Weet je nu wanneer je moet drukken? vraagt mijn moeder
terwijl ze op het belletje wijst. Ik knik van ja en ga op het hoekje van de
kunstleren bank zitten, vlakbij de chauffeur en vlakbij het belletje. In de
spiegelende voorruit zie ik een vijfjarig verlegen jongetje, op weg naar zijn
tante vijf kilometer verderop, dat met een druk op het belletje de buschauffeur
zal vragen hem er de volgende halte uit te laten.
Eigenlijk is mijn tante Dina geen tante, maar een oudtante.
Ze is een zuster van mijn grootvader, dus een tante van mijn vader. De
familierelaties zijn wat ingewikkeld en ik kom er niet goed achter hoe alles
precies in elkaar zit.
Mijn tante Dina komt oorspronkelijk uit Duitsland, uit
Pruisen beter gezegd. De boerderij waar ze opgroeitligt een paar kilometer over de grens.
Honderden jaren hebben mannen en vrouwen elkaar over en weer elkaar gevonden;
de grens speelt alleen een papieren rol. Voordat tante Dina met haar Hendrik
trouwt en in Holland gaat wonen, laat ze een fraai statieportret maken in
Bocholt (Westfalen). Althans, dat staat op de foto die ik voor u heb gescand.
Dina en Hendrik krijgen drie dochters. Groot is hun verdriet
wanneer hun oudste dochter aan tbc sterft. Weet je wat, zegt mijn moeder, op
mij wijzend, hij kan wel een paar maanden bij jullie logeren. Dan heb je wat
afleiding.
Ik voel mij thuis bij mijn tante Dina. Geen wonder, want ik
word schandalig verwend, daar bij al die tantes. Als de dag van gisteren
herinner ik mij de stem van tante Dina als ze me in haar duits-hollandse
mengelmoesdialect tijdens het eten vraagt:Jóngen, langt mi-j dn telder s an. (Jongen, geef mij het bord eens
even.) Op weer een andere foto ziet u tante Dina met haar beide dochters.
De nog inwonende volwassen dochters Hanna en Jetta noem ik
voor het gemak ook tante. Maar ook andere vrouwen die op bezoek komen, zoals de
buurvrouw die ik met tante Nagel aanspreek. Bestaan er ook vrouwen die geen
tante zijn?
Met ooms is het niet anders gesteld. Hendrik, de echtgenoot
van mijn tante Dina, die niet mijn tante is, maar mijns vaders tante, noem ik
oom Hendrik, terwijl hij niet mijn oom is. En op een drukke verjaardagsvisite
zegt tante Hanna, dus een nicht van mijn vader, op de mannen onder de gasten
wijzend, tegen mij: Geef die ooms ook maar even een hand.
Vijf maanden duurt dit nostalgisch paradijs, van november
tot maart. Ik eet elke morgen de spekpannenkoek die mijn tante Dina voor mij
bakt. En nog steeds geloof ik dat het spekhuusken, het stukje deeg waarin het
spek zich onder het bakken al krullend omdraait, het lekkerste is dat ik ooit heb
gegeten. s Avonds om half negen is er pap. Iedere avond, vóór het naar bed
gaan.
Overdag help ik mijn tantes met kleine klusjes. Ik veeg het
erf en s zaterdags poets ik een rij zwarte schoenen. Ik zie toe hoe tante
Hanna als een volleerde slager een konijn de huid afstroopt. Bij het
varkensslachten in november roer ik met een houten stok in een emmer met bloed.
Mijn tante Dina zal daar later eigenhandig haar ongeëvenaarde bloedworst van
maken. De slachter, iemand uit de buurt, spoelt de varkensblaas uit in het hete
water en blaast er vervolgens lucht in door een rietje. Een halve dag wordt
ermee gevoetbald op het erf.
Op zondag ga ik met tante Hanna naar de kerk. Schrijlings zit
ik op de bagagedrager van haar fiets. Jongen, pas op dat je je voeten niet
tussen de spaken krijgt! Nu nog staan de afdrukken van de drager in mijn
achterwerk.
Op een doordeweekse dag in maart haalt mijn moeder me bij
mijn tante Dina op. Staande langs de kant van de weg steken we onze hand op om
de buschauffeur te waarschuwen dat we ook nog mee willen. Een nieuw tijdperk
staat op punt van beginnen. Op 1 april begint het eerste leerjaar van de lagere
school.