Willy Degheldere blog
Inhoud blog
  • ECONOMIE / ARBEID, HANDEL, AMBACHTEN, DIENSTBEROEP, LANDBOUW, FINANCIEN.
  • Sociaal stelsel te royaal
  • AUTOFILES

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    19-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ECONOMIE / ARBEID, HANDEL, AMBACHTEN, DIENSTBEROEP, LANDBOUW, FINANCIEN.

     Algemeen

    Politici draaien economie de nek om, zegt de Nobelprijswinnaar economie William Vickrey. Terwijl de econonomie een langere adem heeft dan de politici. De huidige toestand der economie is zeker niet om er politici een Nobelprijs voor te geven. Zij voorzien niets en laten alles over aan de economie. Anderzijds stellen zij onzinnige reglementen vast die de economie direct en gezwind doen uitzien om zich aan te passen. Bijvoorbeeld de loonlasten abnormaal hoog houden. Waardoor de concurrentie zorgt dat er steeds minder winst is. Met als resultaat tal van faillisementen. Bedrijven die samensmelten of uitwijken. Aldus schept de overheid dwingende omstandigheden waar de economie zich moet bij aanpassen. Een ander voorbeeld is de kleinhandel laten uitroeien door onbeperkt het grootkapitaal van vooral buitenlandse ketenwinkels en warenhuizen toe te laten. De overheid werkt op die wijze bewust mee om het kleinschalig handelspatroon, waar véél mensen als zelfstandige met of zonder personeel werk in vinden, in handen te geven van buitenlandse grootondernemingen. Eigen mensen worden dan herleid tot simpele werknemers in die bedrijven. Met een toenemende verarming van de eigen economie. Waar men vroeger rijkdom kon opbouwen is dit met een gewoon werknemersloon niet méér mogelijk. Grotere rijkdom diende vroeger om de kinderen een beter bestaan te geven. Nu zijn de meeste kinderen gedwongen van zich tevreden te stellen met wat ze zelf verdienen als gewone werknemer.

    Nogal dikwijls zit men onterecht op de kap van de economie. Vooral politici vergeten dat zij zonder de economie eenvoudig niet zouden kunnen bestaan. Het geld voor het politiek beleid komt uit de economie. Toch is de politiek arrogant, en tooit zich graag met andermans pluimen. Door haar onbewust en onbekwaam beleid tegen de economie draait zij dikwijls de kip met de gouden eieren de nek om. Een Belgische eerste minister die niets begreep van economie verklaarde: "wij moeten België promoten. Zelf al verkopen we brol dan nog moeten wij zeggen dat het de beste is!" Voorwaar straffe brol!

    De belasting betalende bedrijven zijn door de administratie van de overheid dikwijls behandeld als een stuk vuil. Totaal vergeten dat het juist de bedrijven zijn die de administratie betalen! Een handelaar zou zo niet durven optreden tegenover zijn klanten.

    Er worden grote spreuken verkondigd die populair klinken bij de bevolking. Zoals de rijkdommen der wereld herverdelen. In de economie is dat nooit mogelijk en de politiek moet gedwongen luisteren en involgen wat de economie dicteert. Al geeft de politiek dat nooit toe. Economie past zich altijd en overal aan. Evengoed aan een dictatuur of een democratie.

    Blijvende welvaart schept men niet met allerlei wetten die het de ondernemingen moeilijk of onmogelijk maken hun activiteiten te beginnen of te stoppen, maar wel door nieuwe investeerders en ondernemers aan te trekken.

    De Europese Commissie geeft heden (vroeger niet) toe dat de begrotingsmaatregelen het vertrouwen aantasten en de binnenlandse vraag of consumptie remmen. Het IMF (Internationaal Monetair Fonds) en de Wereldbank pleiten heden voor het stopzetten van de eindeloze belastingverhogingen. Men vraagt zich af wat voor een kortzichtig beleid dit is. Heden geeft men toe dat een evenwichtige arbeidsmarkt de primordiale redding is! Werkloosheid veroorzaken als oplossing van de inflatie is een remedie erger dan de ziekte. Het CES (Economisch en Sociaal Comité van de Europese Gemeenschappen) heeft met 108 stemmen voor en 2 tegen, bij 4 onthoudingen, een advies goedgekeurd om bij zeer arbeidsintensieve diensten een verlaagd BTW-tarief toe te passen. Overal voelt men dat de werkloosheid alleen omlaag kan door verlaging der lasten. Men zoekt het dus op allerlei plaatsen bedekt te doen. Maar de onzekerheid en besluiteloosheid is groot om het werkelijk grootschalig en dus doeltreffend te verwezenlijken.

    Dat steeds meer binnenlandse bedrijven hun heil zoeken in het buitenland en omgekeerd, is beschouwd als een pluspunt in de vrije wereldmarkt. Het fel onderschatte nadeel is dat meestal alleen grote bedrijven tot zoiets in staat zijn. Er is veel kapitaal nodig. Daarvoor zet men zeer ingewikkelde juridische constructies op die er op uit zijn om zoveel mogelijk belastingen te ontwijken. En snel véél winst te maken. In geval van tegenslag is maar één van de onderdelen van de constructie getroffen.

    Is dat een gelukkige oplossing? In ieder geval veeleer een tijdelijke. Afhankelijk hoofdzakelijk van de in sommige landen nog heersende lage lonen. Gaandeweg zal die kloof verminderen en de tegenwoordig ontbrekende kennis in die tijdelijk onderontwikkelde gebieden zal toenemen, zoals het in Azië het geval was.

    Dan staat iedereen weer even ver. Met een concurrentieslag waar iedereen zal onder lijden zoals nu het geval is. Het zal nog meer lijden tot fusies onder de aandeelhoudersgroepen. Want die bekommeren zich niet of hun geld in bedrijf X of Y steekt.

    De winsten zullen zo gering worden dat de zwakken niet in staat zijn om blijvend te investeren in steeds kostelijker en gesofistikeerde uitrusting en machines. Want wie daarover niet beschikt zal géén of weinig kans meer hebben. Juist zoals zich dat voordoet in de overrompeling van onze kleinhandel.

    Iedereen staart zich blind op de toenemende fuseringen en de megabedrijven die daaruit ontstaan. Beschouwd men als een vooruitgang en glorie. Inderdaad voor het toenemend klein aantal rijken en de verarming van de rest der bevolking. Ziet dan niemand dat wij in een droompaleis verzeild geraken met noodlottige gevolgen op termijn? De Aziatische crisis was daarvan reeds een voorspel.

    Uiteindelijk maakt de huidige grootschaligheid van de bedrijven door de overheersing van geld en kapitaal, elk ethisch of menselijk ondernemen, en ook het sociaal leven der werknemers, op termijn totaal kapot. Een werkgever zal niet soepel en menselijk te werk gaan met zijn personeel, als hij zelf onder druk staat van door de overheid opgelegde hoge loonlasten.

    Protectionisme

    Protectionisme of het economisch stelsel van beschermende rechten. Is natuurlijk wat anders dan een soevereine politieke "regeling" tot bewaring van het welzijn van eigen volk. Géén land kan verplicht worden om het even wat het niet nodig heeft binnen te laten op zijn gebied.

    Weerleggingen dat andere landen onze uitvoer zouden boycotten, gaan niet op. Tot hiertoe gebruikt door een zwak beleid en lobbywerk van rijke importeurs en onkundige politici. Een prachtig uitziend buitenlands warenhuis dat onze kleine handelaars doet verdwijnen laat de bevolking de verloedering van de eigen bedrijvigheid vergeten.

    Wat goedkoop uit Azië komt koopt de bevolking gretig, ook wie in een verdwenen fabriek werkte die hetzelfde vervaardigde en er door werkloos geworden is! Wanneer de verbruikers doelbewust producten van eigen bodem zouden kopen om zichzelf en hun bedrijvigheid te beschermen heet dat protectionisme. Wanneer je iets zelf kunt doen, ben je niet verplicht het aan anderen over te laten. Wat is daar verkeerd aan?

    Economiebescherming

    "Niet voor niets komen stemmen op om terug aan protectionisme van de eigen werkgelegenheid te doen". (Von Kunitski Norbert, manager van Sidmar).

    In de handel, produktie en distributie, is er in de meeste sectoren al jaren een structurele verandering aan de gang. De toenemende concentraties in zeer kapitaalkrachtige ondernemingen. Niet omdat het zo goed gaat. Veeleer uit nood om in omloop te blijven. Ingegeven door de crisis, vooral ontstaan door de open wereldmarkt. Bijkomstig om met grote kapitaalkrachtige groepen de economie te beheersen.

    Multinationale of grote bedrijven bestaan meestal uit een toenemend aantal aandeelhouders. Kapitaalbezitters die géén risico willen nemen in een eigen onderneming. Genoegen nemen anderen te laten werk en winst op te strijken door met geld te spelen.

    Kleine bedrijven verdwijnen of worden overgenomen. Op termijn veroorzaakt dit stijgende werkloosheid. Zet zelf aan tot criminaliteit met 65% der bedrijfsbranden die in België aangestoken zijn en niet per ongeluk ontstaan. In de Horeca (Hotel-Restaurant-Café) zijn 4 op 10 branden aangestoken. Tussenpersonen, kleinhandels, verdelers of groothandels, vallen weg door de stijgende prijsdruk. Om plaats te maken voor gefuseerde bedrijven, ketenwinkels en vooral buitenlandse distributiereuzen.

    De veel te hoge loonlasten helpen daar aan mee. Dit veroorzaakt werkloosheid. Grote, vooral buitenlandse bedrijven zijn zodanig doeltreffend georganiseerd dat zij met een minimum aan personeel werken. Investeren in machines en niet meer in veel te duur geworden mensen.

    De toenemende concurrentie is opgehemeld als een goed punt voor de consument. Die ziet graag dat bedrijven en handelaars elkaar afslachten opdat alles voor hen goedkoper zou worden. Spotgoedkope producten uit lageloonlanden. Zonder schroom zelfs uit een Europees land, Italië, waar 500.000 kinderen tussen de 11 en 14 jaar werken voor een hongerloon. Méér dan de helft hebben een volledige dagtaak! Hier zit men verheven te praten over ethisch ondernemen. Weinigen beseffen dat het volledig ontbreken van ethisch ondernemen in lageloonlanden en de goedkope producten uit zulke landen hier het ethisch ondernemen volkomen onmogelijk maken. Gewoon omdat men bij hoge loonlasten de werknemers veeleer opjaagt om méér te presteren. In ruil krijgen ze goedkope buitenlandse producten.

    De ruime aanwezigheid van goedkope produkten uit de lageloonlanden is de hoofdreden dat de overheid de nadelige ontwikkeling in eigen land gelaten aanziet. Bewust of met onverschilligheid kijkt zij toe en laat begaan. Alhoewel zij er op termijn het slachtoffer van is. Véél belastingsgeld moet zij niet verwachten van steeds goedkopere artikelen en van belasting ontwijkende grote bedrijven. In zulk klimaat schept de overheid zelf zwartwerk en doe-het-zelvers. Overal duikt zwarthandel op om aan de toenemende druk te weerstaan.

    Intussen zit de overheid met geldtekort en heeft zij er alle belang bij dat, bij dalende koopkracht, de bevolking zich kan te goed doen voor lage prijzen. Het volk blijft rustig en dat is het kortzichtig streefdoel van de overheid. Wat er later komt trekt zij zich niet aan.

    De indruk ontstaat dat het volk nog nooit zo rijk was en het zo goed stelde. Inderdaad is die indruk juist, maar de geld- en materiële rijkdom-jacht zorgt tegelijk voor geestelijke verarming van de mens en zijn ware geluk. Valt niet zo op en weinigen maken er zich druk om. Geld en bezit verzoeten véél. De spreuk dat met geld geen geluk kan gekocht worden is pas overduidelijk bij het ouder en eenzaam worden.

    De bevolking snapt niet of wil niet aanvaarden dat produkten met lage prijzen op kosten gaan van eigen werkgelegenheid. Het zijn maar die welke zelf ondervinden dat hun werkplaats verloren gaat door overdadige concurrentie. Sluiting van een fabriek omdat zij niet kan concurreren tegen de lageloonlanden.

    Arbeiders zijn boos op hun bedrijf dat sluit. Boos dat de overheid niets doet tegen de werkloosheid en sluiting der bedrijven. Dezelfde arbeiders kopen gretig allerlei produkten "Made in Taiwan, China, Korea" enz. Vergeten daarbij totaal dat ook die artikelen hier werkloosheid veroorzaken. Is dat naïviteit of wat anders en erger?

    Het rijke westen maakt Azië rijk. Daar worden nieuwe hypermoderne fabrieken gebouwd, terwijl men hier met verouderd materiaal zit. Wij kunnen niet investeren omdat onze prijzen wanhopig moeten gedrukt worden tegenover de Aziatische concurrentie.

    In Korea maakt een autofabriek 300.000 wagens per jaar met 2500 arbeiders. Hier is dat 270.000 met niet minder dan 12.000 werknemers!

    Vakbonden, die zich zouden moeten verontrusten over concentraties, begrijpen nog veel minder wat er aan de gang is. Van die kant is géén inzicht te verwachten. Door hun ingeboren stelling dat zij handelaars en ondernemers als vijanden beschouwen van de werknemer.

    Wat valt er de handelaar of ondernemer nog te doen? Zich steeds méér inspannen en de werkdruk verhogen. Specialisatie, exclusiviteiten vinden en nieuwe wegen opgaan. Artikels waarin de concurrentie onbestaande of gering is. Echter met het nadeel dat de markt daarvoor véél minder groot is.

    Op termijn versterkt het blijvend spartelen om te overleven de overheid in de boosaardigheid. Alles schijnt goed te goed te gaan. Iedereen doet zijn best. Op zeker ogenblik is er zelfs een korte verbetering. Door lage prijzen worden de consumenten tijdelijk aangezet om méér te kopen. Intussen en in werkelijkheid verslecht het en komt er een einde. Er is niets dat het grootkapitaal kan tegenhouden, als de overheid niet ingrijpt en voor regeling zorgt.

    Jammeren over waar dit heen gaat baat niet. Politici zijn géén economen. Door hun partijen-verdeeldheid en voortdurend onderling gekibbel geremd in noodzakelijke beslissingen.

    Kan de overheid niet overtuigd worden om anders te werk te gaan, dan is het puin ruimen. Het geld zal moeten gebruikt worden om immer meer te steunen. Zoals nu reeds het geval. Momenteel zijn er géén grote Belgische bedrijven meer. De grootste winstmakers zijn monopoliserende bedrijven. Electrabel met 32,9 miljard BEF winst aan de top. De volgende, Tractebel met 28,5 miljard BEF winst is niet totaal Belgisch. De derde is Promedia (monopolie telefoonboekreclame) Zo zal onze produktie en distributie stilaan overgaan in buitenlandse handen. Want daar zit nog méér kapitaal dat géén grenzen kent. België zit gekneld tussen twee zeer grote rijke landen, Duitsland en Frankrijk. Net zoals Amerika zijn die in staat om onze economie financieel te overheersen. Sluipend is dat reeds aan de gang.

    Het is daarom onzinnig van nog te denken aan een Nationale Belgische of Vlaamse verankering van bedrijven. Als het zou gebeuren dan zal het maar een schim zijn. Voor de vorm, zoals veel buitenlandse bedrijven in België een vennootschap van Belgisch Recht opzetten, die bij de buitenlandse baas niets te vertellen heeft. Nogmaals, de economie laat zich door de politiek niets dicteren en weet zeer goed de weg om al die politieke hindernissen te omzeilen.

    Dit is géén doemdenken maar een wenk dat niet tijdig ingrijpen het dit fataal kan worden.

    Er zijn enkele regels nodig.

    1) Wat in dit land kan geproduceerd worden voor dezelfde prijs, niet meer invoeren uit andere landen. Alleen op winst beluste importeurs worden daarmee rijk, terwijl hier de bedrijvigheid verloren gaat. Een vrije wereldhandel is géén vrijgeleide om overal ter wereld de aldaar bestaande plaatselijke handel of bedrijvigheid kapot te maken. Indien vooral de lageloonlanden daarmee minder verkopen, moeten de rijke landen hen op een andere wijze helpen, dan alleen van hun spotgoedkope arbeid te leven.

    Uit naam van de vrije wereldhandel beweren dat een handelsbeperking niet kan, is schijnheilig en economisch onjuist. Nu gebeurt het sluipend en bijna ongemerkt door bewust moeilijkheden in de weg te leggen. Bij een nog duidelijker georganiseerd optreden zal iedere overheid van ieder land er plots tegen protesteren. Het is dus meestal wachten tot de catastrofe dreigt.

    Wanneer ieder land eerst zorgt voor de bevoorrading van eigen land en buitenlandse import voor wat het zelf voortbrengt zou verbieden, dan ontstaat opnieuw een normale toestand. Wat voor zin heeft het voor 1 miljard BEF buitenlands vlees in te voeren en er 1 miljard BEF naar dat of andere landen uit te voeren. Nul-operatie. Alleen voor het plezier van een wispelturige consument die steeds wat anders wil. De ene keer Belgische boter en de volgende keer Ierse. En wat als de Wereldhandelsorganisatie beperkingen niet aanvaard en sancties toelaat? Gewoon de onzinnige en onlogische maatregelen negeren. Eventueel ook sancties treffen tegen buitenlandse import tot men de onzin inziet. Inderdaad, desnoods een handelsoorlog tot er besef is dat géén enkel land zich laat overspoelen door buitenlandse produkten die zijn eigen economie kapot maken.

    De overheid moet niet voor enkelingen, zoals de importeurs, zorgen, maar voor het gemeenschappelijk nut. In de rest van het leven der mensen doet zij niets anders dan regelen. Waarom hier niet?

    Een sprekend voorbeeld zijn de boeren. Door de invoer verdwijnen zij stelselmatig en wordt men in België voor de voeding afhankelijk van het buitenland. Terwijl men in tegenstelling éénzijdig voedsel in grote getallen produceert voor goedkope uitvoer. Een zeer gevaarlijke instelling, want de concurrentie is groot en bij de minste tegenslag valt de uitvoer in duigen.

    De prijzen die de boeren krijgen voor hun produkten dekken niet eens de kosten. Met een landbouwplan dat de nodige produktie bepaald en vaste basisprijzen kunnen zij terug herleven. In 1980 waren er in België nog 163.883 landbouwbedrijven. Geslonken tot 63.848 in 1999. Angst aanjagend dat ondanks dit wegvallen van bijna 100.000 bedrijven de totale produktie op een industriële wijze gelijk bleef of nog steeg.

    Als de Staat (nu ook Europa) géén regeling voorziet, dan overheerst het geld of de prijs. Dicteert de Beurs de prijzen. Met alle kwalijke verschijnselen. Vooral de zeer veronachtzaamde psychische gevolgen bij boeren die moeten stoppen met hun bedrijf omdat zij de grootschalige wijze van produktie financieel niet meer kunnen volgen. Stilaan overheersen een paar aandeelhouderskapitaalgroepen de hele voedselvoorziening en dat is door het gelbejag voor de kwaliteit niet aanbevelenswaardig.

    2) Hetzelfde besluit met buitenlandse vestigingen. Brengen zij iets wat ontbreekt of wat wij zelf niet kunnen, dan toelaten. Komen zij alleen om de eigen bedrijven uit te roeien met totaal gelijke producten, dan niet.

    Onbeperkte concurrentie

    De onbetwiste stelregel om onbeperkt concurrentie te laten voeren was dat het de consument zou bevoordelen. Klinkt goed en aanvankelijk niets tegen te zeggen. Wat, als het dezelfde consument onrechtstreeks bedreigt? Dat hij of zijn medeburger zijn werk verliest door de overdreven concurrentie. Dat alleen grote concentraties er voordeel bij hebben en de kleinhandel uitroeien. Want die kunnen op een zeker ogenblik niet meer concurreren tegen giganten die door kapitaalsconcentratie de laagste prijzen kunnen bedingen. Inhoudelijk dat de toeleveraars steeds minder winst hebben en op hun beurt verdwijnen.

    Zeker, het vuile of tijdrovende handwerk zullen nog steeds de toeleveraars mogen doen. Aan de minimumprijs die de afnemers zullen dicteren.

    Onbeperkte rechtvaardige concurrentie is uit zichzelf een waanbeeld door de ongelijkheid op de open wereldmarkt. De Europese Commissie gaat krijgshaftig in tegen overheidstoelagen die ze met grote woorden veroordeelt omdat ze de concurrentie vervalsen. Ze kan echter niets doen tegen de lageloonlanden, waar veel lagere lonen of lasten hetzelfde betekenen als toelagen verstrekken. Het eindresultaat, een lagere verkoopprijs, is in elke toepassing het voornaamste doel. Zo is het uurloon in de weverijsector in België 775 BEF terwijl dit in Frankrijk 510 BEF is. In Hong Kong 99 BEF. In Polen 74 BEF. In Tunesië 59 BEF. Daardoor is de concurrentiekracht van België van de 12e plaats in 1993 - in 1998 naar de 23e plaats gezakt. De loonlasten zijn in België buiten verhouding groot. Op een uurloon van 800 BEF heeft een arbeider in de Belgische industrie daarvan 420 BEF in de hand en gaat 380 BEF naar de Staat.

    Eerlijke vrije concurrentie is nooit te bereiken of in handen te houden en de stelregel van de Europese Commissie is volkomen vals en utopisch. Op die wijze nekt Europa zijn eigen economie en helpt het de lageloonlanden om rijk te worden op zijn kosten.

    Het Belgisch leger geeft het slechte voorbeeld en koopt zijn hemden in China. De broeken komen uit Roemenië. Het Brits leger laat zijn uniformen in Wit-Rusland maken.

    Let wel dat niemand het principe van gematigde eerlijke concurrentie in twijfel stelt. De uitvoering is enkel in de Europese invloedssfeer mogelijk en dat is een onmiskenbare oneerlijkheid waar niets aan te doen is.

    De "Club van Lissabon", een groep van 18 voortreffelijke economen onder leiding van Riccardo Petrella (Professor aan de Université Catholique de Louvain - België, en voormalig directeur van het programma Prospectie en evaluatie van wetenschap en technologie van de Europese Unie) heeft het over de noodlottige gevolgen van de niets ontziende economische concurrentieoorlog. Waarbij uiteindelijk miljoenen werkplaatsen zullen verdwijnen door concentraties en fuseringen.

    Samengevat in navolgende tekst afkomstig van de "Groep van Lissabon" onder voorzitterschap van Riccardo Petrella wat die over onbeperkte concurrentie denken:

    De negatieve effecten van buitensporige concurrentie.

    1) Geeft veeleer prioriteit aan instrumenten en technische systemen dan aan mensen en organisaties voor mensen. Mensen zijn alleen van belang als producenten en consumenten.

    2) Geeft voorrang aan korte termijn financiële lasten. Het creëert overproduktie en tekorten.

    3) Vermindert het concurrerend karakter van de binnenlandse nationale markt en verhoogt de industriële en financiële concentratie op wereldniveau. Hierdoor werkt het in het voordeel van de ontwikkeling van mondiale oligopolistische markten.

    4) Versterkt regionale ongelijkheid binnen en tussen landen in de toegang tot het innovatieproces (de rijken en sterken worden rijker en sterker)

    5) Versterkt de opdeling van de wereldbevolking en regio's in de "geïntegreerde" en de "uitgesloten" wereld

    6) Draagt bij tot een ernstige aantasting van het milieu, hoewel het de zoektocht naar nieuwe processen en produkten kan bevorderen

    7) Is een bron van ernstige sociale uitsluiting. De niet_concurrerende mensen, ondernemingen, steden en naties blijven achter. Zij maken niet langer deel uit van de geschiedenis. Ze zijn waardeloos, omdat zij de "verliezers" zijn. Ze zet mensen op tegen andere volkeren.

    8) Steunt de "heilzame cirkel" van individuele en collectieve agressiviteit en voorkomt de ontwikkeling van solidariteit en dialoog tussen mensen, naties en gemeenschappen.

    9) Vermindert de capaciteiten van publiekrechtelijke organisaties en een representatieve democratie op alle niveaus, binnen de onderneming, op lokaal, nationaal en mondiaal niveau."

    Ondanks zijn populariteit is concurrentievermogen allesbehalve een efficiënt en effectief antwoord op de huidige problemen en mogelijkheden van de nieuwe 'mondiale wereld en samenlevingen. De overdaad aan concurrentie is zelfs een bron van ongewenste nadelige effecten.

    Het opvallendste gevolg van de concurrentie_ideologie is dat het een structurele vervorming in het functioneren van de economie zelf te weeg brengt, om nog maar niet de verwoestende maatschappelijke gevolgen te noemen.

    In de eerste plaats is het voor vele Amerikanen steeds duidelijker geworden dat 'de internationale economische concurrentie van het afgelopen decennium een concurrentie gebleken is in het opheffen van banen en het verlagen van de levensstandaard. De Europeanen beginnen zich nu pas te realiseren dat het najagen van internationaal concurrentievermogen tegen onaanvaardbare menselijke kosten wordt uitgevoerd.

    Het eerste gevolg van de concurrerende oorlogsideologie is dat de Noordamerikanen, de Europeanen en de Japanners allemaal concurreren door middel van het opofferen van de belangen van de meest kwetsbare mensen in hun samenleving.

    Het tweede gevolg is dat, wanneer iedereen met iedereen concurreert, de waarde van het concurrentievermogen uiteindelijk verloren gaat.

    We kunnen niet allemaal concurrerend zijn ten opzichte van elkaar. Als iedereen de ander beconcurreert, zal het systeem vroeg of laat ineenstorten.

    De meeste marktstudies zijn gericht op de welvarende bovenlaag. De markt is meestal blind voor de kansen van de verschillende miljarden mensen die streven naar een betere kwaliteit van het leven.

    Fundamentalisten van het concurrentievermogen zijn agressief in hun theorie, blind in hun benadering en sektarisch in hun evaluatie en oordeel. Uiteindelijk zijn ze arrogant.

    Verder geeft de ideologie van het concurrentievermogen prioriteit aan instrumenten en technische systemen. Als we bedenken hoe een fabriek er in het jaar 2005 uit zal zien, is het eerste beeld dat naar voren komt dat van een meer verfijnd systeem van machines (robots, numerieke machinebesturingsinstrumenten, flexibele cellen, computer_geïntegreerde produktie,...) en vooral met minder mensen. Terwijl de wereldbevolking blijft aangroeien.

    Men heeft meestal aandacht voor mensen wanneer men zich afvraagt hoe hun vaardigheden kunnen worden aangepast aan de eisen van de nieuwe technologie. Wat de telecommunicatie en de massamedia van de toekomst betreft, ligt de nadruk op communicatiecentra, schakelinstrumentarium,"intelligente" terminals, netwerken, computers, glasvezeloptiek, de snelweg van de brede_frequentie communicatie, satellieten, bekabeling. Pas daarna komt de zorg om de rol van mensen, en zelfs dan nog in een beperkte vorm, namelijk als producenten en consumenten.

    Er zijn op sommige punten ironisch genoeg inzichten dat onbeperkte concurrentie niet heilzaam kan zijn. Zo worden in België maar 84 tandartsen toegelaten in 2004 en 2005. Waarom past men dergelijke beperking ook niet toe in de totale economie als blijkt dat dit het voortbestaan van de gevestigde ondernemingen kan waarborgen? Heeft het zin dat er in België 5000 apothekers zijn en dat er in Nederland 1500 volstaan om de bevolking evengoed te verzorgen?

    Zo verscheen in een boek "Feiten en getallen omtrent Duitsland" uit 1941 de aanpak aldaar van de ongezonde concurrentie, als volgt: "Om den détailhandel te beschermen werden de laatste jaren omvangrijke maatregelen genomen, die goede resultaten hebben opgeleverd en reeds een aantal andere landen tot voorbeeld dienden: de verdere uitbreiding van groote bedrijven (warenhuizen, eenheidszaken, filialen) werd belet, de oprichting van warenhuizen en dergelijke bedrijven is slechts toegelaten, wanneer bewezen wordt dat er behoefte aan bestaat.

    Verder werd de toegang tot den détailhandel voor zooverre begrensd, dat bij de oprichting en overname van bedrijven de toekomstige eigenaar moet bewijzen dat hij bekwaam is en over de noodige middelen beschikt. Op die manier wil men voorkomen, dat beroepsvreemde of onbemiddelde personen zonder de noodzakelijke kennissen en voorwaarden in den détailhandel binnendringen en den détailhandel in de war sturen.

    Verder is de bedrijvigheid in den détailhandel echter vrij. Bij het saneeringswerk in den détailhandel werden de verbruikerszaken tot een gezonde en bestaansbekwame hoeveelheid teruggebracht."

    In plaats dat andere landen daar een voorbeeld zouden aan nemen, hebben zij juist het omgekeerde gedaan. Een politiek die de verdelging van de plaatselijke handel door buitenlandse warenhuizen lijdzaam aanziet. Het zal de overheid later zuur opbreken.

    Economie die in beginsel zou moeten dienen om de mens goed te laten leven heeft zich door onbeperkte concurrentie ontpopt als de slavendrijver er van. Hogere produktiviteit en stijgende stress. Van ethisch ondernemen is er géén sprake meer als de winsten zo klein worden dat het voor ondernemingen alleen nog om overleven gaat.

    Niemand zal zijn arbeiders nog een welgevallen doen omdat er niets meer overblijft, of omdat de toekomst zeer onzeker is. Bij de minste tegenslag of gebrek aan bestellingen zijn dergelijke bedrijven gedoemd te verdwijnen of ze worden overgenomen. Er zullen uiteindelijk nog bijna- of geheel-monopolies bestaan die meedogenloos liever véél geld stoppen in machines en robots dan in werknemers. Die staken niet, zijn nooit ziek en kunnen werken met een keurgroep van hoogbetaalde specialisten.

    Dit systeem is ongezond en kan niet blijven duren. Buitensporige concurrentie en concentratie dienen ingedijkt te worden.

    Wij gaan terug naar een feodaal systeem waarbij de rijken zich omringen met slaven die voor hen werken. Die niets durven zeggen tegen hun oppermachtige baas. Want véél keuze om ander werk te vinden is er niet. Nu al nemen de concentraties een onrust wekkende omvang aan. Uiteindelijk vechten ze onder elkaar om de beheersing der markt. Leggen daarbij met allerlei schijnbaar wettelijke of afdreigende dwangmaatregelen hun wil op aan afnemers.

    Slim als ze zijn, gaan ze nooit failliet. Op tijd worden ze overgenomen tot er nog maar één of enkele overblijven. Die kapitaalgroepen bestaan uit internationale aandeelhouders, voor wie het onverschillig is of het bedrijf X of Y heet. Hoofdzaak dat hun kapitaal veilig is en opbrengt. Terwijl ze zonder moeite te doen, steeds grotere winsten opstrijken. Op de rug van de zwoegende en werkende bevolking.

    Het moet veranderen. In de eerste plaats met een overheidsplanning wat werkelijk in een land nodig is. Niets meer toe te laten dat géén nieuwe aanbreng is en de natuurlijke plaatselijke verhoudingen verstoort. Vervolgens met een prijzencontrole der overheid voor gewaarborgde minimum en maximumprijzen. Een produkt met eindkostprijs van 10 BEF verkopen voor 200 BEF omdat er in die hoge verkoopprijs miljoenen zitten die uitgegeven worden aan kostelijke reclame om het (minderwaardig?) Produkt aan de koper te brengen, kan niet. Dit is pure oplichterij en bedrog van de consument. In de tabaksector is hetzelfde aan de gang. In de politiek heeft men dit verschijnsel reeds ingezien en de verkiezingsuitgaven een beperking opgelegd. Anders kan de rijkste(?) partij de meeste kiezers werven.

    Vermogen belasten.

    Bij 49,6 % van alle Belgische vermogen is 10% in handen van de rijksten of zowat één miljoen op de tien miljoen mensen. Dit procent stijgt jaarlijks. De rijken worden rijker en de armen armer. Per jaar komen er wereldwijd 25 miljoen armen bij, ondanks de algemene aangroei van de wereldrijkdom. De rijkste mensen ter wereld vertegenwoordigen slechts 1/5 der bevolking en nemen de helft der wereldconsumptie voor hun rekening.

    Velen zijn gebeten op de onevenmatig stijgende rijkdom bij vooral aandeelhouders en beleggers. Minstens een verdubbeling van het belegde geld in 8 jaar tijd. Geld verdienen zonder er iets voor te doen en op kosten van wie werkt. Op termijn is dat een ontwikkeling waar niemand baat bij heeft. Op zeker ogenblik slaat de balans tussen werkenden en niet-werkenden over. Zijn er niet genoeg die met hun kapitaal actief ondernemen, dalen de winsten en de intresten. Er is teveel geld en niemand kan of wil het gebruiken. Dalende intresten zijn er het bewijs van. Terwijl kapitaal een werktuig moet zijn waarmee nieuwe ondernemingen opgezet worden die op hun beurt aangroei van kapitaal veroorzaken.

    Een goede mop is dat de overheid die dalende intresten als een pluspunt van zijn beleid aanziet, terwijl het juist door de schuld van de overheid zo ver gekomen is. Of misschien zit er een tactiek achter. Bij dalende intresten daalt ook de schuld van de overheid, waar zij mee kan opscheppen als eigen prestatie. Terwijl zij er voor niets tussen zit.

    Een ander omstreden gezichtspunt is het ethisch beleggen van geld. Momenteel weten weinigen wat de banken doen met hun centen. Via beursbeleggingen kan dit op allerlei plaatsen terechtkomen. Ook in het buitenland. In ziekenhuizen, scholen, maar evengoed in wapenfabrieken. Kleine zelfstandigen die zonder het te weten hun spaargeld in een concurrerend grootwarenhuis beleggen. Het zal voor de meeste géén zorg zijn. Als het maar opbrengt. Toch zijn er enkelen die zich vragen stellen en willen weten waar hun geld naartoe gaat.

    Winst op kapitaal of vermogen extra belasten lijkt een simpele weg om aan extra geld te geraken. De rijken méér laten deelnemen aan solidariteit tegenover de rest. Op onroerend goed is het gemakkelijk. Roerend vermogen vraagt voorzichtigheid.

    Eerst kijken hoe die reuze-vermogens ontstaan. Nuchter gezien een gevolg van het overheidsbeleid. Door verregaande concentraties in de economie toe te laten bevordert men die overdreven rijkdom. Bij kleinschaligheid is de rijkdom veel ruimer gespreid onder tal van ondernemingen. De mogelijkheid tot kapitaalvlucht is daar praktisch niet bestaand. Men gebruikt het geld om te investeren. Grote concentraties brengen door hun gewiekst systeem om belastingen en eventueel successierechten te ontwijken, minder op aan de Staatskas. De open grenzen voor roerend kapitaal maken dat bij de minste stijging der belastingsdruk het geld de benen neemt naar veiliger oorden. De overheid heeft zelf het grootkapitaal verwekt en geholpen! Zij is trouwens lid van de club!

    Het is een utopie te beletten dat het roerend kapitaal uitwijkt. Valt Luxemburg als belastingparadijs weg, dan komt Zwitserland of een ander ver land in de plaats. Er zal steeds ergens een plaats op de wereld zijn waar roerend kapitaal naar kan ontsnappen. Zoals er steeds plaatsen zullen zijn waar aan lagere lonen zal gewerkt worden. Alle hypothesen over belasten van roerend vermogen monden nergens uit. Treffen alleen de kleine bezitters. De grote kennen de weg om door kapitaalvlucht daar aan te ontkomen. In Europa is men daarom overal bezig de vermogensbelasting af te schaffen.

    Een betere weg is de omstandigheden geschikt maken dat het kapitaal hier blijft en zou geïnvesteerd worden in eigen ondernemingen en bedrijvigheid. Of privé kapitaal in economisch belangrijke bouwwerken investeren in eigen land. Zodanig dat het werkgelegenheden schept en in eigen land blijft. Daarbij géén vragen stellen waar het geld vandaan komt. Een regeling te voorzien waarbij belangrijke voordelen ontstaan voor geïnvesteerd kapitaal in bedrijvigheden of bestedingen die vooral niet onder buitenlandse invloed of beheer staan. Géén aandeelneming waarvan de gehele eigen gemeenschap niet geniet en de winsten naar het buitenland gaan.

    Kapitaal vrijstellen van onderzoek der herkomst en met lage of normale belastingen bij welbepaalde investeringen. Onroerend bezit, zoals vervallen historische gebouwen daarmee laten aankopen en restaureren en een nieuwe bestemming geven. Deelnemen aan onroerende investeringen voor algemeen nut in eigen land. Verschaft werk en toegevoegde waarde aan de in eigen land verankerde economie. Vervolgens brengt de investering in onroerend goed weer belastingen op.

    Geld blindelings beleggen geeft de kans dat ongewild dit geld als steun gaat naar de economie van andere landen en onze eigen bedrijven door de concurrentie er van kapotgaan. Zo bleek bij het overlijden van een Belgische koning dat zijn vermogen grotendeels in het buitenland belegd was.

    In het geheel is het tegengesteld de rijken achteraf extra te laten betalen op geld of bezit waar zij reeds voorheen belastingen op betaalden. Behalve een redelijke belasting op de intresten. Meestal vergeet men de reeks belastingen die reeds het roerend kapitaal treffen. In België was dit 230,46 miljard BEF in 1998.

    Is het primitief op de kap zitten der verwenste rijken niet veeleer een blijk van onbekwaamheid om het verstandiger aan te pakken?

    Overheidsfinancien

    De Belgische overheid gaat er prat op dat het geld van de 10.536 miljard BEF(!)(1998) overheidsschuld van de bevolking komt en de intresten van 669 miljard BEF (!) een verrijking van eigen volk veroorzaken. Op een jaarlijkse ontvangst van 4256 miljard BEF en uitgaven van 3705 miljard BEF zonder de intresten is dat reusachtig. Die rare logica zou er uit bestaan, dat als iemand schuld heeft aan familieleden dit niet zo erg is omdat het in de familie blijft. Het geleende geld komt dus uit de 25.809 miljard BEF (31.12.98) uitstaande spaargelden van de bevolking. Die normaal niet zoveel zou sparen moest het overheidsbeleid hen niet zoveel schrik aanjagen. Het geld dient dus meest om te investeren in economische aktiviteiten die uiteraard en vanzelfsprekend intresten kunnen opbrengen.

    Wat een zotte en omgekeerde toestand! De overheid zorgt dat de economie onvoldoende draait en er een rem staat op de consumptie. Op die wijze kan zij eindeloos putten uit binnenlands spaargeld dat anders in de economie zou terecht komen. De rest van het spaargeld gaat naar binnenlandse ondernemingen, maar ook naar buitenlandse. Die op hun beurt de Belgische economie aantasten en verzwakken.

    Met dat geleende geld verschaft de overheid werk. Beweert zij en strijkt vals de eer op, want een overheid schept nooit banen en verschaft alleen de basis opdat die er kunnen komen. Want zij legt de hoge loonlasten op! De banken, als tussenpersonen, strijken een groot deel der intresten op. Door de fusies zijn het géén Belgische banken meer. Die gebruiken het geld om het overal ter wereld te plaatsen. Zeker daar waar het meest opbrengt en waar de economie goed draait. Dus niet altijd hier of in eigen land en voor eigen mensen. De grootste bevestiging daarvan komt toen bij het overlijden van een Belgische koning bleek dat van de bijna 12 miljard BEF die hij naliet bijna géén cent op Belgische rekeningen stond, maar wel op Noord-Amerikaanse. De misleidende theorie van eigen volk verrijken krijgt daarmee een flinke deuk. Belgisch geld dient om de buitenlandse economie te steunen.

    Normaal moet de overheid haar inkomsten halen uit de economie. Een andere bron is er niet. Als de overheid te veel geld moet lenen en zware intresten betaald, dan leeft ze fel boven haar stand. Vooral als ze om die leningen in te krimpen de massa der bevolking moet uitpersen met allerlei lasten, zodat de economische activiteit achteruit gaat. In feite zorgt zij dat de rijken rijker worden en de armen armer. De banken staan aan de top van rijkste bedrijven.

    Geleend geld investeren in iets wat niet opbrengt is het tegenovergestelde van wat gebeurd in de economie. Met dat geld import betalen, maakt alleen andere landen rijker.

    Een gezond financieel beheer is vermijden dat geld niet in kostenvergrotende intresten gaat De basis leggen dat het geld in de economie komt, want dan krijgt de overheid ook allerlei inkomsten. Op lonen, consumptie en bedrijfswinsten.

    De hoogte der lonen is afhankelijk van de economische produktie en de prijzen. De prijs dicteert het verloop en is economisch gezien altijd winnaar. In de huidige open wereldhandel koopt iedereen waar het goedkoopst is. Loonsverhogingen kunnen normaal alleen als de produktie hoger is en op die wijze een verbetering der levensstandaard toelaat.

    Dat werkt niet in één richting. Jammer genoeg ook dat lonen moeten verminderen als de wereldmarkt dit eist of als onze produktie daalt. Doet de overheid dit niet tijdig, dan maakt zij het economisch bestel kapot. De eigen produktie daalt en men is steeds meer aangewezen op invoer van goedkope produkten uit andere landen. Onze rijkdom groeit niet meer, of wij verarmen, en zorgen integendeel voor de rijkdom van andere landen.

    Het aftakelingsproces gaat zeer langzaam omdat men nog teert op vroeger verworven rijkdom. Die men nu opleeft. Buitenlandse bedrijven komen in de plaats, waarvan de hoofdwinst voor eigen land verloren gaat. Tegelijk verdwijnen onherroepelijk veel kleine economische sectoren. Het dure handwerk laat men uitvoeren in lageloonlanden. De eigen bedrijven spartelen om te overleven. Verhogen de werkdruk. Investeren zwaar om de concurrentie tegen te gaan. Uiteindelijk met steeds lagere winsten. Tot ze fuseren, opgekocht raken, verdwijnen of uitwijken naar goedkopere loonlanden. Wie dit niet kan, gaat failliet.

    Als de overheid, ondanks alle duidelijke aanwijzingen, de huidige abnormale toestand wil volhouden, moet ze steeds meer beroep doen op de miljoenen werknemers. Minder op inkomsten van de economie.

    Er bestaan daarvoor 2 methodes.

    De eerste is nieuwe belastingen heffen. Wat weinig populair is, terwijl de massa der bevolking aan het verarmen is.

    De tweede is volhouden aan de hoge loonlasten die de economie ondermijnen om minstens hetzelfde inkomen te behouden. Daarvan moet de overheid een enorm stuk uit- of teruggeven als steun. Een volledige tegenspraak van elk economisch begrip. Want moest men die steungelden gebruiken om de loonlasten te verlagen, dan zou de overheid terug inkomsten kunnen putten uit de hervatting der economie.

    Hoge loonlasten zijn vanzelfsprekend onhoudbaar op termijn. De overheid is zelf het slachtoffer van zijn eigen onhandig beleid en kan steeds minder werk verstrekken. In alles moet bespaard worden, zodat er ook géén terugwinning is.

    Dit is de verkeerde wereld. Eerst moet men investeren en verkopen om winst te maken. Ook als er om te investeren schulden moeten gemaakt worden. Eventueel door verkoop van staatseigendommen of aandelen.

    Als de overheid pocht dat zij geld leent en intresten betaald aan het volk, belet niets om staatseigendommen aan het volk te verkopen. Desnoods aan het buitenland. Er moet, ten koste van wat ook, geïnvesteerd worden in een drastische loonlastenverlaging, zodat de verkoop of dienstenverlening terug opstart. Dit kan best volgens keuze gebeuren en niet in bedrijvigheden die alleen rijker worden door zulk voordeel. Op termijn geeft dat inkomsten door terugwinning en afbouw van de enorme steun.

    Zelfstandige winkels.

    In de eerste plaats gaat het niet om kleinzerig de concurrentie te beperken als er spontaan en gerechtvaardigd verzet ontstaat als er zich een nieuwe buitenlandse hypermarkt wil vestigen. Er mogen honderden kleine winkels bijkomen, als zij denken levensvatbaar te zijn. Géén zelfstandig klein bedrijf kan dit tegenhouden. Het is in het verleden altijd zo geweest. Er is wel op te letten dat "de negatieve effecten van onbeperkte concurrentie" (zie voorgaand deelstuk) niet overheersen en de kleinhandel niet kapot maken.

    Woon- en winkel-functie vormen een onverbrekelijk geheel. Winkels ontstaan waar mensen wonen. Niet omgekeerd.

    Momenteel is er een verschijnsel van verschuiving der zelfstandigen naar kapitaalkrachtige en meest buitenlandse groepen die ketenwinkels of warenhuizen uitbaten. De consumptie stijgt niet maar verschuift zich. België telt 14,1 winkels per 1000 inwoners. Dat is het hoogste aantal van Europa. In veel franchisewinkels is de uitbater niet de baas, maar een moderne lijfeigene van een machtige groep aandeelhouders.

    Indertijd zag de overheid in dat de groei der warenhuizen door een grendelwet moest gestopt worden. Toen was de lobby van de zelfstandigen nog zo overheersend dat zij er die maatregel door kregen.

    Bij veel onverschillige handelaars raakt het probleem hen niet als het géén artikel is dat zij verkopen. 57% Zijn trouwens geranten of werknemers en trekken zich weinig aan of hun zaak goed gaat. Tot er een hypermarkt komt die hun omzet zou doen dalen! Velen zijn zo weinig waakzaam dat zij niet beseffen dat elke nieuwe winkel hun omzet aantast. Pas na een tijd ervaren zij dat. Kijk naar de voeding die tal van kleine winkels liet verdwijnen. Miljarden omzet die gewoon verschoven zijn van de kleinhandel naar de grootwarenhuizen. Het overkomt ook andere sectoren!

    Ieder weldenkend mens weet dat oneindig méér winkels de omzet van elk aantasten en automatisch de kleintjes uit de markt dringt.

    Een studiebureau dat beweert dat er nog een grootwinkel mag bijkomen kan op geen enkele wijze deze logica niet weerleggen. In dit 2e corruptste land van Europa zou men zich werkelijk kunnen afvragen hoeveel steekpenningen er nodig waren aan de tussenpersonen om te beweren en toelating te geven dat er nog een hypermarkt en een shoppingcenter bij moeten komen!

    Een hooggeleerde professor en diverse studiebureaus vinden het in studies zo nodig dat er een hypermarkt bij komt. Zullen de onwaarschijnlijk geschatte 440.000 klanten die er jaarlijks zouden komen, volgens hun hypothetische cijfers(?), ook nog kopen in de winkels waar zij vroeger kochten? Staan de mensen bij stokkend verbruik te trappelen om nog méér te kopen? Waar zijn de bewijzen en is daar ook waarborg bij?

    Er zijn al talrijke bewijzen van nieuwe winkelgalerijen in de stad (Brugge) die leeglopen wegens gebrek aan omzet. Daar zwijgt men liefst in alle toonaarden over. Toch is de overheid nog altijd niet geleerd en komt met plannen, in het kader van een Mercurius-overheidsproject om de verkommering der binnenstad te bestrijden, om o.a. een voedingswinkelcentrum (Gastrodroom) op te richten in de buurt van een drukke handelsstraat met dezelfde producten. Of omgekeerd, om voor nog wat meer verlaten en verkrottende winkels te zorgen in de nabije winkelstraat waar er regelmatig 2 tot 3 handelspanden leegstaan.

    Heel sluw is in het Mercurius-stadsproject voorgespiegeld dat het om een "waaier aan specialiteiten en niet-alledaagse producten" gaat die "complementair en versterkend werken". De nadruk ligt op dat dit aanbod "hoofdzakelijk" is, want eens het project beslist komt de rest of het gewone dat iedere gevestigde winkel heeft er ook bij. "Wat men op andere plaatsen niet kan vinden, zal daar worden aangeboden". Zal vermoedelijk rot fruit en eieren zijn dat de eerder gevestigde winkels niet hebben.

    Het geheel is zo vaag dat de weinig kritische winkeliers die afweten van het project, gewoon in de luren gelegd worden. Want waarborgen voor hun voortbestaan vragen zij niet.

    Daarvoor zal geld gebruikt worden van de gemeenschap of anders gezegd zullen de door de komst van nieuwe winkels getroffen handelaars uit de buurt onrechtstreeks mee moeten betalen om een concurrerend winkelcentrum op te richten. Voelt het stadsbestuur nattigheid over zo’n stom plan? Het enthousiasme is geluwd en om het gezicht te redden is het project "Gastrodroom" uitgesteld tot het jaar 2003. Ondertussen zijn er verkiezingen en andere heersers. Heeft men het hele project vergeten.

    Het loont de moeite om te lezen met welke verheven woorden en holle slagwoordentaal de gevestigde handelaars een dolk in de rug krijgen van hun gemeentebestuur met een project dat normaal de handel in de binnenstad moet doen herleven:

    Het Mercuriusproject heeft als doelstellingen: de lokale besturen ertoe aanzetten om een toekomstvisie voor hun commerciële centra uit te werken Het Mercuriusproject heeft praktisch in alle deelnemende steden en gemeenten geleid tot een betere verstandhouding tussen de handelaars en het lokaal bestuur. Het heeft ertoe geleid dat gemeentebesturen en handelaarsverenigingen op een gestructureerde manier ‘samen’ zijn gaan nadenken over een toekomstvisie voor hun handelsactiviteit.

    Het Mercuriusproject heeft als doelstellingen: o.a. verkommerde commerciële centra met groeikansen en verwaarloosde commerciële; panden integreren in het commercieel beleid van de stad of gemeente.

    Economisch initiatief moet opnieuw op maat van de stad gestimuleerd worden.

    De eerste financiële inspanningen worden over het algemeen geleverd door de plaatselijke autoriteiten in een samenwerking met (een) privé_partner(s). Ook al steunen en waarderen de meeste handelaars de initiatieven van het centrummanagement, toch blijkt het erg moeilijk te zijn om ze mee te laten financieren. De steun komt vaak in eerste instantie van de grootwarenhuizen, de grote hotels, de plaatselijke nijverheid, de banken en verzekeringsmaatschappijen.(sic)

    Ondanks het bezwaar van een minderheid van handelaars heeft het stadsbestuur van Brugge (België) het licht op groen gezet voor de komst van een zoveelste vestiging van een buitenlands warenhuis.

    Volgens bewering is men niet over één nacht ijs gegaan vooraleer die beslissing te nemen. Ieder gezond denkend mens weet dat er door de consumenten uit de grote omgeving niets méér zal uitgegeven of gekocht worden omdat er weer een nieuwe grootwinkel bijkomt.

    De verkoop zal dus moeten afgesnoept worden van andere handelaars of, nog erger, van andere vestigingen van dit of een ander warenhuis. Als gevolg zal dit op termijn voor werkloosheid zorgen door dalende omzet op andere plaatsen. De bewering dat er "behoefte" is aan een nieuw warenhuis stoelt dus nergens op.

    Er is dus een andere reden. Waarom die doorslaggevende "behoefte"-studie niet openbaar maken? Als de protesterende handelaars die studie onder ogen mogen krijgen en de behoefte blijkt, zonder schade aan de bestaande handel, dan is al het protest niet nodig. Zou een blijk zijn van open bestuur. En zeer verdacht als men het niet wil doen.

    Een nieuwe keten-hypermarkt zal 500 banen scheppen! Zullen er in die vestiging werkelijke 500 mensen werken? Of zullen andere vestigingen van dezelfde groep gesloten en het personeel overgeheveld worden? Hoeveel werkplaatsen van en bij kleine zelfstandigen zullen er verdwijnen als de 440.000 jaarlijkse klanten hun aankopen zullen doen in de nieuwe hypermarkt? Heeft men al eens vergeleken hoe weinig werkplaatsen een hypermarkt heeft in vergelijk dat dezelfde miljardenomzet zou verdeeld zijn over honderden kleine zelfstandigen met hun personeel? Grootwinkels streven er naar om zo weinig mogelijk personeel te hebben. Met zelfbediening en reusachtige kosten aan technische inrichtingen.

    Er is geen enkel beleid om de overheersing door rijke groepen een halt toe te roepen. Als gevolg komt men tot toestanden dat de stadskernwinkels verdwijnen. De steden verkrotten. Leegstand overal, met in België getelde 800 panden in Kortrijk, 700 in Gent en 500 in Leuven. Erger nog, in kleine afgelegen gemeenten verdwijnen de dorpswinkels. In Frankrijk zijn er zowat 4000 kleine gemeenten die zonder bevoorrading kwamen voor de oudere bevolking die niet over een auto beschikte, omdat er in een bepaalde straal een groot warenhuis kwam. De overheid moest bijspringen met allerlei voordelen voor winkeliers die wilden blijven om de totale leegloop van het dorp te voorkomen.

    Grootkapitaal is nu bezig, vooral door fuseringen, om de wereldmarkt te monopoliseren. Voor geheel Europa voorziet men dat er uiteindelijk nog 5 distributiegroepen zullen overblijven. Warenhuisgroep GIB die het water aan de lippen staat zal bij Promodès-France ingelijfd worden.

    Door rationalisatie dringen deze bedrijven vooral de loonkost terug en ontslaan werkgevers. Het is dus volkomen verkeerd te verklaren dat zij algemeen gezien werk scheppen. Multinationale bedrijven oefenen 1/4 van de economische activiteit uit. De nuchtere keerzijde is dat zij slechts 0,75 % van de beroepsbevolking te werk stellen. Dan zit men dagelijks te jammeren over de onoplosbare werkloosheid en verarming! Weet men nog wel wat men doet?

    Wij laten ons overrompelen door het buitenland of door groepen aandeelhouders die er op uit zijn om onze eigen kleinhandel uit te roeien en zijn plaats in te nemen.

    Zijn omringd door grote buurlanden die over veel meer kapitaal beschikken. Duitsland, dat de oorlog verloor en nu gewonnen heeft op financieel en economisch gebied. Frankrijk dat ons vroeger fysisch overheerst heeft herhaald dat nu economisch. Amerikanen die vet verdienen aan o.a. de opgekochte begrafenisondernemingen om de Belgen in eigen land te komen begraven. Cynisch veelzeggend!

    Toch wel grappig om zien hoe kapitaalgroepen achterhaalde wetten omzeilen. Een grendelwet op de warenhuizen? Simpel, dan organiseert men ketenwinkels voor elk afzonderlijk artikel. Of men gebruikt er zelfs een Staatsbedrijf als de "Post" voor. Alles wat daar gekocht zal worden hoeft de papierwinkel om de hoek niet meer te leveren.

    Langzaam en sluipend worden stuk voor stuk op die wijze de zelfstandige handelaars in hetzelfde artikel hun omzet ontnomen en weggeruimd. Of ze mogen in loondienst komen.

    In plaats van zich te verzetten tegen de inpalming door het groot en dikwijls buitenlands kapitaal juicht men elk nieuw verschijnen toe als een extra dienst voor de wispelturige consument. Tot het gejuich zal verstommen als er in de nabije buurt géén enkele kleine winkel meer te vinden is waar men zich in nood(?) kan bevoorraden of nog wat raad kan krijgen. Hopelijk snappen enkelen dat dit een verkeerd beoordeelde soort "vooruitgang" is. Om het iedereen duidelijk te laten opmerken is het wachten tot het voelbaar is voor iedere consument.

    Door opbod van de huurprijzen in de stadskern en enkel op de zeer goede plaatsen, verdrijven buitenlandse ketenwinkels de eigen kleine zelfstandigen. Die hebben méér baat door het verkopen van hun huis, dan om hun zaak nog verder te zetten. In de tweederangsstraten verdwijnen stelselmatig de kleine winkels omdat de verhouding huurprijs/omzet niet meer in verhouding is.

    Het aandeel der ketenwinkels is in België 57% en in Nederland is dat al 80%. Daarbij stelt zich dat de financiële achtergrond van de ketenwinkels niet te vergelijken is met een zelfstandige winkel.

    Ook de bevolking begint het beu te worden van in elke grotere stad dezelfde ketenwinkels te zien. Het aanbod is overal hetzelfde en schraler. Grootwinkels houden géén artikels in voorraad die niet snel verkopen. Het kapitaalrendement is te gering. In tegenstelling met de vroegere kleine zelfstandigen en talrijke speciaalwinkels waar men alles kon vinden.

    Er is duidelijk onderscheid te maken tussen loyale concurrentie en oneerlijke. Het is niet eerlijk en het heeft niets te maken met toegelaten concurrentie dat groepen die over onbeperkt kapitaal beschikken een markt monopoliseren en de kleintjes uitroeien. Stel dat één hypermarkt alle merken kleding en schoenen in huis heeft. Daarmee alle winkels in een straal van 30 km. het bestaan ontzegt. Het is overdreven van dat nog eerlijke concurrentie te noemen.

    Voor de bevolking is het nuttig van de kleinschalige (buurt-)winkels op stapafstand te behouden. Uit sociale redenen. Om overbodig autogebruik te voorkomen en de bereikbaarheid voor niet-autobezitters te behouden. Vooral de arme en oudere inwoners. Het gaat zo ver dat 77% der mensen beweren hun auto alleen nodig te hebben om voorraden in te kopen bij de stadsrandwarenhuizen. Louter geldverspilling. Velen zouden niet eens een auto nodig hebben, als zij zich in de buurt konden bevoorraden. Wat heel wat overbodig autoverkeer zou vermijden. Hoe moeten vooral ouderen (zonder auto) zich bevoorraden als vooral de winkels voor dagelijkse bevoorrading uit de stad verdwijnen? Zij vormen een grote en stijgende groep der bevolking. In Amerika bleek na het aanvankelijk succes van de grootwinkels nadien opnieuw behoefte aan kleine buurtwinkels. Door hun geringe omzet hebben die echter een armoedig uitzicht en bestaan. Net zoals in de verkrottende Belgische grootsteden, zoals Brussel en Antwerpen.

    Het veelgebruikte argument dat kleine winkels duur zijn en de grootwinkels goedkoop gaat niet op. Véél kleine winkels voeren ook concurrentie en hebben lage prijzen als er een redelijk aantal concurrenten hebben en hun omzet voldoende is. Wanneer grootwinkels hen omzet ontnemen zal vanzelfsprekend de prijs stijgen voor wat de kleine winkels nog kunnen verkopen. Automatisch worden dus de consumenten die gedwongen in buurtwinkels kopen de dupe van een verkeerde politiek. De klassieke methode van warenhuizene is enkele produkten tegen lokprijzen aan te bieden en de rest is even duur of nog duurder dan elders.

    De omvang en de kwaliteit van kleine winkels is afhankelijk van de leefbaarheid en voldoende omzet. Teveel winkels zorgt er voor dat er per winkel minder kan geïnvesteerd worden in aanbod en kwaliteit. Grote omzet zorgt onder andere voor meer frisheid en vernieuwing in voedingswaren.

    Momenteel ontstaan in Japan talrijke nieuwe buurtwinkels, "Kombini" genaamd. Om aan de terugkerende behoefte van buurtwinkels te voldoen. Die hebben een beperkte verkoopoppervlakte en assortiment. Toch is zowat alles verkrijgbaar. Er zijn computerterminals geplaatst waarop klanten duizenden artikelen kunnen bestellen die niet in de winkel liggen. Van software over reiskoffers tot concerttickets. De bestelde producten worden onmiddellijk in de zaak betaald en kunnen een paar dagen later worden afgehaald. Duidelijk bewijs dat de mensen een hekel hebben om voor de minste boodschap de auto uit te halen. Winkels verlangen in hun buurt.

    De talrijke kleinschalige zelfstandige winkels dienen beschermd te worden tegen de groei van grootschalige winkelketens. Het is vals om oogluikend de uitroeiing gade te slaan met de verontschuldiging dat er géén concurrentiebeperking mag zijn. Bekwame economen beseffen en drukken uit dat onbeperkte concurrentie al zo slecht is als géén concurrentie. In alles moet er regeling zijn. Ironisch gezien bestaat in sommige sectoren een natuurlijke beperking. Elders is ze niet toegepast, terwijl de zin en noodzakelijkheid ervan erkend is.

    Er zijn heel wat wantoestanden die het bestaan van kleine winkels en hun omzet ondermijnen. Scholen die boeken en schrijfwaren verkopen aan leerlingen. De Belgische "Post" die in samenwerking met een buitenlandse warenhuisgroep papierwaren in zijn kantoren verkoopt. Benzinestations die er een volledige winkel op nahouden van sectorvreemde artikelen. BTW-plichtigen die elk soort artikel aan groothandelsprijs kunnen kopen. Enz..

    Het is totaal verkeerd dat winkels uit armoede aan voldoende verkoop van hun welbepaald artikel, er wildvreemde artikels bij verkopen omdat zij anders niet overleven. Is een ondermijning van andere gespecialiseerde winkels. Dat vraagt tegelijk dat warenhuizen of ketenwinkels zich moeten beperken in hun assortiment, zodat kleine winkels leefbaar blijven. In één straat waar 4 gespecialiseerde voedingswinkels zijn, hoeft er géén ketenwinkel bij te komen die ook bijkomstig voeding verkoopt. Een socio-economisch onderzoek kan uitsluitsel geven of nieuwe winkels een aanvulling betekenen of alleen maar een verschuiving van de reeds verzadigde verkoop.

    De overheid moet weten wat ze wil. Ofwel alles laten overheersen door rijke aandeelhoudersgroepen die de consumptie monopoliseren, ofwel het behoud van de kleinschalige zelfstandige winkels. Nieuwe winkelsteden bouwen aan de stadsrand en de stadskern laten verkrotten. Met vlucht der stadsbevolking als bijkomstig resultaat. De huurprijzen bevorderen de uittocht naar de stadsrand. De huurprijzen van winkelpanden op hoofdwinkelstraten zoals de Meir (Antwerpen) & Nieuwstraat (Brussel) waren in 1997, 37.500 BEF per m2/jaar. Reeds onheilspellend gezakt met 17,5% tegenover 1996. Tegenover 3750 BEF m2/jaar buiten stad. Niet te verwonderen dat winkels naar de stadsrand vluchten. Zij verkiezen minder volk over de drempel te krijgen dan die hoge huurprijzen in stad te betalen.

    Onbeperkt nieuwe winkels laten ontstaan en bewust of onbewust de bestaande daarmee uitroeien is kortzichtig en economisch niet gerechtvaardigd. Heeft toch géén zin dat ergens een winkel bijkomt, een korte tijd afzet ontneemt van de eerder gevestigde winkels, om daarna door platvloerse prijsonderkruiping failliet te gaan. Omgekeerd, dat er een rijke ketenwinkel naast een zelfstandige in hetzelfde artikel komt, waarna de zelfstandige moet opkrassen. Heel wat anders moest er een buitenlands bedrijf komen dat voor extra werkplaatsen zorgt en tegelijk een artikel of activiteit brengt die nog niet op de markt bestaan.

    Gemeentebesturen werpen op dat als een stadsrandgrootwinkel in een bepaalde stad niet mag komen, dan zal hij buiten de grens ervan ontstaan. Een andere stad zag door de komst van een groot winkelcentrum een leegstand van 500 handelspanden ontstaan. In Oostenrijk, gebied Steiermark, zijn 110 kleine gemeenten zonder winkels geraakt. De overheid doet nu wanhopige pogingen met subsidies en premies om dat te herstellen. Want met de winkels trekt ook de bevolking weg.

    De winkels in de omtrek van het reuze-winkelcentrum van Oberhausen (Duitsland) hebben dat ook ondervonden. Reden waarom het experiment niet op andere plaatsen is verder gezet. Vele gemeenten verzetten zich eindelijk daar tegen.

    In Frankrijk waren 4000 kleine dorpen gedoemd te verdwijnen omdat er in een straal van 20 km een supermarkt kwam. Alle dorpswinkels verdwenen door gebrek aan omzet en de regering moest premies geven om enkele levensnoodzakelijke winkels terug te laten komen. Anders liepen de dorpen leeg.

    België met zijn kleinere uitgestrektheid beleeft hetzelfde. In Haasdonk, een dorp van 4000 inwoners is de laatste voedingswinkel uit de dorpskern verdwenen. In 1975 kochten 87% der inwoners nog levensnoodzakelijke produkten, zoals brood, vlees en groenten in het dorp. Dit is gedaald tot 26%. Niemand durft nog een zelfstandige voedingswinkel overnemen of vernieuwen, uit vrees dat er een grootwinkel komt.

    De oplossing is dat vestigingstoelatingen niet op gemeentelijk vlak moeten gebeuren, maar nationaal. Anders komt er in stad X straks een lunapark of een eroscenter dat stad Y niet wenst.

    In Nederland gaat men nog verder en worden nieuwe vestigingen geweigerd als zij niets nieuw bieden en er een verzadiging bestaat. Beter 15 renderende winkels die belastingen opbrengen aan de Staatskas, dan 50 die juist overleven en intussen de gevestigde zaken kapot helpen.

    Gent (België) gaf IKEA (Zweden) geen vestigingstoelating omdat er minstens 50 andere winkels in de omgeving zouden kapotgaan.

    De Commissie mobiliteit van het Vlaams Parlement sprak zich uit tegen nieuwe grote winkelcomplexen buiten de centra. Omdat ze te veel storend verkeer op één plaats veroorzaken en omdat ze omzet onttrekken aan de bestaande centrumwinkels.

    De handelaars uit de streek van het Belgische Zelzate protesteren tegen de komst van een shopping center van 15.000 m2 met 60 winkels in het Nederlandse Sas van Gent.

    Het Schepencollege van Roeselare (België) heeft (3.3.99) de werken laten stilleggen van de franse warenhuisketen "Intermarché". Omdat er géén sociaal-economisch rapport was over de noodzaak. Eerder was een GIB-warenhuis geweigerd omdat het besluit luidde dat de sector van de voeding al oververzadigd was. Het stadsbestuur van Roeselare staat flink achter zijn gevestigde handelaars.

    In Belsele (België) weigerde men een Super-GIB omdat er verzadiging van verkooppunten was. De middenstandsvereniging die verheugd was om de weigering draaide wat rond de pot door te verklaren dat zij niet tegen grootwarenhuizen was, tenzij "alleen om het handelsapparaat te versterken". Wat flauwe kul is, want als er ergen behoefte is, zullen daar evengoed zelfstandige handelaars op inspelen.

    De GIB-warenhuisketen wil nadat ze de zelfstandige kleinhandel kapot gemaakt heeft plots 16 verlieslijdende Super-GIB’s overlaten aan zelfstandige ondernemers. Onder het merk van de keten - maar als franchisenemer op eigen verantwoordelijkheid. Vier supermarkten moeten dicht. Waarom die verlieslatende winkels niet eenvoudig failliet verklaren? Op 74 supermarkten van de winkelketen lijden er a.u.b. 34 verlies. De ommekeer is bespottelijk, maar dan kunnen opnieuw zelfstandigen hun eerder verloren plaats weer innemen.

    Franse winkelketens willen genieten van de minder strenge vestigingsnormen in Belgïe. Zoeken een inplanting juist over de grens. Slaan twee vliegen in één klap. Trekken Belgische en Franse klanten aan.

    Feitelijk zouden alle omliggend provincies, zowel Belgische, Nederlandse en Duitse zich ook best verzetten tegen de komst van nieuwe winkelcentra in hun grote omgeving. Want de voorstanders van nieuwe winkelcentra klagen en halen aan dat de bewoners van Limburg (België) per bus naar Duitsland gaan om daar hun inkopen te doen. Een klacht die zich ironisch gezien tegen de

    19-02-2010, 17:54 geschreven door Willy Degheldere  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (11 Stemmen)
    02-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sociaal stelsel te royaal

     

    De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking in Europa) klaagt in haar recent rapport aan dat het sociale stelsel in België véél te royaal is. Dat er géén daling van de arbeidsduur mag zijn en de werklozen op één of andere manier aan het werk moeten gezet worden. Vanzelfsprekend is er onderscheid te maken op wie dat toepasselijk is.  Zal natuurlijk bij veel andere  betroffenen fel protest wekken. De aanklacht van de OESO bewijst wel dat de Belgische overheid véél te weinig aan stimulering van de arbeidslust werkt en de gemakkelijkste weg volgt. Om de politieke gunst te bewaren bij het publiek. Of niet bekwaam is om de misbruiken te verhinderen. Géén lust tot werken? Om de lieve rust - doe maar!

    02-04-2009, 14:18 geschreven door Willy Degheldere  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (9 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AUTOFILES

    Politici suffen zich dood  hoe dat op te lossen. Beweren dat er géén oplossing is. Terwijl ze in de loop der tijden zelf de oorzaak zijn dat er dagelijks 300.000 pendelaars naar Brussel of éénzelfde punt trekken om daar te werken. Daar ligt de oorzaak en met kosten veroorzaken of opleggen om files tegen te gaan zal het nooit opgelost geraken. De enige logische uitweg is zorgen om  diensten of bedrijven die véél werknemers aantrekken te spreiden over het gehele land. Met talrijke voordelen voor de werknemers. Géén urenlange verplaatsingen, tijdverlies en kosten. Beter en genietbaar sociaal leven. Minder openbaar vervoer nodig. Minder ongevallen op de weg en zeker géén nieuwe wegen meer nodig. Voor de overheid op termijn ook een felle besparing. Willen ze dat niet doen? Dan zullen ze bij het hardnekkig volhouden van het huidig beleid groen lachen op het ogenblik dat er 500.000 en meer pendelaars naar Brussel trekken.

    02-04-2009, 13:50 geschreven door Willy Degheldere  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (4 Stemmen)
    Archief per week
  • 15/02-21/02 2010
  • 30/03-05/04 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs