Op zaterdag 17 november 2007 heeft het antidopingcongres in Madrid de nieuwe wereldantidopingcode unaniem goedgekeurd. Wie doping gebruikt, zal nu zwaarder worden gestraft.
De jongste tijd gingen hier en daar enkele stemmen op voor de liberalisering van doping in de sport. De argumenten pro doping zijn echter bijzonder wankel. Maar vaak zijn de argumenten tegen doping niet veel meer doordacht.
De eigenlijke reden waarom doping niet getolereerd kan worden, betreft immers niet alleen de topsport zelf, maar strekt zich uit over heel het menselijke handelen en zijn: het heeft allemaal te maken met niets minder dan met het lot van de mensheid zelf.
Doping brengt ernstige schade toe aan de gezondheid van de direct betrokken sportlui. Maar de sport is steeds een exponent van het maatschappelijke leven, en dan vooral van zijn competitieve krachten. Zowel de sport als het maatschappelijke leven stellen hoge eisen aan de deelnemers en de concurrentie is vaak bikkelhard: zwakkeren hebben meestal geen schijn van kans om zich op te werken naar de hogere regionen. Edoch, van zodra competitiviteit niet slechts te maken heeft met vakbekwaamheid, werklust en volharding maar tevens, of zelfs veeleer, met een misplaatste 'durf' om enkele elementaire regels niet langer in acht te nemen, wordt de kwaliteit van ons handelen en van ons leven zelf op de helling gezet.
Het mag niet zo zijn dat oneerlijkheid wordt beloond met maatschappelijk aanzien, want dan krijgen in de samenleving de criminelen het voor het zeggen. Laksheid inzake dopingcontrole betekent uiteindelijk dat niemand nog competitief kan zijn tenzij hij bereid is om met zijn gezondheid te gaan spelen.
In dat geval brengt de aanvankelijk gezonde concurrentie, die de kwaliteit van onze producten en van ons leven moet helpen waarborgen, precies het tegendeel voort van wat ze beoogt, en zal elke 'verbetering' van de producten ten koste gaan van de ondermijning van de producenten zelf.
Naast de aloude perversie van de middel-doel-omkering waar de middelen (het geld) de plaats zijn gaan innemen van het doel (de waren), zet zich dan een analoge perversie verder door: de perversie van producent en product, welke maakt dat het product, objectief gezien, belangrijker gaat worden dan zijn producent. Omdat producent en consument tenslotte één en dezelfde zijn, zou dit niets minder betekenen dan een ernstige verabsolutering van de menselijke slavernij.
Omwille van het vrijwaren van de menselijke vrijheid zelf, binnen het maatschappelijke handelen, dient ook hier het respect voor enkele elementaire ethische spelregels te worden afgedwongen.
J.B.