Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's.
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.
18-05-2013
Liederen 6. J.P. Heije
11.Oogspiegel. Ach, zo gij spiegels der ziele waart, ogen vol leven, waarin ik vroeger zolang heb gestaart, nooit was haar ziel mij verholen gebleven, nooit waar mijn hart door minne gedreven, zo gij de spiegels der ziele waart.
Was niet mijn beeld in haar boezem bewaard, ogen vol leven, zag ik dat beeld niet, en, immer gepaard, diep in uw glanzende spiegels gedreven, ach, was het niet in haar ziele gebleven, zo gij de spiegels der ziele waart.
12.Stroomvaart. Lustig gegleden langs het kabbelende water, rustig gedreven voor wind en voor tij, minnelijk murmelen de golfjes ter zij, brekend en plassend met kletterend geklater. Wij, fluisteren en konten als zij.
Vreest gij het steken der vinnige stralen? Vreest gij van het zonlicht de gloed en de glans? Straks gaat de maan op de golfjes ten dans, schuil achter het zeil tot de schemering mag dalen. Thans, bied ik u beker en krans.
Is er wel zoeter dan lustig te zweven? Rustig te glijden voor wind en voor tij? Minnelijk murmelen de golfjes ter zij, plassend en brekend op zwaarden en steven. Wij, denken en peinzen er bij.
18-05-2013, 07:45
Geschreven door André
17-05-2013
Liederen 5. J.P. Heije
9.Punschlied. Buiten doet des winters stem, woest en scherp zich horen, al de bloemen die ge vindt, staan op het vensterglas, mijn kind, schitterend, doch bevroren.
Maar een gloed, die nooit verkoelt, hoe de stormen razen, blinkt, geperst uit blad en ooft, door een warmer zon gestoofd, ginds in volle glazen.
Laat de zon, voor de ijzeren staf van de winter vluchten, lieve, flukst de blinden dicht, wij behoeven geen zonnelicht, bloemengeur noch vruchten.
Zonneglans en bloemengeur, geeft de volle beker, en zo het geurig brandend vocht, minder hel ook wezen mocht, warmer is het zeker.
Sneller vindt de vlugge geest, scherts en zoete woorden, bij des bekers blij gezicht, dan bij het flauwe zonnelicht, van het verstijvend noorden.
Laat dan vrij des winters hand, het droeve zonlicht blussen, wij behoeven het niet, mijn kind, wij verachten sneeuw en wind, drinken punsch en kussen.
10.Zwaluwenvlucht. Zij strijken langs het water der rimpelende beek, zij ontwijken de boorden der groenende kreek, zij ontmoeten elkander voor het laatst in de streek, en groeten het bos, waar de zomer ontweek, de herfst is gekomen.
De vreugden des levens, die het jeugdig gemoed, verheugden en streelden met koesterende gloed, ontvluchten het hart, dat verkoud is van bloed, en tranen noch zuchten weerhouden hun spoed, de herfst is gekomen.
17-05-2013, 13:32
Geschreven door André
16-05-2013
Liederen 4. J.P. Heije
7.Maneschijn. Blanke stralen, hogen het zilver der jasmijn, zoet is het dwalen, als het flikkerend stergeflonker, zwicht voor heldere maneschijn, maar om het lieve kind te vinden, dat mij toeft bij gindse linden, wenste ik liever, dat het donker, donkerder mocht zijn.
Als de stralen, van de gloeiende middagzon, nederdalen, kan men schuilen in het bosschaadje, in de koele grot der bron, maar de maan weet ons te vinden, onder het dichte loof der linden, en verklapt van de vrijaadje, wat ze zwijgen kon.
Heldere stralen, schuilt een weinig, kan het zijn, laat ons dwalen, in een half doorschijnend donker, in een halve schemerschijn, straks, om achter gindse linden, het ruwe bospad weer te vinden, zal uw rijk en het geflonker, dubbel welkom zijn.
8.Weifeling. O, geef mij weer wat ik verloren acht, sinds ik u aanschouwd heb, O, geef mij weer wat jong en onbedacht, ik u vertrouwd heb, en vaak berouwd heb, de zoete ruste.
Maar of de bloem het dartel koeltje vraagt, haar rust te laten, het wappert voort, zolang het hem behaagt, en min of haten, en mag niet baten, tot zoete ruste.
En zo gij al die rust en vree mij liet, zo hoog geprezen, misschien, helaas, begeerde ik ze dan niet. Zou hoop en vrezen, licht zoeter wezen, dan zoete ruste?
16-05-2013, 09:18
Geschreven door André
15-05-2013
Liederen 3. J.P. Heije
5.Sylfiden. Staak de lichte dans, door de zuivere lucht, als van de oostertrans, ster bij ster ontvlucht, als het geurig kruid, knop bij knop ontsluit; wij vluchten en staken de vrolijk dans, als het ochtendrood schemert aan de oostelijke trans.
Schuilt in het rozenblad, als de middag gloeit; speelt en baadt in het nat, in de kelk gevloeid; vliedt daar het zonnevuur, van het middaguur; wij schuilen en spelen, als het middagvuur gloeit, waar geurig en fleurig de rozenstam bloeit.
Zingt bij dartelen dans, als ge op de effen vliet, het maanlicht, bleek van glans, spiegelend blinken ziet; nacht en maneschijn, past bij uw festijn, wij zingen en dansen bij het suizen van het riet, als het flikkeren der sterren weerkaatst in de vliet; ginds stijgt de maan met reine glans, het is nacht, ter feest, ten dans.
6.Vogelenlied. In de eik, die met bladen, haar venster omringt, een vogeltje springt.
Zij wenste zo lang en zo gaarne, te raden, waar het kwelend van zingt.
Wat staat gij, en luistert, met heimelijk verdriet, naar het slepende lied?
Ik heb het zo vaak in uw oren gefluistert, en, weet gij het nog niet?
15-05-2013, 08:14
Geschreven door André
14-05-2013
Liederen 2. J.P. Heije
3.Mededogen Vriendelijk speelt de zonnestraal, om de dorre, vale tronk, die beroofd, van dos en praal, half in het kabbelend water zonk, glinsterend huppelt hij in het rond, schoon hij groen noch bloesem vond.
Doch één enkele tere spruit, diep verborgen in de vloed, heft de tenger twijg er uit, zacht, zich koesterend in de gloed, en het geel en kwijnend blad, fleurt en tiert in het zoele nat.
Neen, verstoort niet wreed en hard, hem, op wiens verbleekt gelaat, het merk van ongeneesbare smart, vast en diep getekend staat, hem, wie het overwicht van het leed, het fiere voorhoofd bukken deed.
O, zo in zijn duistere ziel, slechts één blik de doortocht vond, slechts één straal der liefde viel, ligt, dat uit diens koude grond, schoner spruit te voorschijn brak, dan uit gindse dorre tak.
4.Molenaars-elsje. Het schuimende water, dat bobbelt en spat, met murmelend geklater, langs spaken en rad, verdringt zich en springt, wie der golfjes zo klaar, het eerst en het zeerst bij het molenrad waar.
Maar verder gedreven, in vluchtige haast, is geen er gebleven, het meest en het naast, wie toefde en beproefde tot alles was stil, de leste, het beste, het kust naar zijn wil.
De vrijers verdringen, om Elsje zich heen, en bieden haar ringen, van kostbare steen, zij zweven en streven om het dartele kind, zij lacht wat en wacht wat alvoor zij bemint.
Ik hoorde bij het dolen, door het bloeiende dal, de stortbeek der molen, der jonkeren gekal, ik toefde en beproefde, zij drongen steeds voort, mijn wachten en trachten heeft Elsje bekoord.
Jan Pieter Heije. Hij was arts te Amsterdam.
14-05-2013, 07:28
Geschreven door André
13-05-2013
Liederen 1. J.P. Heije
1.Hollands Vrouwen. Lieflijk ruist op blijde noten, krachtig stijgt wijd en zijd, het lied, aan hart en mond ontsloten, Hollands Vrouwen toegewijd.
Wat er rijke zangen klonken, wat de boezem deed ontvonken, Hollands Vrouwen, Hollands Schoon, klinkt de rijkste, zoetste toon.
Vorstenglorie, Dichteren-lover, boog in het ridderlijk weleer, voor het minnelijk getover, voor hun teder lachje neer.
Roest bedekt des ridders wapen, het lover dorde om hoofd en slapen, Hollands vrouwen, Hollands Schoon, klinkt altoos de zoetste droom.
Ruis dan lieflijk langs de wanden, stijg dan krachtig wijd en zijd, lied dat harten doet ontbranden, lied de vrouwen toegewijd.
Het zij der reinste kunst verbleven, het reinste lof en eer te geven, Hollands Vrouwen, Hollands Schoon, klinkt de rijkste, zoetste toon.
2.Keuze Geuren ademt de avondwind, over berg en dal, als een streep van zilverlint, blinkt de waterval.
Blijde koren, doen zich horen, waar de landjeugd samenschoolt, zoet gefluister, hoort ge in het duister, waar een paar in het lommer doolt.
Wilt ge door het schemerend dal, dwalen heen en weer, rusten bij de waterval, aan de zoom van het meer?
In het koren, u doen horen, waar de landjeugd samenschoolt, wilt ge luisteren, naar het fluisteren, van een paar dat eenzaam doolt?
1838 Amsterdam 1809-1876
13-05-2013, 08:22
Geschreven door André
12-05-2013
Moederdag in oude prenten 2
Leve de moeders en de grootmoeders.
12-05-2013, 10:36
Geschreven door André
Moederdag in oude prenten 1
Vandaag vieren wij alle moeders en grootmoeders.
12-05-2013, 10:32
Geschreven door André
Klokkendeun. Nine Van der Schaaf
Welk vreemd klokkengelui hoor ik in mijn droom nu zingen, zo zilverig zacht en kleurig van toon? Het komt van de oude weelde der dingen.
Rondom het lotgeval weiland en water, Rondom de lentedroom dorpen, gehuchten, staken hun torenspits fijn in de luchten.
Klokkenspel, maan-stem in kinderlijke dromen, over het weiland, op de golven van de wind, meldend en zingend het gaan en komen, rondom het uur en de dag die bindt.
Vaders stem en moeders stem, jong nog en roerig, toekomststem, klokkendeun, donker en licht, droeve belevenis en blijde vervoering, het leven zo bloeiwarm in donker en licht.
12-05-2013, 07:35
Geschreven door André
Goudvlinder. Nine Van der Schaaf
Goudvlinder. Goudvlinder is als een ziel geruisloos gekomen, scheepje van licht dat het oog treft met helle straal, jij slaat het duister, goudvlinder, wijl je je spel speelt, jij bent op het zwart land de eerste verblijdende praal, jij bent een kind en een wolkje van God gedreven, jij weet van duivel niet in je blij heiligenkleed, jij weet de storm niet als jou het windlied omneuriet, jij weet de dood niet als je het bloemenhart betreedt.
In de zee van het al. Droom en wereld van mijn daags bezit, zijn maar tijdelijk van elkaar gescheiden, ik ben stof die naar de aard vergaat, ik ben de ziel die leef in het verschijnen, eenzaam ben ik in der dagen ban, door mijn zijn omsloten, breekbare wand, als ik sterf zullen wij samen monden, in de zee van het al, droom en ik verbonden.