Welkom, Hier kan je vele gedichten van Tolkien lezen. Sommigen zijn niet naar het nederlands vertaald omdat ze dan hun schoonheid verliezen.
Boombaard over Beleriand:
In de wilgenweiden van Tasarinan liep ik in het voorjaar.
Ach! het gezicht en de geur van het voorjaar in Nan-tasarion! En ik zei dat het goed was.
Ik zwierf in de zomer in de iepenbossen van Ossiriand. Ach! het licht en de muziek in de zomer bij de Zeven Rivieren van Ossir! En ik vond dat dat best was.
Bij de beuken van Neldoretj kwam ik in het najaar. Ach, het goud en het rood en het zuchten der blaren in de herst van Taur-na-Neldor! Het was meer dan mijn verlangen.
Naar de pijnbomen op het hoogland van Dorhonion klom ik in de winter. Ach! de wind en de witheid en de zwarte wintertakken op Orod-na-Thôn! Mijn stem steeg op en zong in de hemel.
Maar nu liggen al die landen onder de vloed; En loop ik in Ambarona, in Tauremorna, in Aldalómë, In mijn eigen land, in het land Fangorn, Waar de wortels lang zijn, En de jaren dikker liggen dan de bladeren In Tauremornalómë.
 __________
De eenzame berg
Ver over nevelbergen koud Naar kerkers diep en grotten oud Moeten wij gaan eer dag breekt aan Op zoek naar het betoverend goud.
Menige spreuk met toverkracht Onder rink'lende hamerslag, Werd daar gewrocht in diepe krocht Onder de berg, waar 't duister wacht.
Voor vroegere vors en elfenheer Smeedden zij daar van goud weleer Glanzende schat, lichtend gevat In pronkjuweel op zwaard en speer.
Aan zilveren ketens regen zij De sterrenbloei; aan kronerij Het drakenvuur; in garnituur Werd het licht van de maan en zon getwijnd.
Ver over nevelbergen koud Naar kerkers diep en grotten oud, Moeten wij gaan eer dag breekt aan, Opeisen 't lang vergeten goud.
Bekers smeedden zij voor zichzelf Harmen van houd aar geen mens delft In hun gebied, en mpenig lied Klonk, ongehoord door mens en elf.
De sparren brulden bergenhoog Terwijl de storm de nacht bevloog. Het vuur was rood, werd angsitg groot Tot boom als fakkel vlammen spoog.
Toen luidden klokken overal, Mensen verbleekten in het dal: De drakengram, feller dan vlam Dloopte jun torens, huizen, al...
De berg rookte in het licht der maan Ondergang staarde dwergen aan, Ze ontvluchten grot naar 't stervenslot Onder zijn poten, onder maan.
Ver over de nevelbergen koud Neer kerkers diep en grotten oud, Moeten wij gaan eer dag breekt aan Om te herwinnen harpe' en goud!
 ________
|