Ik breng u verse bloemen zielsgeliefde vrouw,
zij bloeien allen kleurig, geurend in mijn hart;
die rode roos der min, gedachten mijner smart,
het lentegroen der hoop, het bronzig loof van rouw.
Een levende offerande op het altaar uwer trouw
waarmee gij het grillig spel van het lot koen hebt getart;
hoezeer met giftige mond de nijd ook heeft gesard,
uw liefde blijft de rots waarop ik scheppend bouw.
Wees wat gij waart, gij kunt niet guller geven
uw lach, uw troostrijk woord, uw zorgen klein en groot,
in het blonde bewegen van uw stil-huiselijk leven.
Wen voor mijn bleek bestaan de dageraad dauwt van dood;
en vindt de zoeker rust, rijk loon voor het rusteloos streven,
drukt gij de afscheidszoen mij zegenend op het hoofd.
24-11-2016, 00:00
Geschreven door André
|