Aan alles komt een eind. En dus zit ik hier in de luchthaven
van Sevilla, die mij vertrouwder lijkt dan de woning waar ik straks zal toekomen, te wachten op mijn terugvlucht. De afgelopen weken waren even mooi als al hun
voorgangers.
De examens verliepen vrij vlot nu ik de taal machtig ben, en
duurden ook minder lang als tijdens het eerste semester.
De 22e was ik klaar, en s avonds brachten we nog
eens een typische avond op-stap-met-Elena door. Eerst afspreken op calle
Chile voor een botellon, dit keer met last van de politie nu deze vorm van
groeperen en uitgaan verboden is. Dan allemaal de autos in op zoek naar een
clubje, en als het niet fantastisch blijkt, opnieuw de auto in naar een
volgend. Een formule die keer op keer een leuke avond oplevert. Deze keer was
Janisis, Thomas nieuwe Griekse kotgenoot, ook van de partij. Altijd een
aangename metgezel en tevens onze privé-leraar Sirtaki dansen.
Een dag later vlogen Thomas en ik naar Valencia, een van de
Spaanse parels die we nog niet bewonderd hadden. Onze jeugdherberg (voor het
eerst geen Erasmuscompaan in deze stad) werd voornamelijk bevolkt door
Nieuw-Zeelanders, die allen daar waren om hun zeilteam aan te moedigen tijdens
de Americas Cup, eveneens reden van ons bezoek. De eerste dag brachten we integraal
door aan de haven, van loods naar loods wandelend, de voorstellingen van de
teams zien, om uiteindelijk de tweede manche van de finale op groot scherm bij
te wonen, omringd door luidruchtige Nieuw-Zeelanders en Zwitsers met koebellen,
de twee protagonisten dus in de Americas cup. Het was een uitzonderlijk
spannende regatta, met een overname van de koppositie halverwege door de
Nieuw-zeelanders (een uitzonderlijke wedstrijdwending, die al sinds 1992 niet
meer gezien was), die uiteindelijk ook de overwinning in de wacht wisten te
slepen. Heel de loods werd overmand door een Kiwi, kiwi geschal van de
co-patriotten der overwinnaars. Als je weet dat zeilen een nationale sport is
in Nieuw-Zeeland, zoals voetbal bij ons, en de Americas Cup het belangrijkste
tornooi, vierjaarlijks zoals een WK, begrijp je de hysterie misschien iets
beter. Een prachtige belevenis. Dag twee deden we de stad zelf per fiets, met
de architecturale hoogstandjes van Calatravas als uitschieters. De laatste dag
het oude stadscentrum en daarna naar de haven voor een nieuwe regatta, die
helaas uitgesteld werd wegens mindere weersomstandigheden.
Bij de terugkomst s avonds in Sevilla repte ik me naar de
bar Arte, alwaar mijn kotgenoten en ik afgesproken hadden met enkele amigos van
het afgelopen jaar. De meesten die ik nog eens wilde zien kwamen af en het werd
een gezellige avond, waarin veel gepland werd maar waarvan waarschijnlijk
weinig verwezenlijkt zal worden. Wederom vatte mijn huisgenoot Claudio het goed
samen, de dag erna toen ik met hem en Julian nog een laatste tapa ging steken: De
kans dat we elkaar nog eens zien is groter dan die een jaar geleden was, en dat
op zich is een fijne vaststelling.
De laatste twee dagen heb ik nog als een gek mijn
professoren afgedweild in een poging mijn puntenkaart ingevuld te krijgen, wat
nu min of meer gelukt is. Er ontbreekt er nog ééntje, maar daar kan Thomas nog
voor zorgen, die een weekje langer blijft.
Aan alles komt een eind. Erasmus zou Erasmus niet zijn moest
het eeuwig duren, het zou verhuizen heten.
Ik kijk terug op een fantastisch jaar, ik heb alles eruit
gehaald wat erin zat denk ik. Terug in België met een hoop ervaringen, een
nieuwe taal, frisse visies en met het geluk te hebben gehad mijn levenspad te
kunnen kruisen met dat van een hoop interessante mensen. Weer een beetje meer
de Europeaan die ik wil worden.
En ik kijk uit naar het volgend jaar.Mijn vrienden terugzien en oude banden die
nooit verslijten weer aanhalen. Nog even wachten en dan mijn vriendin terug zien. Nog een jaar de student in het vertrouwde
Leuven zijn, in plaats van maandenlang de vreemde op een vreemde plek.
Terugkeren naar je roots met een andere visie is als opnieuw
op reis gaan.
Het stormde als nooit tevoren gisterenavond. Ik liep prompt
het terras op om fotos te nemen van mijn straathoek in deze omstandigheden,
inclusief het nooit verdwijnende water in de straten. Mijn kotgenoten en ik
zijn er rotsvast van overtuigd dat alle zogezegde afwateringssystemen in
Sevilla fake zijn, en gewoon bestaan uit een putje van een meter dat nergens op
uitkomt en een deksel met no8do erop. Hilariteit echter bij Claudio, die opmerkte: Youre so used to Spain
that youre taking pictures when it starts raining. Zijn opmerking was zoals altijd weer
raak. Ik kan me niet herinneren dat ik in België ooit met mijn camera naar
buiten liep om de regen te fotograferen. In elk geval,door de kans van 1 op
3000 die men heeft om te sterven door de bliksem, besloot ik wijselijk niet
meer naar school te gaan en nog eens mijn blog up te daten.
Na de Feria, die ondertussen al een drietal weken geleden
afliep, begon de school opnieuw. Rekening houdend met het feit dat de week voor
de Feria het 4e jaar op schoolreis was, en ik dáárvoor in Peru zat,
een hele poos geleden dus dat deze Belg de Escuela Superior de Ingenieros nog
visiteerde. Er werd redelijk wat gestudeerd die week, een jazz-concertje op
Alameda meegemonen, de gitaar van Julian nog eens ter hande genomen, en terug
genoten van mijn stad. Met als hoogtepunt de donderdagavond.
Sevilla-Osasuna, de terugmatch van de halve finale van de
UEFA-cup. Aangezien Europese finales altijd op neutraal terrein gespeeld worden,
is de terugmatch van een halve finale zowat de spannendste voetbalstrijd die je
als thuissupporter kan meemaken. Om het stadium Sanchez-Pizjuan in te geraken
moest je een reusachtige botellón van Sevilla- supporters door, en terwijl de
tribunes zich tot de nok vulden, was het ronduit genieten van gezang en sfeer
alom. Sevilla moest een 0-1 achterstand goed maken, en deed dat met verve.
Zoals immer voluit ten aanval, en na een ietwat aarzelend begin, werd de 1-0 al
snel tegen de netten geprikt. De 2-0 volgde in de tweede helft en Osasuna, dat
zicht tot dan tot verdedigen had beperkt, moest uit zijn pijp komen. Het
leverde nog spannende minuten op, maar de verdiende zege kwam niet meer in
gevaar. Sevilla geplaatst voor de finale dus. Sanchez-Pizjuan werd gek. Spaans
gek. Sevillaans gek. De eerste fans stormden het veld op, achternagezeten door
stewards, die al snel concludeerden dat tegen zo een overmacht van zegevierende
Sevillanen weinig te beginnen valt. Ik overtuigde Thomas min of meer de
omheining over, en even later stonden ook wij op de middenstip van el campo,
met tienduizenden rond ons in de tribunes, die Sevillaanse hymnes aan het
zingen waren. Betoverend gevoel. Onze appearance was maar van korte duur, de
security voerde een nieuwe raid uit om het veld te heroveren, iedereen als
hazen ervan door en als apen terug die hekken naar omhoog, en dan verder zingen
uiteraard. We raakten elkaar kwijt in het gewoel en zagen elkaar later terug
buiten het stadium. Met beider ogen als schoteltjes en boquiabierto, zoals dat
hier heet.
Wederom een drukke schoolweek verder vertrokken we
vrijdagmiddag naar Madrid. Hans, de laatste van het Erasmus-sextet aan
Belgische burgies dat uit Leuven vertrok en die we nog niet bezocht hadden,
heette ons welkom in zijn stulp. Die avond hadden we afgesproken met enkele
Madrileensen die we ontmoet hadden tijdens onze tweede week in Sevilla, oftewel
op de beruchte haciënda-fiësta 1. Niet dat er zo veel contact gehouden was,
maar ze hadden toen beloofd ons te zullen rond leiden als we zouden komen en
daar hield ik ze dus aan. We spraken af in Cats, genoten van enkele goede
punk-bands, gevolgd door een saxofonist die soleerde op electrobeats, en later
trokken we verder naar een ander clubje waar we de avond afsloten. De volgende
ochtend vroeg op en na een korte trip door het centrum de bus in naar Toledo.
Een aangenaam stadje dat echter erg hoog gelegen is, en de beklimming ervan met
een kater is af te raden. We genoten van de highlights, kochten wat marsepein
(de plaatselijke specialiteit) en keerden s avonds weder naar Madrid. Ook daar
slenterden we nog wat door, om uiteindelijk weer bij Hans zijn kot aan te
komen. Die avond keken we gezamenlijk naar Auberge Español, een film over het
wonderbaarlijke concept genaamd Erasmus. Was aangenaam en bevreemdend tegelijk
om die film te zien op wat ongeveer het einde van ons jaar hier is. Balen als
een stekker bij de scène waarin het personage terug bij zijn thuis zit en zijn
biefstuk aansnijdt aan de keukentafel. Misschien moet je het wel meemaken om
het te begrijpen.
Wat niet wegneemt dat het een week later bijzonder plezierig
was om mijn ouders nog eens terug te zien. Had er niet veel bij stilgestaan op
voorhand maar heb er wel van genoten. Ze hadden nog een gevolg aan kennissen en
familieleden mee, en s avonds werd er dus weer lekker Bourgondisch gedaan hier
in Sevilla. Vrijdagavond gaf Thomas zijn verjaardagsfeestje samen met zijn
Italiaanse kotgenoot, voor wie het een afscheidsfeestje was. Zaterdagavond gaf
Julian hier het zijne. Een drukke bedoening dus afgelopen weekend.
Nu ondertussen al in mijn laatste lesweek. Gisteren Thomas
verjaardag gevierd. Rustig gekookt en een filmke gaan kijken. We wilden van het
begin van het jaar al eens gaan naar de bioscoop die films toont in de originele
taal en met een Castellaanse ondertiteling. Was er nooit van gekomen maar kan
dus nu ook al weer van het to-do lijstje geschrapt worden.
Volgende week lopen de lessen af en beginnen de examens. Ook
hier achter de boeken kruipen dus, alhoewel mijn programma wat lichter is als
het eerste semester.
Tot zover de up-date. De regen stopte toen ik mijn tekst beëindigde,
en met het rotsvast Erasmusvertrouwen dat het weer de komende drie weken weer stralend zouden
zijn, ging ik avondeten. Nos vemos!
De weken vliegen voorbij hier in Sevilla. En zoals dat dan
gaat worden het langzaam maar zeker de laatste weken hier. Niet dat dat de tijd
plots trager doet gaan, helaas, maar achterom kijken met een voldaan gevoel
maakt het komend afscheid minder zwaar.
Terug van Peru had ik een soort van lesvrij weekje, omdat
mijn klasgenoten van het vierde in Valencia vertoefden. Ik maakte van de
gelegenheid gebruik om mijn schoolachterstand wat in te halen. Tussendoor pikte
ik nog een jazzconcertje mee van het jazz-festival hier in Sevilla gevolgd door
een avondje Alameda, een plein dat de langste toog ter wereld eigenlijk van
stad zou moeten doen verhuizen. De langdurige werken die van Sevilla een
bouwwerf maakten, geraken langzaam klaar en de resultaten zijn prachtig. Dag en
nacht werd er gewerkt, maar Alameda wordt weer de trekpleister van weleer en
het centrum schittert als nooit tevoren. Zelfs de metro zou binnenkort in
gebruik genomen worden.
Maar het hoogtepunt van afgelopen maand landde een weekje
later in Sevilla. Bas, Steve, Kristof en verrassingsact Jochen Theelen stormden
Sevilla binnen om vier dagen te knallen op de feria. De feria, hier zowat het
hoogtepunt van het jaar, is een groot feest dat een week duurt. Heel de stad
verzamelt zich op een plein buiten het centrum, zet het vol met private en
publieke cassettes, alwaar de Sevillanas gedanst worden en het feesten begint. Het
begint in de namiddag, met het voorbijrijden van paardenkoetsen met knap
geklede dames en heren, en eindigt steevast in de vroege uurtjes. Men zou voor
minder van België afkomen. Het kampement werd opgeslagen bij Thomas thuis,
samen met Chris en Jonas, twee duitsers waarvan de eerste vorig semester in
Sevilla zat en de tweede twee semesters geleden. Het concept werd al snel
duidelijk. s Avonds barbequen of een pasta koken, jamsessie met de gitaar van
Marco (Thomas Italiaanse kotgenoot) en later naar de feria alwaar we de ene
private cassette na de andere binnengeraakten. s Ochtends uitslapen, s
middags proberen alle verhalen van de vorige dag terug bij elkaar te krijgen,
s avonds die verhalen nogmaals vertellen liefst in aangedikte vorm, dan weer
goed eten en drinken en een poging ondernemen om de vorige avond te
overtreffen. Het resultaat was een weekend vol gelach en gezever, lekker eten
en drinken, met als kader Sevilla, voornamelijk bezien vanop Thomas dakterras.
Er zijn al plannen om volgend jaar terug te keren, men zal ons nog niet
vergeten zijn.
Meer foto's staan op Nathalie haar blog. http://aventuras-de-chili.blogspot.com/ Ook een reisverslag door haar ogen gezien. Als iemand een goed idee heeft om 200 digitale foto's te verzenden, stuur me dan gerust een mailtje. ( Copy-paste van een space is omslachtig en levert alleen gecomprimeerde foto's op. Met acces tot de space krijg je ze ook niet tegelijk afgehaald, en blijven ze gecomprimeerd. Gezipt blijft het een groot bestand, dat nog uren nodig blijkt te hebben via Skype of Msn. Cd branden en opsturen met de post duurt ook een tijdje van Santiago naar Sevilla)
Peru dus. Ronduit fantastisch en nog beter bij momenten. Een
bloemlezing:
Eerste dag Lima gedaan, wat vooral aardige buitenwijken
heeft, met prachtige vergezichten op de Indische Oceaan en alles wat erin aan
t surfen is. Dag erna naar Nazca getrokken, in de woestijn. Dit natuurlijk om
de beroemde Nazca lijnen te zien, figuren en geometrische patronen die eeuwen
geleden door de Nazcabeschaving in de woestijn gemarkeerd waren, waarschijnlijk
met religieuze bedoelingen, alhoewel het voor altijd onduidelijk zal blijven
hoe ze aan de kennis kwamen voor die complexe tekeningen. Vanuit de lucht te
bewonderen, dus een klein Cessnavliegtuigje in. Na vijf patronen ( en nu langs
de linkerkant, en nu even draaien en dan via rechts bekijken, )was ik zo misselijk als een hond. Nathalie
even later ook. Maar wel serieus de moeite.
Van Nazca met de nachtbus naar Arequipa, la ciudad blanca de
Perú. Voormiddag Arequipa bezocht, dan door naar Cabanacondé, een klein dorpje
aan de rand van Cañon del Colce, oftewel de diepste canyon ter wereld. Er waren
amper toeristen in Cabanacondé, en het restaurantje dat we vonden werd verlicht
met kaarsen en een haardvuur. De schaarse electriciteit lichtte enkel een TV in
een verre hoek en een barlamp op. Volgende dag vroeg op voor de afdaling. Rond
negen uur beneden, dan baden in enkele bronnen aldaar, en dan in volle zon
terug naar boven vooraleer de stijgingsregens van namiddag je inhalen. Allebei
een zonneslag en sorroche, hoogteziekte, want het was ons eerste dag op grote
hoogte (3200 m)
en veel inspanning wordt dan eigenlijk afgeraden. De panoramas waren echter
ongelooflijk, en de overvliegende condors maakten alles goed. s Nachts nog een
lokale Semana Sancta processie bijgewoond. Het hele dorpje vormde een stoet
door de straten naar het kerkje. Geen toeristen, geen flashes van
fotoapparaten, we voelden ons al ongemakkelijk dat we erbij stonden, zo intiem
was het eigenlijk.
Terug naar Arequipa en door naar Puno dan, aan het
Titicacameer. Puno is in sé niet zo een mooie stad, dus we vertrokken al snel
met de boot naar Taquile, via de Uros eilanden. Die laatsten zijn drijvende
eilanden gemaakt van riet. Taquile is een eilandje op het Titicacameer, waar
een indianengemeenschap met een duizendtal samenleeft. Ze leven in
gemeenschap wat wil zeggen dat er enkele vissen, anderen het land bewerken,
sommige snuisterijen aan toeristen verkopen, en alles eerlijk verdeeld wordt
over alle bewoners van het eiland. Prachtig, toch? Toeristen kunnen blijven
overnachten, alhoewel het niet zo veel gebeurt, en hiervoor is er een beurtrol
opgesteld zodat iedereen om de beurt de inkomsten krijgt. We bleven met een
handvol over voor een nacht en dag op het eiland. Het is zeven km lang, maar
met de heuvels en de hoogte (4000
m, deze keer), ben je toch een eind aan het stappen. We
leerden enkele voorbijkomende indianen het gebruik van een verrekijker, en
later aten we samen met de familie in hun keukentje. Gelukkig sprak de vader
een woordje Spaans, en konden we zo met de rest van de familie, die alleen
Quechua sprak, communiceren.
Van Puno naar Cuzco, Quechua voor navel van de wereld, en
dat was de voormalige Incahoofdstad in die tijd dan ook. Na een kort bezoekje
Cuzco city vlogen we Puerta Maldonado binnen. Min of meer alleen bereikbaar via
vliegtuig. Er hing een vrijbuiters- en avonturiers sfeer, die je wel eens vaker
aantreft bij dorpen op de rand van een beschaving. Via een jeep- en later
boottocht kwamen we uiteindelijk midden in de selva (regenwoud) terecht. Persoonlijk
vond ik dat een van de fascinerendste zaken waar ik me al mee heb bezig
gehouden de afgelopen 21 jaar. Vier dagen lang ploeteren door het regenwoud,
moerassen en meren. Plaatsen doorkruisen, tot je middel in het water en met
stokken slangen verdrijvend, waar zeven
jaar geleden een anaconda een local gewurgd had. Piranhas vissen en
ondertussen door toekans gadegeslagen worden. Een tropische regenstorm door in
sneltempo, wegens gevaar voor neersuizende takken. s Nachts met stokjes tarantulas
uit hun holen jagen. (Totdat je vriendin duidelijk terug naar huis wil). Apen
achterna tot je de weg kwijt bent, en dan met de machete weer terug. De rivier
met de stroom mee afvaren s nachts, motor uit, en met een zoeklicht de
reflecterende ogen van kaaimannen spotten. Giant ants en termieten alom. s
Ochtends papegaaien gadeslaan vanuit een camouflagehutje. Een wespensteek die
opeens centimetersgroot wordt en Nathalie haar hand die opeens twee keer zo dik
werd van een beet. Alles opeten wat je onderweg tegenkomt en eetbaar schijnt te
zijn. Vleermuizen. Gaan zwemmen in de Tambobaté stroom bij zonsondergang. (De
sidderalen en pijlstaartroggen zouden alleen aan de rand van de rivier zitten
waar er minder stroming is, de kaaimannen zijn mensenschuw, de piranhas komen
slechts af als je bloedt en de gore beestjes die op je urine afkomen, je urine
leider inkruipen, zich met weerhaken vastzetten en alleen operatief verwijderd
kunnen worden, tja, tot nu toe heb ik er nog geen last van). Achteraf vertelde
de gids dat het ook voor hem de eerste keer was dat hij in de rivier sprong. Net
zoals het anaconda verhaal ook na het moeras kwam, en zijn piranhalitteken ook
na het vissen. Tactvol was hij wel. Iedereen die me een beetje kent kan zich
wel voorstellen dat ik daar rondliep als een kind in een pretpark-snoepwinkel-annex-grote-sinterklaas-show.
Uiteindelijk hebben ze me dan
toch die jungle uitgekregen en trokken we de laatste dag naar Ollantaytambo,
een dorpje door incas gebouwd en waar de mensen nog echt in oude incahuizen
leven, om van daaruit dan MachuPichu te bezoeken. Knappe ruines in een
schitterend decor, zo op de rand van oerwoud en Andes. Maar de enige manier om
er te geraken is via een gemonopoliseerde treinrit en jong en oud klaagde over
de prijzen. Maar zoals een gepensioneerde Amerikaan het me vertelde: De Europeanen
hebben die indianen vijf eeuwen lang uitgebuit en gedecimeerd, ze mogen de
gringos nu wel eens terugpakken. Hij had in feite wel een punt, de man.
Nu weer huiswaarts en ik moet
zeggen de verwachte kater blijft uit. Sevilla is prachtig in de lente, het
voelt goed om ook nog eens wat te werken en over een week staat er een
allegaartje Bilzenaren hier. Dat
wordt dus bokken tetten op de feria. And city trippin with my favourite
allies