THEY SHALL GROW NOT OLD - CHRISTOPHER MANTEL WREN (17)
Ook in 2018 zal ik aandacht blijven besteden aan de
kind-soldaten, de 15-, 16- en 17-jarigen die ondanks de wettelijke restricties
toch naar de slachtvelden van de Grote Oorlog werden gestuurd en er veel te
jong om het leven kwamen. Ik heb intussen een kleine 300 van hun graven
gesitueerd in de Ieperse Salient en Frans-Vlaanderen en zal hun schrijnende verhalen op deze
blog blijven brengen.
Gunners Farm Cemetery is één van die CWGC-begraafplaatsendie niet al te vaak worden bezocht. De site nodigt ook niet echt uit tot een bezoek.
Deze begraafplaats ligt ietwat afgelegen, naast een drukke weg in Komen/Waasten en er is
nauwelijks parkeerplaats. Gunners Farm werd in juni 15 aangelegd
door de begraafploegen van het 9e Bataljon van het Essex Regiment en
het 7e Bataljon van het Suffolk Regiment. Eén van de eerste
gesneuvelden die hier een laatste rustplaats kreeg was Christopher Mantel Wren.
Deze militair uit Lowestoft was amper 17 jaar oud toenhij op 2 augustus 1915 viel.Christopher Wren had zich in augustus 14 als
oorlogsvrijwilliger gemeld en kwam terecht bij het 7e bataljon van
het Suffolk Regiment, een van de eenheden van Kitcheners New Army. Dit Bataljon werd in de zomer van 14 geformeerd in
Bury St. Emonds en werd als een onderdeel van de 12e Eastern
Division opgeleid. Nadat zijn training was afgerond, kwam Christopher Wren op
30 mei 15 aan in de haven van Boulogne en nog geen week later zat hij al in de
loopgrachten in Noord-Frankrijk. Op 23 juni verkaste hij met zijn
compagnienaar de sector van
Ploegsteert. Amper een maand later werd hij in het Bos van Ploegsteert gedood. Deze
kind-soldaat werd vooraan de site begraven in graf A 5 onder een zerk met het
epitaaf Who dies if England wins. Het was een troostende gedachte dat iemand, niet lang voor we in de nazomer van 2016 zijn graf bezochten, een ruiker op zijn graf had achtergelaten.
Op Gunners Farm
ligt overigens nog een 17-jarige begraven. Stephen William Thompson was een
soldaat bij de Schotse Highland Infantry toen hij op 30 april 16 sneuvelde.
Hij ligt begraven in Q 10.
Gekruide kamperfoeliegeur/ een stokroos in zijn volle fleur / Een late
vlinder bij het perk/ een buurman op
zn veld aan t werk /
Een kater die zich zalig zont / Een smaak van honing in de mond /
Een maaltijdrijk en naar den aard / waarbij geen knoflook werd gespaard / Een kleine
kring van vriendendie / verslingerd
zijn aan poëzie / Dat alles, met een
goed glas wijn / behoort ons daaglijks nieuws te zijn Jan Greshoff (1888-1974)
Vandaag past in deze rubriek een nieuwjaarsgedicht.
De Duitse dichter, schrijver en kunstschilder Max Dauthendy (1867-1918) was een
bekende figuur in Berlijnse kunstkringen waar hij onder meer bevriend was
met figuren als Edvard Munch, Sefan George, Hugo von Hofmannstahl en August Strindberg.
Dauthendy was net begonnen aan een tweede wereldreis toen de Eerste Wereldoorlog
uitbrak. Hij had pech want hij bevond zich net in Nederlands Indië waar hij
prompt op bevel van de overheid, samen met enkele duizenden andere Duitsers en
Oostenrijkers, werd geïnterneerd voor de rest van de oorlog.
Hij schreef dit nieuwjaarsgedicht op 31 december 14
in een interneringskamp aan het Toba-Meer op Sumatra. Hij bezweek op 29
augustus 18, 51 jaar oud, aan malaria in het Javaanse Malang. In 1930 werden zijn
stoffelijke resten overgebracht naar zijn geboortestad Würzburg waar ze werden
bijgezet in de tuin van het Fränkischen
Luitpoldmuseums. Zijn graf werd op 16 maart 45 zwaar beschadigd door een
geallieerde luchtaanval. Zijn weduwe, Annie zu Ende stierf overigens ook door
oorlogsgeweld. Zij kwam, samen met tienduizenden anderen, om in de nacht van 13
op 14 februari 45 bij de vuurstorm die was veroorzaakt door het bombardement
op Dresden.