De schoot van het blank gewaad vol rode rozen,
ligt zij in de purperen weerschijn van de gordijnen,
een zilveren korf vol donzige frambozen,
staat bij een vaas, waar leliën verkwijnen.
In het pluche purper van de kalme kamer,
gelijkt ze een lelie: rijzig, blank en edel,
doch één gedachte klopt met staag gehamer,
in het moede hoofdje, en weeklaagt als een vedel.
Ver van het boudoir, in het koelgroen weeldenestje,
waar aan haar voeten lag de blonde dichter,
en spelde als knaap zijn eerste liefdelesje,
daar was haar jeugd, de lucht des levens lichter.
O godenzoon, die licht dronk uit haar ogen,
klinkt thans uw lied in overzeese landen?
Nooit keert de knaap hoopvol heengetogen,
een natte traan valt op haar stille handen.
05-12-2014, 00:00
Geschreven door André
|