Dat vraagt een groepje
kinderen als ze hem zien aankomen. Ze lachen, want ze kennen het antwoord al.
Menist zegt: ꞌkwart voor negenꞌ. Het is het gebruikelijke ritueel: Menist komt
langsgelopen en de kinderen vragen: Menist, hoe laat is het? En iedere keer
antwoordt Menist: kwart voor negen. Menist is namelijk doof. Hij merkt dat de
kinderen iets vragen, maar hij hoort niet wát. Omdat hij teveel van kinderen houdt
om geen antwoord te geven speelt hij het spelletje mee.
Op een dag hebben de kinderen
Menist tuk. Langs de weg wachtend verkneukelen ze zich al bij voorbaat.
Menist, Menist! Menist legt zijn hand om zijn oor om beter te kunnen horen.
Menist, daarginds ligt een haan in het water! Kwart voor negen!
antwoordt Menist.
Menist, om volledig te zijn
Isaac Menist, want dat is zijn naam, is van veel markten thuis. Hij werkt
overdag op het kantoor van de coöperatieve zuivelfabriek een paar kilometer
buiten het dorp en legt de dagelijkse afstand naar zijn werk te voet af. Menist
heeft geen fiets, laat staan een auto. Menist is procuratiehouder zegt mijn
vader als hij ons na de oorlog het Menistverhaal vertelt. Maar wat een
procuratiehouder is, weet een klein jongetje als ik natuurlijk niet. Op
zaterdag loopt Menist niet naar zijn melk- en boterfabriek, want zaterdags is
het sabbat en dan wordt er niet gewerkt.
Menist is ook bezoldigd
journalist; hij is verslaggever van de plaatselijke Courant. Menist heeft
ondanks zijn toenemende doofheid een fijn oor voor wat de mensen beweegt. Hij
wikt en weegt de nieuwsfeiten en zorgt ervoor dat iedereen aan zijn trekken
komt.
Vóór alles is Menist rabbi
van de plaatselijke Joodse gemeenschap. Als een echte David zorgt hij voor het
welzijn van de schapen van zijn Nederlands Israëlietische Gemeentekudde. Het
mankeert er nog maar aan dat hij daarbij op de harp speelt. (Een grapje mag,
want Menist heeft gevoel voor humor.) In 1888 bouwt hij als jonge rabbi mee aan
de synagoge aan de Kwikkelstraat in mijn geboortedorp.
Kortom, ik overdrijf niet
wanneer ik in nieuwnederlands jargon zeg dat Menist in zijn tijd een
gezichtsbepalend persoon is in onze dorpsgemeenschap.
Kènnen wij Menist ook? Hoe
ziet hij er uit? Waar woont hij? Heeft hij een gezin, een thuiskomen? Ziet hij
welke gevaren er dreigen van over de grens, hier een steenworp afstand vandaan?
Laten we even kijken naar de
eerste afbeelding die ik u laat zien. Het is een tekening van een tekening en
dáár is een tegeltje van gemaakt. De oorspronkelijke tekening is van de
Winterswijker Piet te Lintum. Een goedbedoelende amateur heeft daar vervolgens
een nieuwe versie van gemaakt die een welwillende tegelmaker tenslotte gebakken
en van een laagje glazuur heeft voorzien. Het is een herdenkingstegel,
vervaardigd ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van ons dorp.
In het midden staat de eeuwenoude
dorpskerk. Die verbaast zich nergens meer over want hij heeft alles al gezien.
De kerk speelt in dit verhaal verder geen rol en de Jood Menist heeft er
natuurlijk so-wie-so geen boodschap
aan. Nú gaat het mij om het huis rechts voor de kerk. Dat is het huis van Menist. Hij heeft daar
met zijn vrouw jarenlang gewoond; zijn twee zoons Max en Leo zijn er geboren. Je
kunt met recht en reden zeggen dat Menist
in het hart van het dorp woont. Vlakbij de kerk en tegenover de notaris van
wiens huis wij geheel links nog net een stukje kunnen zien. Achter de kerk en
hier niet zichtbaar ligt het gemeentehuis waar alles wat een plaatselijke
journalist interesseert wordt bekokstoofd. En rechts achter Menist zijn huis
woont de scheerbaas (bij ons barbier genaamd) met klanten die al het
dorpsnieuws onder een vergrootglas leggen. Als u links even over de lijst klimt, komt u bij het huis van meester Schultz, hoofd van de openbare lagere
school.
Op het tweede plaatje, naar
een schilderij van deze meester Schultz, dat ontroert door de onbeholpenheid
waarmee het geschilderd is, zien we dan eindelijk Menist in hoogsteigen persoon.
Hij draagt een klein baardje en een vlinderdasje. Op het hoofd een kalotje of
een keppeltje, wat waarschijnlijker is. Gebruik een beetje je fantasie en je
ziet hem instemmend knikkend uit de heilige schriften reciteren.
Op een zwarte dag in 1942
wordt Isaac Menist, samen met zijn vrouw en kinderen en met alle Joodse
dorpsgenoten die niet zijn ondergedoken, door de bezetter opgepakt en
weggevoerd naar Westerbork. Als mijn vader bij het vertellen van het
Menistverhaal hier aangekomen is, zegt mijn moeder dat ze er jaren nachtmerries
van heeft gehad. Ze liepen hier voor het huis op de straat: Menist en zn
vrouw en ook de blinde Lehmann. Ze riepen om hulp, maar we konden niets meer
voor ze doen. Het was te laat.
In de annalen lezen we dat
Menist van Westerbork naar Sobibor is gebracht. Aldaar op de leeftijd van 76 jaar
overleden op 14 mei 1943. Die dag is ook zijn vrouw Carolina Menist-Schweiger,
70 jaar, omgebracht. Zoon Leopold, 39 jaar, stierf met vrouw en kinderen in het
Poolse Oswiecim, 31 januari 1944.
Waarom dit verhaal? Ik kijk
naar het tegeltje, naar het huis van Menist. Dat heeft tijdens de dagen van de
bevrijding in 1945 (28 maart, Goede Vrijdag) een voltreffer opgelopen en is
volledig verwoest. Nadat de brokstukken zijn opgeruimd is er een zandvlakte
ontstaan waar wij, de dorpsjongens, mooi kunnen voetballen. Het is een verhaal
uit mijn biografie.
|