Wanneer u de moeite neemt om even naar beneden te scrollen, ziet u daar een aantal oude
katoenen beddentijken. Wat een prachtig woord trouwens. Nu schrijf je het met
een tussen-n, zonder n is het nóg mooier: beddetijk.
Het zijn overtreksels ter bescherming en verfraaiing. Mijn echtgenote, mevrouw
Terra dus, kwam ermee aanlopen om er tafellakens van te maken. (Zij vierde onlangs
haar verjaardag en de tafelkleden annex beddetijken op de tafels in de
hobbyschuur dienden tot vergroting van de feestvreugde.)
De tijken zijn naar schatting meer dan vijftig jaar oud.
Sommige zijn veel gebruikt, veel gewassen, en daardoor een beetje bleker dan
hun lotgenoten die in de kast bleven liggen. Mevrouw Terra en ik komen er nu
pas achter dat we beiden in onze jeugd bij het naar bed gaan gebruik gemaakt
hebben van dit soort tijken, maar op verschillende manieren. Op de boerderij
waar mevrouw Terra opgroeide, sliep men aanvankelijk nog op stromatrassen. Dat
waren jute zakken, met stro gevuld en op gezette plaatsen gecapitonneerd met
grote knopen zodat het stro enigszins op zijn plaats bleef. Deze stromatrassen
lagen gewoon op een rij planken. Op die planken lag een ruwe onderdoek en
daarbovenop kwam de stromatras. En weer daarop lag, in een tijk gehuld, een
dunne linnen zak vol donsveren. Je sliep ónder dekens, tússen de lakens en óp
de beddetijk met veren en de stromatras.
In het huis waar ikzelf opgroeide, wist men beter en was men
wel wijzer. Wij hadden thuis van die kolossen van tweepersoonsledikanten (koetsen bedoel ik eigenlijk) met daarin
als beweegbaar, verend element een netwerk van spiralen, ingeklemd in een
gietijzeren frame. Omdat de spiraal loodzwaar was, werd hij alleen bij hoge
uitzondering verplaatst. Soms werd het complete beddengoed buiten gelucht. Een
mooie gelegenheid voor de kinderen in huize Terra Sr. om de spiraal te
gebruiken als trampoline.
Op de spiraal kwam een matrasdek en daar weer bovenop een
matras. De inhoud was kapok en de meester op school beweerde bij hoog en bij
laag dat kapok van de kleine Soenda-eilanden kwam waar het werd verbouwd zoals
de boeren bij ons haver verbouwen. Hoe het ook zij, je sliep er prima op. Waar
blijft nou de beddetijk? zult u vragen nadat ik gezegd heb dat we tussen
blanke, witte lakens sliepen. Wij sliepen niet óp maar ónder de tijk. Onze
familie lag onder een zak met donsveren waaroverheen de beddetijk werd
geschoven. De tijk werd af en toe gewassen en gewisseld. De binnenzak werd op
dezelfde gezette tijden gevuld met nieuwe, verse dons- en andere veren.
Twee zaken zullen mij tot op de jongste dag bijblijven. Het
eerste is de herinnering eraan hoe heerlijk je sliep onder zon veren bed. En
het tweede is de narigheid die je ermee had. Aanvankelijk was er geen vuiltje
aan de lucht. Ma bracht je naar bed en schudde net als wijlen Vrouw Holle eerst
nog even het verenbed op. Van achteren naar voren, en daarna stopte zij de
achterpanden goed in. Jammer was het dat door je slaapbewegingen de veren
echter altijd naar het voeteneinde schoven, zodat je in barre winters s
morgens vroeg vernikkelde van de kou. Dat wil zeggen: van boven.
Sprekend over stromatrassen zal menigeen denken: wat een
armoedig zootje daar! of hoe kan iemand nou op een zak stro slapen? Maar u
vergist zich: strozakken slapen heerlijk!
Dat weet ik uit mijn militaire dienst, toen ik vol bravoure
het vaderland verdedigde. Wij sliepen op authentieke, dienstplichtige strozakken.
Die moest je inslapen, net zoals je
een nieuwe auto moest inrijden. Maar
als die fase achter de rug was (veertien dagen) sliep je als een roos. De
strozak had zich de vormen van jouw lichaam aangemeten.
Af en toe moest je voor de nieuwe lichting, de verse rekruten,
strozakken vullen. Wij togen gezamenlijk naar het strohok en propten daar de
zakken vol nieuw stro. Niet zelden stopte ik daar heel gemeen - een baksteen
bij in.
|