Het
was natuurlijk te verwachten dat er bij de graafwerken voor de nieuwe Fluxys-gasleiding
tussen Duinkerke en Zeebrugge (zie ook mijn blog van 25.11.2014), dwars door een
deel van de slagvelden uit de Grote Oorlog, de stoffelijke resten van
slachtoffers zouden gevonden worden. De intergemeentelijke archeologische
dienst CO 7 heeft de jongste dagen bij Sint Juliaan de stoffelijke resten van
niet minder dan 19 gesneuvelden opgegraven en geborgen. De meeste van hen vielen wellicht tijdens de zgn. Tweede Slag om Ieper in het voorjaar van 1915. Minstens
twee van deze opgegraven gesneuvelden waren Duitsers. De overige waren wellicht Britten of
Canadezen, maar dat zal verdere identificatie moeten uitmaken.
Gelet op het door de jarenlange beschietingen extreem zwaar verstoorde
bodemprofiel is het alleszins merkwaardig te noemen dat er naast deze
gesneuvelden uit de Grote oorlog ook brandgraven en grafgiften zijn gevonden
uit de Romeinse Tijd. Dit zijn meteen ook de eerste sporen uit deze tijd die ooit in
Langemark-Poelkappele werden gevonden .
In
het kader van het boek dat ik voorbereid over de Duitse gesneuvelden uit WO I
die uiteindelijk begraven werden in Blok 31 op de Duitse militaire
begraafplaats van Lommel, zoek ik informatie m.b.t. de omgekomen piloten van
Fliegerbeobachtungsschüle West uit Diest. Weet er iemand of ze in Schaffen dan
wel in Diest werden begraven ? Het gaat specifiek over volgende militairen die
allemaal waren verbonden aan de Lehrkompagnie : Leutnant d.r. BASOLD Paul, Sergenat-Flieger
Heinrich HENNING, Leutnant d.r. Felix OBERTREIS,
Leutnant d.r., Josef SCHMITZ, Gefreiter
Erich TRUMPELMANN en Leutnant d.r. Albert WALTER. Bovendien had ik graag
vernomen of er fotomateriaal bestaat van deze graven
Ik
ben ook op zoek naar fotomateriaal m.b.t. tot volgende graven: BECKMANN, Adrian,
Fahrer / Trainführer. Hij werd oorspronkelijk
begraven op het kerkhof van de Achelse Kluis onder een vierkante steen met een
plat Duits bronzen kruis. / VON PLATEN, Achatis,Leutnant, 4e Eskadron, Dragoner
Regiment nr. 12. Sneuvelde in Rillaar en werd daar begraven./ FISCHER,
Max, Landsturmmann, Garnizonskompagnie. Hasselt. Werd in Hasselt begraven. / GILLENBERG,
Ludwig, Pionier, 3e Kie, Westfälisches Pionier-Bataillon nr. 7. Verongelukte in De Kanne en werd daar begraven; / DANGERS,
Wilhelm Willi,Jäger, Radfahrerkompagnie nr. 1, Jäger Bataillon nr. 10. Stierf
in Neerpelt aan een longontsteking en werd er begraven. / BOHNEN, August, Gefreiter,
4e Landsturm Eskadron Düsseldorf. Hij werd dodelijk gewond bij een confrontatie
met de terugtrekkende troepen van het detachement van generaal De Schepper bij
de Locht op 8 km. ten NO van Leopoldsburg en werd ter plaatse begraven. Later
begraven te Eksel./ KUNATH, Erwin, Grenadier, Leibgrenadier Regiment.
Verongelukte in Geel en werd er begraven. / HEISE, August, Landsturmmann, 1e
Kie. Mobiles landsturm-Infanterie-Bataillon Burg. Hij sneuvelde in Westerlo en werd
er begraven. / HELBING, Oskar, Gefreiter, Radfahrerkompagnie,
Marine-Infanterie-Regiment nr. 2. Hij sneuvelde in Grobbendonk en werd er
oorspronkelijk begraven en ALBERS, Magnus Heinrich, Gefreiter, 4e Kie., Mobiles
Landsturm-Infanterie-Bataillon Osnabrück die in De Kanne of Maaseik dodelijk
gewond werd. Bovendien zoek ik ook nog fotos van de inmiddels al lang
geruimde - Duitse graven uit WO I op de begraafplaatsen van Tongeren en St.
Truiden ALLE HULP IS MEER DAN WELKOM !
Op
de Belgische militaire begraafplaats van Lier herinnert het monument achteraan
op deze site aan het feit dat dit ooit een gemengde Belgisch/Duitse
begraafplaats was. Kort na de zware afweergevechten rond de Netestelling in de
herfst van 1914 begon het stadsbestuur, onder toezicht van de bezetter, met het
ruimen van de talrijke veldgraven in de omgeving. Aanvankelijk was het de bedoeling
om de gesneuvelden bij te zetten op de stedelijke begraafplaats - wat overigens
ook voor de eerste geborgen Belgische gesneuvelden gebeurde - maar uiteindelijk
besliste de bezetter om de gevallen militairen op één site te verzamelen. Met het oog op de
aanleg van deze begraafplaats werd door de stad aan de Mechelsesteenweg een50
are groot perceel verworven van het Bestuur van de Lierse Gast- en Godshuizen. Voor het plan van aanleg tekende de
provinciale bouwmeester en Lierenaar Edward Careels (1857-1933). 490 Belgische
gesneuvelden - waarvan 117 niet-geïdentificeerde -, 17 Britten van de Naval
Division en 72 Duitsers kregen hier aanvankelijk een laatste rustplaats. Later
werden nog 147 Duitsers die in Duffel, Sint-Katelijne-Waver en Berlaar waren
begraven naar deze site overgebracht. De Britten werden in maart 1925 ontgraven
en overgebracht naar het Schoonselhof in Wilrijk. Toen tijdens het interbellum de
Duitsers die op de gemengde Belgisch/Duitse begraafplaats van Eppegem waren
begraven, werden overgebracht naar Wespelaar bracht men in 1939 het gedenkteken
van de hand van Georg Kolbe (1877-1947) dat in Eppegem stond, over naar Lier.
In
juni 1956 werden door toedoen van de Volksbund Deutsche Kriegsgräbefürsorge de
168 geïdentificeerde Duitsers van Lier naar de Duitse militaire begraafplaats
van Vladslo gebracht. De 51 niet-geïdentificeerde Duitsers kwamen terecht in
het zgn. Kameradengrab op de Duitse begraafplaats in Langemark.
Deze maand zal het
precies honderd jaar geleden zijn dat Music
Hall, de eerste dichtbundel van Paul van Ostaijen (1896-1928) van de
persen rolde. Een debuut dat zeker niet onopgemerkt voorbijging. Het is
opvallend hoe veel van zijn bewonderaars vandaag de dag zoveel mogelijk
proberen om van Ostaijens engagement tijdens de Grote oorlog te banaliseren of
te marginaliseren.
van Ostaijen beleefde
zijn pubereske Sturm und Drang op
het Antwerpse Atheneum. Hier engageerde hij zich in het Vlaams-nationale kamp
en keerde hij zich resoluut tegen het reactionaire Franstalige establishment
van bourgeoisie, kerk en monarchie, het Grote
Zirkus van de H. Geest Godsdienst en Vorst en Staat, zoals hij het later
in zijn, wellicht bekendste bundel Bezette
Stad zou omschrijven. In 1913
verliet hij het Atheneum, nadat hij voor de tweede keer een jaar moest
overdoen, en werd hij klerk op het Antwerpse stadhuis.
Tijdens de Eerste
Wereldoorlog engageerde hij zich in het activisme. Als lid van het Vlaamsch
Verbond schreef hij geregeld bijdragen voor de Vlaamsche Gazet, De Antwerpsche Courant, De Goedendag en Ons
Land. Uit deze artikels bleek duidelijk hoe Van Ostaijen zijn politieke
engagement inkleurde: De taalstrijd was voor hem onlosmakelijk verbonden met
culturele en sociale ontvoogding. Bovendien pleitte hij in een aantal artikels
duidelijk voor een nationalismemet een
Groot-Nederlandse inslag. Hij zette overigens ook zijn woorden om in daden. Op 16
september 17 nam hij deel aan een betoging tegen kardinaal Mercier die
Antwerpen bezocht. Deze actie, waarbij Van Ostaijen met vijf andere activisten
werd gearresteerd, leverde hem drie maanden cel en een flinke geldboete wegens
smaad aan de kerkvorst op. van Ostaijen
en kompanen tekenden beroep aan. Maar van Ostaijen zou niet opnieuw voor de
rechtbank verschijnen want in oktober 18 vluchtte hij samen met zijn vriendin
Emmeke naar Berlijn. Of zoals hij zelf later schreef Na zorgeloos leven kamp voor het bestaan te Berlijn. Berooid
verbleef hij er in expressionistische en dadaïstische kringen en kwam er onder
meer in contact met de communistische Spartacusbond. Hoewel zijn openlijke
politieke activiteit - mede door zijn artistieke beslommeringen en wankele
gezondheid - na zijn terugkeer naar ons
land in 21, fel zou afnemen, nam hij nooit afstand van zijn activistische
engagement tijdens de oorlog. Maar laat ons vooral niet vergeten dat Paul van
Ostaijen véél meer was dan alleen een gedreven politieke activist.Hij was een scherpzinnige kunstcriticus, de
eerste werkelijk moderne dichter in het Nederlandse taalgebied en de schrijver
van hilarische grotesken.
Vandaag breng ik u
een fragment uit Music Hall. Deze bundel was in feite de neerslag van zijn dandyeske,
in een cocaïneroes verlopende avonturen in het Antwerpse uitgangsleven 1914-1918. Hier volgt het
sfeerrijke De Herfst
Herfst
Zij die vóór mij kwamen en dichters waren,
zij hebben hun droefenis, in de Herfst, uitgesproken
en eenheid gevoeld
tussen hun gebroken
leven, met het
vaarwel aan de drommen hunner dromen,
en het sterven der
zonneblaren aan de dorre bomen.
Zij hebben gezegd: de Herfst was 't schoonste
getij,
al was hij dan ook
droefeniszwaar en de baar van de zomer blij,
zij wisten zich een
groot geluk, toen hun leed
met het getij één was
en sterk kompleet.
Maar zó kan ik de Herfst niet voelen, zó is hij niet
in mij:
het gulden doodgaan
in rijk-trillend getij.
Zó was het misschien
vroeger; nu mijn droefenis inniger is,
nu voel ik van de
Herfst enkel d'onvolmaakte vunzige treurenis.
Nu voel ik hoe een sterrevende zonneschijn
vermeerdert van dit
treurende getij de werkelijke pijn;
vermoeid of niet, -
wie kan het weten? - draagt als een stramme vrouw
de Herfst zijn
lustloze dagen, zonder warmte, zonder kou.