Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
12-10-2013
In volle zee. G. Honigh
Gelicht was het anker, los de touwen, en zeewaarts stoof opnieuw de boot, daar was geen enkele straal te aanschouwen, toen het licht der baak mijn oog ontschoot.
Ik stond zwijgend op het dek te staren, het was nacht omhoog, het was nacht beneen, alleen vloog op de zwarte baren, het schuim als lichte wolken heen.
En het was mij in sombere mijmeringen, alsof de veerman van de dood, welke schaduwen als om ons hingen, mij met zich meevoerde in zijn boot.
Een stem wekte eensklaps mij uit mijn dromen, het geroep der wacht: een schip in lij, ik zag een lichtstreep naderkomen, een vlugge bark schoot ons opzij.
Nu praaiden, daar de golven deinden, het tweetal bodems ras elkaar, de roeper klonk, de lichten seinden, het was vraag en antwoord: wie? vanwaar?
Voordat men meer nog kon berichten, stak gierend weer een stormvlaag op, verwaaid was het woord, verdoofd de lichten, elk vaartuig koos weer het ruime sop.
Het gaat dus ook zo, wie wij ontmoeten, wij bouwers van de levenszee, wij wisselen vluchtig onze groeten, een woord, een blik, het gaat voort alree.
Een noodstorm gaat zich fluks verheffen, elk denkt om eigen koers en vracht, onwetend of wij elkaar weer treffen, reist ieder voort in de donkere nacht.
O heil, wanneer wij eenmaal ervaren, bij de aankomst op het verre strand, dat wie ons zijn vooruitgevaren, behouden reeds zijn aangeland.
1881
12-10-2013, 07:51
Geschreven door André
11-10-2013
Een wolk. G. Honigh
Een plekje blauw breekt door aan het zwerk, (1) en het schemert op de heuveltoppen, het tikkelen zwijgt der regendroppen, een lichtstraal glijdt langs het vochtig perk.
Alleen de geluwde koelte fluistert, als goud gloeit weer de vlinderwiek, de zonnestraal wekt woudmuziek, en dan, een wolk, die het al verduistert.
Uit lichtblauwe ogen straalt een groet, die noopt tot toeven onder het lover, en als met onweerstaanbare tover, stroomt zachte ontroering door het gemoed.
Eén woord, waar schuchter het hart in fluistert, Eén handdruk, die men nooit vergeet, de liefde ontwaakt, voordat zij het weet, en dan, een wolk, die het al verduistert.
1882 (1):zwerk=hemel
11-10-2013, 08:48
Geschreven door André
10-10-2013
Uitverkoren. Herman Lysen
Onbedorven bleekbestorven jonge lippen die al tippen snel en zeker aan de beker van de dood; stomme monden die verkonden ver geheim dat géén ontsloot.
Onbedrogen reine ogen die geloken half gebroken even schouwen de landouwen van een rijk waar te wonen en te tronen schijnt een lot aan God gelijk.
Tere zielen die al vielen eer de slagen van de dagen konden treffen blank en effen nu de tijd met geen vlekken en geen trekken zich een wegspoor heeft bereid.
Gave harten die der smarten durend knagen nog niet dragen door geen zonden zich verwondden tot het bloed voor het schrijnen aller pijnen door een vreemde wil behoed.
Zachte verlichte aangezichten wier verschijnen is verdwijnen en wier leven wedergeven aan de dood; nauw geboren uitverkoren tot een tweede moederschoot.
1919
10-10-2013, 09:15
Geschreven door André
09-10-2013
Sneeuw. Herman Lysen
Het valt in vlosse vlokken, en vlindert voor de ruit, het danst en draait en dartelt, en lacht ons luidloos uit, het stoeit en stuift en stribbelt, verblindend en verblind, zo licht als vogelveertjes, in het woelen van de wind.
Het fladdert en het flappert, het huppelt en het hinkt, het draaft en dolt en duikelt, het buitelt en het blinkt, als zilverwitte watjes, in vrolijk vrije vlucht, gewaaierd en gewapperd, uit de fluwelen lucht.
Het lijkt een lustig feestje, dat heel de ochtend duurt, of alle kinderen juichend, de straat zijn opgestuurd, en wat is moe gedwarreld, dat schommelt loom omlaag, en legt om alle dingen, een dichte donzen kraag.
De uitgeschudde bomen, eerst zwartig naakt en kaal, verdwijnen achter waaiers, van zuivere zilverpaal, en dekt de hoge daken, en iedere vensterbank, het vloert de lichte straten, met kleden dik en blank.
Daar schuiven mensen, wagens, maar niemand die hen hoort, in weke witte watten, wordt elk geluid gesmoord, en het valt in vlosse vlokken, en het vlindert voor de ruit, en het vlakt de vale wereld, met witte vegen uit.
vlos=donzig
09-10-2013, 07:37
Geschreven door André
08-10-2013
Stem. Herman Lysen
Waarom vindt de stem die fluistert, zelden iemand die haar hoort, en haar weggestorven woord, nooit een hart dat luistert?
Spiegelt in het vluchtig lichten, niemands oog een ander klaar, schemeren zo ver van elkaar, aller aangezichten?
Die wij het dichtste bij ons zagen, in de vroeg verdroomde waan, zien wij zwijgend van ons gaan, bij de klim der dagen.
Vreemden elk voor ieder ander, schuw verbergend in het zwart, onze schaduw het wondbaar hart, gaan wij langs elkander.
Werden dan zovele talen, als er zielen zijn gesticht, zijn wij dan niet van één licht, de gelijke stralen?
Zijn wij maar uiteengestoven, vonken van eenzelfde vuur, die voor het naderend nachtelijk uur, ongezien verdoven?
1921
08-10-2013, 07:31
Geschreven door André
07-10-2013
Herinnering. Herman Lysen
Hoe is die lieve stem, vergeefs voorbij gegaan, dat fluisterend geluid, gehoord en niet verstaan? De dag die scheiden zou, stond mijmerend even stil, het licht dat sterven moest, verzamelde zijn wil, een haast verbleekte blos, lag aan de kim gevlijd, in het oosten hield de nacht, zijn grauwe kleed bereid.
De landen lagen vlak, en open naar de lucht, en vingen van het licht, nog glimpen in zijn vlucht. De bomen schoolden saam, een zwarte top bewoog, heel even als een hand, en stond weer star omhoog. Een vogel vloog en zweeg, en luisterde ergens ver, in het duister van een bos, dicht onder de avondster.
Het was alles roerloos, wat nauw bewogen had, het hield de adem in, en wachtte en wist niet wat. Toen was het of een zucht, zo zacht dat niets bewoog, geen boomtop huiverde, geen bange grashalm boog, een adem traag en diep, langs alle dingen voer, gezegen uit de lucht, tot op de donkere vloer, een zucht die even loom, over de landen hing, verfluisterde in de lucht, verruiste en verging.
Toen stierf het lage licht, de laatste glans verglom, de nacht lei het grauwe kleed, op het stille land rondom. De hemel stond verstaald, een grimmig dak, heel ver vonkt als een veilig sein, de eenzame avondster. Het bleef alles ongetroost, wat dor en donker lag, in het toegedekte graf, van de verdoken dag.
Hoe is die lieve stem, vergeefs voorbij gegaan, dat fluisterend geluid, gehoord en niet verstaan?
1919 Herman Lysen 1882-1948
07-10-2013, 07:54
Geschreven door André
De zoo van Antwerpen in oude prenten.
Prenten uit grootmoeders tijd. Zo schoon.
07-10-2013, 07:53
Geschreven door André
06-10-2013
Aanvang. Marie Metz-Koning
In de kosmische nacht, was de rust van de godheid een vuur dat wacht, vuur van liefde omgeven, kern van kracht, kiem van leven. In de kosmische nacht was de godheid een gedacht, in zichzelf gebleven, maar het ving aan te stralen, adem te halen, lichtkernen gingen gloren, werelden werden geboren.
Uit de grenzeloze eeuwigheid, trad de tijd, reeg uren aan uren, in eindeloos duren, wet stelde perken, kracht wrochtte werken, wil dreef het raderenheer, van de werelden om en weer.
Haat en weerstand ontstonden, strijd en straf werden ontbonden, licht werd de keerzij van duisternis, schaduw de keerzij waar luister is, wateren wekten de landen, zeeën wekten de stranden, uit miljoenen ongezaaide zaden, kiemden bloemen en bladen, dieren traden uit holen te voren, werden in waters en gronden geboren.
En uit het ene der godheid ontstond, dat wat het andere in liefde verbond, man en vrouw, samen in trouw, tot één die ze riep weer in liefde verenigd, samen tot één in de liefde, die lenigt, schrijnende wonde, van twee die ontstonden, waar één bij één was in rust.