Tweeduizend jaar geleden was mijn stad één lijden. Een wreedaardig en laf volk uit het onbekende Romeinse heuvelland had ons
veroverd en vernietigd. Wij leefden onder een verschrikkelijke terreur. Wij waren slaven. Om elk verzet tegen te gaan werden
verdachte personen, of zelfs volledig onschuldige mensen gekruisigd. Het was een dagelijks tafereel. Iedereen moest openlijk de
veroordeelden haten en bespotten. Andres werden zijzelf gekruisigd. En of dat niet erg genoeg was, werden dagelijks vrouwen
aangerand en baby's vermoord. Niemand durfde iets zeggen uit angst voor kruisiging.
Wij dachten dat het einde van de wereld nabij was. Want erger kon niet meer. Regelmatig kwamen mensen naar voren die zich profeet
of God noemden. Zij voorspelden het einde, en maande ons aan om boete te doen. De Romeins verdrukkers lieten dat toe. Die
godheden en profeten waren ongevaarlijk, en maakte de angst nog groter.
Een van die profeten was een zekere Johannes. Hij doopte de mensen aan het water van de rivier die door onze stad loopt. Lang, mager,
en gekleed in een harig gewaad wou hij de mensen tot God brengen. Alleen dat kon ons nog redden. Eenmaal weigerde hij om iemand
te dopen. Een zekere Jezus. "Ik ben het niet waard om zelfs zijn slaaf te zijn". Maar een goddelijk teken, niet zichtbaar voor ons, gaf hem
de opdracht om Jezus te dopen. Johannes werd met rust gelaten. Tot hij de plaatselijke heer bekritiseerde om zijn gedrag. Die had zijn
vrouw verstoten om diens zuster te huwen. Johannes werd gearresteerd en onthoofd.
Stilletjes hoopten wij dat er iemand zou opstaan om ons te bevrijden van de verdrukker. En wij dachten aan die ene Jezus. Hij was hier
geboren en was een rechtstreekse afstammeling van de stichter van onze stad. Hij had zijn jeugd doorgebracht in een nabije stad, waar
zijn vader gewerkt had aan de bouw van de kathedraal.Zijn vader was vroeg gestorven. En de familie was teruggekeerd naar het ouderlijk
huis. Zijn moeder had graag gehad dat Jezus timmerman werd, zoals zijn vader. Maar met angst en droefheid moest zij aanzien dat Jezus
een andere weg opging.
Hij predikte over een betere wereld, over goedheid, over naastenliefde en vergeving. Hij genas mensen en liet doden opstaan. Hij vertelde
verhalen met een diepere betekenis. De godsdienst moest er voor de mensen zijn. Gedaan met al die regels die de mensen zo zwaar
belasten. Dat vraagt God niet. Jezus kwam met een blijde boodschap. God zal ons bevrijden, en Zijn heerschappij zal op aarde
zegevieren.
De moeder van Jezus was heel bezorgd. Hoe zou dat aflopen? De Romeinen zagen hem als een profeet en dus ongevaarlijk. Maar de
bevolking zag in hem hun bevrijder. En dat werd heel duidelijk. Toen hij na een tocht terug onze stad binnenkwam, werd hem hulde
gebracht, en door de stad gevoerd als een held.
Jezus ging bidden in de kathedraal. Maar de kathedraal, een plek van rust en gebed, was ingenomen door handelaren, die er hun
waren verkochten. Jezus was zo aangedaan dat hij de kooplieden wegjoeg.
Nadien ging Jezus met enkele volgelingen eten. Hij wist dat het zijn laatste avondmaal was. Hij stelde Petrus aan als zijn opvolger,
en vertelde dat iemand hem zou verraden. Ongeloof alom. Na het laatste avondmaal ging Jezus bidden op een zanderige heuvel aan de
rand van de stad om te wachten wat komen zou.
En toen reageerde de overheid. Een van Jezus volgelingen werd gedwongen te zeggen waar Jezus was. En uit angst voor een opstand
werd Jezus gearresteerd. Jezus moest voor de Romeinse overheid verschijnen.
De geestelijken zeiden dat hij God belasterd had. Godslastering werd door de verdrukker niet bestraft. Dat wisten de geestelijken. zo
hoopten zij nog Jezus vrij te krijgen. Jezus gaf eerst geen antwoord. Nadien sprak de landvoogd onder vier ogen met Jezus. En Jezus
zei aan de landvoogd:"Ik kom het rijk van mijn vader stichten". Dat was voor de landvoogd genoeg. Jezus was een vrijheidsstrijder.
En dus moest hij sterven aan het kruis.
Om elk verzet de kop in te drukken, moesten de mensen schreeuwen dat zij de dood van Jezus wilden. Anders werden zij ook
gekruisigd. En de landvoogd ging nog verder. Jezus vrij of een vrouwenmoordenaar vrij. En iedereen moest schreeuwen om de
vrouwenmoordenaar vrij te laten. Uit angst om zelf niet gekruisigd te worden.
Jezus was nu door iedereen verlaten. Zijn volgelingen waren gevlucht. Ene Judas, die uit angst voor de kruisdood Jezus verraden had,
pleegde zelfmoord. En Petrus, Jezus opvolger, ontkende driemaal Jezus te kennen. Toen kraaide de haan.
Jezus werd gegeseld en met een zwaar kruis door de stad gejaagd. De bevolking werd verplicht hem uit te jouwen. Op de Grote Markt
aangekomen, werd Jezus gekruisigd, samen met twee andere veroordeelden. Geen van hen was goed of slecht, alleen slachtoffer
van brute overheersing. Op het kruis stond de rede van de kruisdood vermeld:"Koning van onze stad". En dat konden de Romeinen
niet toestaan. Een kluizenaar die op een eiland woonde buiten de stadsmuren, heeft enkele druppels bloed opgevangen van de
stervende Jezus aan het kruis. Hij heeft alles goed bewaard.
Vandaag nog, met Hemelvaart, wordt het Heilig Bloed in processie rondgedragen in mijn stad. De mooiste dag van het jaar.
Wij hadden Jezus verkeerd begrepen. Wij hadden gedacht dat Jezus ons zou bevrijden van de Romeinse heerschappij. En dat dachten
de Romeinen ook. Maar Jezus wou ons slechts verzoenen met God.
Na Jezus kruisdood waren wij bang. Wij sloten ons op. Wij hoorden verhalen dat Jezus uit zijn graf was opgestaan. Dat konden wij
niet geloven. Er waren getuigen. De vrouwen hadden het lege graf gezien, en Jezus had enkele volgelingen ontmoet bij de stadspoort.
En toen verscheen hij in ons midden. Het was dus toch waar dat Jezus verrezen was. Misschien was er toch nog hoop voor
de toekomst.
Een heel droevig verhaal eindigend met hoop. Maar het ergste gebeurt vandaag nog. Wij hebben zijn boodschap nog altijd niet
begrepen. Wij zijn nog altijd niet bevrijd. Jezus, kom terug naar onze stad, en wij zullen u ontvangen als onze bevrijder, en uw
boodschap begrijpen.
André Zomerwandeling
05-04-2015, 00:00
Geschreven door André
|