Op 7 mei 1916
omstreeks 08.00 u. werd bij de Dodendraad achter de Laermolen op de grens van
Hoogstraten en Wortel het lijk gevonden van de Duitse landsturmmann Heinrich
Mester. Deze soldaat uit Woltmershausen bij Bremen diende in de 2e
compagnie van het Mobiles Landsturm-Infanterie-Bataillon Neuss VIII. De
omstandigheden waarin hij aan zijn einde kwam werden als verdacht beschouwd. Volgens
lokale geruchten pleegde hij zelfmoord. Het staat in elk geval vast dat
oberstleutnant von Schweder, de bataljonscommandant nog diezelfde dag opdracht
gaf aan Dr. Berghausen, kolonel-chirurg van de eenheid, omin het Gasthuis van Hoogstraten een
lijkschouwing te verrichten. Ze werd op 8 mei uitgevoerd. In zijn
eindrapportgaf Berghausen dodelijk verongelukt als doodsoorzaak
op.
Heinrich Mester werd
op 10 mei 16 begraven op het kerkhof van Hoogstraten. In 1928 werd hij daar
ontgraven en bijgezet op de Duitse militaire begraafplaats in het kamp van
Beverlo. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij een definitieve laatste rustplaats
op de Duitse militaire begraafplaats van Lommel. Hij werd er bijgezet in graf
nr. 136 van blok 31.
De Britse militaire
begraafplaats in Cité Bonjean bij het Frans-Vlaamse Armentiers is in meer dan één
opzicht interessant. Ze ontstond in oktober 14 toen de Engelse troepen zich in
deze omgeving ingroeven. In de winter van 1914-1915 werden op deze site ook
burgers begraven omdat de Duitse beschietingen van het stadscentrum, begraven
op de stedelijke begraafplaats, érg gevaarlijk maakte. De begraafplaats bleef
in gebruik tot het Duitse voorjaarsoffensief van 1918, toen Armentiers een
tijdlang in Duitse handen viel.
Cité Bonjean is een
multinationale begraafplaats. Op deze site liggen 1180 Britten, 472
Nieuw-Zeelanders, 470 Australiërs, 3Fransen en 508 Duitsers. 455 Duitsers werden in 1925 ontgraven en naar
elders overgebracht. Ook de burgers die tijdens de eerste oorlogswinter hier
werden bijgezet werden later elders begraven. Op deze begraafplaats liggen bovendien
ook nog twee gesneuvelde Belgische militairen begraven. De 32-jarige Lodewijk Van
Tongelen, soldaat in de 70e cie. van de 3e Groepering
T.A.G werd op 18 september 1915 in Houplines gedood door granaatscherven in de
borst. De volgende dag overleed eveneens in Houplines de 30-jarige Julius
Geerts, korporaal in het 2e Regiment Jagers-te-Voet. Mogelijk was
hij gewond geraakt bij de beschieting die Van Tongelen fataal was geworden.
Op deze site liggen
ook 4 wegens desertie terechtgestelde Britten begraven: Charles Bladen, Arthur
Robinson, James Higgins en Thomas Rigby. Een ander opvallend graf is dat van de
bijna vergeten oorlogsdichter William Short (1871-1917) die als
Lieutenant-Colonel een brigade van de Royal Field Artillery had geleid.
In de Tweede
Wereldoorlog werden nog eens 35 gesneuvelden: 33 Britten en 2 Duitsers op deze
begraafplaats bijgezet.
Deze CWGC-site, naar
een ontwerp van sir Herbert Barker, bevat ook een New Zealand Memorial for the
Missing, één van de acht Nieuw-Zeelandse plaatsen van herinnering aan het
gewezen Westelijke Front.
Geregeld sta ik in
deze blog stil bij opvallende grafschriften die terug te vinden zijn op de
talloze militaire begraafplaatsen in Vlaanderens Velden In het Ypres Reservoir
Cemetery in plot I, rij D, graf 1 ligt second Lieutenant Osmer Noel Stewart MC
begraven. Zijn korte grafschrift luidt Our
only son God keep him. De schrijnende hartekreet van radeloze ouders die
hun enige zoon verloren. Stewart groeide op in het West-Bengaalse Calcutta,
waar zijn vader een betrekking had bij het koloniale bestuur. Hij liep lagere school
in St. Josephs College in North Point Darjeeling, een instelling die werd
geleid door de Jezuïeten. Voor zijn middelbare opleiding verkaste hij zoals
veel kinderen uit de Britse kolonie in India naar het moederland. Opnieuw kwam
hij onder de vleugels van de Jezuïeten terecht, deze keer in Beaumont College
in Old Windsor, Berkshire. Meteen na zijn afstuderen, in 1916 meldde hij zich
voor de legerdienst en kreeg een aanstelling als tweede luitenant in de Royal
Field Artillery. Deze 19-jarige officier werd nog geen jaar later, op 31 juli
1917, bij de Slag om Pilkem dodelijk gewond toen zijn batterij werd getroffen
door Duits tegenvuur. Ondanks zijn jonge leeftijd en zijn relatief korte
verblijf aan het front werd hij onderscheidden met het Military Cross (MC), de
op één na hoogste Britse dapperheidsonderscheiding voor officieren.
Morgen zal het precies 100 jaar geleden zijn dat aan de
zgn. strontpaal aan de rijksgrens tussen het Essense Horendonk en Schijf de
37-jarige Geert Schrauwen, een smokkelaar uit het Noord-Brabantse Sint
Willebrord werd doodgeschoten door een Nederlandse grensbewaker. Dit drama
veroorzaakte heel wat ophef in de Noorderkempen omdat Schrauwen, alias Klaveren Vrouwke een erg notoire
smokkelaar was. Sint Willebrord, in de volksmond beter bekend als t Heike stond al van voor de Grote
Oorlog bekend als een draaischijf van smokkel en andere illegale praktijken. De
sectorcommandant van het Nederlandse Veldleger tijdens WO I, luitenant-generaalW.H. Van Terwisga omschreef de Heikesmannen als ruw volk, beruchte personen die voor niets terugschrokken de schrik
van Noord-Brabant
Gerardus Schrauwen was zonder twijfel een van
de beruchtste en meest tot de verbeelding sprekende 'Heikesmannen'. Deze in 1878 in Hoeven geboren smokkelaar gebruikte
al zijn creativiteit bij zijn illegale grensovergangen. Zo passeerde hij eens
de Belgische grens vermomd als vrouw, en later ook als pastoor. Zijn bijnaam Klaveren Vrouwke heeft de smokkelaar
waarschijnlijk te danken aan een populair kaartspel aan het begin van de
twintigste eeuw. De Klaveren Vrouw was daarbij de hoogste kaart, zodat je
iedereen kon aftroeven. De grenswachten een rad voor ogen draaien deed Gerardus
dan ook met plezier: zo is er een populaire urban
legend waarin wordt verhaald hoe hij, verkleed als officier de grenswachten in het
gelid hebben gezet, terwijl zijn handlangers ondertussen het smokkelwaar over
de grens brachten.
Op 13 mei aanstaande wordt Klaveren Vrouwke herdacht. Aan
Belgische zijde vertrekken de deelnemers op 19.00 u. aan de Marantvijver in
Horendonk. Deelname 4 euro p/p. Inschrijven op het nr.: 03/677.19.91. Opgelet:
het aantal deelnemers is beperkt tot 100
Dat het verhaal van Klaveren Vrouwke tot op de dag van
vandaag de mensen intrigeert wordt wel bewezen
door het feit dat er intussen een naar hem genoemde wandeling en fietsroute
bestaan. Een paar dagen geleden raakte overigens bekend dat een aantal
toneelverenigingen uit de Noord-Brabantse grensgemeente Rucphen onder de noemer
Stichting Openlucht Theater Rucphen de handen in elkaar hebben geslagen voor
een productie rond Klaveren Vrouwke. De bedoeling is om in september 17 uit te
pakken met dit toneelstuk.
Niet alle Nederlandse grenstroepen waren zoals de mannen
op deze cartoon. Maar al te vaak werd er geschoten en niet alleen in de lucht.
In de vroege ochtend van 20 maart 1916 werd de 36-jarige Johannes Heeren uit
Princenhage aan de rijksgrens tussen Strijbeek en - de huidige Hoogstraatse deelgemeente - Meerle doodgeschoten door
Nederlandse grenstroepen. Zijn broer werd bij dezelfde schietpartij in zijn
dijbeen geschoten maar wist te ontkomen. Johannes Heeren was gehuwd met Paulina
Braak en vader van 9 kinderen. Wat deze zaak nog tragischer maakte was wel het
feit dat op vrijwel dezelfde plaats, op 9 augustus 15, zijn petroleum
smokkelende schoonbroer Adriaan Valentijn uit Etten-Leur op de vlucht was doodgeschoten
door Nederlandse grensbewakers .
Vandaag sneuvelde precies
een eeuw geleden in een verbindingsloopgraaf bij Kaaskerke de 19-jarige Willem
Bergé uit Hoogstraten. Hij werd getroffen door granaatscherven in het hoofd en
was vrijwel op slag dood. Deze oorlogsvrijwilliger was in de lente van 15 de rijksgrens
over gevlucht en had op 21 mei 1915 vrijwillig dienst genomen in het Belgisch
leger. Na een opleiding tot infanterist in het kamp van Auvours belandde hij met
het stamnummer 108/59192 aan het front in de rangen van de 4e
compagnie / 2e Bataljon van het 8e Linieregiment, een
eenheid waarin heel wat streekgenoten dienden. Hij werd begraven op de BMB van
Adinkerke in graf nr. 1413.
Willem Bergé was ongehuwd en
de jongste zoon van Frans Antoon Bergé en Cornelia Verbeeck. Hij was voor hij
in dienst ging timmerman en woonde in de ouderlijke woning, Moleneinde 105. Zijn
oudere broer Jaak had eveneens in het 8e Linieregiment gediend maar
was op 3 oktober 14 in het noodhospitaal in het College Notre Dame de la Paix
bezweken aan verwondingen die hij in augustus had opgelopen bij de verdediging
van Namen.
Herentalsenaar
Dionysius Alfons Mols, soldaat in de 1e compagnie / 1e
bataljon van het 20e Linieregiment, sneuvelde op 23 juni 1917 in
Boezinge samen met zijn stadsgenoot Gust Horemans. Ze werden twee dagen later
naast elkaar begraven op de BMB van Westvleteren.. De mannen uit hun compagnie en
verschillende streekgenoten legden hun soldij samen om twee heldenhuldezerken
te bekostigen. In het julinummer 17 van het frontblaadje Herenthals werden
ze als volgt herdacht: Weer twee onzer
vrienden die vielen voor t vaderland: Alfons Mols en August Horemans. Zij
waren samen in de loopgracht te B. den 23e Juni laatstleden toen een
granaat ontplofte tusschen hen beide. Alfons Mols werd op den slag gedood en
August Horemans zwaar gekwetst naar het gasthuis overgebracht, overleed daar in
de schoonste gevoelens van godsvrucht. Beide vrienden werden naast elkaar
begraven op het kerkhof van Westvleteren. Ernest Mols, broer van Alfons, was
juist in congé in St. Adresse. Jos Horemans,broer van August was insgelijks in verlof. Ge kunt denken welke wreede
slag het was voor hen, hun broers weer te vinden op het kerkhof van
Westvleteren.
De heldenhuldezerk
van Fons Mols werd in 1925 door de Dienst der Militaire Grafsteden van deze
site verwijderd en vernietigd. Hij rust nu onder een Belgische militaire
standaardzerk.
Op de foto de 28-jarige
Clarence Henry Green M.M., korporaal in de 2nd Field Company, New Zealand
Engineers. Deze veteraan van de op een bloederig fiasco uitgedraaide Gallipoli - campagne (1915) bezweek op 26 juli 1917
aan zijn verwondingen in het Australian Clearing Station nr. 2 in het
Fransvlaamse Steenwerck. (zie tweede foto) .Omwille van zijn moedig gedrag bij het
vrijwaren en herstellen van drinkwaterputten in het pas ingenomen en zwaar
beschoten Flers werd hij begin december 16 onderscheiden met de Military
Medal (M.M.), de op één na hoogste Britse dapperheidsmedaille. Hij ligt nu begraven in
vak I, rij A, graf nr. 5 van de CWGC-begraafplaats Trois Arbres Cemetery in
Steenwerck.
Steenwerck, op een kleine 6
km. ten noord-oosten van Belle, lag heel de oorlog net achter het front. Op 10
april 1918, tijdens het grote Duitse voorjaarsoffensief, viel het in de handen
van de Duitse stoottroepen. Pas in het begin van oktober 18 kon het heroverd
worden door de geallieerden. Het Military Cemetery Trois Arbres ontstond in
juli 16 als begraafplaats bij het hoger vermelde Australische Clearing
Station. Zowat alle doden uit vak I en de vroegste rijen in vak II zijn
militairen die in dit veldhospitaal stierven. De overige gesneuvelden werden
hier in de laatste oorlogsmaanden en na de Wapenstilstand bijgezet. Ruim 700 gesneuvelden op deze site zijn
afkomstig van andere, geruimde begraafplaatsen uit de omgeving. Momenteel liggen er 1.704 gesneuvelden op deze
begraafplaats begraven. 435 van hen zijn ongeïdentificeerd. Deze begraafplaats,
naar een ontwerp van Sir Herbert Baker, bevat ook een ongewoon hoog aantal,
wegens desertie terechtgestelde, militairen. Hier liggen niet minder dan 4
geëxecuteerden begraven: Corporal G. W. Latham (+22.01.1915), Private F. Auger
(+ 26.03.1916), Private P. Black (+18.09.1916) en Private J. King (+19.08.1917)
Ik ben al jaren een gepatenteerde voorstander van het - nog steeds teveel geminachte en / of geridiculiseerde - Recht op Luiheid. Vandaag jammer maar helaas geen Zondag Frontpoëziedag. Vanmorgen was ik al om 05.00 u. present op de lokale Meermarkt en voor de rest van de dag wou ik van de zon profiteren.... Dankuwel voor het begrip...