Ze keek naar haar benen met blinkende ogen. Ogen die zich
langzaam vulde met tranen en dreigden over te lopen. Ze beet op de binnenkant
van haar kaken, zo hard dat haar mond zich vulde met een ijzeren smaak. Ze zou
niet wenen, dat mocht gewoon niet.
Haar handen bolde zich tot vuisten en ze duwde haar nagels
diep in haar huid. Haar hoofd stroomde leeg, en de mentale pijn verplaatste
zich naar haar handen. Haar hoofd werd leeg en een rust nam plaats. Eindelijk,
eindelijk wat ruimte om te denken en even niet meer aan alle zorgen te denken.
Het enige wat ze momenteel voelde was het prikken van haar nagels in haar huid.
Het enige wat ze proefde was het bloed in haar mond. En het enige wat ze zag
waren de littekens op haar benen.
De rust veranderde snel toen ze voetstappen op de trap
hoorden, toen moest alles heel snel gaan. Ze draaide zich om en smeet het nog
halfrode mesje in haar nachtkast. In bijna dezelfde beweging trok ze een deken
over haar benen. De tranen dwong ze terug en snel vormde haar grimas zich om in
een glimlach.
Toen de deur opende keek ze naar haar gsm, precies alsof ze
dat al de hele tijd had gedaan. Haar vader keek binnen en vroeg of ze even kon
babysitten. Tuurlijk moest hij weg, alweer. Alsof hij echt een afspraak had
voor zijn werk. Alsof hij niet doorhad dat zij of zelfs nog erger haar moeder
wel wist waar hij echt naartoe ging. Hoe noemde ze ook alweer? Lotte, lore?
Niet dat het uitmaakt. Een glimlach faken was makkelijker dan de problemen die
zouden komen moest hij het weten.
Het is makkelijker om gewoon te zwijgen, de lippen op elkaar
te houden en te glimlachen. Daar stoor je tenminste niemand mee. Niemand
luistert graag naar de problemen van anderen. Dat was een les die ik al snel
had geleerd. Ergens was het ook wel logisch, iedereen wil gewoon het beste
maken van zijn eigen leven, niemand heeft tijd om te luisteren naar gezever.
Dat is ook het enige wat het is..
gezever.
Een sleutel in het slot, liet haar overeind springen. Haar
moeder was thuis gekomen en het was tijd om zich uit de voeten te maken. Als ze
haar zou zien zou het beginnen,
eindeloze ruzies om geen reden. Gewoon om haar frustraties over haar
vader op haar uit te werken.
Eens op haar kamer was het een soort vaste gewoonte
geworden. Zich oprollen in een deken en wachten tot ze riepen om avond te eten.
Die in stilte zou worden opgegeten. Daarna zou ze terug naar boven komen om
onder dat zelfde deken te kruipen en te luisteren naar het geschreeuw die de
verdieping onder haar vulde. Dat was het moment waarop haar tranen de vrije
loop mochten gaan , nu zouden ze toch geen tijd meer hebben om aan haar te
denken.
Zo viel ze langzaam in slaap , met geen hoop voor morgen of de dag daarna of de
volgende
De
nacht bezong de stilte beter dan mijn hart de liefde bezong. Het diepe blauw
omhulde mijn hart en mijn ziel. Het was middernacht en mijn adem blies
dromerigere wolkjes in de frisse lucht. De nachtelijke geluiden lieten mijn
hart, dat weldra zou stilstaan, langzamer kloppen.
Ik
was nog nooit zo zelfverzekerd. Ik weet dat iedereen het weglopen van je
problemen noemt , maar voor mij was het anders. Voor mij was dit de manier om
een punt te zetten achter de pijn die ik had en daar bovenop was het een manier
om terug te keren naar mijn vader, die toen ik nog 12 was, overleed in een
auto-ongeval.
Ik
liep met het doosje pillen in mijn rechterhand over het gras naar mijn
favoriete plekje, het heuveltje dat twee straten van mijn huis lag. Op de top
ervan kon je de maan en de sterren bewonderen. Zij waren sinds mijn vaders dood
mijn beste vrienden. Ik geloofde, of beter gezegd hoopte dat als je stierf je
naar de hemel werd gebracht en zo kon schitteren en neerkijken op je geliefden.
En zo hoopte ik ook dat mijn vader op dit moment niet naar mij zou kijken, want
hij zou teleurgesteld zijn.
Teleurgesteld omdat ik mijn leven niet kon oppikken na zijn dood. Maar verder
gaan zonder hem was te pijnlijk. Zeker omdat het op school niet meer zo goed
ging. Vele klasgenoten pesten me omwille van zijn dood. Ze zeggen dat mijn
vader met opzet in de gracht reed en dat hij dat enkel deed om zo van mij af te
komen. Want wie wil nu zo een zoon. Ergens geef ik hen gelijk, want ik ben
nergens goed in. Ik ben niet slim, niet handig en heb al zeker geen
buitengewoon talent.
Eigenlijk had hij helemaal geen reden om trots op me te zijn, maar eens ik hem
terug zou zien, zou hij het allemaal begrijpen, zou hij me omarmen ook al ben
ik al te oud voor knuffels.
Vastberaden
wandelde ik door en bereikte de top waar het lange gras wiegde door de wind
alsof het me wou verwelkomen. Het was volle maan en ik kon me geen betere nacht
voorstellen om dit te doen. Ik was de lange, slapeloze nachten beu. De nog
langere dagen die erop volgde al zeker. Maar wat ik zeker beu was, waren de
littekens die mijn armen sierden, de zoveelste reden om niet trots op me te
zijn.
Als ik nu zou gaan slapen, zou ik morgen
gewoon weer in de rotzooi om me heen wakker worden, dus nee, vandaag zal de
slaap me overmeesteren zodat ik nooit meer hoef wakker te worden.
Ik
was niet bang, toen ik het deksel van het doosje pillen opendeed. Mijn ogen
vulden zich niet met bittere tranen toen ik een felgekleurd pilletje op mijn
hand legde en ik slaakte geen zucht toen ik het pilletje in mijn mond stopte en
doorslikte.
Ik
besloot elke pil te verantwoorden. Deze was de belangrijkste, voor het
terugzien van mijn vader. De volgende voor de nog verse sneden in mijn pols.
Die erna voor de blik in mijn moeders ogen toen ze me zag omdat ik zoveel op
mijn vader leek. Ik was niet de enige met een depressie.
Ik raakte tot reden nummer 36 voor ik neerviel in het gras. Op mijn rug bekeek
ik de snelbewegende sterren, alles bewoog rondom me, maar de maan bleef
centraal. Ik lachte en ik schrok van het geluid dat het met zich meebracht. Ik
had al lang niet meer gelachen. Maar het gezicht van mijn vader keek me aan en
ik leek steeds verder verwijderd te worden van de aarde. Langzaam werd de nacht
donkerder en verliet mijn ziel mijn lichaam. Ik was eindelijk vrij. Verlost van
de pijn die me kwelde, terwijl ik steeds lichter en lichter werd, viel het
lichaam onder mij in een diepe slaap, die nooit beëindigd zou worden. Mijn ziel
fluisterde de woorden, die de nacht even lieten weerklinken: Vaarwel.