gesteld. Op 25 mei 1814
bereikte hij Brussel en de volgende dag kwam hij terug aan in zijn geboortestad.
In 1858 ontving deze vetaraan de Médaille de St. Hélène
Een nieuwe compilatie op mijn Youtube-kanaal; Kijk in de ogen van de laatste overlevenden die ooit onder de vaandels van het Franse keizerrijk dienden...
Opnieuw een Kempenzoon die vanuit de Garde
Départementale de strijd werd ingegooid. Joannes of Jan Cremers werd op 19
september 1789 in Turnhout geboren in het gezin van Joannes Carlos Cremers en
Joanna Gouwloos. In de zomer van 1809 werd hij als fusilier opgenomen in de
Garde Départementale des Deux Néthes in Antwerpen. Toen na de mislukte Ruslandveldtocht
van 1812 de rangen van het Franse leger moesten worden aangevuld werden onder
meer deze Gardes aangewend om de troepen opnieuw op getalsterkte te krijgen. Jan
Cremers moest de Scheldestad verlaten en belandde zo als grenadier in de rangen van het 2e Régiment
des Grenadiers à Pied de la Garde Impériale. Deze eenheid, die in 1806 was ontstaan
uit de rangen van het in de strijd beproefde en geharde 1e Régiment
des Grenadiers à Pied behoorde tot de absolute elite van de Franse infanterie,
maar ze was qua gevechtssterkte behoorlijk verzwakt uit Rusland teruggekeerd en
vooral aangevuld met nauwelijks opgeleide rekruten. In de eerste week van augustus 1813 vervoegde
deze Turnhoutenaar zijn regiment en kon hij vanop de eerste rang meemaken hoe
de Franse keizer op 26 en 27 augustus weer eens schitterde bij verdediging van
Dresden tegen een geallieerde overmacht. Tijdens de Volkerenslag bij Leipzig, tussen
16 en 19 oktober 1813, was het 2e Régiment des Grenadiers à Pied
ingedeeld bij de 1e Divisiond Infanterie de la Vieille Garde onder het bevel van generaal Louis
Friant. Tijdens de terugtocht vocht Cremers op 30 en 31 oktober 1813 bij Hanau
waar een poging van de geallieerden om de terugtrekkende Fransen te blokkeren
mislukte. Een paar weken later opereerde hij - opnieuw in het raam van de grote
terugtocht naar Frankrijk - met zijn bataljon nog in de omgeving van Frankfurt.
Eens teruggekeerd op Franse bodem was Cremers nog betrokken bij de verdediging
van Laon en Parijs. Daar was hij ooggetuige van opnieuw een historische
gebeurtenis toen de Franse keizer op 20 april 1814 in Fontainbleau emotioneel afscheid
nam van zijn Garde, voor hij in ballingschap naar Elba vertrok. Op 17
juni kreeg onze Turnhoutse grenadier een marsorder om zich naar Nemours te
begeven, waar hij kort na aankomst eervol ontslagen werd uit de Keizerlijke
Garde. Hij keerde eind juli 1814 terug naar Turnhout en werd er voerman. Deze
met de Médaille de St. Hélène onderscheiden veteraan van de Napoleontische
oorlogen overleed op 22 maart 1862 in zijn geboortestad.
Jacobus Diels zag op 28 april 1792 in het 'Spetsersdorp' Merksplas het
levenslicht in het gezin van Joannes Baptist Diels en Catharina Puls. In de
zomer van 1812 werd hij als fuselier ingedeeld bij de Garde Départementale en
kwam hij terecht in de Antwerpse Falconkazerne, een als nationaal goed in
beslag genomen klooster vlakbij de haven.Na de desastreus afgelopen Ruslandcampagne moesten de Franse troepen zo
snel mogelijk opnieuw op sterkte worden gebracht. Eén van de maatregelen die
hiervoor werden genomen was de oprichting, op 7 februari 1813, van het 37e
Régiment dInfanterie Légère dat uitsluitend werd gevormd door gemobiliseerde
manschappen van de Gardes Départementales. Een eenheid, die al in de laatste
week van die februarimaand werd vervoegd door Jacobus Diels. Het 37e
R.I.L. kreeg Kolonel Louis Marion Jacquet als bevelhebber en werd organiek
opgenomen in het VIe Legerkorps. Dit Korps raakte al van in het
begin betrokken bij de Pruisische nationale opstand van 1813. Op 2 mei stond
het 37e R.I.L. bij Lûtzen op het slagveld. Nog geen drie weken later,
op 20 mei kreeg het, ondanks het feit dat de Fransen er wonnen, bij Bautzen een
flink pak rammel. Op 23 augustus vocht Diels bij Dresden en de volgende dag bij
Pirna. Ook bij de drie dagen aanslepende Volkerenslag in Leipzig was hij van de
partij en ook bij Hannau wist hij op 30 oktober 1813 zonder kleerscheuren de
dodendans de ontspringen, maar zijn geluk was bijna opgebruikt. In de kille voorlaatste
week van november werd Diels immers
tussen Koblenz en Bonn gevangen genomen door Pruisische huzaren toen hij met
een paar metgezellen probeerde de Rijn over te steken. Hij werd eerst opgesloten
in Frankfurt am Main maar .belandde uiteindelijk in februari 1814 in de
Saksische hoofdstad Dresden. Hier werd hij eind mei van datzelfde jaar in vrijheid
werd gesteld. Deze drager van de Medaille de St. Hélène overleed op 11 februari
1879 in de Binkenstad Turnhout, waar hij zich kort na zijn terugkomst uit krijgsgevangenschap gevestigd had....
ADRIAAN CALUWAERTS - OFFICIER IN DE KEIZERLIJKE DOUANE
Adriaan Caluwaerts werd op10
november 1786 in Turnhout geboren in het gezin van Anselmus Caluwaerts en
Theresia Sels. Amper 17 jaar oud trad hij vrijwillig in dienst van de Franse
keizerlijke Douane. Buonaparte had al in 1801 toen hij nog Eerste Consul was,
de Franse douanediensten volledig gereorganiseerd en op militaire leest
geschoeid. De Douanes Impériales gedroegen zich daarbij als een volwaardige
legereenheid die het Grande Armée op de voet volgde en de steeds opnieuw veranderende
grenzen beveiligde.
In september 1803 werd Caluwaerts als préposé des Douanes naar het Duitse Kleve
gestuurd.waar hij de trafiek tussen het
Rijnland en het onder bestuur van Napoléons broer staande Nederland moest
controleren. Hij deed dit blijkbaar met verve want drie jaar later belandde de
intussen tot onderofficier benoemde Caluwaerts in Amsterdam waar de douaniers zich
vooral bezighielden met het opsporen van de Nederlanders die zich niet aan de
door de Franse keizer opgelegde zgn. Continentale Blokkade, het handelsembargo
met de Engelsen hielden. In 1808 verkaste onze Turnhoutse douanier naar het
Friese Dokkum waar hij het bevel kreeg over de lokale douanebrigade. Het
daaropvolgende jaar werd hij bevorderd tot Sous-Lieutenant en kreeg hij een
aanstelling in Groningen. Wanneer in de herfst van 1813 het IIIe Pruisische
Legerkorps van Bülow de Noordelijke Nederlanden binnenvalt, kreeg Caluwaerts
het bevel zich met zijn douaniers ter beschikking te stellen van generaal
Bourrier die in het voorjaar van 1814 de stad Straasburg verdedigde tegen een
geallieerde belegeringsmacht. Bourrier wist stand tot houden tot aan het
aftreden van Napoleon. In mei 1814 kreeg Caluwaerts zijn ontslagbrief in de
garnizoensstad Metz. Twee maanden later dook hij na elf jaar afwezigheid terug
op zijn geboortestad. Hij overleed er op 23 april 1873.