ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - STILLE NACHT AAN DEN YZER
Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag het gedragen gedicht Stille
nacht aan den Yzer van Jozef Simons (1888-1948). Hj schreef het in juni
1918 en publiceerde het in 1920 in de dichtbundel Onder den hiel die hij samen met zijn oud - strijdmakker in de
Frontbeweging Filip de Pillecyn bij Joris Lannoo liet verschijnen.
Stille
nacht aan den Yzer
In 't maanlicht zilvermat ligt
de Yzervliet
Te droomen in den nacht. Het
hooge riet
Langsheen zijn boorden bergt de
schaamle vlam
Van 't witte roosjen op zijn
ranken stam
En van de tuiltjes Sint
Johannisbloemen.
Heel ver in 't moer een puid
die kwekkerekt
Over de meerschen, even maar,
gewekt
Door vliegeniers die hoog in 't
luchtruim zoemen.
't Is al zoo zomersch teer en
vredig stil.
Langsheen de lijn, waar men
niet vechten wil
Van nacht, gaat soms een
lichtbal traag en flets
De lucht in, kijkend of er
somtemets
Aan de overkant,
verraderlijkerwijze
Niet één die heilge stilte
storen wou. Maar neen,
Niets roert er... alles slaapt...
Mijn wake is heen
OVER DE SCHREVE - AUBERS RIDGE BRITISH MILITARY CEMETERY
Het Frans-Vlaamse plaatsje Aubers zou tijdens de Grote
Oorlog een sinistere reputatie krijgen. Door haar ligging op een strategisch belangrijke
hoogtelijn zou er verwoed strijd om worden geleverd en duizenden militairen
kwamen in deze omgeving, vaak bij zinloze acties om het leven...
Ongeveer een kilometer ten zuidoosten van het
dorpscentrum, langs de weg naar Herlies ligt Aubers Ridge Cemetery. Deze
begraafplaats van het Britse Gemene best bevat gesneuvelden van zowat alle
belangrijke gevechten die tussen 1914 en 1916 in de regio hebben plaatsgevonden
van La Bassée over Neuve-Chapelle en Festubert tot Fromelles. Dit heeft alles
te maken met het feit dat dit geen oorspronkelijke frontbegraafplaats is maar
wel een verzamelbegraafplaats die pas na de oorlog werd aangelegd. Zowel de
stoffelijke resten uit verspreid liggende veldgraven als van de begraafplaatsen
Chateau du Flandre British Cemetery in Beaucamps als van Winchester Post
Military Cemetery in Laventie werden naar hier overgebracht.De laatste gesneuvelden werden hier in 1925
herbegraven. Perk I bestaat bijna uitsluitend uit Australiërs die vielen bij de
aanval op Fromelles in juli 16. Perk II bevat heel wat resten van mannen van
de 61e Divisie die bij dezelfde aanval om het leven kwamen. Naast
twee Britten en een Pool uit de Tweede Wereldoorlog worden hier 717
slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog herdacht. Meer dan helft, 442 om
precies te zijn, konden niet langer worden geïdentificeerd.
A.E. Riddy DCM, MM, een 27-jarige sergeant bij het 22e
Bataljon van het London Regiment sneuvelde op 15 oktober 1918. Zijn zerk bij
graf V D 15 vermeldt naast zijn twee hoge onderscheidingen ook het epitaaf He died for his home and country R.I.P..
Ook op deze relatief kleine begraafplaats vinden we Boy Soldiers. Drie militairen die hier
werden bijgezet waren amper zeventien jaar oud toen ze sneuvelden. Rifleman T.
Lawrence diende in het 12e Bataljon van de Rifle Brigade toen het
noodlot hem op 4 november 15 trof. Hij werd begraven in graf VIII B 5.E. Pearce uit Leeds was een rifleman in het 7e Bataljon
van het West Yorkshire Regiment (Prince of Waless Own). Hij sneuvelde op 7 mei
15 en werd begraven in graf V C 18. En tenslotte was er James Russel Thomas,
een soldaat in het 58e Bataljon Australian Infantry. Hij kwam om het
leven op 19 juli 16 en rust nu in graf IV B 9.
Op 23 november was het precies een eeuw geleden
dat de 26-jarige Jan Horsten ( links op de foto) in het Franse St. Jean Cap Ferrat
overleed.
Jan Horsten was milicien van de klas van 1912. Hij
werd gemobiliseerd op 01.08.1914 al soldaat in 2/2 van het 27e /7e
Linieregiment. Op 01.011917 muteerde hij naar de 1e compagnie 1/1
van het 17e Linieregiment. Op 27.08.1917 werd hij van het front
geëvacueerd wegens ziekte. Na een verblijf van een maand inhet hospitaal werd hij terug geschikt geacht
voor frontdienst. In 1918 werd hij overgeplaatst naar de genietroepen. Hij
bezweek aan een bloedvergiftiging in het militair hospitaal dat was ingericht
in de door de Belgische kroondomeinenter beschikking gestelde Villa
des Cédres. Jan Horsten werd op 25.11.1918 begraven op het Belgisch
militair erepark op gemeentelijke begraafplaats te St. Jean Cap Ferrat, graf
87. Later, in juni 1923 om precies te zijn, werden zijn stoffelijke resten
gerepatrieerd naar Wortel. Zijn graf is daar inmiddels verdwenen. Hij was een zoon
van aannemer Adriaan Horsten en Amelia Peeraer. Hij was vrijgezel en woonde op
het ogenblik dat hij gemobiliseerd werd bij zijn ouders op de Kleine Plaats.
Vandaag precies honderd jaar
geleden overleed in het gewezen krijgsgevangenkamp te Theessen de 31-jarige
oorlogsvrijwilliger Albert Van Gils, afkomstig uit Meersel-Dreef. Hij had als
soldaat in het 25e Linieregiment gediend. Bert Van Gils werd op 1
november 1914, in de nasleep van de IJzerslag, krijgsgevangen genomen. Hij
bracht de meeste tijd door in het Kriegsgefangenlager
Theessen. Het kamp van Theessen lag in het Jerichower Land bij Magdeburg.
(Sachsen-Anhalt). In deze omgeving lag ook het grote gevangenencomplex van
Alten Grabow waar hij aanvankelijk was geïnterneerd. Hij overleed ten gevolge
van hartproblemen in de woning van Alfred Hillig, commandant van het detachement
krijgsgevangenen in Theessen.
Hij
was een zoon van Frans Van Gils en Cornelia Maria Verschueren, en eenoudere broer van de aan de IJzer gevallen
Adriaan Van Gils. Hij was in augustus 14 bakker en woonde oorspronkelijk op
het Heieinde. Bert Van Gils was gehuwd met Pelagia Mathys of Matthijs en
verhuisde na zijn huwelijk naar Merksem.Hij was vader van twee kinderen. Het is niet duidelijk wat er met zijn
stoffelijke resten is gebeurd. De meeste Belgische militairen die in Duitsland
waren overleden, werden in 1927-1928 gerepatrieerd en herbegraven op de BMB
Leopoldsburg, maar daar is geen graf van Albert Van Gils te vinden. In 1920
woonde zijn weduwe inmiddels op de Bredabaan nr. 379 in Merksem en vroeg ze
officieel om overbrenging. Mogelijk werd hij dus herbegraven in Merksem maar
ook op zijn begraaffiche van de Dienst der Militaire Grafsteden staat de
locatie van zijn graf als onbekend
geregistreerd
Gaston Burssens (1896-1965) zat eind november 1918 in
voorarrest in de gevangenis van zijn woonplaats Mechelen. Als student aan de
door de Duitse bezetter vernederlandste Gentse universiteit en medewerker aan
verschillende activistische publicaties had hij de jonge dichter zich geen
illusies gemaakt en had hij zich een paar dagen na de Wapenstilstand spontaan met
een pakje boterhammen komen aangeven aan de gevangenis. De directeur wist zich
niet écht raad met zijn onverwachte gast want er was nog geen arrestatiebevel
tegen Burssens uitgevaardigd. Toen dit de volgende dag werd bezorgd kon hij
formeel worden aangehouden en opgesloten. Uit zijn in 1920 bij de Nederlandsche
Boekhandel in Antwerpen uitgegeven dichtbundel Liederen uit de Stad en de Sel komt het volgende gedicht
Lied van de vrede
Kanongebulder en straatgezang.
In een vuile stadsregen fiets ik door de straten,
helder in 't licht van de schitterende uitstalramen.
Gelaten
doe ik onverpoosd mijn fietsschel gaan,
en kronkel ik tussen soldaten,
bourgeois en parvenu's
onder glimmende paraplu's
als uitgespreide vlerken van vledermuizen.
Tegen de gevels van de huizen
in de halve duisternis, mat
van 't regenwalmen,
slaan de golvende galmen
uit het tumult van de vredevierende stad.
Op de grote mart,
onder bengalese verlichting van de katedraaltoren,
en de elektriese lampions
van het kiosk, getemperd door neteldoeken regen,
speelt de muziek van het tweede lansiers
marseillaisen en brabanconne's,
meegezongen
met vervrongen
mond door eene oude patriot
naast me, met groenomrande
brokkeltanden.
O de psyche van dat volk te voelen
in de regenavend. Hoor het juichen,
hoor het joelen!
en 't klapperen van de natte vlaggen langs de gevels.
De nooit rustende psyche van dat volk staat bloot
en massaal als een grazende koe,
die maalt en herkauwt, nooit moe
de wijde wei verslindend poot vóór poot.
De oproerige psyche van dat volk hangt boven
en in de stad,
maar in de zijsteeg, die ik binnenzwenk
en waar het ruikt naar ammoniak,
komen de kreten verdoven
en zit het weer in zijn dageliks pak.
Mijn schel blijft rustig
en ik word door de laatste straten gewiegd
op het stille druipen van de regen
- hitteverdrijvende betting
op deze straten -
en 't monotone ruisen van de ketting.
Nu is de laatste lantaren voorbijgeschoven.
Vóór me ligt de landelike weg.
Nog even komt gerekt bazuingeschal
kreunend verdoven,
en ver klokkegelui sterft weg.
als de klank van een vingertik tegen kristal.
Nog even klinkt in mijn oor de stem
van het oudje met de groene tanden.
Vóór me ligt de landelike weg,
niet zichtbaar in de zwarte korelanden,
niet hoorbaar in het vreedzaam ruisen van de regen.
Mijn hand die schelt haakt soms in de doornen van een heg.
Ik voel de weg,
geleid door 't licht - als uit de duimpjessprook
onder de tinnen
van een verwijderd dorpskasteel...
't Is leeg! 't Is goed. Is 't niets hier niet zoveel...
zoveel...
En schellend fiets ik de vrede binnen...
Nog even terug naar de Wapenstilstand van 11 november 1918. Professor
David Reynolds onderzocht in deze beklijvende BBC-documentaire uit 2014 hoe het
tot een staakt - het - vuren kwam en staat stil bij de impact en de dramatische
gevolgen van deze historische
gebeurtenis. Klik op onderstaande link:
Honderd jaar na het ondertekenen
van de Wapenstilstand lijkt een gedicht over vrede meer dan op zijn plaats in de
rubriek Zondag Frontpoëziedag. De Nederlandse gewezen acteur, kunsthandelaar en
militante socialistische dichter Carel Steven Adama Van Scheltema (1877-1924)
publiceerde het onderstaande, toen nog utopisch lijkende gedicht in zijn bundel Zingende Stemmen die in 1916 bij W.L. & J. Brusses
Uitgeversmaatschappij in Rotterdam van de persen rolde.
Vrede
Vrede spreid gij uw zachte vleugels
Over de donkere aarde heen -
Over de moeden en de gewonden,
Over de duizenden, die verzwonden,
Over al de snikkende monden,
Die verbleekt zijn van geween!
Vrede daal gij uit de lichte sferen,
Waarheen gij vluchttet voor deze wereldsmart,
Daal over hen, die u hebben verraden,
En over de dwazen, die op u smaadden,
En over de blinden, die om u baden,
Daal - daal gij weder in ons hart!
Opdat uw liefde daar weder wone,
Opdat uw liefde ons weer genas -
Liefde bove' onze ijdele wenschen,
Liefde over alle ijdele grenzen,
Liefde alleen van mensch tot menschen,
Die eindelijk leerden wat liefde was!
Gisteren
was het exact 100 jaar geleden dat in de vroege ochtenduren, de laatste Duitse
bezettingstroepen met stille trom uit Hoogstraten wegtrokken. Vanaf 14 oktober
1914, de eerste dag van de Duitse bezetting, tot 15 november 1918 was
Hoogstraten permanent bezet geweest Dit gold overigens ook voor alle huidige
deeldorpen Meerle, Meer, Minderhout en
Wortel, die allemaal deel uitmaakten van het Sperrgebiet
aan de rijksgrens.
Ruim
700 soldaten marcheerden in gesloten gelederen, met volle bepakking en
begeleid door opgevorderde wagens via Merksplas naar Weelde. Hier trokken ze de
grens over met de bedoeling om zich in Nederland te laten interneren, maar ze kregen ter plekke vrije doorgang naar Duitsland. Amper waren ze uit het
Hoogstraatse vertrokken of de jacht op activisten en smokkelaars was open.
Niet minder dan 37 woningen, winkels en cafés liepen schade op tijdens deze
uitbarsting van spontane
volkswoede, waarbij overigens ook nog aardig wat werd afgeplunderd
Het
vertrek van de Duitsers werd natuurlijk ook in de Nederlandse kranten gemeld.
In de Tilburgsche Courant verscheen
op 16 november 1918 volgend artikel Aan
en over onze Belgische grens : Men
meldt ons uit Zundert: Gisteren zijn de Duitschers aan de grens vertrokken in
goede orde. De poort over den steenweg Breda-Antwerpen was opengezet maar op
den electrischen draad was nog hoogspanning ingeschakeld. Naar de Duitschers
ons verzekerden hadden er in de nacht van 12 op 13 november tusschen
Hoogstraten en Zundert nog drie personen aan den draad de dood gevonden.
Vluchtelingen zijn langs hier niet gekomen en worden ook niet verwacht. De Belgen
uit de grensgemeenten willen naar Nederland komen maar worden zonder goede
papieren door onze soldaten niet toegelaten.
De Wapenstilstand mocht dan al wel getekend zijn maar
dat betekende nog niet dat er aan het sterven een einde was gekomen. Op 12
november werd Jan Van Looveren in Meer het laatste burgerslachtoffer van de Grote Oorlog in de Noorderkempen. In de
vroege ochtend besloot de 27- jarige landbouwer Jan Van Looveren uit Meer, zijn
ouders te gaan opzoeken die een boerderij bewoonden in de Beemden te Wuustwezel.
Al op de dag van de Wapenstilstand zélf was hij poolshoogte gaan nemen in
Meer-Dorp, maar verontrust door het tumult van de grote afrekening met de smokkelaars, besloot hij dat
het wellicht veiliger zou zijn om de volgende dag naar Wuustwezel te rijden. Zo
gezegd zo gedaan. Met zijn gespan reed hij, vergezeld van zijn hoogzwangere
vrouw Maria Lenaerts, en zijn twee kleuters Fien en Frans naar de - nog steeds
bemande - controlepost aan de draad op de splitsing van de Meerseweg en de
Bredaseweg. Hier werd hem vlakaf de doorgang geweigerd door de soldaten. In de
veronderstelling dat de Duitsers de stroom hadden afgesloten, besloot hij
daarop in de namiddag opnieuw een kans te wagen. Samen met Toon Schouw Brosens -die van Loenhout afkomstig
was- zou hij ditmaal beproeven onder de draad door te gaan. Nadat Jan in de
woning van Domien Goetschalkx op Toon Schouw had gewacht, vertrokken beiden
in de richting van de grensversperring te Gestel. Ter hoogte van de huidige
stal van Marcel Rombouts beproefde Jan het om tussen de draden door te kruipen.
Volgens een getuige zou hij eerst met een stok beproefd hebben of er nog stroom
op de draad stond. Omdat dit schijnbaar niet het geval was, greep hij met beide
handen de leiding vast. Onfortuinlijk genoeg was de stroom in bepaalde vakken
van de sperrzone nog niet uitgeschakeld, met als gevolg dat Jan Van Looveren
de laatste dode was die onze regio te betreuren had. Toon Schouw, liep om hulp
naar een boer die iets verder op het veld aan het werk was. Toen ze terug bij
het stoffelijk overschot van Van Looveren kwamen stonden er al Duitse soldaten
bij het lijk. Eerlijke Duitsers, zoals bleek, want ze overhandigden aan Jan van
Looverens buurman, Stan Verheyen, een brieventas waarin een dik pak
papiergeld stak. Stan Verheyen bracht zijn stoffelijk overschot daarna naar
huis, waarna Dr. Gommers van Meerle een lijkschouwing verrichte. Twee dagen
later werden de stoffelijke resten van Jan Van Looveren vlakbij de kerktoren
op de Meerse dodenakker bijgezet.
Vandaag is het precies 100 jaar geleden dat er een einde
kwam aan de Grote Slachtpartij ie in de geschiedenisboeken bekend staat als de Eerste
Wereldoorlog. Omstreeks vijf uur in de ochtend werd de wapenstilstand
ondertekend in een rijtuig van maarschalk Fochs speciale trein in het woud van
Compiègne.
Rond dezelfde tijd maakten troepen van het Britse Gemenebest
de cirkel van de oorlog bijna rond door Bergen te zuiveren van de laatste
Duitse troepen. Het was immers bij de Henegouwse hoofdstad dat de Britten in
augustus 1914 voor het eerst in actie waren gekomen. Belgische troepen
marcheerden ondertussen binnen in Gent. De geallieerde legers in België
stonden die ochtend op de lijn
Gent-Zottegem-Geraardsbergen-Ath-Mons-Chimay-Sedan.
Om 11.00 u van de 11e dag van de 11e maand zwegen de
wapens definitief aan het Westfront. De langverwachte wapenstilstand was van
kracht geworden. Na 1.564 verschrikkelijke dagen was de Eerste Wereldoorlog
afgelopen.
Aan het front leidde het nieuws van de wapenstilstand
meestal niet tot écht uitbundige vreugdetaferelen. Daarvoor waren de laatste
gevechten te zwaar geweest en had men nog teveel kameraden zien vallen. De
vermoeide soldaten reageerden veelal met een zucht van verlichting omdat de
ellende er nu wel definitief leek op te zitten.
In het Hoogstraatse ging het er echter iets feestelijker
aan toe. Al kort na de middag verzamelden de Hoogstraatse fanfares aan hun
lokalen, om daarna in stoet door de Vrijheid te trekken. Serenades werden
gebracht voor de woning van burgemeester Van Hoof, bij de gemeenteraadsleden
en bij de voorzitters van de muziekmaatschappijen. Honderden, met tricolores
getooide Hoogstratenaren, volgden al dansend en zingend de stoet. De gemeenteraad
kwam 's namiddags in een speciale zitting bijeen. Besloten werd om namens de bevolking
van Hoogstraten een huldeadres gericht aan de koning te sturen.
Hoe de wapenstilstand op het Klein Seminarie werd vernomen,
verhaalde een oud-student in 1936: U
kunt denken wat een triomfkreet er na al die miserie opsteeg, toen op maandag
11 november '18 de wapenstilstand bekend geraakte. Dit geschiedde aldus: onder
den speeltijd van één uur zagen een paar studenten van op de koer, door den
waaier van de groote deur, aan een laag huisje rechtover 't Seminarie, de
eerste Belgische vlag wapperen. Wat verwacht werd, was er dus! Opeens barstte
heel de koer in gejuich en gejubel los. Toen verscheen Mr. Superior zelf met
een Belgische vlag op de koer en de prefect droeg ze triomfantelijk rond,
begeleid door de fanfare en de springende en dansende studenten. Brabançonne en
Vlaamsche Leeuw, geestdriftig meegezongen, en geïmproviseerde Marseillaise
ter eere van de Fransche "évacués", die achter 't theater huisden!
Mr. Walgrave was het uitbundigst van al de professoren en stond met zijn armen
te zwaaien en te roepen om er nog meer geweld achter te zetten. De heeren
subregenten werden verzocht alle straffen en kwade noten kwijt te schelden : ze
zwierden hun strafboekjes de lucht in en de studenten vingen ze op om ze in
duizend stukjes te scheuren. Nog dezelfden dag wilden de studenten naar huis,
en, daar ze niet mochten, zat het er op onder de wandeling. Van dien dag af
werden er geen werken meer gemaakt en geen lessen meer geleerd: 't was immers
wapenstilstand! eerst Zaterdags mochten ze naar huis.
Intussen waren de Duitse soldaten van de staf volop
bezig met het verbranden van stapels documenten, op de koer van de Hoogstraatse
rijkswachtkazerne.
In Minderhout kwam het s avonds bijna tot een tragisch
incident toen een handvol uitbundige jongemannen een tramwagon volstouwden met
balken en hem in de Van Aertselaerstraat door de grensomheining ter hoogte van
het huis van de familie Matthieu ramden. De Duitse schildwachten, die nog
steeds op post waren, openden het vuur op de onverlaten die zich -heelhuids-
uit de voeten maakten.
Toen ik precies vier jaar geleden deze blog opstartte had
ik de bedoeling dit vol te houden tot 11 november 2018 en er dan een punt
achter te zetten. Er was echter één klein probleempje
waar ik bij de opstart geen rekening mee had gehouden: Al vrij snel bleek deze
blog vrij populair te zijn Sinds het eerste bericht werden er 235.000 pageviews geregistreerd van niet minder dan
35.384 individuele bezoekers. Het leeuwendeel van de lezers ( 82,1 %) is in de
Lage Landen te situeren en verder is er een mooie spreiding van lezers uit de indertijd oorlogvoerende
landen gaande van Duitsland over Frankrijk en het UK tot Australië en Canada.
Al moet ik toegeven nooit te hebben verwacht lezers uit Brazillië, Japan, Indonesië, Togo of Groenland
op deze blog aan te treffen . Bovendien blijken hel wat bezoekers van deze blog
erg tevreden over het aanbod. 2.423 Individuele bezoekers gaven een beoordeling.
Niet minder 83 % blog vond e blog heel goed, 16 % gaf als boordeling goed en 2
% voldoende. Allemaal zaken die uiteindelijk hebben meegespeeld in mijn beslissing
om In Vlaanderens Velden vandaag
niet, zoals oorspronkelijk gepland stop te zetten, maar gewoon verder te gaan De
frequentie zal wellicht iets lager liggen, maar er is nog stof genoeg om een
paar jaar bezig te blijven
Vandaag precies 100 jaar geleden sneuvelde de laatste
militair uit de Noorderkempen.De 21-jarige
Elbert Eykens uit Merksplas, een kanonnier in de 2e Batterij van de
3e Groeperng van het 12e
Regiment Artillerie werd tijdens een artillerieduel dodelijk gewond door
granaatscherven in de buik. Hij overleed in de vooruitgeschoven hulppost in
Baarle-Drongen aan deze kwetsuren. Hij werd oorspronkelijk op 11.11.1918 te
Drongen begraven. Werd later herbegraven op de stedelijke begraafplaats aan de
Kwakkelstraat te Turnhout.
Albert
Eykens was in de nacht van 8 op 9 juni 1915 de rijksgrens overgestoken om vrijwillig
ienst te nemen in het leger. Hij was een ongehuwde zoon van Aloysius Eykens,
hoofdbewaker in Merksplas Kolonie en Maria Claessens. Albert Eykens woonde
met zijn broer en zuster op de Kolonie 123 en hij was oud-leering van het Turnhoutse
Sint Victorinstituut
TWEE BELGISCHE MILITAIREN BEZWEKEN IN EEN KRIEGSLAZARETT IN MERKSPLAS...
Vanaf het begin van oktober 1918 werd een deel van
de gebouwen van Merksplas-Kolonie in beslag genomen voor het Duitse leger dat
er een Kriegslazarett installeerde. Mijn eigen, toen negenjarige grootmoeder
was op 3 november ooggetuige geweest van een gewondentransport van de XLIXeReserve-Division dat door Hoogstraten trok: Een lange colonne vrachtwagens stopte s
morgens op de Vrijheid.De soldaten die van de camions sprongen zagen er
verwilderd, vuil en ongeschoren uit. Ze hadden vooral honger en in een mum van
tijd stonden er een tiental bij ons binnen op zoek naar wat te eten. Maar we
hadden nauwelijks eten in huis omdat er een Frans vluchtelingengezin bij ons
woonde . Toen ik wat later op straat
durfde komen, kreeg ik al meteen spijt want voor de deur stonden twee
camionsmet gewonden. Ze lagen verkleumd
op berries die op elkaar waren gezet in een soort van houten kader. De mannen
waren doodsbleek met stoppelbaarden van een paar dagen, sommigen met vuile,
bloeddoordenkte verbanden Eén van hen bleef maar roepen en tieren. Een andere,
nog echt een jongen van een jaar of zestien had een paar vingers verloren en
zat met zijn arm in een verband met een sigaret bungelend in zijn mondhoek op
de treeplank wezenloos voor zich uit te staren. Toen hij van onze buurvrouw,
Madamme Stryckers, een glas water kreeg begon hij onbedaarlijk te huilen. Dat
zal ik nooit vergeten Toen ze in de richting van Merksplas waren vertrokken,
bleef er op straat een kleine bloedplas over. Het bloed was door de planken
vloer op straat gedruppeld. Ik werd misselijk toen ik dit zag... Onder de
gewonden die in de Kolonie terechtkwamen waren ook een aantal Belgische
krijgsgevangenen en gewonde of zieke Belgische Zivilarbeiter.Twee vanhen
zouen in deze instelling ovrlijden. De 44-jarige Leuvenaar Jan Baptist Bomhals
bezweek op 6 oktober in de Kolonie. Deze Jager te Voet was tijdens het
bevrijdingsoffensief, op 29 September 1918 gewond krijgsgevangen gemaakt door
soldaten van de XVIe Beierse Infanterie Divisie. Samen met gewonden
van deze eenheid werd hij van het front geëvacueerd naar het Duitse
noodhospitaal dat in de Kolonie was gevestigd. Bomhals overleed aan
ziekte.Aanvankelijk werd hij begraven
te Merksplas maar op 2 juni 1924 werd hij op de militaire begraafplaats van
Lier bijgezet in graf nr. 444
Het
verhaal van de 35-jarige Alexander Declerck, gereformeerd soldaat uit het 2eregiment Karabiniers blijft echter tot op de
dag van vandaag in een mysterieus waas gehuld. Vast staat dat Brusselaar Alex
Declerk, gehuwd met Marie Schoolmeesters zich op 4 augustus 1914 melde als oorlogsvrijwilliger.
Hij werd ingedeeld bij de 3e compagnie van het 1e Bataljon van het 1e
Korps Vrijwilligers. Nog maar net was hij bij zijn definitieve eenheid, het 2e
Regiment Karabiniers beland, of hij werd op 26 september '14 door een commissie
van legerartsen, wegens ziekte, ongeschikt voor de militaire dienst bevonden.
Hierop belandde hij in een hospitaal te Gent. Na de bezetting van deze stad
door de Duitsers, nam hij de benen nam naar huis. Zijn uniform en militaire
papieren had hij -als voorzorgsmaatregel bij een eventuele aanhouding-
verbrand. Thuisgekomen in de Zavelstraat, werd hij een half jaar later ondervraagd
door Duitse soldaten, die hem nadat men had verklikt dat er een gereformeerde
soldaat, mogelijk zelfs een deserteur, in de straat woonde, aan de tand wilden
voelen. Waarschijnlijk verontrust door dit bezoek, besloot Alexander via
Nederland opnieuw het leger te vervoegen. Zonder zijn echtgenote van zijn
voornemen op de hoogte te brengen verliet hij medio april 1916 zijn woning. Op
1 mei 1916 werd hij ergens aan de grens gearresteerd door de Duitsers. Het
laatste bericht dat zijn vrouw over hem ontving was dat hij op 15 juli van
hetzelfde jaar in Aken als burgergevangene werd geïnterneerd. Vermoedelijk
werd hij omstreeks 1917 door de Duitsers als zivilarbeiter ingezet bij frontarbeid in de Westhoek en werd hij
tijdens het eindoffensief gekwetst. Samen met Duitse gewonden afgevoerd, belandde hij in Merksplas waar hij op 22
oktober 1918 aan Spaanse Griep bezweek. De burgemeester van deze gemeente
verklaarde na de oorlog dat hem niet bekend was over het geval Declerck, zo
waren ze bijvoorbeeld niet op de hoogte van het feit dat hij een Belgisch
soldaat was, sterker nog ze dachten dat het hier een Duitse militair betrof....
Ook vandaag
staat deze blog nog volledig in het teken van de gesneuvelde Britse oorlogsdichter
Wilfred Owen MC (zie gisteren). Graag nodig ik u uit om de uitstekende
BBC-documentaire Wilfred Owen a
Remembrance Tale te bekijken. Klik op onderstaande link.
Vandaag,
dag op dag precies 100 jaar geleden sneuvelde de 25-jarige Wilfred Owen MC bij
de offensieve gevechten aan het kanaal Samber- Oise bij het Frans-Vlaamse Ors.
Owen is naar mijn aanvoelen en gelukkig niet alleen dat vanmij één van de belangrijkste om niet te
zeggen dé belangrijkste Britse dichter van de Grote Oorlog en mag vandaag dus
niet ontbreken in de rubriek Zondag
Frontpoëziedag. Weinigen hebben op zon schokkende manier de gruwelijjke
realiteit van de loopgravenoorlog verwoord. Hij schreef de meeste van zijn
gedichten in een tijdspanne van amper een jaar, tussen augustus 1917 en
september 1918. Tijdens zijn leven werden er enkel vijf van zn gedichten gepubliceerd
en was het wachten tot in 1920 zijn postume bundel Poems door zijn bloedsbroeder Siegfried Sassoon werd gepubliceerd
die 23 van Owens gedichten bevatte
Vandaag
breng ik in deze rubriek Owens beklijvende The
Next War
Wars a joke for me and you / Wile we know such dreams
are true (Siegfried Sassoon)
Out there weve
walked quite friendly up to Death / Sat down and eaten with him, cool and bland
/ Pardoned his spilling mess-tins, in our hanf. / Weve sniffed the green thick
odour of his breath, / Our eyes wept, but our courage didnt writhe / Hes spat
at us with bullets and hes coughed / Shrapnel. We chorused when he sang aloft,
/ We whistled while he shaved us with a scythe.
Oh, Death was
never enemy of ours ! / We laughed at
him, we leagued with him, old chum. / ?No soldiers paid to kick against His
powers / We laughed, knowing that better men would come, / And greater wars:
when each proud fighter brags / He wars on Death, for lives, not men, for
flags.
Vandaag is het precies 100
jaar geleden dat de felle strijd rond Zomergem het leven eiste van een
Hoogstratenaar. De 23-jarige Jan Coertjens, brigadier/beroepsvrijwilliger bij
het 8e Regiment artillerie werd dodelijk gewond door
granaatscherven tijdens een artillerieduel. Hij kreeg een laatste rustplaats op
het Belgische militaire ereperk op de begraafplaats van Zomergem maar zijn zerk
raakte in mei 1940 ernstig beschadigd door granaatscherven en kogelgaten.
Onlangs werd deze zerk echter door Defensie hersteld. Jan Coertjens was een zoon van Adriaan Coertjens en Maria
Theresia De Prins. Deze vrijgezel woonde bij het uitbreken van de oorlog aan
het Gasthuiseinde. Hij was de laatste militair uit Hoogstraten die tijdens de
oorlog om het leven kwam.
In
het Duitse interneringskamp Sennelager bij Paderborn overleed op 28 oktober
1918 de 77-jarige Hoogstratenaar Cornelis Janssens. Deze gewezen muziekleraar was
op 13 mei 1918 in Beringen door de Duitse politiediensten gearresteerd wegens
zijn betrokkenheid bij verzetsactiviteiten en als politieke gevangene naar
Duitsland gestuurd. Cornelis Janssen werd oorspronkelijk begraven op het
zogenaamde Ausländrrfriedhof bij het
kasteel Neuhaus-Sennelagern dat op het einde van de Eerste Wereldoorlog meer
dan 660 graven telde. Het is onduidelijk of de stoffelijke resten van C.
Janssens na de oorlog werden gerepatrieerd. Mogelijk ligt hij in één van de 26
Belgische WO-1 graven die zich nog op deze site bevinden.
De dodentol van het
eindoffensief bleef intussen oplopen. Bij de bevrijding van Hansbeke sneuveldeop 23 oktober 1918 de 30-jarige Jozef Van
Nueten, zoon van de Meerlese burgemeester. Hij was korporaal/klaroenier bij
het 20e Linieregiment. Tijdens het eindoffensief was hij als
muzikant ingezet bij de brancardiers. Hij werd in de omgeving van een eerste
hulppost die was ingericht in de woning Maenhoudt in de Veldstraat dodelijk
getroffen door granaatscherven. Samen met nog vier andere gesneuvelden,werd hij ter plaatse in de boomgaard
begraven. In december 1918 werd hij daar door zijn broer Vital opgegraven,
geïdentificeerd en herkist bijgezet op het kerkhof van Hansbeke.Kort na de wapenstilstand werd zijn lijk er
ontgraven en overgebracht naar Meerle.In tegenstelling tot de andere naar
Merle gerepatrieerde gesneuvelden werd hij niet onder het oorlogsmonument maar
in een individueel graaf er tegenover begraven. Hij was een ongehuwde zoon van Willem Lodewijk Van
Nueten, burgemeester en koopman en van Maria Cornelia Smits. Hij was bij het
uitbreken van de oorlog student en woonde in de ouderlijke woning in de
Kerkstraat nr. 26.
22 Oktober 1918 was
noodlottig voor twee militairen uit het Hoogstraatse. In het Belgisch militair
hospitaal te Calais overleed om 14.45 uur de 30-jarige Victor Criem, 1e sergeant
bij het 5e Linieregiment (zie doodsprentje). Op 16 oktober om 7.45 uur was hij doodziek binnengebracht
in het Belgisch militair hospitaal Porte
de Gravelines in Calais waar hij vandaag bezweek aan grieperige bronchopneumonie, wellicht het gevolg van de zgn. Spaanse Griep. Hij was de oudste
zoon van Jules Criem en Paulina Maria Thuyn. Victor Criem was gehuwd met de
Hoogstraatse Renildis Constantina Ceulen. Bij het uitbreken van de oorlog was
hij konvooibewaker bij de sporwegen en woonde hij op het Gasthuiseinde. In zijn
stamboekdossier staat echter Berchem als domicilie aangegeven. Zijn echtgenote
verhuisde in ieder geval tijdens de oorlog
naar de Walvisstraat 36 te Antwerpen. Ze zat wegens brievensmokkel en het
verdelen ervan van 12 januari 1918 tot 8 augustus in de gevangenis. Ze vroeg na
de oorlog een erkenning van haar verzetswerk aan bij Provinciale Commissie voor
Nationale Erkentelijkheid. Deze droeg haar op 17 april 1920 voor het Burgerlijk
Kruis 3e Klasse voor. Victor Criem ligt begraven in graf 911 op het militaire
ereperk van de stedelijke begraafplaats Calais-Nord.
In het hospitaal Cabour in Adinkerke bezweek om 15.00
uur de 35-jarige opperwachtmeester van de rijkswacht Willem Raes aan de
moordende Spaanse Griep. Hij was een zoon
Van Jan Baptist Raes en Joanna Maria Van Keerbergen. Willem Raes was gehuwd met
Margaretha Maria Amelia Van Kets. Hij was bij het uitbreken van WO I
brigadecommandant van de rijkswacht te Meerle en gedomicilieerd in de kazerne
van Meerle. Willem Raes kreeg een laatste rustplaats op de BMB Duinenhoek in De
Panne, graf nr. A 207.
Bij een verkenning van een ogenschijnlijk door de
Duitsers verlaten hoeve in Bellem, werd op 20 oktober 1918 de uit Meerle
afkomstige Petrus Aerts, korporaal bij het 8e linieregiment door een
sluipschutter in het hoofd geschoten. Over zijn sneuvelen schreef zijn
aalmoezenier, de uit Zondereigen afkomstige aalmoezenier Joannes L.
Mertens:"De jongen was te moedig; door iedereen was hij gekend als één der beste
patrouilleurs en stond hoog in aanzien bij zijne oversten. In Bellem, alvorens
aan 't derivatiekanaal van de Leie te komen, weerstonden de Duitsche
achterhoeden nog. Pieter alleen trok eene hoeve binnen die bezet was en onverschrokken,
zonder zich te beschutten, schoot hij op de Duitschers van op de koer der
hoeve. Spijtig trof hem een kogel in volle borst en Pieter stortte ineen,
zielloos. Zijn commandant en makkers, die hem opvolgden konden zijn papieren en
geld niet meer redden; de vluchtende Duitschers hadden hem reeds geplunderd. Ik
heb het geluk dan ook niet gehad den braven jongen de Heilige Rechten toe te
dienen, doch daarin mag men gerust zijn. Voor het offensief zijn bijna al de
soldaten van het bataillon te biechten en te communie geweest en Pieter ook. In
alle geval, zoo'n heldendood is een ware marteldood, want, was die brave jongen
zoo buitengewoon moedig, dan was het dat hij zulk een hoog besef had van zijne
plicht en zijn leven ten beste gaf tot heil van 't Vaderland en zijner familie
en vrienden. Vroeger reeds werd hij tweemaal gekwetst en was hij tweemaal gedecoreerd.
Moge dan deze heldhaftige dood voor de diep beproefde ouders een zoete balsem
zijn op hunne smart..."
Petrus Aerts was een bijzonder ervaren patrouilleur die
voor zijn gevaarlijke karweitjes herhaaldelijk werd onderscheiden. Hij werd niet minder dan driemaal geciteerd op de legerdagorders en
verschillende keren op de Divisie- en Regimentsorders. Op 4 maart 1918 ontving hij het Oorlogskruis: Caporal dun courage et dun dévouement exemplaires; au front depuis
39 mois, soffrant toujours pour les missions périlleuses; blesse de deux
balles au cours dun e reconnaissance; est resté jusquau lendemain dans son
poste avancé et ne sest laisé évacuer qu après décision formelle du médicin.
In de dagorder van het leger op 21 september 18, bij
het verwerven van de Militaire Medaille 2e klasse, stond het
volgende over hem te lezen.: Excellent
caporal, dun dévouement exemplaire. Au front depuis 43 mois. Le 05.09.18, faisant partie
de léquipe spéciale des patrouilleurs chargés dexecutér un raid sur la tranchée
des Canards, s élance un des premiers à l assaut dun grand abri bétonné dans
lequel lennemi sest enfermé et dou il se défend à la grenade, au pistolet et
al al mitrailleuse. Blessé trés grièvement au début de laction, il continue à
combattre jusqu au moment ou le détachement est force à la retraite.
Bij de bouw van de kazerne
Majoor Blairon in Turnhout tijdens het interbellum werd een blok in deze
kazerne vernoemd naar korporaal Aerts
Hij was de oudste zoon van Jan
Arnold Aerts en Maria Elisabeth Verheyen. Peer Aerts was bij het uitbreken van
de oorlog vrachtwagenbestuurder en woonde Heerlestraat 42.
Oorspronkelijk werd Peer Aerts samen met twee andere
gesneuvelden begraven in een veldgraf aan de Moerstraat ter hoogte van de hoeve
van E. Herteleer. Zijn stoffelijke resten zouden na de oorlog met militaire eer
worden bijgezet te Meerle