DEEL V
1. Twee warme, logge, zweetachtige dagen gingen voorbij. Het werd inmiddels een zaterdag, toen dit volgende plaatsgreep. Ik bevond mij, op dit prille ogenblik in de geschiedenis, in mijn nederige, schaduwrijke schrijfkamer op de eerste verdieping, opzij van de aardeduistere slaapkamer, doch bij het open, door veelvuldige, gemene houtsplinters geteisterde vliegenvenster. Hier wist ik mij, aan tafel gezeten, weer eens naarstig aan het literaire labeur. Op verzoek van mijn barmhartige Uitgever, De Jean-Luc Hendriks, die mij zonet immers weer had opgebeld. Mijn verrekte essaybundel, Bannelingen Van De Revolutie, zoals die nog altijd zou heten, en waar alles om begonnen was, maar waarvan de publicatiedatum intussen reeds drie keer was uitgesteld, hoewel ik er telkens overnieuw voorschotten voor ontving, zou best, volgens De Jean-Luc althans, behalve zuiver literair-historische, ook meer populaire themas bespelen; de totaaltekst, meende hij, moest luchtiger worden. Raak hier of daar, zo ge wilt, ook eens lichtvoetiger onderwerpen aan. Iets rond stripverhalen, iets rond B-films. Eerder had hij me daar reeds, meermaals zelfs, om verzocht via e-mail (via Tamara, want zelf had ik geen emailadres
)
Op zijn verzoek gebeurde het derhalve, dat ik een uitgebreide, doch enigszins speelse vergelijking betrachtte uit te werken, tussen het corpus der antieke, voornamelijk Oudgriekse mythologieën enerzijds, en Amerikaanse superhelden anderzijds, zoals daar geteld werden Spiderman, The Fantastic Four, The Hulk,
Met een speciale aandacht voor de vrouwelijke afdeling: de vooral door Michelle Pfeiffer zeer overtuigend vertolkte Catwoman, alsook Wonder Woman, alsook de zeer aanstekelijke, blauwkleurige Elektra. En tenslotte hoger nog boven die allen verheven - de grootste heldin van dit pulpmatige pantheon: Vampirella; voor mijzelf, al sinds mijn veertiende, de meest intrigerende superheldin die er ooit bestond.
Indien wij een zekere Harris mochten geloven (en ja, dat moésten we wel doen, vermits hij hiervan de uitvinder was, die het alles verzon naar eigen goeddunken), in dat geval zou deze rondborstige, obstinaat in knalrood badpak gestoken, maagdenbloed drinkende stripheldin, Vampirella, een Dochter zijn van Lilith; deze Lilith dan weer zou, ook volgens de echte, zij het meer apocriefe Evangeliën, dé allereerste vrouw zijn, die ooit door God geschapen werd. En die, als zodanig, aan Eva nog vooraf moest zijn gegaan. Deze pikzwarte, gifspuwende, aldoor hoogzwangere jarretels met haar lange nagels verscheurende Stiefmoeder Lilith, moest door Jahwe ogenblikkelijk na haar schepping worden teruggeroepen en verteerd, met name nog vooraleer Adam, in zijn onnozelheid, weer wakker zou worden uit zijn lange, simpele slaap in het Grote Dierenwoud: doordat deze Lilith, zoals zelfs God Zelf dit besefte, tot Zijn Eigen schande, er té demonisch doorkwam; dood en ziekte bracht zij met zich mee, deze Lilith, bij iedere pas die zij ondernam, en verder niets.
Hoe kan zulks mogelijk zijn? aldus prevelde ik voorzichtig, onderwijl ik een omvangrijke, duur glimmende poster van deze Vampirella zo kreukelloos mogelijk op mijn natte schoot probeerde open te klappen. Hoe kan dit lieve, warmbloedige vampiermeisje, dat zij toch is, de afstammelinge zijn van zo iemand als die Lilith
Tamara wist zich op dit ogenblik, zoals de laatste tijd wel vaker op zaterdagen, in de Indoor Sportcenter (= op het Zuid.) Waar zij ging badmintonnen met een vriendin, Annick of anders Eva. Tenminste, als zij de waarheid sprak. Doch om haar nu werkelijk, in het geheim, te willen gaan achternavolgen, met de bedoeling om haar bij iedere uitstap die zij maar ondernam, te controleren en doublechecken, daartoe ontbrak het mij aan de nodige fut. In een relatie moest je elkander nu eenmaal af en toe kunnen loslaten. Anders werd het een beangstigende boel, dan kon je beter alleen blijven.
In het midden van mijn weinig gevaarlijke, doch goed aandachtige Vampirellalectuur, voelde ik mij, zij het ongewild, enigszins opgewonden geraken, tot mijn betrekkelijke verlegenheid meerbepaald door toedoen van twee hypnotiserend mooie, doch niet eens zo overdreven vaardig getekende, roodharige vriendinnetjes van Vampirella. Zij zaten, alledrie tezamen, op één enkele, groots geschapen, breed glimmende Harley Davidson, er kennelijk mee bezig zijnde, door een soort van alles overkoepelende ijshel te scheuren.
Ongeveer was ik het al aan het overwegen, mij voor een ogenblik naar de slaapkamer te begeven, met dit tijdschriftje in één hand - juist dan bereikte er mij, middels mijn nieuwe gsm (die anders toch altijd plat lag), een geschreven berichtje van mijn lief, Tammie:Vandaag een vriendin hebben?
Dat stond er.
Meende zij dit?
Wat bedoelde zij
Ik werd gek?
Waarover ging dit!!
Of wilde zij me gewoon maar, dacht ik, een beetje belachelijk maken? Werd dit smsje zelfs niet eens door haarzelf bedacht, doch wel, in waarheid, door zomaar een of ander pummelvriendje van haar? Die haar gevolgd zou zijn tot in de cafetaria van die sporthal ginds?
Ik legde mijn verzameling tijdschriften toch even opzij. Ik haalde gespannen adem en herlas haar berichtgeving:Vandaag een vriendin hebben?
Wat, zo dacht ik, wat indien Tamara hier mocht ik echter niet aan denken
Wat, indien zij toch oprecht van plan zou zijn om uitgerekend deze vroege, onschuldige voormiddag een waarschijnlijk zelfs biseksuele vriendin van haar, met zich mede te brengen naar ons thuis? Wat dan?
Ik voelde mij hier bedrukt bij - had ik mijn Tamara hier misschien persoonlijk, op eigen aandringen toe aangespoord? Doordat ik zon smerigaard, zon dwingeland ook was, haar zorgen niet waard?
Tegelijkertijd kon ik echter bezwaarlijk anders dan tot dit volgende inzicht komen: moest zulks vanmiddag effectief gaan plaats hebben, hoe lamentabel zou dan, in dat geval, haar timing zijn! Want verregaande lichamelijke prestaties - neen, die zou ik, op dit ogenblik, totaal niet vermogen op te brengen! Zoals ik er immers aan toe was, - al een paar dagen lang wist ik mij té versuft, doordat ik mij aldoor, vrijwillig, aan het opsluiten was geweest in dat eigengemaakte, kleine, ronduit puberale privé-universumpje van me: Chateaubriand, Richelieu, Spiderman. Waardoor nadenken over mooie, geile jongmeisjes, zoals die toch nooit in het echt bestonden, mij eenvoudiger viel dan ze werkelijk in huis te zullen moeten gaan ontvangen, zo meteen.
Wat zou ik, als het moest, een vriendin van Tamara ook te vertellen hebben? En wat zou ze aanhebben, beenwarmers? Een neusbelletje? Purperen zweetbandjes, met rekkende kracht om haar glanzende, dunne schouders en kleverige polsen gebonden?
Zou zij, aldus bedacht ik meer vulgair, grote tieten hebben? Die vriendin van Tammie? Dat zou dan wel goed zijn, want Tammie zelf had eigenlijk helemaal géén tieten. Dat was zowat haar enige tekortkoming
Zonder het te willen, zonder er fatsoenlijk over na te mijmeren, voorzag ik Tamara van dit volgende, boude tegenbericht:Ja, zo smste ik haar. Laat maar komen!
Nog onderwijl ik het intypte, drong dit volgende tot mij door, onverbiddelijk:Hier gebeurt het. Hier begint hét afbrokkelen van mijn Borsbeekse Paradijs
Vrijwel ogenblikkelijk kwam, onder luid ronken, mijn vriendin met haar bescheiden, stoffige Cabriolet opzij van ons landhuis aangereden, zo vlug al. Was zij reeds in de buurt, op het exacte moment toen ze mij dat onheilsbericht verstuurde? En was zij derhalve werkelijk iets van plan met mij?
Lenig als immer kwam zij naar buiten gestapt
In die nogal geheimzinnige laarsjes van haar. En die blauwe, korte, zijden jurk die welbepaalde geiljurk van haar; wanneer je die zag, wilde je die meteen van haar lijf kunnen bijten, of je werd gewoonweg razend, ja toch
En zij bleek duidelijk, luidruchtig zelfs, in een gesprek te zijn verwikkeld. Zelfs schaterlachte zij, op een ogenblik. Dus alles wees erop dat zij wel degelijk, zoals gevreesd, met een vriendin was. In haar eentje schaterlachen en babbelen, dat deed niemand, tenzij iemand die gek was geworden.
Reeds eerder in mijn leven was ik het te weten mogen komen dat vooral wanneer zij met iemand van haar sportvriendinnen was, Tamara zich een beetje anders gedroeg dan gewoonlijk. Aanvankelijk geleek zij dan, met haar luide stem, haar lacherigheid, meer uitgelaten, ogenschijnlijk lichtjes dronken zelfs. Doch algauw betoonde zij zich dan ook een tikkeltje meer hautain, spottend ja feitelijk. Vooral dan nog naar mij persoonlijk toe. Zo was dat, - dat mocht hier worden uiteengezet
Het meisje dat uitstapte aan de andere zijde van de wagen (zij was het, die gechauffeerd had), droeg een kastanjerode, met een opaalblauwe diadeem naar omhoog gehouden grote haardos, en had een ronde, beweeglijk lachende mond, beschilderd met een lippenstift van een glimmend bruine kleur, die in harmonie verkeerde met haar ferm gebruinde, tengere schouders, waarlangs, gans achteloos, de linten speelden, zo zag je, van het witte, onbenullige topje dat zij ook aanhad. Zij droeg dus wel kleren, maar toch kreeg je het gevoel dat zij naakt was - alsof die kleren niet echt meetelden.
Ik kende haar, doch wist niet vanwaar. Was zij een vriendin, of een bijslaap zelfs, van De Vilvis? Als dat klopte, dan waren mijn fantasieën omtrent haar body natuurlijk nooit veel verder dan haar voeten kunnen geraken
Aandachtig bleef ik hier bij het venster zitten
Zou ik mijzelf nu reeds, zo vlug al, willen gaan aanraken? Om mijzelf te beminnen? Vanwege de eenzaamheid, de melancholie?
Gelukkig: voorlopig kon dit worden uitgesteld
Alleen gaf ik de vensterbank een zeker likje, teneinde mij toch op iéts af te reageren
De twee meisjes schaterlachten alsof ze misschien behekst waren
Mij weer op mijn arbeid richten? Ja, ik ging weer op zoek naar mijn exemplaar van de Edda een zeker beduimeld voddenboekje dat ik hier immers, wist ik, moest hebben liggen, als ik het juist voorhad, bij de afdeling Noorse letterkunde, voor twintig frank gevonden in De Slegte
Toen ik deze Edda-editie echter geheel nergens scheen te mogen terugvinden, deed ik een ander, nog meer aanlokkelijk boekenkastje open een meubel waar, tot voor kort, enige wijnflessen (Vinqueras) in hadden gezeten: wat precies, zouden we hier misschien hebben verzameld, aangaande nu dan weer het Angelsaksische heldenepos getiteld Beowulf? Ik vermocht, zo bedacht ik immers, een vergelijking op te stellen tussen de onderwatergevechten van Beowulf enerzijds, en die van de Hulk anderzijds (want ja, zulks heette toch frappant: dat zowel Beowulf als de Hulk soms onder water vochten?)
Beneden, op het gelijkvloers in huis, waren die twee meiden echter een ongewoon kabaal beginnen teweeg te brengen. Het ging hier instorten, zoveel werd duidelijk. Dan liepen zij zelfs, lachend als dronken elfen, stormachtig en vreesaanjagend, de trappen gans op. Ze kwamen dus bij me binnengevallen
Had ik mij dan toch, goed mogelijk, vergist daarjuist? Wijl ik overeind ging staan om haar van dichterbij te bekijken, kwam het mij nu voor dat dit jonge, kastanjeroodharige meisje, dwz. die vriendin van Tamara, waarschijnlijk juist niks met wie dan ook van het Schedeldak te maken kon hebben niks met De Vilvis, doch niks met wie dan ook van die sukkels. Meer waarschijnlijk was zij iemand die ik al eens had opgemerkt, naar ik het mij nu ineens herinnerde, in de vriendenkring van Valérietje (zie: De Geur Van Nat Haar, Deel Een.) In ieder geval: zij had er de leeftijd voor, zij zag er net zo jong en vals uit als Valéry zelf destijds
Tamara wilde mij blijkbaar een klapzoen bezorgen? Dan fezelde zij me kortstondig één enkele, boosaardige mededeling toe, in vier of anders vijf trefzekere bewoordingen; de ware, naakte, gans onbeschofte inhoud hiervan, kon echter onmogelijk tot mij willen doordringen dit was
Dit was verboden!!
Wat ze zei, - dit
Neen, dit
Gewoon, in mijn twee ballen voorvoelde ik het, o God, waar dit op uit zou draaien...
Zoals evenwel kort hierboven reeds uit de doeken gedaan: heet gestoomde, zich vreemd bewegende, toverachtig zingende jongvrouwen en hun gekke, maanzieke vriendinnen met wild, ros haar, alsook hunne naamloze, badminton spelende stieftantes, die dronken werden van zichzelf; ook zij maakten, met een verhouding van pakweg twee op zeven, deel uit van mijn totaalkarma (met als enige grote voordeel dat ik aan deze schrijftafel wel nooit om onderwerpen verlegen zou zitten. Ik hoefde gewoon maar op te schrijven wat er aldoor gebeurde met mij, hier alles nu tezamengevat...)
2.
Zolang ik het uithield, bleef ik nog op mijn kamer. Om enkele oude, nutteloze boeken te bepotelen, net zolang tot ik was opgebruikt. Toen kwam ik beneden, bij Tamara en dat grietje, dat mij intussen, nog boven, was voorgesteld als geheten Viona (een vriendin van De Vilvis, dus toch
) Deze Viona zat bij Tamara op schoot, sprakeloos aan de blinkende Ikea-eettafel. De gordijnen van alle vensterramen, doch ook de smalle, hoge, vanaf de vloer beginnende vensterramen zelf, hadden zij dichtgedaan. Alleen de bovenaan tot een ovaal gebogen, hoge deur vlak bezijden hen, die leidde naar de groene, stille binnenkoer (de patio, zeiden we soms, licht spottend), stond algeheel open, teneinde, als zodanig, schijnbaar van bovenuit georchestreerd een soort toegangspoort te willen symboliseren tot iets hogers, iets meer efemeers dan het alledaagse
De lichtinval brandde op deze Viona haar oogverblindende boezem. Alsook op haar middel, haar knieën, haar kuiten, haar kleine, bruine, glimmend blote voeten met zelfs oker gelakte teennagels. Haar vinnige sportschoenen had ze blijkbaar uitgedaan, die lagen opzij in een hoek
Tamara heette mij welkom op een manier, die ik zelf niet bevatten kon. Ik maak dit niet écht mee, dacht ik automatisch. Waarschijnlijk hadden zij iets gesnoven? Of anders was misschien ook Tamara, daags tevoren, meer heimelijk, in mijn verborgen, verboden Vampirella-verzameling aan het grasduinen geweest
Ook zij gedroeg zich nu in ieder geval zoals een rechtstreekse Ondochter van Lilith, de Oervampier
En alwaar, dacht ik, alwaar had zij die Viona, zoals deze kleine Stiefzuster zodoende zo prachtig geheten was, in waarheid vandaan? En wat, o lezers, wat moest ik doen? Maken dat ik hier wegkwam? Zo vlug het mij gegeven was? Of anders moest ik doen alsof hier niks aan de hand was, kijken of er iets op de televisie was of een vriend bellen of een ambulance?
Ik word, zei ik, Ik word heet van ullie tezamen, aldus bekende ik, zo weinig mogelijk ironie aan den dag leggend. En voegde hieraan toe:Maar wat, zei ik, Wat als hier brokken van komen
Pff, zei Tamara. Wie heeft er beweerd dat gij meespeelt?
Misschien, ging zij nog voort, Misschien heeft Viona juist liever dat gij boven, in uw schrijfkamertje blijft.
Indringend lispelend sprak Viona dan zelf uit:Ach, wat een kerel
Altijd zon grote bek! zei Tamara.
Geen aarzelen werd mij gegund
Immers, indien ik wél nog zou willen treuzelen, in dat geval zou ik het verknallen. Zoveel was duidelijk. Ik ging vlak voor ze staan, juist temidden van de ruime eetkamer, met de zonnebrand in mijn aangezicht. Zo automatisch als het mij gegeven was, begon ik zodoende mijn gehele, fatsoenlijke jeans, die ik aanhad, voor ze los te peuteren. Het ogenblik wilde dat er juist nu een kleine, citroengele vlinder naar binnen fladderde, als nog een tweede, behekste vriendin van Tammie.
Maar een grotere vernedering bestond er niet. Ze lachten mij uit om wie ik was, terwijl ik er bij stond.
Anderzijds: hoeveel andere kerels van mijn leeftijd zouden dit hebben opgebracht? De meeste mannen die ik kende, zouden zeker en vast lafhartig voor zich uit zijn blijven babbelen, grapjes blijven staan maken, flauwekul uitkramen, net zolang tot ze het verknoeiden. Zelf was ik toch juist dapper, ja feitelijk? Ik deed het toch maar mooi?
Oei, zei Viona met een lachje. En zei nog:Best wel sexy knieën!
Ja, zei Tamara. Hij is mooi hoor, die Vitalski.
Een tijdlang stond ik naakt voor ze te poseren, niet wetend wat anders.
De zweetkorrels droppelden mij langs mijn reet.
Wij hebben, als het mag, een nogal ongewone vraag voor u, Meneer de Nachtburgemeester
Zo zei Tamara dan eindelijk. Waarna zij Viona een blik toewierp, waarvan de betekenis zich niet liet raden, doch de vorm mij des te meer angst aanjoeg.
Een nogal ongewone vraag
Wat bedoelde zij
Wat is er dan, vroeg ik.
Met allebei mijn klamme handpalmen poogde ik mijn liefdestuig te bedekken, dat halfslap, half in harnas voor zich uit was beginnen wijzen
Mijn God, bad ik precies onderwijl en aanriep daarmee een zeer oude, jongensachtige, kinderlijk eenzame Oergod, dwz. eerder die van het Oude dan die van het Nieuwe Testament. Laat dit, zo overdacht ik koortsachtig, laat dit vooral geen banale, doch juist een verheven geschiedenis voor ons worden
Meer inzichtelijk dan gewoon maar geil of krankzinnig zonder meer, o please
Tamara begon mij een relaas op te dissen, waarvan de meer fijnzinnige details gewoonweg onmogelijk tot mij vermochten door te dringen. Het ging allemaal te ver doch hierop kwam het neer: Tamara had, zei ze, met deze jonge vriendin van haar, deze Viona hier vlak voor ons, gedurende een paar lange maanden zelfs al, wat zij nu definieerde als zijnde een echte relatie een liefdesrelatie. Eerst meenden zij getweeën het niet echt, en moesten zij dronken worden of er gebeurde niets. Wij waren te verlegen. Doch al spoedig, aldus vertelde zij nu honderduit, al spoedig werd het toch ernstig
Wij zijn intussen verliefd op elkander geworden.
Vionas vriendje was er al van op de hoogte gebracht, van deze romance van ze. En die gast, die kon er alvast volstrekt niet om lachen. Die had haar meteen buiten gegooid, ja zelfs, - Ik ken u niet!! Zij, Viona, woonde precies op dit moment geheel nergens meer. Ja, bij haar rijke vriend in Sint-Idesbald, dat wel
Is het misschien grappig, zei Tamara, Als Viona bij ons komt inwonen voor een tijd.
Ik
Dan toch, zo zag ik in, dan toch kwamen deze twee meisjes in beweging. Tamara strekte haar armen uit, languit op het smetteloze tafelblad. Haar vingers bereikten de lange, gebruinde vingers van Viona, die effectief uitzonderlijk fraai waren, kleurrijk, bijna goudachtig als die van een Egyptische Prinses
Vervolgens greep Viona zich echter met een dramatisch gebaar bij haar eigen, fragiele voorhoofd
En nog steeds gingen zij niet rechtstaan of zo. En nog steeds begonnen zij elkander ook niet, gewoon maar ter wille van de voorstelling op zich, te tongzoenen of af te likken (in het Antwerpse nachtleven was het, in het bijzonder voor meisjes zoals Viona, al gedurende langer dan een jaar of tweehonderd in de mode, zich over te geven aan lesbische eigenaardigheden, alleen maar met de bedoeling om, wat dan heette, Mannen te pesten
Doch wat er alhier, zodoende, bezig was zich af te spelen, vlak voor mijn twee laffe, tranende oogbollen, dit was iets anders. Neen, Tamara en Viona, die schenen hier wel degelijk voor zichzelf aanwezig
Ik wist niet waar ik het had, - mijn broek lag inmiddels wel op mijn enkels, ook dat nog
)
Tamara dronk van haar glas water. Weet ge, vroeg zij, Weet ge waarom hij zo erg geïnteresseerd is in de zeventiende eeuw?
Neen, zei Viona. Why?
Omdat hij doodgraag eens zou willen neuken met zon witte pruik op.
Haha!
Door de schuld van hun zwakzinnige bewegingen en de dingen die ze zeiden (aldoor bleven zij praten alsof zij voor de helft misschien in slaap verkeerden
), kon ik niet anders dan mij afvragen wat hier nu feitelijk de eindbedoeling van moest zijn. Zelfs was het de hamvraag, zo dacht ik, of ik mijzelf (ware zulks dan hun begeren?), of ik mijzelf, zonder veel schroom, handmatig moest beginnen voort te helpen
Hoe plotseling zou ik dan doorstoten tot die eindelijke, bevrijdende, onstuimige liefdesverlossing voor de eeuwige eenzaamheid der mensen?
Ik zakte bijna door mijn knieën, maar bleef juist nog overeind staan. De smurrie, begreep ik, zou spuiten tot op hun tafelblad een glas zou ik volspuiten, ja zo voelde het.
Of moest ik mij hiervoor verbergen? Ik deed, zag ik in, wat ze mij opdroegen. Of niet soms?
De meisjes kwamen slechts half overeind uit hun zithouding.Het is dus in orde? vroeg Tamara. Als Viona bij ons komt inwonen?
Eh
Ja
Ja, denk ik
Ter sprake brengen hoe zoiets preciés verder moest, was niet aan de orde. Alleen gebeurde het tenslotte dan toch, Hosanna!, dat zij elkander nader opzochten, teneinde in een bepaald liefdevolle, langdurige French kiss met elkander verstrengeld te geraken
Zo zat dit in elkander: deze vreemdsoortige wending, lezers en lezeressen, zou ons leven nu aannemen, klaarblijkelijk: Tamara zou voortgaan met haar werkzaamheden als verloskundige stagiaire, en jullie Slangenmens, Vlaanderens lievelingsauteur met recht en reden, zou voortgaan met zijn carrière van huisman, volksdichter en geschiedkundig belléttrist in één. En Viona o Boze, Zoete Wolvin
Viona, die zou nu, normaal gesproken, bij ons gaan moeten komen inwonen, vandaag nog, waarom ook niet
Terwijl Tammie-Mammie en Viona tezamen, met de automobiel, naar het centrum van Borsbeek waren voor boodschappen, alsook om, wat later tijdens deze lange, dramatische middag, Viona haar kat te gaan halen, plus haar beroemde, legendarische zilveren Mercedes, toen bereikte er mij, middels een smsje van De Vilvis, het volgende bericht mijn hoofd stond hier niet naar, doch zo eenvoudig kwam het tot mij: Den Charles Maria Nelson, zoals wij hem hadden gekend, zou zojuist zijn overleden. Door de schuld van een hartstilstand. Ja, we lazen dit juist: Den Charles Maria Nelson leefde niet meer. Hij was dood, hij was gestorven.
3.
Het begon er kortom op te gelijken alsof er ieder halfjaar een dode moest vallen, hier in mijn romancyclus. In die zin bleek het Schedeldak zijn naam niet te hebben gestolen. Eerst Baby Olifant, door dat domme, overbodige autoaccident op de Ring, en daarna, een jaar of een halfjaar daarop, De Morrie, door die zelfmoord van hem, naar aanleiding van een soort van beheksing. En nu dus, ten derde, Den Charles Maria Nelson. Niét middels een door velen van ons voorspelde overdosis, doch net zo lief door een hartstilstand. Dus toch.
Verweesd liep ik door het kale huis. Dan ging ik geleund bij het aanrecht staan, mijn polsen op een vaatdoek, gereed om mijn eigen, onuitstaanbare aangezicht onder de kraan te houden, toen mijn gsm overnieuw afging we leefden nu eenmaal in het tijdperk van de gsm, niks meer aan te verhelpen.
De Stannie aan de lijn. Thuisgeven? Vooruit dan
Hij belde mij op vanuit zijn barakje te Rijkevorsel (waar zijn bed naar het scheen zo hoog stond, dat hij er s ochtends, als hij wakker werd, met zijn tenen het vensterraampje kon openmaken...)
Weet ge nog, sprak hij, Die laatste keer, die griezelige nacht toen ik bij u op bezoek kwam in de Breydelstraat? En toen ge mij goddomme
Toen ge mij zo erg uitlachte, doordat ik volgens u paranoïde zou zijn geworden - van die paddos van De Morrie? Weet ge dat nog, Vitalski? Nu ziet ge het helemaal zelf
Gij wààrt toen ook, effectief, paranoïde. Van die paddos.
Maar nu ziet ge het zelf
Dit is
Dit is al de derde Schedeldakker op rij op twee jaartjes tijd... En geloof mij, dit gaat alleen maar nog erger worden!
Wat heb ik ermee te maken? Ik ben verhuisd, ik ben al eeuwenlang geen Schedeldakker meer moeten tegenkomen.
De Stannie was de oudste van ons allen, hij had een Dochter die gestorven was op haar achttiende, en zijn eigen Vader en Moeder waren ook reeds dood en begraven, - reeds sinds zijn veertiende. De lucht proeft naar dood, sprak hij keffend.
Onaangekondigd legde hij weer in.
4.
Het verlies van Den Charles Maria Nelson betrof dit een grotere tragedie nog, dan het jammerlijke wegsterven van Heer Olifant? Of juist andersom, was het verlies van Heer Olifant groter?
Met dit zeer precieze vraagstuk voor ogen, probeerde ik mij het ogenblik in herinnering te roepen, toen ik voor het eerst van de dood van Heer Olifant vernam, nu een anderhalf jaar terug in de tijd
Mijn leven was toen een puinhoop, ik was die dag wakker geschrokken, zo wist ik nog, uit alweer die ene, zeer specifieke nachtmerrie van toen
Want aldoor kreeg ik, tijdens die zo pijnlijk vervlogen, onzegbaar droeve levensperiode in kwestie, waarover het nu ging, die ene, zelfde nachtmerrie op bezoek: ik begaf mij, zo droomde ik dan, naar binnen in, feitelijk, een Amsterdams aandoend herenhuis, waar alle grote, bolvormige meubelen die er stonden, en ramen en deuren die er waren, mij bekend voorkwamen, doch waar ik toch nooit eerder geweest kon zijn. Achteraan in dit huis, of was het een kasteel of een soort gedetailleerd ingericht, koninklijk fort zelfs misschien, daar trad ik, op een moment, in een keuken naar binnen, waar een hoge, houten spiegelkast stond, waar brood op lag - maar dit brood was oud en oneetbaar, het verkruimelde als ik het aanraakte (hoewel, ik kon zulks niet weten, ik had dit brood nooit aangeraakt, alleen maar bekeken van op een afstand.) Ik kwam voor een deur te staan, zeer wonderlijk; normaal gezien was hier geen deur... En zo ontdekte ik dan telkens overnieuw een gans onverwachte, symfonisch te benoemen opeenvolging van kamers, hoge trappen, gaanderijen, ronde, bolvormige doch ook rechthoekige zalen, nog meer gigantische, van kroonluchters drachtige danszalen met enorme, marmeren vensterramen met lange, loodzware gordijnen ervoor
Ik wilde hier weg waarlangs echter? Het vooruitzicht om hier goed mogelijk nooit meer vandaan te zullen geraken, maakte mij plotseling zo erg bang, dat ik wakker schrok. En overnieuw proberen in te slapen, dat bleek dan voor de rest van de nacht niet meer haalbaar. Zelfs uitrusten ging niet meer, - zelfs keek ik dan altijd nog na, echt achterlijk, of er toch niet iemand onder mijn bed lag
23-07-2006 om 00:00
geschreven door Vitalski
|