In een kring rond de toren in alle rust ligt vredig en stil
het verlaten kerkhof.
Bloemen rusten op graven, waaronder enkel nog t omhulsel
van doden.
Voor eeuwig zijn hun geesten ooit naar het Licht gestegen
toen zij voor altijd zwegen
.
Waarom onze geliefden niet bij leven een blommetje geven,
we zijn hier toch maar voor even, doch wie doet dit:
mogelijk een enkeling die er tijd voor vind?
Met Allerheiligen bezwijken de zerken onder bloemen,
zeeën van bloemen en bij deemster lichten de kleuren op
als een bonte weide. Her en der vind ik een kaars die flikkert,
het is niemands adem meer, enkel een zuchtje van de wind
Pikdonker is het al en ook ik wandel tussen die overdaad,
ik kan de namen niet lezen, maar weet waar ík naartoe wil.
Geen enkel graf verhaalt wie er deel van uit maakt
en zo is het goed.
Een rode gloed verlicht de kerk, de graven zijn gesloten,
het is er donker, rustig en zwijgzaam verdoken.
Zijn het heidenen die deze dag opeisen om
wie te eren,
ach, we weten niet waarom,
Edoch, rondom de toren dansen nu trollen op bezems,
vuurkorven verlichten duivelsbeschilderde wezens
en satan schatert om deze schepsels die niet beseffen
dat dit allemaal onecht is, waar angst bij kinderen leeft
voor webben waaraan reuzenspinnen zich vastklampen
en telkens weer de nepbloederige griezels uiteenstuiven
rondom het kerkhof, pogend het dorp gillend en tierend
om te toveren tot een nephel, Halloween vierend.
Maar de toren en het kerkhof blijven daarvan gespaard,
satan tussen de mombakkesen haalde zn slag niet thuis
want het blijft sereen waar God waakt.
Kristin Allerheiligen 2014