Inhoud blog
  • De Twintigste Zwaardschede; Hoofdstuk 1
  • De Twintigste Zwaardschede; Proloog
  • Welkom
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Verhalen

    12-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Twintigste Zwaardschede; Hoofdstuk 1
    Hier komt dan Hoofdstuk één: Overgang naar een andere Wereld

    Enkele weken later was het heel mooi weer en zat de groep op bankjes te zonnen. De school was nog niet begonnen, het was pas kwart over acht. Enkel de buitenbeentjes die niks van de hechte klassengroep moesten weten, Ebru en Laura, zaten ergens in de schaduw naar hen te kijken.

    Ook Mie en Emma zaten gescheiden van de groep, vanwege die domme opmerking over de wolkenlijn. Ja, dat voorval waren ze nog niet vergeten en wilden het nog niet vergeten.

    De leraren hadden ze vandaag nog niet gezien: niet de leraren die die dag, donderdag twaalf oktober, op het sportplein toezicht hadden en ook niet de leraren van het onthaal. Dat vonden ze wel verdacht, aangezien de leraren vroeger op school waren dan de leerlingen.

    Aan de hemel verscheen weer die wolkenlijn, terwijl Mie en Emma dat niet doorhadden. De eerste die het opmerkte, was Brend, die nogal opvallend naar de lucht keek.

    “Hé, daar is die wolkenlijn weer!” Zei hij overdreven luid, zodat iedereen het kon horen.

    “Brend, hou daar toch eens mee op! Je weet net zo goed als ik dat die daar nooit is geweest.” Zei Bo geërgerd. Emma en Mie hoorden de opmerking van Brend en ze keken ook niet meer omhoog, omdat Brend die grap nu dagelijks maakte, bijna tijdens elke pauze. Maar op twaalf oktober, om zeventien over acht, was het serieus en was die wolkenlijn er echt. Voor de zekerheid keek Emma toch maar omhoog - zij was die lijn nog niet vergeten en keek alleen maar 's ochtends of die er is - en spoorde Mie aan hetzelfde te doen. Ze zag die wolkenlijn ook, en deze keer raasde hij sneller over de hemel. Mie en Emma liepen als de gesmeerde bliksem naar de hechte klassengroep, waarin Brend ruzie maakte met Jordy en Bo over die wolkenlijn, waarbij de ruziezoekers expres niet naar boven keken.

    “Brend, je weet dat het niet waar is, dat die wolkenlijn verzonnen is door Mie of Emma en dat die nooit bestaan heeft! Dus stop nu met zeggen dat hij er werkelijk is, verdomme!” Schreeuwde Jordy bijna uit.

    “Maar hij is er! Hij staat nog helder aan de hemel, boven onze hoofden! Kijk dan toch!” Sputterde Brend tegen; nu had hij eens gelijk, nu kreeg hij geen gelijk. Hij had op 27 september ook moeten stoppen over die wolkenlijn toen iedereen erom vroeg, maar hij had het niet gedaan. Hoe kon Brend hen nu nog overhalen om naar de lucht te kijken?

    “Brend heeft gelijk; die lijn is er weer.” Schoot Mie hem te hulp. Nu werd Bo kwaad.

    “Oké, ik kijk wel even omhoog, maar alleen om te bewijzen dat…” Bo zag de lijn nu duidelijk, “…de lijn er toch wel is.” Ging hij verbaasd door. Nu keken de anderen van de klas ook omhoog. Ze zagen de gebogen lijn van wolken, zonder verder een onderbreking of uitsteeksel, maar het soort lijn dat ze ook in hun wiskundeboek hadden gezien.

    Plots begon het donkerder en donkerder te worden en leek de zon zo uit te doven. De wolkenlijn was al doorgetrokken, zodat het niet daaraan kon liggen.

    “Ligt het nu aan mij, of ben ik de enige die weet dat er onweer op komst is?” Vroeg Celine verbaasd.

    “Nee, maar ik denk alleen onze klas, Laura en Ebru niet meegeteld, want de overige leerlingen zitten alsof er niets aan de hand is, te genieten van het goede oktoberweer.” Zei Jordy, rondkijkend naar de andere studenten op het plein.

    “Kijk,” Zei Habi, “Daar word het terug helder.” Iedereen van de groep keek en de rest leek het niet te horen. Ze leken doof te zijn geworden, ze keurden hen geen blik waardig. Ze zagen hen niet eens; alsof ze er nooit waren geweest. Toen stak de wind op en ging het heel hard waaien. Zo hard dat er een tornado ontstond net onder het blauwe gat.

    “Pak elkaars handen vast!” Tierde Mie boven het gebulder van de tornado uit.

    “Ik ga zíjn hand echt niet vasthouden!” riep Bo terug, die per toeval langs Bart werd gezet en bijna werd meegesleurd door de draaikolk; de anderen stonden steviger omdat ze elkaars handen al hadden gepakt.

    “Doe het gewoon!” Riep Jordy naar zijn BFF. Maar Bo, koppig als hij was, legde zijn armen over elkaar en daardoor stond hij al heel wat minder stabiel. Zijn benen werden onder zijn lichaam uitgetrokken en viel met een klap op zijn buik. Door de klap raakte hij even buiten bewustzijn en Jordy probeerde tevergeefs zijn hand nog te grijpen, maar Bo werd al meegesleurd door de tornado, die groter en groter werd. Omdat Bo al verdwenen was, nam Jordy met tegenzin de hand van Bart. In die kring werd de groep meegezogen door de kracht van de tornado. De tornado donderde oorverdovend hard en de groep werd met zo’n grote kracht meegezogen dat ze elkaar moesten loslaten en schreeuwend vielen ze op de plek naar waar die tornado hen naartoe bracht.

    En dat was op een midden in een grasveld, met hier en daar een boom en overal heuvels. In de verte kon je een groot middeleeuws kasteel zien staan, waarvan je alleen de torens kon zien, omringd door een groot bos. Ook aan de andere kant stond een middelgroot bos, wat eerder een klein woud leek.

    De lucht was er helderblauw en de hele groep lag in het gras, precies voor dat bos. Bo, die niet echt dichtbij de groep was geland, lag aan de andere kant van dat bos; hij was in een boom gestrand. Ze bleven versuft liggen van de klap op de grond, want ze hadden niet veel te kiezen als ze bewusteloos waren. Al met al, niemand had iets pijnlijks opgelopen – Bo misschien wel iets door de val in die boom – en ze bleven rustig dromen.

     

    Emma werd als eerste wakker. Aangezien ze zo ook was opgestaan bij Mara de ochtend van twaalf oktober, dacht ze dat ze het gedroomd had van die tornado, dat alles wat er al gebeurd was maar droomde. Emma opende haar ogen en keek recht in de brandende zon, waardoor ze direct begon te knipperen om te wennen aan het licht. Emma ging rechtop zitten en voelde zich een beetje zwak. Wat had ze een hoofdpijn en buikpijn! Op de plek waar ze gevallen was, voelde ze enkele stenen. Natuurlijk, die stenen waren uiteraard iets scherper en hadden wondjes aan haar hoofd en waar ze met haar buik had gelegen – ze was op haar buik geland – lag weer een grotere steen.

    Emma stond recht, wankelde even op haar benen, bewaarde haar evenwicht en nam de omgeving zo goed mogelijk in zich op: Heuvels, bomen, kasteeltorens, bos,… wacht! Had ze net kasteeltorens gezien? Ze keek even terug over de vlakte en zag er overduidelijk kasteeltorens bovenuit torenen.

    Ze waren in de Middeleeuwen belandt!

    Aangezien ze al heel wat wist over ridders en de hele Middeleeuwse mikmak, kon ze ook gemakkelijk raden dat dat kasteel er best statig bij moest staan en zeker zich niet zou verheugen op mensen die eruit zagen als vreemdelingen. Och ja, nu ze eraan dacht, hun kleren! Die zagen er helemaal niet Middeleeuws uit!

    Er was maar één uitweg, en dat was het enige wat Emma kon bedenken: hier een nieuw leven beginnen en in het bos blijven wonen; ze had geen zin in een arrestatie door de soldaten. Daarom begon ze de anderen maar te wekken, te beginnen met de jongens – Bart niet meegeteld – aangezien de meesten nog bewusteloos waren. Ze liet de jongens die ze had gewekt hun klasgenoten onder de bomen leggen – Bart werd ‘per ongeluk’ vergeten en Emma sleepte Mie zelf het bos in – terwijl Emma ergens onder het veilige bladerdak een vuurtje probeerde te maken. Gelukkig was ze leider bij de scouts en kon ze redelijk goed een vuur aanleggen.

    Eerst een goed droog plekje waar ze een gat kon graven, zodat het vuur zich niet kon verspreiden over de droge bosgrond, dan de kleine houtjes erin stapelen en het vuur aansteken.

    Alleen, met een briket zou het makkelijker gaan.

    Na enkele uren knapperde een vrolijk vuurtje en was iedereen ontwaakt. Ondertussen had ze aan iedereen de situatie uitgelegd en sommigen reageerden buitengewoon negatief; Céline en Bart waren een voorbeeld. Maar het leek niemand te verbazen en iedereen dacht wel dat ze niet echt terug konden gaan naar hun huisje in België en de rest van hun leven in dit bos moesten leven.

    De klas was buitengewoon moe geworden van de verandering; anderen vielen bij wijze van spreken bijna in slaap. Ze waren iets aan het zingen wat ze het klassenlied noemden.

    Emma grijnsde: dat lied hadden Emma en Mie jaren geleden, in het eerste middelbaar, vervormd en zo kwam het uit tot een Klas 1A-lied, nu een beetje aangepast na acht jaar. Emma zat langs Mie en keek haar aan.

    “Je hebt het lied aan hen geleerd?” Mie grijnsde nu ook, wel omdat Emma het zo snel doorhad.

    “Ja, ik heb hen het lied geleerd, er moest toch iets zijn dat ze bezighield. Het enige wat we nu nog missen is een gitarist om ons te begeleiden.” Zei Mie vrolijk.

    “Kun je er eentje hierheen toveren? Als dat kan, neem dan direct de allerbeste van hen allemaal! Eén van ons zal dat in de loop der jaren dat leren spelen, maak je geen zorgen!” Lachte Emma.

    “Wie zal dat zijn? Jij misschien?” Grapte Mie.

    “Nee, vraag maar aan Brend, die zal het misschien wel willen.” “Brend? Meen je dat?” Emma knikte met een serieus gezicht en daarna begonnen de vrouwen spontaan te lachen en zongen vrolijk mee met hun klasgenoten, om de tekst tenminste goed te zingen.

     Het gezang leek door het hele bos te galmen, alle geluiden werden overstemd door de klasgroep.

    “Heeft iemand Bo gezien?” Riep iemand – waarschijnlijk Jordy – tussen het zingen door. De woorden werden onmiddellijk weer opgeslokt door het gezang, maar Thomas had ze gehoord. Hij probeerde het aan iemand te vertellen, maar ze zongen te hard. Daarom – en ook nog voor een andere, onduidelijke reden – zonderde hij zich even af van de rest.

    Hij dacht iets te horen: hoefgetrappel of iets wat daarop leek. Hij zocht dat bosgedeelte af met zijn ogen, tot hij bij de bosrand iets bemerkte; een ridder op een bruin paard. De ridder liet het paard steigeren en terugkeren. Thomas sloop behoedzaam naar de rand en zag een hele compagnie van veertig ridders naderen; die ene bij de bosrand kon je makkelijk een verkenner noemen. Thomas liep daarom maar terug naar zijn vrienden om he te waarschuwen voor de ruiters.

    “Stoppen met zingen! We zijn opgemerkt! Stilte! Er komen ridders deze kant op.” Niemand reageerde en het werd plots oorverdovend stil. Iedereen kon nu het hoefgetrappel horen.

    Voor ze iets konden doen, hadden de ruiters hen ingesloten en omsingeld. Ze staken lange speren – die Thomas eerst niet had gezien – naar de vreemdelingen uit en zouden, als die tekenen van vijandschap toonden, hen zeker doorboren. Een ervan, die de commandant moest zijn, had een helm op en er lag iets voor de zadelknop van diens zadel. Hij had er een zak over getrokken en aan de kant waar de klas het pakketje kon zien, zagen ze een krullende haardos, precies dezelfde als die van… Bo! Jordy zag ze en stapte al naar zijn bewusteloze vriend, maar sommigen mikten al met zijn speer naar hem, dus Jochem hield hem tegen. Jordy gehoorzaamde hem – hij wilde liever geen gespiesd worden – maar kon het niet laten om te roepen:

    “Wat heb je met hem gedaan!?”

    “Ik heb hem meegenomen, heb hem zo gevonden.” Antwoordde de commandant bot. De ridders vetrokken en hielden dezelfde  formatie aan als bij de vreemdelingen.

    De klas merkte dat ze gevangen werden gezet en sommigen liepen geërgerd mee, anderen met het idee toch vrij te kunnen komen en nog anderen hadden die moed allang opgegeven.

    “Waar zijn we, waar gaan we heen, gaan jullie me… eh, ons pijn doen!!!!!!!!” Riep Bart hysterisch. Het laatste woord kwam eruit als veel gejammer. De commandant gaf hem een zetje met de onderkant van zijn speer. Bart had begrepen dat hij zijn mond beter kon houden, zoals altijd. Ze liepen richting het statige kasteel, zoals Emma al vermoed had. Vanbuiten zag het eruit als een fort, dat is staat was alles te verdedigen. Aan alle kanten was het omringd door hoge struiken en op elkaar geplakte bomen, en op sommige plekjes zo begroeid dat je er nauwelijks doorkwam. Het hoefde niet altijd een slotgracht te zijn. Via de barbacane, een groot, zwaar hek, waarachter een even grote sterke esdoornhouten deur wachtte, liepen ze het kasteel binnen, wat vanbuiten meer verborgen hield dan je ooit zou kunnen dromen.

     

    Eerst kwam het binnenplein, waarop een fontein stond met een draak erop afgebeeld. Dan moesten ze naar het hoofdgebouw, waar de belangrijke graaf/hertog/baron/koning zijn bevelen doorgaf. Maar aan dit alles te zien, kon het niks anders dan het koninklijk kasteel zijn.

    Ze liepen eerst door een prachtige gang vol met schilderijen van de koningen en koninginnen van weleer. Toen gingen ze naar een net zo prachtige zaal met een zwart-wit betegelde vloer en prachtige zijden gordijnen. Dit is ongetwijfeld de ridderzaal, dacht Emma. Achter in de zaal was een korte trap en daarop een prachtige troon waar een gouden drakenkop op ruste en de rest van de draak lag langt de troon er de staart liep langs de trap en monde uit op een prachtige gouden fontein. Het was allemaal zo prachtig om te zien.

    Op de troon zat een lange man met een baardje dat een cirkeltje rond zijn mond maakte. Hij zag er vriendelijk en streng uit. Precies de koninklijke eigenschappen; dapper, eerlijk, streng en vriendelijk.

    De ridders stopten langs de fontein en knielden op een elegante manier. Natuurlijk hadden ze hun paarden bij de stalknecht achtergelaten!

    Tussen de soldaten stonden de zenuwachtige twintigers te schuifelen met hun voeten. De achterste rij dwong hun hetzelfde te doen en daardoor knielden ze ook… of tenminste, daar moest het op lijken. Degene die het dichtst in de buurt kwam van die buiging, was Jasmine.

    Er was maar één persoon die ontbrak bij het buigen voor de koning. Nou ja, twee personen: de commandant en Bo.

    De gigantische deuren van de zaal zwaaiden open en de commandant kwam binnen lopen. Als blikken konden doden, viel die commandant nu dood neer. Oorzaak? Jordy dacht dat de commandant Bo eventjes tussendoor vermoordt had: vergezocht, maar het zou kunnen.

    De commandant zette de helm af, knielde enkele seconden en ging toen langs de koning staan. Hij fluisterde iets in het oor van zijn koning en ging naar het hoofd van de draak.

    Hij zocht iets in zijn riem en kon het niet echt vinden. Ze konden niet zien wat het was, al dachten ze dat het iets te maken had met de draak, die overal in het kasteel was afgebeeld. Hij plaatste het op een plaats in de mond  van de draak waar geen tand zat.

    De koning was al van zijn troon gestapt, want toen het ding, dat blijkbaar een zilveren tand was, op zijn plaats neerzette, zakte de troon naar beneden en opende de mond van de draak.

    Toen deed hij iets wat ze niet konden zien en de commandant ging naar binnen. Ze zagen alleen nog een stukje gouden trap in de mond naar beneden lopen voor de mond weer sloot en de troon terug naar zijn oorspronkelijke plaats ging. De koning kwam naar de gestrande mensen toe en bleef op enkele meters afstand staan. vroeg vriendelijk:”

    “Wie zijn jullie en waar komen jullie vandaan?” Vroeg hij vriendelijk. Mie en Emma wisselden bezorgd blikken met elkaar: moesten ze nu de waarheid vertellen of flink liegen tegen de koning?

    “Wij zijn klas 1A van een school in België uit de 21ste eeuw en we zijn door een windhoos omhoog geblazen…” Begon Yorick, maar de blikken van Mie en Emma snoerden zijn mond.

    In een tijd als deze klonk dat zo verkeerd. België bestond nog niet en de 21ste was nog lang wachten; nog zo’n 800 jaar!

    Daarom was Yorick zo verstandig om zijn mond even te houden.

    De koning keek hen bedachtzaam aan. De koning draaide zich om, liep even rond en krabde aan zijn baardje.

    “Jullie mogen voorlopig hier overnachten, ik moet iets uitzoeken. Heer Frederick brengt jullie, de vrouwen dan, naar de kamers boven die van Esperte en Frederick, behandel hen als gasten en denk er maar niet aan om hen vannacht te bezoeken. De jongens mogen met Marcus meegaan naar de barakken.” Zei hij bedachtzaam.

    Zo werd de groep gescheiden; de meisjes mee met Frederick en de jongens met ene Marcus.

    Er stonden twee mannen op, allebei rond de 25 jaar. Allebei waren het sterke lange mannen met een zilverkleurig harnas, waaronder een lichte maliënkolder verborgen zat. Allebei droegen ze aan hun linkerarm een rond stalen schild met dezelfde gouden draak die achter een bronskleurige A van Alteria zat.

    De klas zag snel dat heer Frederick halflange bruine lokken en hetzelfde soort baardje als de koning had; Marcus zag er hetzelfde uit als Frederick, buiten het baardje en zijn haren waren donkerder.

    Marcus wenkte de jongens en die volgden hem naar de barakken, aan de westzijde van het kasteel, waar zich ook de stallen bevonden. Daarna wisten ze al snel wie Frederick was.

    “Kom, onderweg zal ik over het kasteel vertellen. Heeft er iemand ergens vragen over?” Stelde heer Frederick voor.

    “Ja, eentje maar; wie is Esperte?” Vroeg Mie quasi-beleefd.

    “Och, zij! Zij is de dochter van de koning, ze is heel lief, hoor, ik denk dat jullie goed met haar gaan kunnen opschieten.” Hij stopte, dacht even na en vroeg dan “Met hoeveel zijn jullie eigenlijk?”

    “Met tweeëntwintig.” Antwoordde Larissa.

    “Neen,” zei Jasmine, “Ebru en Laura zijn er niet.”

    “Hoe komt het dat we dat niet door hadden?” vroeg Eva retorisch.

    “We zijn met twintig?” Zei Mie vlug tegen de ridder, proberend er geen vraagteken achter te plaatsen.

    Terwijl Frederick beknopt vertelde over Alteria, het land, en Utilis, het kasteel waar ze zich nu bevonden, leidde hij de dames naar de donjon, waar hun kamers zich bevonden.

    Er bevonden zich maximaal twee kamers langs elkaar en de volgende kamers waren een paar treden hoger. Ridder Frederick, die blijkbaar een belangrijke functie vervulde in het kasteel, vertelde dat iedereen een eigen kamer had. Door al dat gebabbel en gekraak van deuren was een meisje met dezelfde ravenzwarte haren als de koning en intelligente bruine ogen naar buiten gekomen.

    “Weledele dames, dit is Esperte, kroonprinses van Alteria en Vrouwe van Utilis.” Stelde heer Frederick haar met een buiging voor.

    “Wie zijn dit, blijven ze lang, ik ben dol op gasten van mijn leeftijd, hoe oud ben je?” vroeg ze aan Mie. Emma glimlachte breed: het leek erop dat Mie er een nieuwe vriendin bij had.

    “Twintig jaar, en jij?” vroeg Mie vriendelijk. Met een blik op de opgetrokken wenkbrauw van Esperte, voegde Mie er ‘Vrouwe’ achter. Emma kon horen dat Esperte een grapje met haar uithaalde.

    “Ik ben eenentwintig jaar, kom je in de kamer langs de mijne logeren?” “Oké!” Zei Mie opgewonden.

    “Dat is dan ook weer beslist! De rest mag meekomen tot je bij je nieuwe kamer aankomt.” Zuchtte heer Frederick. Zo liepen ze de wenteltrap op, naar steeds hoger gelegen kamers en de hoogste was voor Emma, en tweede-hoogste voor Jolien.

    Ze wandelde de kamer binnen en wist niet wat ze zag. Zo mooi met een prachtig tapijt en een prachtig gekleurd middeleeuws hemelbed. Kastjes, spiegels, ramen en allemaal prachtige kleuren. De spiegels vond ze overdreven – Emma was niet echt zo’n ijdeltuit – en vroeg zich af of ze er een aantal kon laten weghalen. Emma legde zich neer op het bed en door de gebeurtenissen viel ze snel in slaap.

    En wat er met de jongens gebeurde, dat was eigenlijk niet zo moeilijk te raden: de koning kon altijd nieuwe rekruten gebruiken die later afstudeerden als ridders. Ook bij de barakken waren hun kamers en daar ‘woonden’ ze vanaf dat moment.

    De nacht bleef rustig, zonder al te veel geklaag. Er kwam bij Bo, die in de ziekenzaal lag, enkel wat gekreun en ge-ijl uit.

    Voor de rest was het een zeer rustige nacht.

    12-11-2011 om 19:15 geschreven door Elizabeth S.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Twintigste Zwaardschede; Proloog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze tekst hieronder is de proloog van mijn verhaal 'De Twintigste Zwaardschede' (dat 'zwaard' ervoor moet eigenlijk niet, maar dan klinkt het het beetje leuker). Geniet ervan en bezoek als je wilt het gastenboek voor tips en commentaar. Als het kritiek is, zorg dan dat het opbouwend is.


                                                                                         

    De Legende Over De Twintigste Schede
    De verloren Twintigste Zwaardschede van Utilis zal weerkeren,
    De Schede komt uit de hemel, de robijn komt uit het hellevuur.
    De Robijn draagt een ongekende krachtige macht met zich mee:
    wie in de robijn kijkt, ziet zijn diepste verlangen, wordt er gek van
    en zal er alles voor doen om die te kunnen houden, ook al heb je
    gezworen hem te vernietigen. Enkel twintig twintigers uit een
    andere wereld kunnen het vernietigen om de lonkende schaduw
    te verweren en te verslaan, want het kwaad heerst nog steeds:
    Het oudst van al, de hoogste noot
    Het diepst van al, de eiken boot
    Het luidst van al, de hardste stem

    Het lot had het zo gewild dat de twintig twintigers bij elkaar kwamen op 1 september 2015, aan de universiteit van Hasselt, België. Bij elkaar gebracht door hun roeping, vormen zij de Ridders van de Twintigste Zwaardschede.


    Proloog
    Een mistbank hing over Hasselt toen Emma, een twintigjarige vrouw met honingblonde haren en blauwe ogen, werd gewekt door haar zusje Mara. Emma opende haar ogen, stapte uit bed en ging snel even kijken naar Mara, die ze troostte – ze had monsters gezien onder haar bed – en daarna weer wilde gaan slapen. Slaapdronken liep ze door de gang en keek op de nieuwe wandklok. Die wees aan dat het halfacht was; een kwartier voor haar bus vertrok.
    Plots was ze klaarwakker. Ze liep naar de badkamer en worstelde zich door de ochtend heen. Na het ontbijt had ze eindelijk rust en liep, aangekleed en met een rugzak, naar de voordeur. Emma legde haar hand op de klink en opende de deur. Die eerste stap buiten. Die eerste schooldag ging al niet meer stuk. Ze snoof de lucht van de ontwakende natuur op en wandelde vreedzaam over het stenen pad door het park, met haar boekentas op haar rug. De eiken langs de open plek hingen boven haar, de bladeren en takken dansend door de flauwe wind. Ze keek op haar horloge en besloot heel even op het bankje te gaan zitten en van de zachte wind en de natuur te genieten. Ze vond het heerlijk hoe haar blonde haren wapperden in de wind. Vijf minuten wachten op de bus in het park, dat gaat nog net, dacht ze. Tot ze door de bomenmuur plots de bus zag stoppen. Ze rende zo snel als haar voeten haar konden dragen naar de bus. Juist op tijd in de bus. Buiten adem ging ze langs Mie, een middelbare schoolvriendin met bruine ogen en donkerbruine haren die tot over haar oren hingen, zitten.
    “Waar bleef je nu, de bus ging vertrekken hoor!” Zei Mie.
    “Weet ik, maar het park was zo rustgevend na die drukke ochtend en ik verloor de tijd uit het oog. En je wéét dat ik meestal een beetje blijf hangen in het park. In het vervolg stuur je maar een SMS bij de halte voor de mijne, dan ben ik waarschijnlijk wat vaker op tijd.” Antwoordde Emma zweterig en gemener dan ze bedoelde.
    “En, klaar voor de eerste schooldag op de universiteit?” Fluisterde Mie in Emma's oor.
    “Waarom fluister je?” Vroeg Emma net iets te hard. Maar daar lette ze vaak niet op; praten was praten en zwijgen was zwijgen voor haar.
    “Omdat er een luisterend oor achter ons zit.” Fluisterde Mie zo zacht mogelijk. De twee meiden keken precies gelijk om en zagen hoe de jongen achter de meiden hen blozend aankeek en zich toen snel omdraaide; zijn wangen waren inmiddels vuurrood geworden.
    “Hoe heet je? En je kan gerust tegen ons praten zonder te blozen, hoor.” Zei Emma bemoedigend. De jongen keek verlegen hun kant op.
    “Wel, ik eh… mijn naam is Philip D-Damiens en ik, eh… ik g-ga nu v-voor m-m-mijn eerste s-sch-schoold-dag n-naar de u-u-univ-versi-i-… welja, gewoon, de universiteit.” Mie en Emma keken elkaar aan en begonnen spontaan te lachen. Philip vatte dat op als een belediging en keek de hele rit uit het raam met een zuur gezicht. Giechelend praatten de vrouwen verder tot er iemand bij kwam zitten, ook een vrouw van hun leeftijd en een beetje gezetter. Ze had groene ogen en bruinblonde haren die haar oren net raakten.
    “Hallo, zijn jullie ook eerstejaars aan Hasselts Universiteit? Ik heet Lieze.” De meiden zeiden 'ja', ontvingen haar in de groep en vertelden hun namen aan Lieze.
    Even later kwamen ze op school aan.
    Ze waren er helemaal klaar voor. Ze liepen de bus uit, naar de schoolpoort en gingen bij een groepje staan met vrouwen die ongeveer dezelfde leeftijd als haar hadden, al wilde Emma eerst nog even alleen staan met de smoes dat ze aan de omgeving moest wennen, maar eigenlijk had ze moeite met het maken van nieuwe vrienden. Dat was hetgeen wat haar dwars lag: de enige die ze echt een vriendin kon noemen in haar leven, was Mie.
    De meisjes waren even oud en vonden elkaar al aardig. Ze heetten Jasmine, Larissa, Yasmine, Celine, Anke, Habi, Eva, Eliza, Fran en Marlies. Terwijl de meiden met elkaar in gesprek waren, tikte iemand op de schouder van Emma. Ze draaide zich om en stond voor een twintiger met kortgeschoren, zwarte haren en blauwe ogen met een groene schijn. Emma herkende hem ergens van, alleen wist ze niet meer waarvan.
    “Hé Emma, kan ik uit dat stilzwijgen uitmaken dat je me nog herkent van de basisschool?” Ja, nu wist Emma het weer! Ze had samen met de jongen, Marco, in dezelfde klas gezeten in het basisonderwijs. Hij was haar beste vriend geweest, omdat niemand anders met haar wilde praten - ze was er nooit achter gekomen waarom.
    “Natuurlijk, Marco, natuurlijk! Ik spreek je wel in de pauze, ik ben nu even bezig.” Verklaarde Emma met een blik op het groepje meiden, die stopten met fluisteren over Emma en Marco.
    “Dan zie ik je later wel!” Marco knikte en verliet de groep zonder een woord te zeggen of een blik over zijn schouder te werpen. Emma keek hem even na, waarna ze zich naar de verwachtingsvolle gezichten van de vrouwen wendde en toen snapte Emma waar ze heen wilden gaan.
    “Nee, hij was niet mijn vriendje en nee, dat zal hij ook nooit worden! We waren gewoon vrienden, meer niet. Laat dat maar doordringen in jullie hoofden.”
    De bel ging rond halfnegen en ze moesten allemaal naar de grote zaal, die ook wel werd gebruikt als studeerzaal en eetzaal. Daar kreeg je te horen in welke klas je zat. Mie zat in Klas 1A. Ze zag dat Emma en Lieze al bij haar in de klas zouden zitten, omdat ze ook de juiste ‘kwaliteiten’ bezaten om bij die klas te horen, wat Mie eerlijk gezegd wel leuk vond. Ook Habi, Eva en Eliza kwamen er bij.
    “En de rest, zitten die in een andere klas?” vroeg Emma teleurgesteld. Maar toen bleek dat Fran en Marlies in de verkeerde klas waren gezet en zaten ook in 1A. Maar toen ze haar gingen zoeken zagen ze dat ze al volop met haar nieuwe vriendinnen was aan het praten. Even later was de klas volledig. Ze waren met tweeëntwintig, waaronder acht mannen en veertien vrouwen.
    Tijdens de pauze, na een saai blokuur Frans, leerden ze elkaar kennen en ze hadden allemaal maar al te goed door dat ze een echte vriendengroep werden en er waren maar enkelen die de klas niet leuk vonden.
    Emma was in de wolken. Ze had nog nooit zo veel vrienden in één dag gemaakt. Eigenlijk had ze nog nooit vrienden gehad, buiten Mie dan, die haar geholpen had om al die vrienden te maken. De andere mannelijke klasgenoten, op Marco na, vielen ook wel mee volgens Emma en Mie:
    Bodene, de blonde krullenbol met bruine ogen, iedereen noemt hem Bo;
    Jordy, de kleine Justin-Bieber van de klas;
    Brend, de rosse ‘onnozele vragen’steller van de klas;
    Jochem, kortgeknipt zwart haar en blauwe ogen, de enigste mannelijke Latinist van de klas;
    Thomas had kort bruinblond haar en groene ogen, de échte sportieveling van de klas;
    Yorick, de slimme, stille jongen van de klas met halflang zwart haar en groene ogen;
    en ten slotte Bart, met kortgeschoren zwart haar en blauwe ogen, de nerd en pietje precies van de klas en kwam heel nerderig over.
    Die maandag hadden ze het zesde uur een kennismakingsles, waarvan de les inhield dat ze zichzelf moesten voorstellen. Er zaten nog andere vrouwen in de klas, en iedereen van 1A voelde dat hij verbonden was met de klasgroep. Iedereen was gehecht aan iedereen in de klas en sommigen voelden zich daar niet echt goed bij, zoals niemand gehecht wilde zijn aan Bart. Waarom die les er was voor die klas? Omdat die klas een beetje ‘gestoord’ was in de positieve zin van het woord. Enkelen waren een beetje 'gek'.
    Tijdens de laatste pauze, na die les, keek Emma naar de wolkenlucht. Er was precies een koepel van wolken, want er hing helemaal in het noorden – vanuit haar standpunt – een wolkenbarrière, echt een gebogen lijn zonder ook maar één onderbreking. Emma keek Mie aan, langs wie ze zat, en spoorde haar aan om ook naar boven te kijken.
    “Kijk eens naar de lucht, heb jij zoiets al ooit gezien?” Emma keek weer naar de lijn, die zij twee blijkbaar als enigen zagen.
    “Nee, zoiets heb ik nog nooit gezien.” Daardoor snelden ze naar de rest van de groep vrouwen die ze eerder de dag hadden kennisgemaakt en legden de situatie uit. Ze keken allemaal naar de lucht en de lijn van wolken was nu gebroken, met verschillende wolkgroepen. Mie zag het ook en riep bijna uit:
    “Hoe kan dit!? Daarnet was er nog een recht lijn!”
    “Die is er waarschijnlijk nooit geweest.” Zei Marlies; in haar ogen leek het nogal onwaarschijnlijk dat de wolken een rechte lijn hadden gevormd.
    “Echt? Waar is hij?” Vroeg Brend, die de lucht al afspeurde om nog maar iets terug te vinden van de vroegere wolkenlijn. Die is er allang niet meer, Brend, die lijn is al een tijdje verdwenen, dacht Emma bitter. Waarom wilde niemand – behalve Brend dan – niet geloven dat die er echt was?
    “Die is er nooit geweest, Brend, ze zitten gewoon een grapje te maken of te liegen.” Verklaarde Jordy, die erbij was komen staan door de ruzie.
    “We liegen niet, hij was er echt, een loodrechte lijn zonder enige onderbreking met boven de helderblauwe lucht en beneden een hele hoop wolken! Luister dan... och, laat ook maar! Denk wat je denken moet, maar weet dat we gelijk hebben over de rechte wolkenlijn!” Riep Emma en samen met Mie liepen ze weg van de hechte klasgroep. Ze waren ervan overtuigd dat die lijn recht was, zonder enige onderbreking. Maar nu was die lijn gebroken door ik-weet-niet-wat en dat had hun klasgenoten tegen hen opgezet. Leuke eerste schooldag, dacht Emma zuur, maar ik heb Mie nog altijd als vriendin, dat is nog een pluspunt.En ergens, ver weg van die plaats in een andere wereld, was ook die rechte wolkenlijn tevoorschijn gekomen. Voor de aanschouwer ervan was die lijn acht jaar geleden al gekomen, maar die bracht de verkeerde jongens mee. Nu hoopte hij de juiste mee te kunnen nemen in zijn storm. De uitverkorenen kunnen nu elk moment verschijnen, dacht de aanschouwer ervan, dan moeten we hen inlichten over…

    22-10-2011 om 00:00 geschreven door Elizabeth S.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Welkom
    Welkom, edele lieden, op mijn uiterst bescheiden blog, geniet van de opgeschreven stukken uit verhalen van iemands fantasie. Blijft zo lang als u verkiest te blijven en lees ondertussen, naargelang u het belieft, wat van de stukken van een van de wonderlijke uitvindingen van de mens: het verhaal!!
    Welkom op de eerste blog van Elizabeth S.!! Ik ben aan deze blog begonnen om jullie wat verhalen te laten lezen die ik heb geschreven/schrijf. Heb je wat afleiding nodig van huiswerk, of wil je gewoon wat lezen, ben je hier op het juiste adres. Binnen de maand (ik kan niets beloven) staat er zeker iets nieuws om te lezen op deze blog.
    Meer over mij nu: mijn voornaam is Elizabeth en mijn achternaam doet er niet toe. Ik ben twaalf jaar en woon ergens in Limburg (België). Ik heb als hobby's fantaseren, lezen (in Harry Potter, Grijze Jager, Lord of the Ring, Torak & Wolf,...) en schrijven natuurlijk!! Ik ben jarig op de dag voor Wapenstilstand en ben nu 12 jaartjes jong.
    Tussen de hoofdstukken door zal ik waarschijnlijk ook af en toe een liedje posten dat wel bij het hoofdstuk hoort (en er misschien zelfs in voorkomt), zodat je de situatie (misschien) beter kunt inschatten.
    Zoals jullie misschien al hebben gezien hierboven, probeer ik soms stukken te zetten, zoals het in de Middeleeuwen hoffelijk was. Ik probeer het maar, dus als je iets ziet wat grammaticaal fout is (als de ridders) iets zeggen. Het enige wat ik nu nog kan zeggen is: geniet van de blog!

    20-09-2011 om 00:00 geschreven door Elizabeth S.  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)


    Archief per week
  • 07/11-13/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 19/09-25/09 2011

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs