Opkomst, bloei en teloorgang van de wielersport in de Denderstreek
27-12-2012
1911: de stichting van de wielerclub âSportclub der Denderstreekâ
1911:
de stichting van de wielerclub Sportclub der Denderstreek
Wat
dienen wij te verstaan onder de Denderstreek?
Algemeen wordt het gebied dat loopt van Lessen tot Dendermonde als de Denderstreek aanzien, met andere woorden de streek die de loop volgt van de rivier de Dender (met al de waterlopen die in de Dender uitmonden). De Denderstreek behoort grotendeels tot het Scheldeland maar heeft ook gemeenten die zowel tot de Vlaamse Ardennen als tot de Denderstreek gerekend worden. De Denderstreek omvat de volgende gemeenten en steden, met inbegrip van alle deelgemeenten: Aalst, Brakel, Buggenhout, Denderleeuw, Dendermonde, Erpe-Mere, Geraardsbergen, Haaltert, Herzele, Lebbeke, Lede, Lessines, Lierde, Ninove, Sint-Lievens-Houtem, Wichelen en Zottegem. Omwille van de historische banden met de stichters en met een aantal grote organisaties van de club, rekenen wij op sportief vlak ook Liedekerke, Affligem (met de deelgemeenten Affligem, Essene Hekelgem Teralfene) en Roosdaal (met de deelgemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, Pamel en Strijtem) tot de Denderstreek.
In alle publicaties, lezen wij dat de club gesticht werd in 1911 en aansloot bij de B.W.B onder stamnummer 432 met als kleuren groen en zwart, maar wanneer precies was dit?
Helaas zijn alle archieven van de Sportclub De Denderstreek verdwenen bij de fusie tussen de club en de Labiekesvrienden tot KSC Denderstreek-De Labiekesvrienden. Het is me dan ook niet gelukt om de exacte stichtingsdatum van de club terug te vinden of een document dat ernaar verwijst. Wat wel nog bestaat is de groen-zwarte vlag van de club met vermelding van het stichtingsjaar.
Er is nogal wat discussie over de eerste benaming van de club, maar alle door mij geraadpleegde bronnen, evenals de fotos uit de pioniersjaren, wijzen erop dat vanaf het begin de officiële benaming SportClub de(r) Denderstreek was. Als afkorting vond men op de truien de letters SDD. Later werd dit KSCD, toen de club de titel Koninklijke SportClub Denderstreek mocht dragen.
Wij kunnen gerust stellen dat de club vanaf 1920 tot de belangrijkste clubs van het land behoorde. Dat zij een grote uitstraling had, was mede te danken aan het feit dat renners van internationaal niveau voor korte of lange tijd aansloten bij De Denderstreek Ik verwijs hier voor verdere details naar verdere bijdragen die op deze blog zullen volgen.
Een gevolg was dat ook de wedstrijden die door de club georganiseerd werden op een massale bijval konden rekenen. Als voorbeeld kunnen wij hier de eerste kampioenschappen van de Denderstreek aanhalen . De fine fleur van de Belgische profs nam eraan deel en de wedstrijd gold min of meer als een klassieker.
Uiteraard had dit ook en vooral te maken met de figuur van Dokter Tistaert. Mede door zijn invloed bij Sportwereldvan Karel van Wijnendaele konden de club en haar organisaties op heel wat gratis publiciteit rekenen.
We kunnen het
onmogelijk hebben over het ontstaan van de wielerclub Denderstreek of van de
wielersport in de streek in de pioniersjaren zonder het uitgebreid te hebben
over de man die gedurende meer dan 25 jaar (hij werd lid van de BWB in 1905) het
hart en de ziel was van de wielersport in de streek, namelijk dokter Alfred
Tistaert.[1]Joannes
Franciscus Alfred Tistaert werd op 10 april 1873 geboren te Hekelgem. Na zijn
dokterstudies had Alfred Tistaert in Hekelgem zijn dokterspraktijk en was hij
ook actief in de dorpspolitiek. Op een haar na werd hij burgemeester van
Hekelgem in 1912. Hij haalde op de lijst tegen burgemeester Roseleth bij de
verkiezingen in 1911 met 540 voorkeurstemmen het grootste aantal stemmen. Meer
dan een kwart eeuw was hij de grote bezieler van de wielersport in de
Denderstreek. Als goede vriend van Leon Van Den Haute werd dokter Tistaert bij
de stichting van de "Sportwereld" in 1912 één van de eerste
medewerkers.
Toen
organiseerde hij al wielerwedstrijden in de Denderstreek. Hij stichtte in 1911
de "Sportclub De Denderstreek" die onder zijn leiding één van de
beste van België was. Hij bracht de wielersport in de deze streek op peil. Hij
maakte ook deel uit van het bestuur van de Belgische Wielerbond.
Hierbij het
eerste teruggevonden artikel (10 oktober 1913) over een wedstrijd door hem
georganiseerd.
In 1914
organiseerde hij - met aankomst op de velodroom van Aalst het kampioenschap
van Vlaanderen voor nieuwelingen. Grote en minder grote streekrenners konden
bij hem altijd aankloppen met hun medische problemen en betalen was er zelden
bij. Hij werd daarom in het milieu de "vader der jonge Vlaamsche
renners" genoemd. Hij was in het hele land gekend en werd in 1924 benoemd
tot Ridder van de Kroonorde. In tal van tijdschriften wordt er naar de
"onschatbare diensten voor de sport" van dokter Tistaert uit Hekelgem
verwezen. Hij had ook banden met de wielerploeg Dilecta waar veel renners uit
de Denderstreek voor fietsten.
Alfred Tistaert
overleed na een pijnlijke ziekte op 11 juni 1936 in de Kliniek Schelfhout,
Zonnestraat te Aalst. Zijn overlijden werd aangegeven door zijn neef Gaston
Tistaert en Pierre Buyle, zijn trouwe medewerker van de Sportclub De
Denderstreek.
Op
het doodsprentje staat te lezen dat het een langdurige, slepende ziekte betrof.
Ellendige dagen heeft hij gekend, lijden was zijn erfdeel alvorens van deze
aarde te scheiden en nooit opende hij den mond tot klagen. Het
krantenartikel in Sportwereld omtrent zijn overlijden, geschreven door
Karel Van Wijnendaele bevestigt het langdurige karakter van zijn ziekte. Of
we niet dan niet wisten dat hij lijdende was? Meer en beter dan wie dan ook. In
een berichtgeving van diezelfde Sportwereld opgetekend door de redactie
staat te lezen om welke ziekte het hierbij ging. De alomgegeerde Dokteur
was de laatste tijden lijdend aan rheumatisme. Mondelinge bronnen beweren
dat Dokter Tistaert zichzelf nooit rust gunde, erg nerveus was van aard en
totaal uitgeput was bij zijn opname. Dat hij zichzelf nooit enige rust gunde,
wordt bevestigd in het artikel geschreven door de redactie in Sportwereld.
Hij de levenskrachtige en onvermoeibare pionier, de energieke werker
( ).
Het doodsprentje
beschrijft daarenboven de persoonlijkheid en bijhorende karakteristieken van de
geneesheer. Hij was een eenvoudig, karaktervol en rechtschapen man, stond
zijn evenmensch bij met raad en daad en kende geen ander leuze dan te dienen en
goed te doen, hij vreesde God, week af van het kwade. Het
gedachtenisprentje vertelt zijn levensverhaal in een notendop. Hierop staat te
lezen: Doctor in de Geneeskunde. Ridder der Kroonorde, Medalie van den
Onderlingen Bijstand, enz. Schepenen van het Onderwijs, Voorzitter der
Koninklijke Harmonie Ste Cecilia, Eere-Voorzitter van den Tooneelkring
Affligem, Voorzitter van den Bond der Geneesheeren in t Kanton Assche,
Bestuurslid van den Belgischen Wielrijdersbon, Voorzitter van de S.C.
Denderstreek. Allen verdienstelijke aanspreektitels die ook op zijn
monumentale graf onder een treurbeuk op het kerkhof van Hekelgem werden
aangebracht. Een halfverheven borstbeeld, gemaakt door kunstenaar E. Sallé,
roept de kordate, rechtvaardige volksdokter weer voor de geest.
Op dinsdag 16
juni 1936 werd Dokter Alfred Tistaert begraven. Het ontzaglijke respect dat
Dokter Tistaert afdwong bij de plaatselijke bevolking en de wielerwereld
vertaalde zich in de grote getale aanwezigen op zijn begrafenis. Het artikel in
Sportwereld laat de lezer weten dat
de mensen van heinde en verre kwamen om afscheid te nemen van de dokter.
De kerk
van Hekelgem was veel te klein om heel die massa menschen te kunnen bevatten.
Bij de offerande was het dan ook een gedrum om een laatste maal rond de baar te
komen van den zoozeer betreurden vriend. Twee priesters boden de patten aan,
een dubbele rij werd gevormd en toch duurde dit laatste een eindeloos-droeve
defilee ruim twintig minuten. ( )
Op het
kerkhof achter het Witte Huis, zou de Docteur voor eeuwig rusten. Voor het
openen graf werden vijf lijkredenen uitgesproken, terwijl heel zacht een frisch
zomerwindje de grashalmpjes van de gewijde plaats wiegden. Meester De Schrijver
sprak eerst in naam van de Koninklijke Harmonie St. Cecilia. Daarna was het
de beurt aan de heer Combel, ondervoorzitter van Denderstreek, gevolgd door een
groet voor het open graf van de heer Baudet, voorzitter van het sportkomiteit
van de BWB en een woord van collega dokter Poot uit Assche. Tenslotte sprak ook
Karel Van Wijnendaele in pakkende bewoordingen over zijn grote vriend en
eindigde met een Tot weerziens!...
Bij zijn
vroegtijdig overlijden besliste de "Gemeentelijke Sportcommissie" van
de stad Zottegem om aan de jaarlijkse beroepsrennerwedstrijd de naam Grote
Prijs Dokter Tistaert te geven als blijk van erkentelijkheid. Dokter Tistaert
had er immers voor gezorgd dat de aankomst van de Ster der Juniors en de Grote
Prijs Pompen Mistral in Zottegem lag. Bovendien kreeg Zottegem de inrichting
van de Ronde van Vlaanderen voor Onafhankelijken (met start en aankomst).
Minder geweten is het feit dat ook het traditionele criterium in Aalst in 1937
de naam GP Dokter Tistaert kreeg als eerbetoon aan de overleden sportdokter.
HOLDERBEKE (M.), Handelingen XIII-2007 van het ZGGO (Zottegems
Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde). De bijgevoegde foto's zijn afkomstig uit het persoonlijk archief van Marc Holderbeke, die mij de toestemming gaf om ze te gebruiken
DE PAEPE (B.) , Alfred
Tistaert (1873 1936). Een dokter en
het Vlaamse wielermilieu, masterproef , Leuven 2010
In
de beginfase werden de meeste wielerwedstrijden gereden op brede stadslanen, maar het
was op de wielerbanen, dat het wielrennen een ontspanningswijze van de grote
massa werd. Vooral de al vroeg georganiseerde wedstrijden voor stayers met hun
hoge snelheden en de sprintnummers waren immens populair. Ook de wedstrijden
waarbij de menselijke uithouding getest werd, zoals zesdaagsen kenden een
steeds grotere toeloop.[1]
Ondertussen werden ook bij
ons de eerste velodrooms gebouwd.
Luidens een
artikel in de Aalsterse krant De Volksstem naderde de velodroom van Zottegem,
gebouwd in de Hoogstraat bij Georges Van Hautegem zijn voltooiing in juni 1910
en kon men al de eerste meeting aankondigen[2].
In 1911 werd
net over de taalgrens, maar ook in de Denderstreek, de piste van Deux-Acren
geopend. De eerst wedstrijd op een aarden psite met verhoogde bochten (200 m
lang) werden verreden op 28 mei 1911.
Ook Aalst
kreeg in 1911 zijn wielerbaan, de velodroom die op 16 april 1911 plechtig
ingehuldigd werd[3]
.
De opzoekingen van Bart
Moeyaertleverden volgende technische gegevens
op:[4]
Zottegem
Ligging Aan de
Hoogstraat / ingang langs de Ledebergstraat. Wedstrijdjaren 1910-1912. Technische
gegevens: houten baan.[5]
Aalst
Ligging tussen de
Welvaartstraat en de Volksverheffingstraat. Wedstrijdjaren 1911-1912, 1914. Technische
gegevens 250 meter lang / hout / 4,5 meter hoge bochten. De wielerbaan bevond zich eigenlijk aan de Gentsetsteenweg, ongeveer in de omgeving van de huidige Welvaartstraat. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog hadden de meeste mensen andere kopzorgen en begon de interesse voor het koersen te tanen. Toen in 1915-1916 een een zeer lange strenge winter uitbrak, werd besloten om de volledig in hout gebouwde piste af te breken en als brandhout te verkopen. Aldus was onze velodroom, evenals die in Zottegem (einde activiteiten 1912) een kort leven beschoren.
[3] Met dank aan dhr. Dirk Meert, webmaster van http://aalstwaarisdetijd.forumup.be/
, die mij na contact met dhr. Eddy Robbrecht, die de kaart op het forum zette,
de toestemming gaf om deze foto over te nemen in dit werk.
[5]Vle jaren later, in 1934
werd er een nieuwe velodroom aangelegd in Zottegem, ongeveer waar nu de speelplaats van het
Atheneum is. Het ging toen om een aardebaan met opgehoogde bochten en op het
middenplein speelde voetbalploeg RC Zottegem
We dienen het begrip "coureur" vrij breed te interpreteren, want sommigen behoorden tot de categorie "toeristen" of "parochianen", wat betekende dat hun optreden vrij eenmalig was.
De wielersport in de Denderstreek tussen 1895 en 1909
De wielersport in de Denderstreek tussen 1895 en 1909
In
de beginfase werden de meeste wedstrijden gereden op brede stadslanen, maar het
was op de wielerbanen, dat het wielrennen een ontspanningswijze van de grote
massa werd. Vooral de al vroeg georganiseerde wedstrijden voor stayers met hun
hoge snelheden en de sprintnummers waren immens populair. Ook de wedstrijden
waarbij de menselijke uithouding getest werd, zoals zesdaagsen kenden een
steeds grotere toeloop.[1]
De wielerbanen kregen
ondanks de slechte staat van de wegen wel steeds meer concurrentie van
wegwedstrijden. In 1893 werd de eerste Parijs-Brussel gereden, terwijl
Luik-Bastenaken-Luik van 1892 dateert.
De wielersport kende rond
de eeuwwisseling echter een nieuwe terugval.
Het aantal wedstrijden verminderde drastisch en het publiek bleef weg. De
wielersport leed immers onder de doorbraak van de autosport. De bourgeoisie had
in de auto immers een nieuw speelgoed ontdekt. Een andere oorzaak was de
concurrentie van de opkomende balsporten uit Engeland. Voetbal wekte veel meer
emotie op dan de monotone pistewedstrijden. Het was dan ook op de weg dat de
wielersport zich herstelde. De dramatiek was groter dan op de pistes en
bovendien kwamen deze wedstrijden ook langs kleine dorpjes voorbij, waardoor er
meer mogelijkheden waren voor lokale renners om zich te laten zien aan hun supporters
dan op de wielerbanen die op dat ogenblik alleen in de stad gelegen waren. In
België leefde het enthousiasme weer op dankzij de successen van Cyrille Van
Hauwaert rond 1905.
Dit had zeker ook te
maken met het ontstaan van de berichtgeving over de wielerwedstrijden in de
pers.
Het is in die context dat
we ook op zoek gegaan zijn naar het ontstaan van de wielersport in de
Denderstreek.
In een vorige bijdrage
hadden we het reeds over de Aalstersche veloclub, die in 1895 een groots
wielerfeest organiseerde. Uit krantenartikels uit die tijd blijkt ook dat er in
Lede en Denderhoutem rond de eeuwwisseling reeds veloclubs bestonden Zo was er
in de krant van 24 november 1901 een aankondiging van een verkoop van een
perceel land te Lede en had de verkoop plaats in herberg De Veloclubbij weduwe De Geyter op het dorp te Lede en
had er op 23 december van datzelfde jaar 1901 een openbare verkoop plaats te Denderhoutem
op de dorpsplaats ter herberg van
Louis-Vincent Van Bossuyt-Muylaert, veloclub.
Ook de eerste ongelukken
kregen een vermelding in de lokale pers zoals mag blijken uit bijgevoegd
artikel van 15 juli 1903 in de Denderbode.
Dat de afstanden van de
baankoersen rond de eeuwwisseling niet spectaculair lang waren wordt aangetoond
in bijgevoegd artikel uit 1904 over een wielerfeest, annex baankoers over zegge
en schrijve 15 kilometer.
14 juli 1895 - Was dit de eerste wielerwedstrijd in de Denderstreek?
14 juli 1895 - Was dit de eerste wielerwedstrijd in de Denderstreek?
De wielersport is in
België en meer bepaald in Vlaanderen tot een zekere bloei gekomen zodra de
fiets voor de gewone man betaalbaar was. Het wielrennen luidde de
democratisering van de sport in. Voordien was lichaamscultuur in de
verscheidene disciplines alleen bestemd voor de jongelui die er de tijd en het
geld voor hadden.[1]
Op
het eind van de jaren 1860
kenden zowel de fiets als de wielersport een voorzichtige doorbraak. Vooral in
het jaar 1869 waren er duidelijke tekenen van de opmars van de fiets. Bewijzen
van die opmars zijn de eerste verkeersreglementen die van toepassing waren op
vélocipèdes en melding van een aantal ongelukken. Bovendien is er sprake van wedstrijden
in Brussel, Ukkel, Gent,
Charleroi, Adinkerke, Moorslede, Borgerhout, Turnhout, Luik en Roeselare. Rond 1880
werden de eerste clubs opgericht, vaak onder invloed van Engelse studenten in
de universiteitssteden en ook de eerste Belgische wielerbladen zagen het
levenslicht.[2]
In
1883 werd de Fédération Vélocipédique Belge gesticht en kwam er een zekere
structuur in de veelheid van clubs die reeds ontstaan waren. Interne
strubbelingen (o.a. rond het statuut van amateur) zorgden voor een woelige start
tot er in 1889 eensgezindheid kwam met de definitieve stichting van de LIGUE
VELOCIPEDIQUE BELGE. De BWB was dus geboren.
Ondertussen
daalde de prijs voor een fiets zeker met invoering van de safety-bike
stilaan en kon ook de gewone man beginnen dromen van het aanschaffen ervan. Dit
was zeker het geval toen er prijzen ingevoerd werden voor wielerwedstrijden.
Bovendien ging het organiseren van wedstrijden vaak gepaard met het inrichten
van zogenaamde wielerfeesten, typisch folkloristische gebeurtenissen waar men
prijzen uitdeelde voor de mooiste vaandels, wieleruniformen, voor de grootste
club, voor de beste fanfare per fiets en voor de beste acrobaten. De
wielerfeesten waren in deze periode zeker zo populair als de wielersport.
De eerste vermelding van
activiteiten rond de wielersport in onze streek, vonden wij terug in 1895. Het
betreft ook hier de melding van een wielerfeest met annex wielerkoersen ter
gelegenheid van de zomerkermis in Aalst.
Uit de uitslagen in de
kranten van toen moge duidelijk blijken dat de het niet de wedstrijden zelf
waren die primeerden[3].
Maar toch vinden we hier vermoedelijk de namen van de eerste twee Aalsterse
coureurs, een zekere Bonner bij de aangeslotenen van de bond Waas en Dender en
zijn bijna naamgenoot Borre, als derde in de snelheidskoers over 2000 meter (of
was hier reeds sprake van een zetfout en bedoelde men twee maal dezelfde
renner?)
[1] Cfr. JACOBS(J.) & VAN DOORNE (B.), De Vlaamse wielerkoningen,
Lannoo, Tielt, 1979.
[2] Cfr. MOEYAERT (B.), Van
wielerbaan tot ... "Velo-droom" De geschiedenis van het
baanwielrennen in België
van 1890 tot 2003. Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en
Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van
Licentiaat in de Geschiedenis. Academiejaar: 2002-2003 KatholiekeUniversiteit Leuven Promotor:Prof. Dr. Vanysacker D.
Over de geschiedenis en het ontstaan van de echte fiets
zijn al tientallen werken geschreven. Algemeen wordt aangenomen dat 1861 een
sleuteljaar was.
In 1861 bevestigde de koetsenbouwer Pierre Michaux
trapassen en pedalen aan het voorwiel van een loopfiets, en zo ontstond de
vélocipède. Deze uitvinding sloeg aan, en al snel verschenen op straat
honderden vélocipèdes. Hoewel het een oncomfortabel en inefficiënt geheel
vormde, was dit toch een fiets in zijn meest rudimentaire vorm
Aalst zou
Aalst niet zijn als men ook daar niet op zoek was gegaan naar pioniers van de vélocipède
en luidens dit oude krantenartikel gebeurde dit dan nog met succes
Aalst boven
!
Velocipède of trapwiel.
Het Fondsenblad bespreekt het schrijven
in de Fransche bladen, volgens hetwelk de velocipède of het trapwiel, in
onvolmaakten vorm, in 1865, door de slotmaker Michaux van Parijs, zou uitgevonden
zijn.
Onze Gentsche confrater haalt een schrijven aan van den heer P. Van Mofaert,
medegedeeld door t Getrouwe Maldegem. bewijzende dat, reeds in 1843, iets
dergelijks te Maldegem bestond.
Er was hier echter geen spraak, schrijft Het Fondsenblad, van een trapwiel of wielpaard, maar wel van
eenen trapwagen, vervaardigd door Karel De Lille, eenen Maldegemschen timmerman
en meubelmaker van dien tijd.
Hetgeen deze trapwagen gemeen had met den tegenwoordigen velo was de wentelas.
De wagen had drie wielen en kon 5 of 6 man laden, waarvan er vier op de pedaal
stonden en trapten en een dissel bestuurden.
Een weinig later werd te
StJoristenDistel, door den timmerman Claeys een soortgelijken wagen gemaakt,
waarvan de voortstuwers tegenover elkander zaten en de as, bij middel van
rechtstaande handboomen, met de armen in beweging brachten.
Het bewegingstelsel, zoo wel van
dezen wagen als van dien van Maldegem, was hetzelfde dat den grondslag van den
velo of van het trapwiel uitmaakt : eene wentelas in beweging gebracht door hem
zelven die van het voertuig gebruikt maakten.
Zoolang er geen vroegere
vervaardiger van een soortgelijk voertuig wordt aangehaald mogen wij Karel De
Lille beschouwen als de eerste benuttiger van het denkbeeld dat aan de
vervaardiging vanden velocipède of
trapwiel tot grondslag ligt.
Wij betwisten aan Karel De Lille
de eer die onze confrater hem wil toekennen.
Reeds voor 1820, werd hier te Aalst, een dergelijk voertuig verveerdigd
door zekeren Bruneau, eenen
wagenmaker wonende in de Nieuwstraat. Dit voertuig werd ook in beweging
gebracht bij middel van eene wentelas. Eene reis naar Brussel werd er mee
ondernomen, doch het ging te traag, want het tuig was te zwaar en lomp, en
Bruneau ontving als vergelding zijner poging de bitterste spotternijen zijner
medeburgers.
Een spotliedeken werd gedicht waarvan het refrein hier nog hedendaags
soms langs de straat wordt gezongen en luidende als volgt :
Bruneau heeft een koets gemaakt,
Zonder peerden, zonder peerden,
Bruneau heeft een koets gemaakt
Die alleen naar Brussel gaat!
In 't begin der jaren 1820, in 1823 of 1824, werd er door gebroeders, schrijnwerkers te Audegem, een
wagentje gemaakt, dat bij middel van eene wentelas door twee mannen bewogen
werd. Meer dan eens werd met dit voertuig eene reis naar Aalst en Dendermonde
gemaakt. Een ooggetuige verzekert ons dat het tamelijk gemakkelijk rolde. De
familienaam dezer schrijnwerkers van Audegem is ons onbekend; alleen weten wij dat eenen
anderen hunner broeders destijds koster was te Berlaere.
In de jaren 1838 tot 1842 bestond er hier te Aalst een voertuig t welk
met de voeten werd bewogen. dus eenen wezenlijken velocipède of trapwiel. Het
tuig was uit hout en ijzer verveerdigd, en
de eigenaar ervan was de heer Louis Meert, de weerd van de alomgekende
afspanning « Den Diepen Lochting » Gentschesteenweg, heden bewoond door M.
Edward Van Cauter. Wie dit zonderling voertuig had verveerdigd, is ons niet ter
wete gekomen.
Een onzer vrienden, een ouderling van 84 jaren, zegt ons dat het tuig
moeilijk te gebruiken viel. Een enkel zijner gezellen kon er mee rijden,
namelijk den heer Martinus Cosyns, welke er meer dan eens in de vastenavondstoeten
mee verscheen.
Wat wij hier neerschrijven kan door talrijke Aalstenaars bevestigd
worden. Wij zeggen dus op onze beurt : zoolang er geen vroegere vervaardiger
van een soortgelijk voertuig wordt aangehaald mogen wij Bruneau aanschouwen als
de eerste benuttiger van het denkbeeld dat aan de vervaardiging van den velocipède
of trapwiel tot grondslag dient.
In 2005 schreef ik het boek "Arm maar proper" ter gelegenheid van het
vijftigjarige huwelijksjubileum van mijn ouders. Omdat mijn vader destijds een fanatieke
supporter was van Maurice Meuleman, heb ik toen ook in een apart hoofdstuk
aandacht besteed aan de figuur van deze wielrenner.
Bovendien
plaatste ik ook de lokale Kerkskense wielerclub, Boekent Sportief, in een
ruimer sociaal kader en had ik het toen reeds over een aantal lokale
wielercracks.
Al die
renners kwamen ooit uit voor de Aalsterse wielerclub KSC Denderstreek en als
kind stond ik vol bewondering voor de truien van deze renners, truien die
schitterend waren in hun eenvoud. Men zag ze van ver bij het uitkomen van de
laatste bocht, de witte truien met zwart-groene band in het midden .
Voor het
verzamelen van die gegevens had ik al heel wat opzoekingswerk moeten verricht
en toen ontstond bij mij het waanzinnige idee om een inventaris te maken van al
wie in de Denderstreek ooit aan wielrennen had gedaan en om alle
wielerwedstrijden, ooit georganiseerd in de Denderstreek, in kaart te brengen.
Ik zie nu
zeven jaar later in dat dit wel degelijk een waanzinnig idee was. Door het feit dat ik nog niet gepensioneerd
ben en ik dus nog een full time dagtaak heb, vordert dit werk heel
langzaam. Toch slaagde ik erin om in 2011 de honderdste verjaardag van de wielerclub "KSC Denderstreek" niet onopgemerkt te laten voorbijgaan via de publicatie van het boek " 1911-2011 - De beknopte geschiedenis van K.S.C. Denderstreek". Maar uiteraard was het onmogelijk om de vele honderden bladzijden bestanden, kopieën van krantenartikels en
fotos uit de oude doos te verwerken in dit boek er komen er dagelijks nog bij.
Via het maken van deze blog kan ik rustig de tijd nemen om al deze documentatie systematisch te verwerken en de wielerliefhebber mee te laten genieten van de resultaten van mijn opzoekingswerk. Op die manier hoop ik ook een
bescheiden bijdrage te kunnen leveren tot de geschiedenis van de wielersport in
Vlaanderen in het algemeen en de Denderstreek, in het bijzonder. Alvast veel leesgenot