als ik hem kon vinden, de rust
ik zou hem met huid en haar verslinden
en met de zomerwinden
met de zon in de zeilen vertrekken
terwijl ik verdrink en naar de diepte zink
doch de slaap niet vatten kan
en jij slaapt als sneeuw
ik geeuw, vloek en draai me om
landschappen ontrollen zich voor mijn geestesoog
en ik zie hoe ik de ochtend bedroog,
ik verloochen de nacht, de dag en alles daartussen
zelfs de stilte kan mij niet sussen, wat heb ik aan
het zwarte kleed van Nyx
als ik het niet passen kan
kabbelt de zee zo kalm als je adem?
bloost de maan zo zacht als jij?
je bent Hypnos' lieveling,
Erebus' gemalin, hun liefste kind
zijn zij goedgezind
want jij slaapt als sneeuw
ik graaf mijn weg, ik graaf me weg
in halfwake, in semislaap, naar waar
Persephone me volgt, het gevaar
van de onderwereld loert om elke hoek
ik bezoek de krochten van mijn geest
zonder om te kijken
Eos, zijt gij al daar?
ik hoor het gloren van de ochtend
eeuwen leek je komst te duren
in deze slaap van sneeuw