Een
exclusieve disjunctie: godsdienstvrijheid of menselijke vrijheid
We
kennen de beelden van op televisie: de tweede wereldoorlog is voorbij
en in onze contreien begaan de verzetsstrijders gruweldaden jegens
gewezen collaborateurs; vrouwen worden uitgejouwd en kaalgeschoren,
mensen worden ondersteboven opgehangen, te pletter gegooid, verminkt,
geëxecuteerd. Ook in een rechtsstaat blijkt niet veel nodig voor een
toestand van volstrekte straffeloosheid: het volstaat kennelijk dat
een meerderheid haar woede wil koelen en kiest voor de wraak, en de
ordehandhavers kijken de andere kant op voor de duur van wat men dan
de 'genoegdoening' noemt. Oog om oog, tand om tand: het is een
principe dat ook in sinds oudsher gekerstende streken op alle begrip
kan rekenen. Tenslotte steunt het hele rechtssysteem erop want het is
de logica van schuld en boete, loon naar werk of voor wat
hoort wat de logica waarbij alle burgers zweren die zich
hebben neergelegd bij het systeem van kopen en betalen dat onze
levens regelt van voor de geboorte tot in het graf.
In
een democratie ligt de wetgevende macht bij (de koning en) het volk
dat zich laat vertegenwoordigen door het parlement, de uitvoerende
macht is in handen van (de koning en) de ministers (en
staatssecretarissen) en de rechterlijke macht ligt bij de
magistratuur ( de hoven en rechtbanken). Het verlichte principe
van Montesqieu zegt dat deze machten gescheiden moeten blijven:
regeerders mogen zichzelf niet berechten want dat ware dictatuur.
Maar alleen straffen garanderen de gehoorzaamheid aan de wetten: de
geschiedenis leert ons dat zonder straffen, wetten belachelijke
voorschriften worden en dat dan quasi alle burgers despotische
trekken krijgen.
Edoch,
de ordehandhaving faalt waar straffen niet langer afschrikken omdat
zij niet kunnen tippen aan de gruwel van outlaws die hun eigen wetten
opleggen. Criminele bendes danken hun succes aan het feit dat hun
leden hun leiders gehoorzamen in weerwil van de wet omdat zij die
leiders meer vrezen dan de arm der wet. Door hun meedogenloze
vergeldingen maken misdadigers burgers tot hun handlangers en trekken
zij zodoende de macht die de staat over de burgers uitoefent naar
zich toe; zij nemen in het leven van de burgers de plaats in die
toekomt aan de staat en het brave burgerschap dat geconstitueerd werd
door middels sancties bekrachtigde wetten, maakt plaats voor het
trouwe lidmaatschap aan de bende, samen met een onverschilligheid
tegenover de staat en haar wetten. Het gedrag van de burger wordt
niet langer gestuurd door de wet van de staat: het is de wet van de
bende die bepaalt wat de gewezen brave burger voortaan verlangt, wil,
denkt en doet.
We
kennen de recente histories van leden van criminele motorbendes die
op het matje geroepen worden maar die zwijgen als vermoord omdat zij
effectief vermoord worden door hun leider als zij het aandurven om te
spreken wat immers wordt bestempeld als verraad. En op geen
andere manier verwerven criminele bendes die zich Islamitische Staat
noemen, Al Nusra of Boko Haram, hun macht over mensen die ooit
burgers waren zoals u en ik: zij dwingen mensen middels
afschrikwekkende straffen tot blinde gehoorzaamheid en zo
instrumentaliseren zij hun slachtoffers, zo ontmenselijken zij hen.
Het
moet gezegd dat ook de staat het gedrag van haar burgers stuurt maar
dan wel met onder meer dit grote verschil dat althans in een
democratie de wetten principieel door de burgers zelf worden gemaakt
terwijl het denken en doen binnen de criminele bendes afgedwongen
wordt met chantage door gewetenloze potentaten die sluw uit het
vizier blijven.
Een
staat die niet ten dode wil opgeschreven zijn, moet derhalve tot elke
prijs vermijden dat zich groepen gaan vormen rond al dan niet
geschreven regels of wetten welke met reële sancties bekrachtigd
worden; zo niet laat zij toe dat de effectiviteit van de eigen wetten
ondermijnd wordt. Dat immers is het geval waar bijvoorbeeld de sharia
heerst of bendes die hun leden in het gareel houden middels geweld.
Het is al erg genoeg dat bepaalde sekten erin slagen om staten te
ondermijnen door met fantastische sancties het gedrag van hun
'gelovigen' te conditioneren. Tot die fantastische sancties behoren
bijvoorbeeld de dreiging van de hel voor hen die zich niet aan de
religieuze geboden houden: de straffen die deze sekten uitvoeren om
hun wil door te drukken, omzeilen als het ware het verbod op het
gebruik van fysiek geweld omdat het op de keper beschouwd niet gaat
om lichamelijke folteringen. Religieuze leiders kunnen zich in
extremis immers verdedigen met het argument dat hun leden tenslotte
vrij zijn om hun verhalen over de hemel en de hel al dan niet te
geloven en als zij ervoor kiezen om dat wél te doen, dan handelen
zij in feite op dezelfde manier als dezen die zich onderwerpen aan de
regels van het gokken of van eender welk ander spel.
Een
aanpassing van de wet dringt zich in deze tijden op omdat het effect
van niet-fysieke druk, marteling of straf niet langer kan
gelijkgesteld worden met een irreële, onbestaande of ingebeelde
straf: het is met zekerheid bekend dat psychische en sociale
drukmechanismen zelfs meer effect kunnen sorteren dan lichamelijk
martelingen, terwijl de wet op de godsdienstvrijheid deze
noodzakelijke aanpassingen in de weg staat. De feitelijkheid vandaag
is zo, dat despoten van allerlei allooi achter de zogenaamde wet van
de godsdienstvrijheid dekking zoeken om ongestoord leden te kunnen
werven en behouden; zij slagen er wonderwel in om die burgers af te
snoepen van de staat, welke gevoeliger zijn voor psycho-sociale
martelingen dan voor fysieke folteringen. Het sluiten van de ogen
voor deze actuele problematiek of het onvermogen om deze gang van
zaken te onderkennen, is fataal voor het voortbestaan van de staat
waarvan de wetten tenslotte de ultieme garantie vormen voor de
menselijke vrijheid.
(J.B.,
28 september 2016)
|