'Rusthuizen'
Elk
levend wezen heeft zijn biotoop: voor een plant kan dat een plek zijn
met vruchtbare grond, water en zonlicht; voor een mens z'n familie,
vrienden en kennissen, de leer- en werkomgeving en alles wat nodig is
om het leven tot bloei te laten komen. Men rukt mensen niet uit hun
leefomgeving weg om hun een dienst te bewijzen: als er geen noodzaak
speelt, dan kunnen enkel nog ontwrichting en sociale of zelfs fysieke
uitschakeling het doel zijn van de afzondering.
Zo
herinneren wij ons de concentratiekampen als plaatsen waar mensen
geconcentreerd of bijeengebracht werden en dus geïsoleerd van de
rest van de bevolking, met de pertinente bedoeling om hen te
ontwrichten of te doden. Het ging daar niet mis te verstaan om
vrijheidsberoving, mishandeling, foltering en moord. En wat
bijvoorbeeld vrijheidsberoving betekent, realiseert men zich amper in
een wereld waarin vrijheid vanzelfsprekend lijkt. Men bevroedt niet
meer de waarheid die ex-gevangenen zo vaak scanderen: de liefde is
schoon maar de vrijheid is schoner. En waar we allen weten hoe in
de tweede wereldoorlog door de nationaalsocialisten op industriële
wijze miljoenen mensen in concentratiekampen werden omgebracht, zien
we dikwijls niet eens hoe deze kampen vandaag in het zo vredig ogende
westen op verkapte manieren voortbestaan miskend en dus helaas
ook niet meer te bestrijden.
Maria
is vierentachtig, zij is helemaal opgekleed, met muts en handtas en
heeft plaatsgenomen in de living bij de deur van de hall. Daar zit
zij al bijna de godganse morgen onopvallend op de uitkijk, alleen
haar lichaamshouding verraadt haar intentie: van zodra bezoek zich
aanmeldt bij de bel achter de grote glazen deur, zal zij rechtveren
en een poging ondernemen om naar buiten te glippen.
Maria
zit gevangen ofschoon zij geen vlieg ooit kwaad deed. Criminelen noch
rechters beroofden haar van de kostbare vrijheid: haar bloedeigen
kroost oordeelde dat opsluiting het beste was.
Vier
kinderen heeft zij, zoals zij het dagelijks herhaalt voor al wie het
horen willen en zoals zij laat uitschijnen, hebben de kinderen tegen
hun moeder samengespannen: tijdens een bezoek van amper een uur aan
een gespecialiseerde arts, moest Maria enkele tests ondergaan en werd
het dappere besje 'dementerend' verklaard. Zo komt het dat zij
levenslang kreeg, er kwam geen rechter aan te pas en ook geen
advocaat. Alles is in kannen en kruiken.
Als
Maria moe gezeten is, staat zij weer op en roept: "Wie gaat mij
hier eens buiten laten? Wil iemand mij nu eens vertellen hoe ik hier
buiten kom?" Maar niemand reageert.
"Ik
heb vier kinderen!", zo gaat zij boos door, "en het
zijn nog steeds mijn kinderen!" Zij loopt op en af: "En
ik ben nog steeds hun moeder! Ze hebben niet het recht!
Neen, dat hebben ze niet! Beslist hebben ze dat niet!"
Maar
er is enkel gegrinnik bij de oppas, een stagiaire die nog gauw nagaat
of de deur goed in het slot zit. De oppas of beter: de cipier
weet wat Maria in het schild voert en zij weet ook dat alle anderen
hetzelfde willen, alleen hebben die anderen het allang opgegeven: zij
hebben begrepen dat zij nu eenmaal veroordeeld zijn. Laat varen
alle hoop, gij die hier binnentreedt! zo luidt het opschrift
boven de hellepoort, maar boven deze poort leest men enkel:
Zorgcentrum en uitgerekend dat maakt het zo griezelig.
'Zorgcentra'
hebben met alle andere concentratiekampen gemeen dat enkele
inzittenden zoals Maria niet te na gesproken niemand ertegen
protesteert, wellicht uit angst om als dissident te worden
gebrandmerkt en behandeld. Want ook dissidenten belanden in
concentratiekampen en zo is alle kritiek gedoemd om binnen de kortste
keren mét zijn leverancier van het toneel te verdwijnen. Bovendien
lijken die dingen waarover niet gesproken wordt, ook niet te bestaan,
zodat een spreekverbod volstaat om misdaden in stand te houden: de
verplichte stilte in de ontelbare gestichten, de omerta bij de maffia
en de geheimhouding onder logebroeders garanderen aan praktijken die
het daglicht schuwen een lang en onverstoord voortbestaan. Ook over
de hedendaagse concentratiekampen hangt de laffe stilte van de
listenbrouwers.
Centra
zoals deze noemen zichzelf zorgcentra: zij hebben voor de erven van
hulpbehoevende ouderlingen een uniek win-win-perspectief uitgedokterd
en hun uitbaters wijden zich aan een beroep dat vaker de naam
'roeping' opeist. Want het gaat wel degelijk om uitbaters, de
zorgverlening gebeurt allerminst gratis en wie centen derven, worden
gewis geweerd, ook al zijn hun zorgen nog zo nijpend. Zo lijkt het op
den duur wel alsof de zorg van deze centra vooreerst uitgaat naar de
bagage van de hulpzoekenden, of is het dan niet schoon als men
elkanders lasten draagt?
Het
is een lucratieve investering, zo zeggen de kwatongen het, want men
dient het te halen waar het zit en het zit daar
nu eenmaal geheel ongelukkiglijk in handen van mensjes die men dan
toch niet langer bekwaam kan bevinden om het met de nodige
zorgen te besturen. Ongelukkiglijk of eerder gelukkig, zei u? Een
beetje hulp, ook in het besturen van fortuintjes, mag toch welkom
heten, vooral voor onze dementerenden die het niet helpen kunnen dat
zij er zonder acht op te slaan godbetert aldus nog anderen mee
helpen. Lang leve dus onze dementerenden, of beter: hun zo zoet in de
wacht te slepen erf waarvan niemand zeggen zal dat het ergens terecht
komt waar het niet thuis hoort.
En
dat niemand daarvan ooit zal reppen, heeft wellicht te maken met de
sluwe list der medeplichtigheid. Want de volleerde dief weet het
beslist: hij moet de bestolene ook wat gunnen, wil hij zijn slag pas
echt goed kunnen slaan. Vandaar het vrijwel waterdicht systeem. Want
niet zómaar bestaat het zorgcentrum uit twee afdelingen: een voor
normale oudjes en eentje voor wie dementeren. En dat vroeg of laat
álle mensen dementeren, wordt hier voor een keertje over het hoofd
gezien: het komt erop aan dat het onderscheid bestaat. Voor het
besturen van andermans eigendommen is een wettige grond vereist maar
tevens wordt aan de betrokkenen de confrontatie bespaard met het feit
dat zij nu eenmaal voor dementerend worden gehouden. Uiteraard voor
hun eigen bestwil. En ook hier geldt de gulden regel: voor wat
hoort wat.
In
twee woorden is dit de procedure: vader sterft, moeder erft het huis
voor de helft en dankzij de vanzelfsprekende barmhartigheid van de
kinderen kan zij daar blijven wonen. Tenminste zolang die
barmhartigheid vanzelf spreekt, want eenmaal andere factoren in het
spel komen, nemen ook de explicaties een andere wending. Het gaat
allerminst om schulden, hebberigheid of nog andere ondeugden wel
neen, uiteraard heeft alles te maken met het feit dat het huis dan
toch wat groot wordt voor moeder, ja, zij loopt erin verloren en
bovendien dreigt een faillissement door extravagante kosten aan
huishoudhulp of zeg maar personeel. En ziedaar het gat in de markt.
En
op de markt bieden ze zich aan voor wie niet meer wachten kunnen: de
makelaars in fortuintjes, bestaande uit het medisch centrum dat de
dementie vast zal stellen en het zorgcentrum dat de onmiddellijke
verkoop van het huis vereist voor de onkosten waaraan moeder's helft
besteed zal worden. De kinderen kunnen het niet helpen dat de wet nu
eenmaal gebiedt dat zij nu heel wat sneller dan de natuur het had
beschikt worden opgezadeld met die andere helft. Edoch, hoe vaak
zegt men niet dat men de natuur soms een handje moet helpen?
Zoals
het voorbeeld van de heilige Martinus het toont, bestaat de
naastenliefde in het bedekken van de naaktheid van de ander en
volgens de islam zijn zij naakt die geen familie hebben om naar hen
om te zien. "Ze hebben daar wat ze nodig hebben!" zo
herhalen diegenen die alles in kannen en kruiken deden, en niemand
kan het tegendeel bewijzen omdat het leed alleen door de slachtoffers
wordt gevoeld. Als iemand naar een ander wuift, heeft elkeen het
gezien maar voor de registratie van miskenning en negatie moeten
zelfs de meest gesofisticeerde apparaten passen: het kwaad van de
verwaarlozing van oude mensen verkapt zich onder de sluier van zorg
en bijstand alvast zolang de bodem van de betrokken
spaarrekeningen niet in zicht is en zo is er nu 'zorg' welke
ontbloot en beschaamt in plaats van te bedekken en geborgenheid te
bieden.
Een
recent experiment in Nederland heeft aangetoond dat landlopers die
gratis een comfortabel studiootje aangeboden krijgen met een
bescheiden inkomen, dit wel eens willen uitproberen maar reeds na
enkele weken afhaken: zij blijken de vrijheid te verkiezen en het
harde doch natuurlijke bestaan boven het steriele aanbod waarmee een
hypocriete maatschappij haar eigen geweten sust. Kennelijk leeft een
mens dan toch niet van brood alleen en blijken de folteringen van de
vrieskou en de honger die het leven zozeer inkorten, niet te kunnen
concurreren met de kille harteloosheid. Wel integendeel zoeken wie
door harteloosheid in de kou staan, zelfs de vrieskou op om middels
deze vorm van automutilatie het wrede onrecht aan het licht te kunnen
brengen. Geen mens wil tegen elke prijs in leven blijven.
En
zo belandt men in het sukkelstraatje dat zich verkapt onder de
benaming 'zelfbeschikkingsrecht' maar dat niets anders meer te bieden
heeft dan euthanasie, wat een welluidende term is voor de zelfmoord
waartoe men aldus wordt gedreven intussen eveneens geheel
wettelijk geregeld en ook godbetert nog in doktershanden.
(Jan
Bauwens, 25 april 2015)
|