Het spook van de overproductie (delen 1 tot 4)
1.
Fabrieken sluiten, arbeiders worden werkloos en met de daling van de koopkracht daalt uiteraard de consumptie, waardoor onderconsumptie ontstaat, en dat is een ander woord voor de overproductie die fabrieken doet sluiten - ziedaar de vicieuze cirkel waarin onze huidige economie gevangen zit zoals een zwemmer in een draaikolk.
Bekijkt men die vicieuze cirkel ook aandachtig, dan merkt men dat men er pas uit geraakt als aan de consument krediet wordt toegekend, want krediet is een perfect vervangmiddel voor de ontbrekende koopkracht die fataal leidt tot onderconsumptie of overproductie, fabriekssluitingen en werkloosheid.
Hoezo, krediet aan mensen die niet werken!? - aldus hoort men alras de kritikaster mopperen. Het gemopper in het spoor van de voorgestelde politiek kan in de kiem worden gesmoord, maar dan wel alleen op voorwaarde dat de arbeidsethiek volledig wordt herzien. De huidige ethiek werkt immers volgens het principe van schuld en boete, dat het wraakprincipe is, wat een negatief en derhalve autodestructief beginsel is. Een vervangende ethiek zou positief zijn: arbeid wordt niet langer als een straf beschouwd doch als een eer, en krediet ziet men niet langer als een voordeel doch als een (al dan niet noodzakelijk) kwaad.
De mogelijke opmerking dat een ethiek van eer en oneer niet tot werkzaamheid kon aanzetten, wordt door de feiten onmiddellijk ontkracht: mensen sloven zich uit om ten langen leste in de adelstand te worden verheven of tenminste om zich met statussymbolen te omringen. En statussymbolen zijn in wezen volstrekt nutteloze maar wel peperdure attributen waarmee men - tenminste als men die eerlijk heeft verdiend - aan anderen kan tonen dat men heel hard heeft gewerkt. Dit bewijst dat wij in feite spontaan eer brengen aan wie voor ons werken. En omdat wij eerzuchtig zijn, streven wij het ook na om anderen te dienen.
Nu al kunnen rijkelui er niet omheen: zij moeten sponsor zijn van goede werken teneinde te kunnen aantonen dat zij hun rijkdom niet met nemen doch met geven hebben vergaard. Een huzarenstukje weliswaar, maar kennelijk vooralsnog niet onmogelijk. Goede werken kunnen artistieke hoogstandjes zijn zoals opera, musea en nog andere cultuurerfgoederen, maar al die rijkdommen kunnen pas van toorn worden gevrijwaard als men vooreerst de armen niet vergeet. Men herinnere zich de Franse revolutie met zijn uit een gelijkaardige toorn geboren guillotine: de uitzuigers konden zo te zien niet rap genoeg worden onthoofd.
Een staatshuishouden dat niet vooral de noden lenigen wil, doch maximale winst beoogt desnoods ten koste van noodlijdenden, is niet alleen onredelijk of dwaas, want als slechts dát het euvel van het kapitalisme was, dan was het ook met slechts wat uitleg te verhelpen. Een economie die winst omwille van die winst najaagt is, meer dan slechts een misser, in de eerste plaats een heel serieuze ziekte. De jacht op geldelijk gewin is hebzucht, het is een zonde, zo men wil, of een verslaving, en wie daaraan meedoen, die storten zich in uitzichtloze slavernij.
Maar de natuur past overal een mouw aan. Eigen aan het mechanisme van verslaving immers, is dat zij uiteindelijk zichzelf opheft, weze het nadat zij van haar oorzaak, haar slachtoffer heeft gemaakt: de verslaving doodt de verslaafde en houdt op deze wijze op. Zo doet een economie die slechts het geldelijk gewin nastreeft exact het tegenovergestelde van een die op de leniging der noden is gericht, want de laatstgenoemde houdt de mens in leven.
Overproductie is slechts een symptoom van heel die carrousel, het euvel ligt in onze ziel vanbinnen en willen wij genezen van een kwaal die onze doodsstrijd zelf is in de heksenketel van de wereld, dan rest ons als houvast de aloude moraal van het gezond verstand dat elke overdrijving bant. "Niets te veel", zo luidt reeds 't opschrift in de tempel van Apollo in het oude Delphi. (*)
(*) Zie: http://www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=2010440
2.
Overproductie of onderconsumptie is een economische toestand gekenmerkt door een wanverhouding tussen productie en consumptie. Nu zijn er uiteraard twee soorten van wanverhouding tussen productie en consumptie: bij overproductie is de productie te groot in verhouding tot de consumptie, maar bij die andere wanverhouding is de productie te klein voor de consumptie.
Bekijken we eerst het laatst genoemde geval: de wanverhouding waarbij de productie te klein is voor de consumptie of dus de toestand waarbij het aanbod de vraag niet kan volgen. En in dat geval zijn er nog twee mogelijkheden: ofwel is de productie te klein, ofwel is de consumptie te groot, en dit telkenmale in functie van een 'ideale' verhouding, wat men daaronder ook moge verstaan.
Is de productie te klein in functie van de bevrediging van de primaire behoeften, dan is er honger. Wordt (vanuit eenzelfde behoeftenperspectief) de consumptie te hoog geacht in verhouding tot de productie, dan zegt men in wezen dat er sprake is van verspilling. De vraag wat genoeg is en wat teveel, blijft echter open, tenzij het gaat om manifeste mistoestanden.
In het eerstgenoemde geval - de wanverhouding tussen productie en consumptie waarbij de productie te groot is voor de consumptie of dus het geval van de overproductie - zijn er, analoog, opnieuw twee mogelijkheden. Ofwel wordt de productie te hoog geacht, ofwel wordt de consumptie ondermaats geacht. Het oordeel over de feitelijke toestand is opnieuw afhankelijk van de doelstellingen tenzij hetzij de overproductie hetzij de onderconsumptie manifest zijn. Edoch, de aandachtige lezer zal opmerken dat zich hier een wel heel bijzondere situatie voordoet, want wie kan ooit in alle ernst verkondigen dat er een teveel aan goederen is zonder meer, of een tekort aan verbruikers van die goederen?
Bij een tekort liggen de kaarten anders, want een tekort aan producten betekent armoede, en dat is honger en kou, kortom lijden en dood. En ook verspilling is een toestand die ons tegen de borst stuit, die onhoudbaar is en die daarom op termijn vanzelf verdwijnen zal. Maar hoe kon een overvloed ooit problematisch zijn? Hoe anders dan doordat zich dan het wel bijzonder luxueuze probleem voordoet dat wij het niet meer allemaal tijdig naar binnen kunnen werken?
In dat laatste geval schrijven artsen godbetert antimaagzuurpillen voor - niet voor niks de vandaag allersuccesrijkste farmacologische producten op de markt. En verder wordt het teveel op duizend-en-een mogelijke manieren 'opgestapeld' zodanig dat het in de weg komt te liggen en ons parten gaat spelen, precies zoals dat het geval is met het lichaamsvet van het groeiend aantal corpulenten onder ons: eerst rechtgetrokken wegen worden van snelheidsdrempels en bloembakken voorzien; perfect geïsoleerde huizen krijgen er een peperdure verluchtingsinstallatie bij; om te verhelpen aan de bewegingsarmoede veroorzaakt door de auto's waarmee we ons voor het gemak verplaatsen naar het werk, draaien wij 's avonds in het fitnesscenter rondjes op de hometrainer; en als klap op de vuurpijl ontslaan wij onszelf in onze fabrieken teneinde aldus nóg goedkoper te kunnen produceren en de concurrent voor te blijven... de concurrent die wij ten langen leste zélf blijken te zijn, want zonder inkomen is die auto onbetaalbaar en wordt hij een 'overproduct'.
De hometrainer is een overproduct, maar hij wordt verkocht, dankzij de automanie; de snelheidsdrempels zijn overproducten, maar zij worden verkocht, dankzij de perfecte autowegenmanie; de antimaagzuurpillen zijn een overproduct, maar zij worden verkocht dankzij onze overvoedingsmanie, de verluchtingsinstallatie is een overproduct, maar zij wordt verkocht dankzij de isoleringsmanie: op die manier nestelen zich allerlei overbodigheden en omwegen die nergens toe leiden in ons dagelijks leven en zij lopen ons voor de voeten en nemen de plaats in bestemd voor zaken die er wél toe doen. En zo, uiteindelijk, moet het een wonder heten dat onze maatschappij niet veel zieker is dan ze nu al is: vandaag eten wij niet langer ons brood in het zweet van ons aanschijn; vandaag eten wij niet langer om te leven; heden eten wij alleen nog om te kotsen. En misschien is dát wel het 'probleem': verspilling.
3.
De ziekte van de hebzucht onderwerpt de mens aan zijn eigen bezittingen en waar mensen bezeten worden van hun bezit, verzamelen zij veel meer dan nodig en resten hun tenminste twee mogelijkheden: ofwel schenken zij hun overschotten weg, ofwel verspillen ze die.
Waar overproductie heerst, vormen zich overschotten en die overschotten stapelen zich op. Zo hebben cultuurfilosofen uitgemaakt dat een geldberg en daarmee ook het kapitalisme ontstaan is door de combinatie van de arbeidsethiek en de lustangst in een protestantse samenleving: de combinatie van hard werken en afzien van de vruchten van zijn arbeid resulteert in een spaarpot en dat is dan... het kapitaal.
Men kan zijn bezit verkopen en de opbrengst aan de armen schenken en zulks is niet eens zo'n slecht idee aangezien het volgens de Zoon Gods zelf de weg is naar de hemel, zoals in de parabel van de rijke jongeling verhaald. Men kan ook zijn teveel verspillen en dat verkiezen zij die het principe van het recht hanteren, wat ook het beginsel van de wraak heet, hetwelke zegt dat elk zijn deel krijgt zoals hij verdiend heeft en niemand ook maar iets teveel of iets te weinig. Is de spilzucht tenslotte niet het middel bij uitstek waarmee de rijke zijn rijkdom etaleert waarvan hij wenst dat die zijn schuldenloosheid in de ogen van de anderen bewijst? Wie immers schulden heeft, heeft allerminst teveel en zal zich hoeden voor verspilling, zodat spilzuchtigen een aureool van schuldenloosheid en daardoor zowaar een zweem van heiligheid verkrijgen.
Edoch, er is ook nog een derde uitweg voor de zogenaamde overvloed, een uitweg die gelijk een hond wegloopt met het been waarvoor twee andere honden vechten. Want nog vooraleer men denken kan aan schenkingen of aan vuurwerk, feest of nog veel andere verspilsels, wordt het bezit dat men het zijne waant beslist begeerd door steeds weer andere lui wier hebzucht groter is dan men vermoeden kon. Reeds vooraleer de vrek zijn eigendom verwerft, is hij tot onderpand van niemand minder dan de duivel, daar steeds het kwaad zelf aan de grondslag ligt van de toch niets ontziende waan dat wat men heeft zou kunnen redden wat men mist te zijn.
Op die manier is elk 'teveel' dat in de wereld aan het licht komt, in feite een tekort waaraan niet meer te verhelpen valt, helaas, omdat geen mens in staat is weg te nemen wat hij mist. In wezen zijn het surplus en de luxe waarmee de 'gelukkigen' dezer wereld pronken, enkel schuldbewijzen en zo veroordelen de bozen ook zichzelf, niet tot de bedelstaf maar tot een lot veel harder om te dragen. Het teveel dat anderen ontberen, verstikt onwederroepelijk die het begeren.
4.
Misschien wel het allergrootste gevaar en ook de paradox bij uitstek van de overproductie is dat zij uiteindelijk gedoemd zal blijken om in haar tegendeel te verkeren, en dit zal niet gebeuren als een ongeluk doch als een in koelen bloede geplande, waanzinnige strategie met verschrikkelijke doch onomkeerbare gevolgen. Voorafspiegelingen van het doemscenario kan men nu reeds optekenen bij de observatie van de reeds algemeen gangbare dumppraktijken van bij uitstek levensmiddelen waardoor men geheel kunstmatig schaarste creëert teneinde aldus de marktwaarde van het voedsel de hoogte in te jagen en de winst te maximaliseren. Deze techniek bloeit in een economie die niet de bevrediging der behoeften op het oog heeft, niet het leven en de levensmiddelen, doch het domme ruilmiddel dat het geld is. Het is nauwelijks te geloven, maar in die intussen alom gangbare strategie worden de goederen die wij nodig hebben om te leven gewoon tegen het ruilmiddel zelf ingeruild: het voedsel zonder hetwelke wij moeten sterven, wordt opgeofferd aan het geld waarmee het kon worden gekocht... indien het er nog was! Welnu, bij de overproductie die wij heden kennen en die het teveel kenmerkt dat hand in hand met de verspilling gaat, dreigt men ten langen leste te zullen grijpen naar de dumppraktijk die men reeds jarenlang hanteert om het geheel fictieve goed dat het geld tenslotte is te redden ten koste van de producten die wij nodig hebben om te leven. En nu komt de horror van de hele story.
Ingrepen worden steeds meer geautomatiseerd, productiemiddelen worden ons uit de handen genomen en steeds verder gecentraliseerd naar een geheel onpersoonlijke doch onverbiddelijke macht en nu zelfs de ultieme productiemiddelen voor onze levensmiddelen - het zaad van plant en dier - geïndustrialiseerd zijn, bewerkt worden en vervolgens ook geprivatiseerd, kan worden gevreesd dat in het gen van wat ons tenslotte voeden moet, de schaarste zelf wordt geïmplanteerd.
Het klinkt onwezenlijk, weliswaar, maar zo klonk amper enkele decennia geleden eveneens de primitieve dumppraktijk toen aardappelen werden begraven en melk op de akkers werd gesproeid als mest omdat er zogezegd een overproductie aan die middelen was. Zogezegd, want tegelijk bleven onverminderd dagelijks twintigduizend kinderen van de honger sterven. Niets aan de hand, zo houden de trawanten van het gouden kalf dan telkenmale vol: alles naar wens want onze winsten zitten opnieuw in de lift! De kleur van geld is rood, zo zingen her en der artiesten en de handelaren in mensenbloed zingen godbetert de wijsjes mee.
U leest het niet verkeerd: om overproductie te voorkomen zal de schaarste zelf worden geïmplanteerd in het zaad van plant en dier, zoals men heden in die genen zogezegd een resistentie inplant tegen ziekten om de oogst te maximaliseren. Zogezegd, want de bedoeling van de ingreep is vooreerst de patentering van het zaad, en dat wil zeggen: de toeëigening van wat alleen van de natuur zelf was, de privatisering van het gewas, welke ons horens zet, gigantischer nog dan het gewei waarmee wij 'pronken' ingevolge de privatisering van de grond. Maar die met zichzelf vloekende gang van zaken waarbij eerst de productie opgedreven wordt en daarna wordt geremd, met nota bene telkens 't zelfde doel van winstopdrijving, zou in feite helemaal geen verwondering meer mogen wekken, daar wij inmiddels dan toch ook niet langer protesteren tegen de wraakroepende verspillingen waarover wij het hoger hadden: alle kieren der gebouwen superdicht geïsoleerd en dan verluchtingsinstallaties; met makkelijke auto's naar het werk en 's avonds zweten in de fitness; vreten om te kotsen, verspilling of destructie als ultiem symbool van de allerhoogste status...
Het is waar dat de dood elke mogelijke vijand overwonnen heeft, zelfs de allersterkste zal zich niet riskeren om met het onleven in duel te gaan, en zo moet het leven zich neerleggen bij een tweede plaats op het ereschavot. Maar of het niet langer hebben van vijanden uiteindelijk een teken is van sterkte, valt heel sterk te betwijfelen. Wie meezingt met het heden alles en allen vergiftigend refrein dat men zich maar dient te voegen naar wie men niet verslaan kan - "if you can't beat them, join them" - die capituleert bij voorbaat voor de dood en hij verdient dan ook het leven niet dat immers ondanks alles tegen die dood blijft vechten en dat bij de gratie van die schijnbaar onbegonnen en tot mislukking gedoemde activiteit, bestáát en bovendien al 't levenloze aan zich onderwerpt.
Tot dat levenloze behoren nu ook de onpersoonlijke machten die wij kunnen samenvatten in het gouden kalf, het kapitaal, het levenloos gedrocht dat zijn bestaan put uit het bloed van mens en ander leven, precies zoals vampieren doen die dood zijn en nooit opnieuw tot leven kunnen komen doch gedoemd zijn tot de on-dood ten koste van wie leven. De hoorn des overvloeds als het ultieme kwaad: wie had dat ooit durven denken? Maar ondoorgrondelijk zijn de wegen van het Wezen dat ons ver te boven gaat en van niets dan arrogantie getuigen al onze gissingen in een volstrekte duisternis die zich nauwelijks onderscheidt van de holte van het graf.
(J.B., 30 oktober - 1 november 2012)