Ma jeunesse ne fut qu'un ténébreux orage, Traversé çà et là par de brillants soleils ; Le tonnerre et la pluie ont fait un tel ravage, Qu'il reste en mon jardin bien peu de fruits vermeils.
Voilà que j'ai touché l'automne des idées, Et qu'il faut employer la pelle et les râteaux Pour rassembler à neuf les terres inondées, Où l'eau creuse des trous grands comme des tombeaux.
Et qui sait si les fleurs nouvelles que je rêve Trouveront dans ce sol lavé comme une grève Le mystique aliment qui ferait leur vigueur ? - Ô douleur ! Ô douleur ! Le Temps mange la vie, Et l'obscur Ennemi qui nous ronge le cur
Vertaling : Mijn jeugd was maar een donkere storm, Hier en daar gekruist door de schitterende zonnen; Donder en regen maakte zo'n ravage, Dat het in mijn tuintje van blozend fruit bleef.
Hier heb ik de herfst van ideeën geraakt, We moeten gebruik maken van de schop en harken Om het overstroomde land te brengen tot negen, Waar het water aan het graven is naar grote gaten zoals graftombes.
En wie weet of het de nieuwe bloemen zijn waarover ik droom Zoek in de gewassen bodem als een staking De mystieke voedsel dat hen zou dwingen?
- O verdriet! O verdriet! De tijd eet het leven, En de duistere vijand knaagt het hart
Achtergrondinformatie: Charles Pierre Baudelaire (Parijs, 9 april 1821 aldaar, 31 augustus 1867) was een Frans dichter en kunstcriticus. Zijn bekendste dichtbundel is Les Fleurs du mal. LEnnemi is één van zijn gedichten die in zijn beroemdste dichtbundel voorkomt. Baudelaire wordt als één van de belangrijkste dichters van de Frans literatuur uit de 19de eeuw beschouwd. Doorgaans wordt hij tot de symbolisten gerekend, maar in feite bevindt hij zich op een kruispunt van alle stromingen van die eeuw. Er zijn zowel duidelijke elementen uit de Romantiek als uit het Realisme te vinden, net zo goed als dat de 20e eeuwse stromingen een doorontwikkeling zijn van zijn werk. Een van de symbolistische trekken van zijn werk is het samensmelten van de vorm en de inhoud. De klanken van zijn gedichten verlopen alle ritmisch en in overeenstemming met wat de inhoud over probeert te brengen. Dit ziet men terug in zijn meesterwerk Les Fleurs du mal, maar ook in een werk als Le Spleen de Paris
Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß. Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren, und auf den Fluren laß die Winde los. Befiel den letzten Früchten voll zu sein; gib ihnen noch zwei südlichere Tage, dränge sie zur Vollendung hin und jage die letzte Süße in den schweren Wein. Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr. Wer jetzt allein ist, wird Es lange bleiben, wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben und wird in den Alleen hin und her unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.
Vertaling:
Heer, het is tijd. De zomer was erg groot. Leg uw schaduw op de zonnewijzers en laat de wind op de weiden.
Beveel de laatste vruchten vol te zijn; Geef ze nog twee zuidelijker dagen, spoor hen naar de perfectie en de jacht de laatste zoetheid in de zware wijn.
Wie nu geen huis heeft, bouwt er ook geen meer. Wie nu alleen is, zal lang zo blijven, zal kijken, lezen, lange brievenschrijven en op de lanen, op en neer rusteloos wandelen, terwijl de bladeren drijven.
Achtergrondse informatie :
Rainer Maria Rilke was een van de belangrijkste lyrische dichters in de Duitse taal. Daarnaast schreef hij verhalen, een roman, opstellen over kunst en cultuur en ook talrijke vertalingen, onder andere uit het Frans, van literaire werken en lyriek. Zijn omvangrijke briefwisseling vormt een belangrijk deel van zijn literair nalatenschap.
Aan het begin heeft de hoofdpersoon, de prins Leonce van land Popo, helemaal niks te doen. Hij verveelt zich zo, dat hij zandkorreltjes op zijn hand telt en op een steen loopt te spugen. Dit vertelt hij uitgebreid aan de hofmeester, die alleen loopt te slijmen. Dan komt er een dronkaard voorbij, die Valerio heet. Als hij de scène op schuifelt, is het eerste wat hij zegt, zonder aanleiding overigens:
LEONCE:Mein Herr, was wollen Sie von mir? Mich auf meinen Beruf vorbereiten? Ich habe alle Hände voll zu tun, ich weiß mir vor Arbeit nicht zu helfen.Sehen Sie, erst habe ich auf den Stein hier dreihundertfünfundsechzigmal hintereinander zu spucken. Haben Sie das noch nicht probiert? Tun Sie es, es gewährt eine ganz eigne Unterhaltung. Dann sehen Sie diese Handvoll Sand? Er nimmt Sand auf, wirft ihn in die Höhe und fängt ihn mit dem Rücken der Hand wieder auf. Jetzt werf ich sie in die Höhe. Wollen wir wetten? Wieviel Körnchen hab ich jetzt auf dem Handrücken? Grad oder ungrad? Wie? Sie wollen nicht wetten? Sind Sie ein Heide? Glauben Sie an Gott? Ich wette gewöhnlich mit mir selbst und kann es tagelang so treiben. Wenn Sie einen Menschen aufzutreiben wissen, der Lust hätte, manchmal mit mir zu wetten, so werden Sie mich sehr verbinden. Dann habe ich nachzudenken, wie es wohl angehn mag, daß ich mir auf den Kopf sehe. O, wer sich einmal auf den Kopf sehen könnte! Das ist eins von meinen Idealen. Mir wäre geholfen. Und dann und dann noch unendlich viel der Art. Bin ich ein Müßiggänger? Habe ich jetzt keine Beschäftigung? Ja, es ist traurig ...
HOFMEISTER :Sehr traurig, Euer Hoheit.
LEONCE: Daß die Wolken schon seit drei Wochen von Westen nach Osten ziehen. Es macht mich ganz melancholisch.
HOFMEISTER:Eine sehr gegründete Melancholie.
LEONCE : Mensch, warum widersprechen Sie mir nicht? Sie haben dringende Geschäfte, nicht wahr? Es ist mir leid, daß ich Sie so lange aufgehalten habe. Der Hofmeister entfernt sich mit einer tiefen Verbeugung. Mein Herr, ich gratuliere Ihnen zu der schönen Parenthese, die Ihre Beine machen, wenn Sie sich verbeugen.
LEONCE: allein, streckt sich auf der Bank aus. Die Bienen sitzen so träg an den Blumen, und der Sonnenschein liegt so faul auf dem Boden. Es krassiert ein entsetzlicher Müßiggang. Müßiggang ist aller Laster Anfang. Was die Leute nicht alles aus Langeweile treiben! Sie studieren aus Langeweile, sie beten aus Langeweile, sie verlieben, verheiraten und vermehren sich aus Langeweile und sterben endlich aus Langeweile, und und das ist der Humor davon alles mit den wichtigsten Gesichtern, ohne zu merken, warum, und meinen Gott weiß was dazu. Alle diese Helden, diese Genies, diese Dummköpfe, diese Heiligen, diese Sünder, diese Familienväter sind im Grunde nichts als raffinierte Müßiggänger. Warum muß ich es gerade wissen? Warum kann ich mir nicht wichtig werden und der armen Puppe einen Frack anziehen und einen Regenschirm in die Hand geben, daß sie sehr rechtlich und sehr nützlich und sehr moralisch würde? Der Mann, der eben von mir ging, ich beneidete ihn, ich hätte ihn aus Neid prügeln mögen. O, wer einmal jemand anders sein könnte! Nur 'ne Minute lang. Valerio, etwas betrunken, tritt auf. Wie der Mensch läuft! Wenn ich nur etwas unter der Sonne wüßte, was mich noch könnte laufen machen.
VALERIO:stellt sich dicht vor den Prinzen, legt den Finger an die Nase und sieht ihn starr an. Ja!
LEONCE:ebenso. Richtig!
VALERIO: Haben Sie mich begriffen?
LEONCE: Vollkommen.
Achtergrondinformatie: Leonce und Lena is een Duitse theaterstuk, een komedie om precies te zijn. Het is geschreven door Georg Buchner, in het jaar 1842. Het valt onder de periode "Junges Deutschland" (1830-1850). Het theaterstuk telt acht personages. De twee belangrijkste personages uit dit stuk zijn, prins Leonce en zijn vriend Valerio Het theaterstuk besteed veel aandacht voor natuur en het willen wegtrekken en dergelijke.
Het verhaal speelt zich af in het koninkrijk Popo. Daar leefde de vorst koning Peter, een wereldvreemde heerser. Zijn zoon Leonce is een knappe jongeman, maar hij verveelt zich stierlijk. Verveeld zit prins Leonce achter zijn ganzenbord te filosoferen over de leegte van het bestaan. Het is in het paleis eeuwig zondag en ergebeurt nooit iets. Hij weigert te denken aan zijn toekomstig koningschap en wil niet trouwen met de prinses die zijn vader voor hem heeft uitgezocht. Om dit huwelijk te ontlopen vlucht hij met zijn vriend Valerio naar Italië. Ook Lena ziet dit huwelijk niet zitten en ook zij gaat er samen met haar gouvernante vandoor. Beiden probeerden hun lot te ontvluchten, omdat ze over hun eigen lot wilden beslissen. Als bij toeval lopen ze elkaar in Italië tegen het lijf, zonder dat hij weet wie ze is. Ze trouwen, maar wel als marionetten op een geënsceneerd huwelijksfeest.
Waarom gekozen?: We vonden het meteen een leuk theaterstuk nadat we het hadden gelezen. Het is een theaterstuk met moraal. Beiden probeerden hun lot te ontvluchten, omdat ze over hun eigen lot wilden beslissen. Maar uiteindelijk op een of ander manier komen ze toch bijeen.
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Achtergrondinformatie: Het Huwelijk is een gedicht van de Belgische schrijver Willem Elsschotuit 1910. Elsschot was 28 toen hij het schreef. Het is één van zijn beroemdste werken en één van de bekendste Nederlandstalige gedichten. Het gedicht gaat over zijn eigen huwelijk. Na het lezen van het gedicht is het meteen duidelijk dat Willem Elsschotniet meteen een goede relatie had met zijn vrouw. Hij beschrijft zijn ouder wordende vrouw en reflecteert over hun huwelijk.
Waarom gekozen?: Het gedicht heeft een erg negatieve uitstraling omdat er erg veel negatieve woorden worden gebruikt. We vinden het prachtig verwoord. Vooral de eerste drie zinnen van het voorlaatste alinea ; Maar doodslaan deed hij niet want er stonden wetten in de weg en praktische bezwaren en ook die weemoedigheid, die niemand kon verklaren Het is de wetdie hem verbiedt en de praktische bezwaren. Hij stelde zich blijkbaar vragen over hoe hij dat ging doen, hoe hij haar moest vermoorden, wat hij moest doen met haar lichaam en wie er zou zorgen voor hem als zij er niet was en waar hij dan heen moest,enz.. Deweemoedigheid staat dan voor de liefde die hij stiekem toch nog ergens voor haar koestert, hij heeft haar toch nog ooit liefgehad. In het algemeen vinden we het een zeer mooi gedicht.
Something old, something new, something borrowed, something blue
Schrijden over bloemblaadjes
Lopen op glazen muiltjes
Lachen achter een kanten hand
Ze had alles
En die schalkse glimlach
Had mij alles moeten zeggen
Maar ik besefte het pas toen ik naar
Haar champagnekleurige uitnodiging keek
Ze had iets nieuws
Ze had haar ring, haar jurk en ze had hem
En daar op de tweede rij zat ik
Iets ouds en geleends en ik gaf haar
Iets blauws om het af te maken
Achtergrondinformatie: Eric van Hoof is een Limburgse dichter , geboren in Geleen in 1975. Hij debuteerde als dichter op de poëzieslag van het Festina lentepodium. Eind 2007 wint hij de Leidse Nobelprijs der Letteren. Met zijn gedichtenbundel de Droomkleur' gaf hij betoog over hetpostmodernismeen critici en instituten.
Waarom gekozen?: Dit gedicht had Merve voor het eerst gehoord op een huwelijk. Ze vond het heel emotioneel. Ze zag dat de bruid ook zeer ontroerd werd, ook al was het niet zelfgeschreven. Via via heeft ze de auteur van het gedicht te weten gekomen. Nadat ze het had verteld hebben we besloten om het in ons top 20 te zetten.
We hebben het gekozen omdat we de gedichten van Paul van Ostaijen interessant vinden en omdat we zijn gedichten ook vaak in de klas bespreken. In het begin begrepen we niet waarover het gedicht ging.Van Ostaijen is een apart poëet omdat je eerst niet begrijpt wat hij bedoelt. Als je de tekst voor de tweede keer leest, begrijp je over wat het gaat.