De serie "In vogelvlucht" bestaat uit een aantal artikelen met achtergrondinformatie over de gezondheid van kooi- en volierèvogels.
In de eerste aflevering gaan we aandacht besteden aan infectieziekten bij vogels. Als vogelhouder kun je zelf heel wat doen om je vogels gezond en fit te houden. Na het lezen van dit artikeltje weet je wat meer over (ziekmakende) bacteriën en hoe je de kans op infectieziekten bij je vogeltje kunt verkleinen.
Bacteriën, wat zijn dat voor beestjes?
Een bacterie is een relatief eenvoudig eencellig organisme. De meesten bacteriën zijn heel erg klein: de gemiddelde grootte is ongeveer 0,001 millimeter (éénduizendste millimeter). De vorm van de diverse bacteriën wordt gebruikt voor een systematische indeling, zonder dat daarbij relaties in verwantschap worden aangegeven. Toch kan men op basis van vorm en ligging al een groot aantal bacteriën van elkaar onderscheiden. Er zijn verschillende soorten bacteriën, te veel om allemaal op te noemen. Enkele voorbeelden zijn:
- - Coccen: bolvormige bacteriën zoals de Streptococcus pyogenes
- - Bacillen: staafvormige bacteriën zoals de Yersinia pestis
- - Spirillen: spiraalvormige gebogen staafjes
De manier waarop de cellen ten opzichte van elkaar liggen kan verschillen. Dit komt doordat cellen na de celdeling vaak op karakteristieke wijze groeperen. Zo kunnen coccen los liggen, maar ook in ketens zoals bijvoorbeeld de streptokokken, of in trosvormige groepjes zoals de stafylokokken. (Staphylos is het Griekse woord voor "druif").
Groeien bacteriën altijd en overal?
Nee, bacteriën groeien niet zomaar. Ze zijn best kieskeurig, de omgeving moet geschikt zijn om te kunnen groeien. Voldoet de omgeving niet aan die eisen, dan zullen bepaalde bacteriën zich niet vestigen of niet kunnen groeien. De aan- of afwezigheid van zuurstof of een bepaalde temperatuurhoogte zijn enkele belangrijke voorwaarden voor bacteriegroei.
Commensalen
Sommige bacteriën hebben zich perfect aangepast aan mens of dier. Deze bacteriën noemen we commensalen1. Ieder mens (of dier) is gastheer van miljoenen commensalen. Het lichaam past zich voortdurend aan door antistoffen tegen deze bacteriën te produceren waardoor ze slechts zelden problemen veroorzaken. Sterker nog: ze stimuleren de verdedigingsmechanismen, denk maar aan de "goede" bacteriën die in de menselijke darm leven.
Een beperkt aantal bacteriën kunnen min of meer ernstige infecties veroorzaken. In dat geval spreken we van pathogenen (=ziekteverwekkers). Indien mens of dier in contact komt met pathogenen, betekent dat niet automatisch dat hij of zij daadwerkelijk ziek wordt. Dit is onder andere afhankelijk van:
- - De algehele gezondheid van mens of dier
- - De agressiviteit van de ziekmakende bacteriën
- - De snelheid waarmee het immuunsysteem reageert op vreemde indringers
Soms wordt een bacteriële infectie voorafgegaan door een virale infectie zoals een verkoudheid. Antibiotica2, nemen om een virale infectie te genezen is zinloos: deze middelen zijn namelijk niet werkzaam tegen virale infecties. Een virus is een heel ander "beestje" dan een bacterie.
Toch komt het voor dat een dierenarts een antibioticum inzet bij een virale infectie, maar alleen als er een ernstige bacteriële infectie op de loer ligt. Een virusinfectie -zoals een verkoudheid- tast namelijk de weerstand van een grasparkiet én het slijmvlies van de luchtwegen aan, waardoor bacteriën zich gemakkelijker kunnen nestelen. Een luchtweginfectie bij een vogel kan zeer ernstig kan verlopen, omdat de luchtzakken bij de infectie betrokken kunnen worden. De dierenarts wil deze ernstige infectie ten allen tijde voorkomen, en schrijft preventief een antibioticum voor om bacteriën geen kans te geven.
Wanneer wordt er antibiotica voorgeschreven?
Het immuunsysteem van mens en dier produceert na enkele dagen voldoende antistoffen en verdedigingscellen om vreemde indringers uit te schakelen. Soms gaat het echter mis. Bij sommige ernstige bacteriële infecties zoals hersenvliesontsteking is het afweersysteem niet in staat om snel genoeg te reageren. In dit soort gevallen is het noodzakelijk om antibiotica te gebruiken die de infectie kan bedwingen.
De (dieren)arts beoordeelt de ernst en de aard van de infectie. Hij of zij moet daarvoor eerst een diagnose stellen. Daarna weegt de (dieren)arts de voor- en nadelen van een behandeling met antibiotica af (mogelijke resistentie3, bijwerkingen).
Gebruik nooit antibiotica die je "zomaar" van iemand "krijgt" of die je "gewoon" in een winkel kunt kopen. Het is zinloos, het wekt resistentie in de hand en het bemoeilijkt een eventuele latere diagnose door de (dieren)arts. Daarbij komt nog iets heel belangrijks: niet alle bacteriën zijn gevoelig voor hetzelfde antibioticum!
Hoe kan ik de kans op infecties bij mijn vogels verkleinen?
Helaas worden ook vogels getroffen door bacteriële infecties. Uitwerpselen en voedselresten zijn ideale voedingbodems voor bacteriën (en tevens een bron van bacteriën!). Het is dus belangrijk om de kooi of volière inclusief toebehoren grondig en frequent schoon te maken, vergeet daarbij ook de speeltjes niet. Gebrekkige verzorging en slechte voeding zorgen voor een verzwakt immuunsysteem bij de vogel, met alle nare gevolgen van dien. Zorg dat het eten en drinken van je vogeltje niet verontreinigd kan worden met uitwerpselen. Haal stukjes fruit en groente na een uurtje uit de kooi. Geef dagelijks vers drinkwater en ververs het in de zomermaanden minimaal twee keer per dag.
Tip:
Het is belangrijk om te weten dat vogels andere bacteriën bij zich dragen dan mensen. Sommige bacteriën die mensen bij zich dragen (zoals de E. Coli bacterie) kunnen ernstige infecties veroorzaken bij vogels. Als je besmet water drinkt (of besmet voedsel aanraakt en opeet) kan de infectie (eventueel via hand-mondcontact) overgedragen worden op vogels. Was daarom altijd goed je handen als je je gevederde vriend gaat verzorgen en laat hem of haar nooit voedsel uit je mond eten!
Coli / Zweetziekte / Adenovirus / E. Coli complex
Escherichia coli (E.Coli) is een bacterie. Deze kan normaal gesproken ook in de darm voorkomen, maar wordt een probleem als deze andere bacteriën gaat verdringen.
Er zijn veel verschillende ondersoorten E. Coli, ieder met hun eigen ziekmakende eigenschappen.
Een van de bekendste ziekte die E.Coli veroorzaakt is zweetziekte. Deze komt voor bij de jongen van papegaaiachtingen maar vooral bij kanaries, trouwens ook andere voliere vogels kunnen het krijgen. De E.Coli-bacterie veroorzaakt ziekte door het produceren van gifstoffen. In de darm zorgen deze ervoor dat de darmcellen veel vocht gaan afgeven, hierdoor wordt de darminhoud vloeibaar en krijgen de vogels waterdunne, slijmerige diarree. Dit zorgt ervoor dat ze in een hoog tempo uitdrogen en veel voedingsstoffen verliezen, ze kunnen in grote getale sterven. De nesten en jongen worden erg nat (vandaar de naam zweetziekte) omdat de ouders de dunne mest niet meer kunnen weghalen.
Bij oudere vogels kunnen de gifstoffen behalve de darm ook andere organen aantasten. Hierbij kunnen de vogels veel gaan drinken (bij aantasting van de nieren). Ze kunnen kreupel worden (bij gewrichtsontsteking). Bij kippen komen ontstekingen van de eierstokken en eileiders voor. Ze kunnen sterven als deze zich uitbreiden naar de buikholte.
Bij onze vogels komt Coli vaak voor in combinatie met een adenovirus. Hierbij wordt gedacht dat de vogels eerst een besmetting met het virus oplopen. Door de verminderde weerstand als gevolg hiervan zijn ze gevoeliger voor E. Coli. De combinatie van deze ziektes zorgt voor slome dieren, die niet eten, ze drinken vaak veel en hebben dunne, slijmerige mest. Door aantasting van de lever kan deze groen gekleurd zijn.
Bij jonge vogels kunnen grote groepen ziek worden. Bij oudere zijn het vaak de al wat zwakkere dieren die vooral aangetast worden.
Diagnose
E. Coli kan uit de darminhoud/diarree gekweekt worden.
Behandeling
Met antibiotica. Bij onvoldoende effect, kan een antibiogram gemaakt worden. Hierbij wordt de E. Coli die de problemen veroorzaakt gekweekt en vervolgens wordt gekeken welke antibiotica hier het beste tegen werkt.
Ook bij duiven met een gecombineerde besmetting, wordt behandeld met antibiotica. Na het oplossen van de besmetting met E. Coli, moet de vogel vervolgens zelf het virus bestrijden.
Voor alle zekerheid en duidelijkheid: E.S.B.3 is geen anti-biotica en werkt dus niet bij bacteriën, maar is een sulfa-preparaat tegen vooral coccidien -dit zijn inwendige parasieten- en tegen bepaalde micro-organismen. In de vogelwereld is het een doeltreffend middel tegen coccidiose en het is ook het meest geëigende middel tegen lankesterella (grote leverziekte).
In de praktijk blijkt, dat men het nogal eens gebruikt om coccidiose te voorkomen en in andere gevallen spreekt men van betere kweekresultaten. In beide gevallen is het een oneigenlijk of wel verkeerd gebruik. Coccidiose voorkomt men vooral door een goede verzorging van de vogels, dat wil zeggen:
1. Een strenge selectie van de kweekvogels.
2. Een goede hygiene en met name een droge bodem.
3. Geen zaad, eivoer, e.d. op de bodem.
4. Ook tijdens het broeden de kweekkooien goed schoonmaken.
5. De jonge vogels vooral niet teveel zaad, maar volop eivoer geven.
6. Jonge zelfstandige vogels pas nadat de rui voorbij is, bij de volwassen vogels plaatsen.
7. Het totale aantal vogels aanpassen aan de ruimte en de tijd die u ervoor heeft. Als u dan nog zorgt voor een goede ventilatie en niet te hoge temperaturen, heeft u al veel gewonnen.
Kuren met E.S.B.3 voor de kweek om de vogels te vrijwaren van coccidien lijkt niet erg zinvol. Als u bovenvermelde punten in de praktijk brengt en de vogels in hun totaliteit een gezonde indruk maken, kunnen er beslist niet veel coccidien aanwezig zijn. Het is echter zeer wel mogelijk, dat de vogels enkele coccidiën bij zich hebben, maar dat hoeft beslist geen ongezonde zaak te zijn. Integendeel, onder normale omstandigheden geeft deze aanwezigheid de vogels juist de gelegenheid om een (natuurlijke) weerstand op te bouwen en dat is het meest ideaal.
Wanneer u voor de kweek gaat kuren, maakt u de eventueel aanwezige coccidien kapot, maar u ontneemt de vogel tevens de gelegenheid om een natuurlijke weerstand op te bouwen. Daarmee maakt u de vogels als het ware steriel. Het grote nadeel is, dat als er dan een besmetting met coccidien komt, het meteen raak is. D.w.z. een massale infectie met hoge sterfte.
Samengevat: wie geen problemen heeft met zijn vogels is totaal verkeerd bezig indien toch E.S.B. 3 aan de vogels wordt gegeven. Juist dan gaat men om problemen vragen. Zij, die min of meer regelmatig coccidiose onder de vogels hebben, moeten misschien wel E.S.B.3 gebruiken. Maar wanneer zij niet tegelijkertijd de oorzaken aanpakken (genoemd onder punt 1 t/m 7) moeten ze E.S.B.3 blijven gebruiken en blijft het dweilen met de kraan open.
Meermalen tijdens de kweek kuren met E.S.B.3 is om precies dezelfde redenen onzinnig. Het verstrekken van E.S.B.3 om betere kweekresultaten te krijgen, dat wil zeggen alleen maar meer vogels, maar meestal niet beter of sterker, is een echte vogelliefhebber onwaardig. Wie alleen maar vogels kan kweken door het hele jaar door E.S.B.3 te geven of andere geneesmiddelen, is dermate verkeerd bezig, dat men zich in alle ernst kan afvragen of men dan niet een geweldig stuk anti-propaganda voor onze hobby maakt. Zou het niet beter zijn, wanneer zo iemand maar zo gauw mogelijk stopt met het houden van vogels?
Bij twijfel of uw vogels gekuurd moeten worden, kunt u de (gespecialiseerde) dierenarts een mestonderzoek van de vogels laten doen. In dat geval hebt u meer zekerheid over de conditie van uw vogels.
Lankesterella of Atoxoplasmose.
E.S.B.3 gebruik en voorkomen van lankesterella (grote leverziekte).
Wie geen coccidiose bij de vogels heeft en ook niet gehad heeft, hoeft zich ook geen zorgen te maken ten aanzien van deze ziekte, aangezien lankesterella een gevolg van coccidiose is. En ook hier geldt dat punt 1 t/m 7 de beste preventie is. De zaak ligt echter anders, wanneer men deze ziekte bijvoorbeeld het afgelopen jaar onder de vogels gehad heeft. De vogels zien er dan wel gezond uit, maar de besmetting is nog altijd in de vogel -met name in de bloedbaan- aanwezig. De lankesterellas worden met de ontlasting uitgescheiden en met name de jonge vogels, ja zelfs wanneer ze nog geen week oud zijn, kunnen ernstig geïnfecteerd raken en een hoge sterfte veroorzaken. In zon geval is het niet meer dan reëel om vanaf dat moment, of nog beter, wanneer men gaat kweken tot na de rui, 5 dagen per week een halve dosering E.S.B.3 te geven. Voor dosering zie onder.
Samengevat: Gebruik E.S.B.3 en andere geneesmiddelen niet, als het niet persé nodig is. En is het nodig, gebruik dan de echte E.S.B.3 en niet de hiervan afgeleide produkten, die helaas vrij verkrijgbaar zijn in de dierenspeciaalzaak.
Dosering:
Coccidiose : 5 dagen achter elkaar 1 gram E.S.B.3 30% per liter water, 2 dagen niet geven en alles goed schoonmaken, en weer 5 dagen achter elkaar 1 gram E.S.B.3 30% per liter water. Ontsmetten bij voorkeur met water met een scheut huishoudammoniak. Halamid bijvoorbeeld werkt niet op coccidiose.
E.S.B.3 7,5% in zakjes van 10 gram : 5 dagen 4 gram op 1 liter water. Verder hetzelfde. Verschil in effect is mij niet bekend tussen E.S.B.3 30% en 7,5%. De laatste is echter in doorsnee 10 keer duurder dan E.S.B.3 30%.
Lankesterella: langere tijd (verschilt per geval) 5 dagen per week E.S.B.3 30%, 0,5 gram per liter water. E.S.B.3 7,5% per liter water 2,0 gram.
Bij lankesterella, (atoxoplasmose-dikke leverziekte) vijf dagen geneesmiddel door het drinkwater, vijf dagen niet, vijf dagen wel, vijf dagen niet. Meestal zal er sprake zijn van langdurig medicijngebruik. Altijd vooraf contact opnemen met een gespecialiseerde (vogel) dierenarts.
PAS OP VOOR OVERDOSERING. In dat geval wordt de stollingsvitamine K afgebroken, waardoor de vogel inwendige bloedingen kan krijgen, meestal met dodelijke afloop. Ga desnoods naar een apotheek om de vereiste hoeveelheid te laten afwegen.
Na een kuur met sulfapreparaten of anti-biotica kan het raadzaam zijn om een aantal dagen wat meer vitamine aan te bieden. Dit hoeft echter niet noodzakelijkerwijs uit een potje of flesje te komen. Van brandnetelblad (plukken op een veilige plaats en afspoelen onder de kraan, daarna drogen in wat keukenpapier) is bekend dat er veel natuurlijke vitamine K in zit. Maar ook natuurlijke honing (natuurlijke vitaminen en mineralen) is een probaat middel en goed te mengen door het drinkwater of Rusk.
Atoxoplasme of dikke leverziekte
Inleiding
Atoxoplasma of dikke leverziekte is een hardnekkig probleem dat bij veel verschillende soorten vogels voorkomt. Het is meestal niet mogelijk om een vogel of een bestand vogels helemaal vrij te krijgen van de ziekte.Wel kan men, door verstandig om te gaan met medicijnen en met een goed begrip van deze ziekte tot een werkbare situatie komen. In dit artikeltje wordt een overzicht gegeven van de belangrijktste wetenswaardigheden betreffende deze ziekte.
Oorzaak
Dikke leverziekte wordt veroorzaakt door een parasiet genaamd.Atoxoplasma.
Deze parasiet is verwant aan de parasieten die coccidiose veroorzaken.
Atoxoplasma verspreidt zich net als coccidiose, via de ontlasting. Een vogel die atoxoplasmose heeft scheidt om de paar dagen een groot aantal eitjes uit met de ontlasting. Deze eitjes zijn direct weer besmettellijk voor een andere vogel.
Het is niet helemaal duidelijk of atoxoplasma-parasieten besmettelijk zijn voor meerdere vogelsoorten. Op dit moment bestaat het idee dat er verschillende atoxoplasma-parasieten bestaan die ieder slechts besmettelijk zijn voor verwante soorten (dit is vergelijkbaar met coccidiose:ook hier bestaan verschillende stammen die ieder slechts problemen geven bij een beperkt aantal verwante vogelsoorten).
Atoxoplasmata verspreiden zich in het vogellichaam middels lymfocyten (dit zijn
bepaalde witte bloedcellen). De Atoxoplasma-parasieten kruipen in het cellichaam
van de witte bloedcel en migreren op deze manier het hele vogellichaam door. Na
verloop van tijd kunnen zij ook andere cellen (bijvoorbeeld levercellen) gaan besmetten.
Ziekteverschijnselen
Het meest opvallende bij vogels met dikke leverziekte, is dat de dieren een zeer sterk vergrote lever hebben. Dit is bij de kleine vogels (dieren met een lichaamsgewicht minder dan 50 gram) altijd zeer goed waar te nemen. Als de veertjes van de buik opzij worden geblazen, "kan men bij deze dieren namelijk door de dunne buikwand de organen direct zien. Bij dieren met dikke leverziekte is een vergrote lever waar te nemen als een halvemaanvormige donkere vlek die rechts onder het borstbeen vandaan komt. Soms is de lever zo sterk gezwollen dat de hele buik gevuld is met een donker-roodbruine massa. De buik is dan ook altijd bol en opgezet.
Een sterk vergrote lever komt bij meerdere ziekten voor. De meest bekende zijn
salmonellose,pseudotuberculose en psittacose. Het grote verschil tussen deze drie
ziekten en atoxoplasmose is dat vogels met salmonellose, pseudotuberculose of
psittacose verschrikkelijk ernstig en acuut ziek zijn. Vogels met atoxoplasmose
vertonen meestal chronische slepende aspecifieke problemen als vermageren, sloom zijn, bol zitten , soms wat diaree etc. Alleen als de ziekte lang blijft slepen, kunnen er wel vogels sterven.
De ernst van de ziekteverschijnselen verschilt echter per vogelsoort. Ik heb veel
verschillende vogelsoorten gezien met dikke leverziekte. Mijn ervaring is dat de meest vruchten-en instectenetende vogels gevoeliger zijn en acuter symtomen krijgen dan de meeste zaadeters. Ook jonge dieren van de meeste vogelsoorten zijn erg gevoelig. Sterfte bij nestjongen is een vaak voorkomend probleem in een bestand besmet met dikke leverziekte.
Sinds enkele jaren komt een vorm van dikke leverziekte voor die veel moeilijker te
herkennen is. Hierbij vertonen zowel oudere als jongere dieren problemen van
vermageren en soms diaree. Bij onderzoek blijken deze dieren een sterk opgezette
buik te hebben, veroorzaakt door een sterk verwijd maagdarmkanaal. De lever is
nauwelijks groter dan normaal. Deze vorm van de ziekte lijkt sterk op megabacteriose of op een bacteriele of gistinfectie van de darm, maar als een uitstrijkje van de kliermaag of de darminhoud wordt gemaakt, dan zijn er noch bacterien of gisten noch megabacterien te vinden. Bij onderzoek van afdrukjes van lever,milt en longen zijn dan massaal de parasieten te vinden in voornamelijk de lymfocyten.
DIAGNOSE
Onderzoek van de ontlasting van de vogels is onbetrouwbaar:soms zijn de eitjes van Atoxoplasma in de ontlasting te zien. Men denkt dan echter vaak dat er sprake is van darm-coccidiose omdat het onderscheidt tussen een eitje van darmcoccidien en Atoxoplasma niet goed te maken is met een eenvoudig microscopisch onderzoek. Het tweede probleem is dat de eitjes van Atoxoplasma niet iedere dag worden uitgescheiden. Vaak zal een mestmonster dus geen eitjes bevatten terwijl de vogel toch lijdt aan Atoxoplasmose.
De diagnose dikke leverziekte is alleen betrouwbaar te stellen aan een gestorven vogel door middel van afdrukjes van diverse organen (meestal lever,milt en longen). Voor mensen met een geoefend oog is de parasiet dan in de lymfocyten te herkennen.
BEHANDELING
Atoxoplasmose is te bestrijden met alle middelen die ook geschikt zijn tegen
coccidiose. De Atoxoplasma-parasiet heeft echter een groter overlevings-vermogen dan darm-coccidien. Dat komt omdat Atoxoplasma-parasieten zich kunnen verschuilen in lymfocyten.Deze witte bloedcellen migreren door het gehele lichaam en komen dus ook op plaatsen waar de bloedcirculatie (en dus de concentratie geneesmiddel) minimaal is.Slecht doorbloedde plekken zijn bijvoorbeeld peesjes en gewrichtjes. Als er, ten tijde van de behandeling, zich lymfocyten met Atoxoplasma- parasieten bevinden op deze slecht doorbloedde plekken,dan kan de parasiet overleven en zich weer gaan vermenigvuldigen op het moment dat de kuur beeindigd is.
In de praktijk geldt dat hoe langer behandeld wordt, hoe minder parasieten zullen
overleven en hoe langer het dus weer zal duren voordat de infectie weer op gaat
spelen. Een middel dat zonder grote bezwaren lagere tijd gegeven kan worden is
ESB3 (werzame stof:sulfaclonazine). Dit is tevens de reden dat baycox (werkzame
stof :toltrazuril) niet geschikt is voor de behandeling van dikke leverziekte. Baycox
mag namelijk maar 48 uur lang aan vogels gegeven worden.
Een behandeling van dikke leverziekte, bestaat dus meestal uit een kuur ESB3 die een aantal (2-4) maanden achter elkaar gegeven wordt, zonder onderbreking. Dit in tegenstelling tot de kuur die gegeven wordt bij darmcoccidiose. Deze kuur bestaat meestal uit 5 dagen ESB3, 2 dagen rust, nogmaals 5 dagen ESB3. Het 5-2-5 schema is echter absoluut onvoldoende om dikke leverziekte de kop in te drukken.
De lengte van de kuur is afhankelijk van de ernst van de infectie en van de
gevoeligheid van de vogelsoort. Het verloop van de ziekte is goed te volgen als
regelmatig (bijvoorbeeld 1 maal per week) 1 of enkele vogels worden uitgevangen en bekeken wordt of hun lever nog vergroot is of niet. Vuistregel is , dat de kuur nog 1 week gegeven wordt als de levers van de vogels weer tot hun normale proporties zijn geslonken. Hoe vaak men een kuur moet geven is eveneens afhankelijk van de ernst van de infectie en de vogelsoort. Ook hier kan men het verloop van de ziekte goed volgen door regelmatig de grootte van de levers van de vogels te inspecteren.
Als men sterfte bij nestjongen heeft, zijn er twee behandelingsschema's mogelijk. Men kan de oudervogels ongeveer 4 maanden voor het broedseizoen kuren met ESB3 gedurende 2 maanden . De pop en de man hebben dan nog 2 maanden de tijd om te herstellen van de bijwerkingen van ESB3 voordat er eitjes gelegd worden. De meest beruchte bijwerkingen van ESB3 zijn namelijk dat de vorming van de eischaal geremd wordt en dat het bevruchtingspercentage daalt. Overigens treden deze bijwerkingen in het algemeen pas op bij zeer langdurige kuren. Zelf heb ik in de praktijk deze problemen eenmaal gezien bij een eigenaar die zijn vogels 12 maanden achter elkaar ESB3 had gegeven. Het beoorgde effecte van deze manier van kuren is, om de infectie te onderdrukken tijdens de periode dat er jonge vogels zijn, zodat de kans op besmetting van een jonge vogel geminimaliseerd wordt.
Een andere manier om problemen tijdens het broedseizoen te voorkomen kan met het volgende behandelingsschema: er wordt gestart met ESB3 op het moment dat het legsel van de pop kompleet is en het dier vast zit te broeden. Tijdens het broeden en gedurende de eerste 3-10 dagen dat er jongen zijn wordt er continu ESB3 gegeven. Als men stopt met kuren moet er regelmatig 1 of enkele jongen uitgevangen worden om de grootte van de lever te bekijken. Is de lever te groot dan moeten in ieder geval de jongen nog minimaal 14 dagen gekuurd worden.
PREVENTIE
Een sluitende preventie is helaas niet mogelijk. Vogels kunnen namelijk drager zijn
van de ziekte zonder dat dit zichtbaar is. Vooral dieren die net landurig behandeld
zijn met ESB3 vertonen geen ziekteverschijnselen meer. Desondanks is het raadzaam om iedere gekochte vogel in de hand te nemen en te kijken of de lever vergroot is. Dieren die een grote lever hebben zonder dat zij ernstige ziek zijn, zijn verdacht.
Is een verblijf eenmaal besmet geraakt met atoxoplasma dan is het eveneens moeilijk ze te bestrijden. De eitjes van Atoxoplasma zijn zeer resistent waardoor de normale desinfectantia niet voldoende zijn om de eitjes te doden. Ook kunnen in een vogelverblijf de eitjes van Atoxoplasma ten minste 4 maanden besmettelijk blijven.
CONCLUSIE
Atoxoplasmose is een zeer hardnekkige ziekte die niet of nauwelijks uit een bastand vogels te krijgen is, als het eenmaal voet aan de grond heeft gekregen.gelukkig is atoxoplasmose of dikke leverziekte een chronisch verlopende ziekte die door medicijnen in het algemeen goed onder controle te krijgen is. Voorwaarde is wel dat er regelmatig vogels in de hand genomen moeten worden waarbij de grootte van de lever geinspecteerd wordt.
Dit artikel is geschreven door:
Hedwig van der Horst, dierenarts.
Vogelpraktijk "den Horst"
Wintelresedijk 51
5507 PP Veldhoven
Tel: 040 2053097
Dit artikel is geplaatst met goedkeuring van Hedwig van der Horst,
Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt voor andere websites zonder toestemming van Hedwig van den Horst of 1 van de Webmasters van Cultuurvogels..
Mocht je een mestonderzoek willen laten doen, dan kan dat bij deze dierenarts,
Ze is gespecialiseerd in vogels, en een mestonderzoek kost 5 per mestmonster.
Er wordt gekeken naar: Coccidiose, megamacterie, wormeieren, bacterien en schimmels.
ESB3 30%
Wateroplosbaar chemotherapeuticum voor de behandeling van Coccidiose bij kippen kalkoenen , duiven en overige vogels.
Samenstelling
100 gram poeder bevat 30 gram sulfaclozine-natrium monohydraat.
Eigenschappen
Sulfaclozine-natrium grijpt in op de cyclus van de coccidieen en voorkomt op deze manier hun verdere voortplanting. Esb3 heeft geen negatieve invloed op groei, leg, broeduitkomst en kan gelijktijdig met coccidiostatica worden toegepast.
Toedieningswijze
Esb3 is in water oplosbaar poeder bedoeld voor orale behandeling via het drinkwater.
Dosering
1 gram Esb3 per liter drinkwater is een kuur ter preventie en ingeval van een coccidiosebesmetting 1,5 a 2 gram per liter drinkwater.
Dit een gedurende 5 dagen, daarna 2 dagen een vitaminnenpreparaat.
Daarna kan dit alles nog 1 maal herhaald worden.
Waarschuwingen
Ernstig zieke vogels hebben een veranderde drinkwateropname , in dit geval kan de dosering worden aangepast.
Verpakking
Doos a 250 gram
Doos met 12x 2,5 gram
Producent
Novartis Agro Benelux
Animal Health Sector
Stepvelden 10
Roosendaal
Tel 0165-574805
Baycox 2,5 %
Werkzame stof: toltrazuril 2,5%
Triethanolamine Macrogol 200
Deze kleurloze tot lichtgele vloeistof dient ter bestrijding van coccidiose in alle levensvormen die deze bacterie kent. Het dient ter bestrijding van coccidiose.
Dosering is 2ml per liter drinkwater gedurende 2 dagen achtereenvolgens.
De houdbaarheid van Baycox in originele verpakking is ruim 3 jaar en opgelost in water slechts 48 uur. Baycox werkt in alle stadia van de coccidiose cyclus die zich in het vogellichaam kunnen bevinden.Een behandelingsduur van 2 dagen is meestal voldoende om een vogel te kunnen genezen.
Het vogelverblijf moet grondig worden schoongemaakt om de eventuele besmettingsbron weg te halen. Vochtige kooien is vaak de grote bron van deze ziekte. Na 5 dagen kun je voor de zekerheid de kuur nog eens herhalen.
De richtprijs van dit geneesmiddel is 17,50 per 100ml
Baytril
Werkzame stof; Enrofloxacine Het is een siroopachtige kleurloze vloeistof welke een breedspectrum antibioticum bevat.
Ter bestrijding van:
Bacteriële infecties van algemene aard
Luchtwegen infecties
Gewrichtontstekingen
Gebruik / dosering
Bij de 10% oplossing 1,5 ml per liter drinkwater gedurende 10 dagen. Tijdens de winterperiode in niet verwarmde vogelverblijven de dosering 2ml per liter drinkwater gedurende 5 dagen. Gangbaar is ook de 2,5% oplossing van Baytril, de dosering is hier 6ml per liter drinkwater de gedurende 10 dagen.
Geef dit middel nooit langer dan 10 dagen achter elkaar aan uw vogels. De nieren zijn niet in staat deze belasting op zich te nemen.
Tijdens deze kuur kunt u het beste bad en ander drinkwater verwijderen. Bij vogels in zeer slechte conditie kunt u ook