Hagelbollen, o als eieren
Het werd nat, kliedernat.
De lucht weerspiegelde zich strak
in de plassen waar geen straten meer zijn.
Water kolkte en krinkelde zat,
de lucht had haar dak gesloten
en schilderde alles grijs en grauw.
Modder stroomde door huizen en hoven,
en mens en dier redden zich gauw.
De bomen strekten hun takken uit
naar de hemelkoepel vaal en lek,
bijna geen lichtval was nog te bespeuren,
aan het zwangere wolkendek.
De regen gutste eindeloos
en verzoop Vlaanderen tot in haar ziel.
Eerst de storm, genadeloos rukkend,
rammelde met al wat los zat en fragiel
want schaterend liet hij reclames kletteren.
Mensen werden tegen de muren geblazen,
dieren, angstig, voelden wat er op komst was
en uren lang hoorden wij de winden razen.
Ineens waren die eindelijk moe, gaan liggen
maar de wolken braken. Hagelbollen rollebolden
o, als eieren zo groot over de donkere randen.
Al donker gelijk dacht ik te dromen
doch ook de wind liet zich weer horen,
en schuifelde door de schouw een dreigend deuntje,
wijl ondeugend spelend met de volle boomkruinen,
ze plaagziek schuddend over en weer.
Het was bang afwachten zo zeer
Kristin, lente - 2015.
(Schilderij van Georges Inness)