Over
vreselijke leugens die ons bestaan domineren
Aflevering
1: het eeuwigheidsverlangen
De zaak
hier is dat wij een aantal dingen voor waar aannemen terwijl wij
tegelijk heel goed weten dat ze absoluut niet waar zijn en dat ze dat
ook niet kunnen zijn. Dat klinkt zeker en vast vreemd maar het is
niet anders, oordeel zelf maar.
Om te
beginnen is er het zogenaamde eeuwigheidsverlangen en voor alle
duidelijkheid: niet het duizenden jaren oude sprookje van het eeuwig
leven wordt hier geviseerd hier wordt in het midden gelaten of er
misschien wel een leven na de dood zou kunnen zijn de leugen die
hier terechtstaat is een ander sprookje dat blijkbaar al duizenden
jaren voor waar wordt aangenomen, namelijk het sprookje dat wij,
mensen, het zouden begeren om eeuwig voort te bestaan.
Vrijwel
elke ouderling zal het bevestigen met klem: dat het zogenaamde
eeuwigheidsverlangen volstrekt uit de lucht gegrepen is. "Ik ben
oud", zo zegt de negentigjarige: "ik heb genoten van het
leven, al was het niet altijd rozengeur en maneschijn, maar ik zou
verduiveld niet opnieuw jong willen worden en nog eens herbeginnen
neen, het is goed geweest maar het is ook genoeg geweest; ik ben
welhaast blij dat het er bijna op zit en alles wat ik nog verlang, is
rust." Het doet een beetje denken aan de wet van de entropie in
de fysica: wij zijn onderhevig aan slijtage, we worden stram, doof,
ongevoelig en hardleers kortom oud en dat betekent dat wij de
levensjaren die wij genieten, ook op de een of andere manier betalen
en vanaf een zeker ogenblik wordt de prijs te hoog, zien wij de bodem
van onze beurs en hangen wij onze levenslust prompt aan de wilgen.
Iedereen wenst oud te worden maar niemand wil het zijn: pas als wij
die wens vervuld zien, worden wij ons van de paradox bewust en zo
worden wij weer een illusie armer.
Is het u
overigens nog niet opgevallen dat, als puntje bij paaltje komt en in
alle ernst gesproken, geen mens op zijn sterfbed met een ander zou
willen ruilen? Niet met een jong iemand, niet met een rijkaard, niet
met een vedette: met niemand! Iedereen wil zichzelf blijven, ook de
oude lelijkaard, de gehate vrek en de verdoemde moordenaar. Dat
sommigen en wie zijn zij dan? er blijkbaar in slagen om het
eeuwig leven voor te stellen als het summum van alle menselijke
verzuchtingen, mag wel een staaltje van zinsbegoocheling heten!
Neen, het
eeuwig leven wordt door niemand begeerd, al zijn er wellicht
jeugdigen die zich geen idee kunnen vormen van de oude dag en van de
verzadiging die optreedt na verloop van tijd. Zij geloven dan dat men
oud kan worden zonder een vracht van jaren mee te moeten slepen
een gewicht dat men niet moet onderschatten. En dan zijn er uiteraard
ook nog de kopieerfouten niet alleen de afwijkingen van het DNA
van onze lichaamscellen maar evengoed de deviaties van de geest en de
vaak groteske veranderingen van wat men het karakter noemt. Dat wij
allen het eeuwig leven begeren, is een ons opgedrongen leugen tegen
welke wij geen weerstand bieden om geheel onbegrijpelijke redenen
maar wellicht is het gewoon de gemakzucht die ons verzet daartegen in
de weg staat. De onverschilligheid van de getuigen, zo schreef Primo
Levi, is erger nog dan de gruweldaden van de beulen van de Shoa.
Waar de
leugen vandaan komt en met welke bedoeling zij in het leven werd
geroepen, is nog een heel ander paar mouwen maar de meest plausibele
verklaring lijkt wel verwant met die welke de reclame stuurt. Het is
immers de reclame die ons behoeften probeert aan te praten die wij
van nature helemaal niet hadden en door die voortdurend te herhalen,
bezweren zij ons en gaan we ze ook geloven. De reclame bezweert ons
dat wij een auto nodig hebben en zij stelt het bezit ervan voor als
vanzelfsprekend. De reclame overreedt ons allerminst maar zij maakt
ons misselijk en om aan die misselijkheid te ontkomen, doen wij op
den duur wat van ons gevraagd wordt: wij kopen een auto alsof wij er
inderdaad een nodig hadden. Als men het ons maar dikwijls genoeg
voorzegt, gaan wij ook aannemen dat wij de wens koesteren om eeuwig
te leven.
En meteen
zingen wij dan ook de tweede strofe, dat wij daar iets moeten voor
doen: wij belijden en bezegelen aldus een koop en we betalen de prijs
miljarden mensen doen dat en dat brengt ongetwijfeld ergens geld
in 't laatje. De waarheid echter is heel anders: geen kat wil eeuwig
blijven voortbestaan, elkeen wil als zijn tijd gekomen is gewoon met
rust gelaten worden.
(Wordt
vervolgd)
(J.B.,
27.08.2018)