Grijs.
De wolken vleien zich grijs tegen de grijze gronden
in een grijze dag vol grijze gezichten.
Ze leunen op de akkers en verstoppen enkele stonden
de blik op de nog donkere poldergronden van t vlakke land.
Alles rondom mij is grijs.
De mistflarden vermengen zich met de wolkenmassa
en maken het landschap triest en desolaat.
Grauwe vogels zijn her en der voedsel komen zoeken
en scheren over de akkers op zoek naar resten:
het is een gekrijs en een geschreeuw
dat de dag enkel nog maar troostelozer achterlaat.
Ik waan mij in een ongekende wereld en voel mij vreemd,
mussen pikken op wat de anderen achterlieten.
Het zullen maar restjes van overgebleven resten zijn,
ik slenter verder en ik voel mij een beetje ontheemd.
Kraaien verven de luchten in een irreële prent en ik ril,
zet mijn kraag op, staar nog even naar de grijze einder,
ga naar binnen.
Buitenshuis is het nog grijzer maar stil.
(Kristin Winter 2016)