Neen, deze (weer veel te lange) boterham gaat niet over Al Gore en zijn Amerikaanse fabeltjeskrant over de opwarming van de aarde. Dat is trouwens een van de best geslaagde afleidingsmanoeuvres voor het volk. Deze keer de opwarming, vorige keer was het de afkoeling, en nog daarvoor was het opium (Marx). Hebben de lemmingen dat geleerd van de mensen, of de mensen van de lemmingen?
Eerst had ik gedacht een samenvatting te schrijven, maar ik giet liever >6.000 woorden over U uit (JaJa, mijn computer telt tegenwoordig de woorden, ongevraagd en onbedoeld. Gelukkig nog maar dat. Straks begint hij nog met het tellen van de typefouten!) waarvan er wel enkele zullen teveel zijn, dan er één weg te laten. Huiveringwekkend. Het boek komt zeker op de index van het CGKR, en wie weet, nog eerder dan de Koran, op de brandstapel.
Vraag: zouden onze Grote Geesten, die ons als gebiologeerd en verleid hebben zodat wij ze aan de macht hebben gebracht en zij daar door lagen en listen kunnen blijven, dan nooit een boek in die richting? Moeten wij hen serieus met hun neus in de feiten duwen? Er is anders een precedent van zoiets .U herinnert zich nog een of ander sossen-congres, waar de militanten aan weerszij van de middengang, ostentatief hun rug (ik blijf beleefd het pompiers-protest in Antwerpen op de Grote Markt voor het Staddhuis was bloter en duidelijker) hun rug dus toedraaiden naar de stoet van prominenten die naar het podium wilde schrijden ..
Och! De teller loopt door en bij ieder woord dat ik schrijf moet U er een méér lezen. Mijn excuses dus .Ik hoop dat U het overleeft.
Invitation to terror 20-03-2009 - Christophe Andrades / Frank Furedi - liberales
Volgens veel analisten signaleerden de terroristische aanslagen van 11 september 2001 een keerpunt in de geschiedenis van het westen. De vooraanstaande Britse historicus Timothy Garton Ash zag in deze dramatische gebeurtenis het einde van een korte periode die was begonnen bij de val van de Berlijnse Muur op 11 november 1989. Een tijdperk waarin er in het westen sprake was van een optimistisch wereldbeeld en dat moest plaatsmaken voor sombere weerspiegelingen over de nabije toekomst en het voortbestaan van de wereld en het westen in het bijzonder. Hoewel we hier ontegensprekelijk te maken hebben met een generalisering schuilt er een grond van waarheid in deze vaststelling. Hoewel ook het laatste decennium van de vorige eeuw niet gespeend was van catastrofes, oorlogen en andere calamiteiten is het tegenwoordig een hele karwei om de toenemende pessimistische literatuur aan het begin van de 21ste eeuw nog in ogenschouw te nemen. Steeds meer boeken die de westerse cultuur proberen te analyseren gewagen van het ontstaan van een angstcultuur waarin het pessimisme en de apocalyptische doemscenarios hoogtij vieren.
Deze gevoelens van onbehagen worden in veel gevallen op een directe wijze gekoppeld aan de gebeurtenissen van 9/11. Opvallend is het ook om vast te stellen dat deze pessimistische betogen niet te reduceren vallen tot één land. Of het nu gaat over België, Nederland, Duitsland of de Verenigde Staten, in al deze landen is er een onmiskenbare tendens om de hedendaagse samenleving te beschrijven in negatieve bewoordingen. Naast 9/11 is het dan ook niet verwonderlijk dat de aanslagen in London op 7 juni 2005 en deze in Madrid op 11 maart 2004 een belangrijke rol spelen in de manier waarop het westen zich thans zelf beschrijft. Het bekende Schopenhaueriaanse adagium dat het ergste nog moet komen is in het westen plots weer brandend actueel. Weg met de afkondiging van het einde van de geschiedenis zoals dat werd gedaan door de politieke filosoof Francis Fukuyama aan het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw. Welkom aan de apocalyptische visies die ons het einde van de mensheid of de globe voorschotelen.
In zijn boek Invitation to Terror. The Expanding Empire of the Unknown onderwerpt de Britse socioloog Frank Furedi de westerse samenlevingen aan het begin van deze eeuw aan een grondige analyse. Hiermee borduurt hij voort op eerdere van zijn werken waarin hij reeds duidelijk liet blijken verontrust te zijn door de ontwikkelingen binnen de westerse samenleving zoals deze door hem worden waargenomen. Via een onderzoek naar officiële verklaringen van de Amerikaanse en Britse regeringen en instellingen op het gebied van veiligheid gaat hij op zoek naar antwoorden op de vraag waarom de westerse cultuur tegenwoordig in de ban is van het spook van de angst. Zijn onderzoek, en dus ook de kern van zijn boek, focust dan ook op de landen Groot Brittannië en de Verenigde Staten, maar het is zijn overtuiging dat meerdere conclusies ook toe te passen vallen op andere landen gesitueerd in West Europa. Dit omdat hij voor verklaringen gaat kijken naar intellectuele ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in de gehele westerse wereld en omdat de invloed van de Anglo-Amerikaanse politiek en intellectuele wereld sowieso groot is op de rest van het westen. Het resultaat van zijn werk is een striemende kritiek op de houding van de leidinggevende politieke klasse en de intellectuelen die hen voeding geven.
Volgens Furedi moeten we de oorzaak van het ontstaan van een angstcultuur niet primair zoeken in de dreiging die wordt veroorzaakt door radicale moslimterroristen maar in de lankmoedigheid van de westerse intellectuele elites. Deze zijn onder invloed van intellectuele en wetenschappelijke ontwikkelingen vervreemd geraakt van hun eigen identiteit en weten zich tegenwoordig geen raad meer met de waarden van de moderniteit. In het bijzonder een veranderde houding ten aanzien van technologische vooruitgang is kenmerkend voor het denken van hedendaagse elites. Tegenwoordig geloven weinigen van hen nog in de potentieel positieve implicaties van nieuwe technologieën terwijl er in eenzelfde beweging grote angst bestaat rondom de potentieel negatieve implicaties van technologische vernieuwing en verandering. Deze nieuwe houding ten aanzien van technologie zorgde volgens Furedi voor een culturele omslag binnen het westerse denken. Dit is een probleem dat moet worden aangepakt. Het is paradoxaal genoeg immers de onzekerheid van de westerse elites zelf die moet aanzien worden als de belangrijkste oorzaak voor de dreiging van het terrorisme. Deze onzekerheid vormt, zoals de titel van zijn boek suggereert, een uitnodiging om geterroriseerd te worden. Een ontsnapping uit de huidige cultuur van de angst begint dan ook niet bij het bestrijden van het terrorisme maar in een heropleving van de westerse identiteit en het herwinnen van vertrouwen in de principes van de moderniteit. Hoe brengt hij deze analyse tot uiting in dit boek en in hoeverre snijden de argumenten van Furedi hout?
Bepaalde onderzoekers spreken de laatste jaren van de opkomst van het nieuwe terrorisme. Hiermee veronderstellen ze dat er een verschil bestaat tussen oude en voorgaande vormen van terrorisme. Door te spreken van een nieuw terrorisme wordt de indruk gewekt dat we te maken hebben met een dreiging die geen precedenten kent in het verleden. Volgens de aanhangers van het concept van het nieuwe terrorisme hebben we te maken met een vorm van het fenomeen dat op meerdere manieren gevaarlijker en omvangrijker is dan welke voorganger dan ook. Furedi haalt dit argument onderuit. Volgens hem zijn er geen objectieve gronden om te spreken van nieuw terrorisme. De kenmerken die door specialisten worden opgesomd om dit nieuwe concept substantie te geven waren één voor één al aanwezig bij eerdere vormen van terrorisme. Opvallend is het binnen dit opzicht dat de aanslagen van 11 september werden uitgevoerd met relatief bescheiden middelen. Het kapen van een vliegtuig door terroristen om het vehikel in een wolkenkrabber te boren mag dan al aanzien worden als een daad van extreme brutaliteit, volgens Furedi kan het amper worden beschreven als een hypertechnologische vorm van terreur.
Op 9/11 was er in tegendeel sprake van het gebruik van terroristische middelen die in bepaalde opzichten kunnen beschreven worden als zeer traditioneel. Zo schrijft hij: In retrospect, it is evident that the destruction of the World Trade Center was the consequence of tactics that have been deployed by terrorists for a very long time. Het enige dat nieuw is aan het zogenaamde nieuwe terrorisme is volgens Furedi de manier waarop het terrorisme wordt geconceptualiseerd. Niet langer wordt er over terrorisme gesproken als louter een probleem veroorzaakt door radicale en misnoegde groepen in de marge van de samenleving maar als een wereldwijd en globaal probleem dat overal en op ieder moment kan toeslaan. In plaats van over terrorisme te spreken als een bedreiging van de fysieke veiligheid van bepaalde gedeeltes van de samenleving op bepaalde momenten, wordt het geconceptualiseerd als een allesvernietigende existentiële bedreiging voor het voortbestaan van de wereld waartegen geen kruid opgewassen is. Opmerkelijk hierbij is dat terroristen omnipotente krachten worden toegeschreven die schijnbaar eindeloos lijken.
Deze vaststelling speelt een prominente rol in de analyse van de perceptie van het terrorisme door officiële instanties die wordt gemaakt in dit boek. Beleidsmakers en specialisten ter zake gaan uit van de premisse dat het plaatsvinden van een terroristische daad een gegeven is dat onvermijdelijk geworden is. Het is geen kwestie of we zullen te maken krijgen met een terroristische aanslag maar . Deze manier van spreken over het terrorisme verraadt een gevoelen van machteloosheid en defaitisme. Beleidsmakers en politici geven de indruk dat er tegen het terrorisme niets kan worden ondernomen. Ongeacht de maatregelen die zullen worden genomen om onze veiligheid te verhogen, zullen we vroeg of laat worden getroffen door een aanslag, zo lijken de officiële meedelingen over terrorisme vandaag de dag allemaal over te dragen. Het is een kwestie van tijd voor we zelf (opnieuw) te maken krijgen met een vernietigende aanslag. Deze houding van veiligheidsexperts en beleidsmakers is opvallend. Zijn het immers niet zij die de samenleving er van moeten overtuigen dat bescherming van de samenleving en de veiligheid van haar burgers bij hen in goede handen is? Als zij zelf niet geloven in hun eigen capaciteiten en mogelijkheden om terreurdaden te voorkomen hoe kunnen we dan verwachten dat de gewone burgers niet overmand worden door angstgevoelens? Volgens Furedi is deze defaitistische houding van de elites dan ook een belangrijke steen des aanstoot.
Net als in zijn vorig boek Where have all the Intellectuals Gone? uit 2004 haalt hij opnieuw zwaar uit naar wat hij het defaitisme van de politieke elites in het westen noemt. De verklaring van deze defaitistische houding van onze elites neemt enkele hoofdstukken van dit boek in beslag. In grote lijnen beschrijft hij twee oorzaken die deze evolutie verklaren. Ten eerste is er sprake van een culturele crisis van de westerse identiteit en ten tweede bespeurt hij binnen het domein van de wetenschappelijke wereld dat zich bezighoudt met technologie, technologische dreiging en terrorismebestrijding een paradigmawisseling. Probabilistische methoden werden vervangen door possibilistische methoden. Een nieuwe methodologische aanpak met vergaande gevolgen.
Binnen de oorlog tegen het terrorisme zoals deze door westerse autoriteiten wordt gevoerd heeft zich gedurende de laatste jaren een subtiele doch belangrijke verschuiving voorgedaan. Aanvankelijk werd de vijand binnen deze oorlog gezien als een doelwit dat aanwezig was op relatief verre afstand van het westen. De oorlog tegen de terreur was er aanvankelijk één tegen radicale islamieten afkomstig uit niet-westerse delen van de wereld. Denken we maar aan de aandacht die er aanvankelijk werd besteed aan de bekende madrassas of religieuze scholen in landen zoals Afghanistan en Pakistan, plaatsen waar islamitisch fundamentalisme met de paplepel wordt ingegoten bij toekomstige strijders voor de Jihad tegen het westen. Hoewel de angst voor deze madrassas vandaag de dag zeker niet is verdwenen, is het onmiskenbaar dat het grootste deel van de aandacht van beleidsmakers en veiligheidsspecialisten tegenwoordig uitgaat naar de radicale moslims die afkomstig zijn uit de westerse wereld. Bijna dagelijks worden we in de westerse media geconfronteerd met berichten over terrorismecellen die te lokaliseren vallen binnen westerse landen zelf. Steeds meer krijgen de betrokken instanties in de gaten dat de radicale moslims die een bedreiging vormen voor het westen, en die bijgevolg kunnen beschreven worden als de primaire vijanden in de oorlog tegen het terrorisme, niet moeten gezocht worden in verafgelegen delen van deze globe maar binnen de grenzen van de westerse samenlevingen. Een term die in deze context door de beleidsmakers vaak wordt gebruikt is dan ook zeer treffend inlands terrorisme of terrorisme van eigen bodem (home grown terrorism). Deze verschuiving is volgens Furedi veelbetekenend.
Het is volgens hem het bewijs dat de oorlog tegen het terrorisme geëvolueerd is van een bestrijding van fysieke dreiging naar een ideologische strijd. Niet langer gaat het nog louter om het afwenden van fysiek gevaar maar ook om de bestrijding van radicale en extremistische ideeën onder grote delen van de bevolking. Daarnaast plaatst deze verschuiving ook vraagtekens achter de geografische dimensie van de oorlog tegen het terrorisme. Furedi schrijft: The discovery of home-grown radicalisation implicitly calls into question the conventional portrayal of the war on terror. Not only has the distinction between them and us become more and more confused, but the conflict also increasingly points to tension within the western society itself. Meer en meer is de oorlog tegen het terrorisme een strijd die zich afspeelt binnen het westen zelf. Bovendien is het zoals gezegd niet langer een fysieke strijd maar een ideologische. De oorzaak van dit laatste is het gevolg van een identiteitscrisis binnen het westen. Een crisis die werd veroorzaakt door de intellectuele en ideologische verwarring van de westerse elites, hét kernthema binnen dit boek van Furedi.
Onmiddellijk na de aanslagen van 11 september 2001 opperden sommigen dat er in de nasleep van deze catastrofe misschien sprake zou zijn van een heropleving van de westerse solidariteit en het nationale zelfvertrouwen van landen zoals de VS in het bijzonder. Niets was echter minder waar. Vanuit 2007 terugkijkend naar deze voorspellingen maakt duidelijk dat deze hoop ongegrond was. Frank Furedi stelt het tegendeel vast. Sinds de fatale maand september van 2001 is het westen er alleen maar minder zeker op geworden. Steeds meer heerst er binnen het meest welvarende en democratische deel van de wereld een zweem van onzekerheid en een acuut gebrek aan zelfvertrouwen. Volgens de auteur weet het westen simpelweg niet meer waar het voor staat: Since 9/11 the West feels strangely confused and defensive about its image. Sinds de aanslagen heeft het westen te kampen met een crisis in morele autoriteit. In plaats van zelfbewust de eigen waarden te verdedigen nemen westerse leiders meer en meer een defensieve positie aan en staan ze weigerachtig ten aanzien van de eigen identiteit. Deze opmerkingen van Furedi zijn niet altijd even geloofwaardig.
Vele analisten, zoals de Hongaarse ondernemer en publiek intellectueel George Soros, hebben immers overtuigend aangetoond dat de mislukking van de militaire poot van de oorlog tegen het terrorisme en Afghanistan en Irak het gevolg zijn van een roekeloze en onnadenkende strategie van de neoconservatieve regering van G.W. Bush. In plaats van de nodige terughoudendheid aan de dag te leggen trokken de Amerikanen met enkele bondgenoten immers hals over kop Afghanistan en Irak binnen. Met alle gevolgen van dien. Soros spreekt dan ook niet van een identiteitscrisis, maar beweert dat een naïef optimisme en een te radicaal geloof in het eigen kunnen hebben geleid tot het voeren van roekeloze en inefficiënte militaire operaties. Zijn pleidooi voor meer fallibilisme in zijn laatste boek lijkt dan ook net het tegengestelde te impliceren dan de morele crisis geformuleerd door Furedi.
Laatstgenoemde is zich van deze paradox bewust. Daarom probeert hij op meerdere plaatsen in dit boek uit te leggen dat de assertieve politiek van de Amerikaanse regering weliswaar gebaseerd is op een sterk geloof in het eigen kunnen, maar dat er desondanks binnen de retoriek van politici zoals G.W Bush en Donald Rumsfeld sprake was van een grote mate van onzekerheid over de eigen identiteit. Geheel overtuigend zijn deze pogingen zelden. Opvallend is ook zijn nostalgie naar de historische leiders van de Koude Oorlog zoals Franklin Delany Roosevelt en Winston Churchill. In tegenstelling tot Tony Blair en G.W. Bush had het westen toen wel te maken met leiders die zeker waren van hun zaak en die wisten waar het westen voor stond. Deze vergelijking roept opnieuw vraagtekens op. Is het immers niet zo dat de zekerheid die G.W. Bush probeerde uit te stralen net wel geleek op de oorlogsretoriek van Churchill? Algemeen geweten is het feit dat één van de eerste geschenken die G.W Bush in ontvangst mocht nemen van Tony Blair een borstbeeld was van Winston Churchill omdat de huidige Amerikaanse president hem in veel opzichten deed denken aan diens robuuste uitspraken over de buitenlandse politiek tijdens de Tweede Wereldoorlog en tijdens de beginjaren van de Koude Oorlog. Het verschil tussen Churchill en G.W. Bush lijkt er niet één te zijn van zelfvertrouwen versus angst, maar één van staatsmanschap, historisch inzicht en politieke bekwaamheid overmatig aanwezig bij de ene en dramatisch afwezig bij de andere.
Bovendien is het ook onduidelijk hoe Furedi een antwoord kan geven op de vraag waarom zo veel westerse landen en sommigen van hun politici en intellectuelen bijzonder lang weigerachtig stonden ten aanzien van een radicale aanpak van het totalitarisme in de Sovjet-Unie, en waarom velen zelfs beweerden dat de retoriek van de Koude Oorlog niet meer was dan kapitalistische propaganda van de VS. Denken we maar aan iemand als de Franse filosoof Jean Paul Sartre. Het historische verschil dat Furedi meent waar te nemen tussen de oorlog tegen het terrorisme en de Koude Oorlog, en vooral de manier waarop het westen tijdens deze periodes reageerde, lijkt dan ook grotendeels gebaseerd op nostalgie.
Toch moeten we oppassen om het idee van een westerse identiteitscrisis geheel en al af te branden. Wanneer we immers niet zo zeer kijken naar het buitenlands beleid van de VS maar naar de houding van westerse regeringen en intellectuelen ten aanzien van het inlandse terrorisme begrijpen we beter de stelling van Furedi. Wanneer we een blik werpen naar de culturele stemming die er heerst sinds de aanslagen van 9/11 onder de westerse bevolking is er wat te zeggen voor de stelling dat er sprake is van een afwezigheid van een robuust zelfbewustzijn. Allicht heeft Furedi gelijk wanneer hij schrijft dat er binnen onze samenleving grote onzekerheid heerst over onze eigen waarden. Bovendien is het ontegensprekelijk dat een gebrek aan zekerheid over onszelf nadelig is wanneer we de oorlog tegen het terrorisme aanzien als een ideologische strijd. Wanneer we niet weten wie we zelf zijn is het moeilijk om diets te maken aan jonge moslims waarom ze zich moeten aanpassen aan bepaalde waarden van de westerse cultuur. Sterker nog, wanneer we zelf het beeld uitstralen van onzekerheid en radeloosheid vergroot dit de kans dat jonge migranten zich verder gaan vervreemden en een grote haat gaan ontwikkelen ten aanzien van het westen.
Wanneer we onzeker zijn over onszelf en wanneer we er niet in slagen om te definiëren voor welke waarden we staan, is het een hopeloze zaak voor nieuwkomers om een bepaalde impuls te krijgen om zich te integreren binnen de nieuwe samenleving waarin ze zijn terechtgekomen. Een samenleving die overloopt van angst straalt geen positieve signalen uit naar nieuwkomers, zoveel is duidelijk. Op dit vlak heeft Furedi het gelijk aan zijn kant. De angst en onzekerheid lijken met andere woorden te liggen op het niveau van de samenleving en niet op het domein van het buitenlandse beleid van de VS, zoals Furedi meermaals suggereert in zijn boek. Wel dient te worden gezegd dat zijn aandacht voor de onzekerheid over de westerse identiteit binnen de westerse samenleving nagenoeg even veel aandacht krijgt als zijn kritiek op de regering G.W. Bush. Dat we in het westen tegenwoordig onzeker zijn over de eigen identiteit en dat dit een klimaat van angst en onzekerheid met zich meebrengt is zonneklaar. De toevoeging van Furedi is dat hij dit klimaat in dit boek beschrijft als een situatie waardoor we er als ware zelf om vragen om geterroriseerd te worden.
Probabilisme en Worst-Case denken
De tweede ontwikkeling (naast de culturele identiteitscrisis) die aan de oorsprong ligt van het ontstaan van een angstcultuur is een belangrijke verschuiving binnen de wetenschappelijke wereld. Furedi buigt zich met name over nieuwe benaderingen die in het domein van technologiestudies de kop opgestoken hebben. In het bijzonder analyseert hij de manier waarop er door westerse wetenschappers wordt gedaan aan risico analyse. Het aanvankelijke paradigma waarmee risicos werden benaderd is het zogenaamde probabilisme. De auteur beschrijft deze benadering als volgt: Throughout modern times risk has been interpreted through the language of propability. From this perspective the outcomes associated with risks are expressed as probabilities. Risicos werden beschreven als de mogelijk nadelige gevolgen die konden optreden bij het gebruiken van technologieën. Het doel van het probabilisme was om deze risicos zo goed mogelijk in kaart te brengen en te berekenen waar en wanneer ze zich konden voordoen. Essentieel bij deze aanpak was het achterliggende idee dat de risicos geassocieerd met technologische vooruitgang, berekenbaar zijn. Bovendien zijn ze altijd ondergeschikt aan de mogelijke voordelen die de introductie van nieuwe technologie met zich meebrengen. Het probabilisme gaat uit van twee premissen: technologische vooruitgang impliceert meer voordelige dan nadelige consequenties en de potentieel nadelige consequenties zijn berekenbaar, inschatbaar en bijgevolg in veel gevallen ook beheersbaar. Deze benadering hangt nauw samen met het vooruitgangsoptimisme dat we kunnen associëren met de moderniteit. Tijdens deze periode in de westerse geschiedenis werd het geloof in wetenschappelijke en technologische vooruitgang op een voetstuk geplaatst. De voortbrengselen van de westerse technologie brachten voornamelijk voordelen met zich mee en waren quasi onuitputtelijk qua omvang en hoeveelheid. Deze positieve ontwikkelingen zorgden voor het ontstaan van een geloof in technologische vooruitgang die compleet beheersbaar was door de mens.
Gedurende het tweede deel van de twintigste eeuw kwamen de grondbeginselen van het probabilisme steeds meer onder vuur te liggen. Vooral door environmentalisten werd er steeds meer gehamerd op de negatieve consequenties van technologische vooruitgang en de mogelijk schadelijke impact ervan op onze leefwereld. De environmentalisten worden doorheen dit boek meermaals met de vinger gewezen als primaire oorzaak voor het einde van het probabilisme. Een denker die Furedi terecht aanhaalt binnen deze context is de vooraanstaande Duitse socioloog Ulrich Beck. Deze legde in zijn werken over de door hem benoemde risicosamenleving een sterke nadruk op de potentieel schadelijke consequenties van technologie. Het hele concept van een risicosamenleving impliceert het idee dat de moderne mens technologieën in het leven heeft geroepen waarvan hij zelf de potentiële consequenties niet meer kan controleren binnen de structuren van de moderniteit. Het voorbeeld waarop Beck zijn concept van de risico samenleving baseert, is de ontploffing van de nucleaire centrale in Tsjernobyl in 1986 en de gevolgen van deze catastrofe op de andere landen in Europa.
De potentieel catastrofale consequenties van moderne technologie liggen volgens Beck tegenwoordig buiten het bereik en de controle van de mens. Onder invloed van deze en andere analyses bekeerden wetenschappers en analisten die zich bezighouden met risicoanalyse zich tot het zogenaamde possibilisme. Binnen dit paradigma wordt de relatie tussen vooruitgang en risico op zijn hoofd gezet. Niet langer wordt vooruitgang gezien als de normale toestand met negatieve consequenties als een uitzondering. Het zijn in tegendeel de potentieel nadelige consequenties die worden opgeheven tot het niveau van de normaliteit. Catastrofes zijn de regel en potentieel voordelige gevolgen van technologie worden herleid tot de uitzondering. Het gevolg van deze verandering op de concrete praktijk is volgens Furedi enorm. Specialisten houden zich binnen dit nieuwe paradigma niet meer bezig met het berekenen van de omvang van mogelijk negatieve consequenties van technologie, maar leggen zich toe op het bedenken van het ergst mogelijke scenario dat kan optreden. Dit is een direct gevolg van het idee dat negatieve consequenties en niet vooruitgang worden gezien als normaal. Wanneer men uitgaat van het idee dat alle technologische vooruitgang zal leiden tot catastrofes met potentieel globale omvang, verschuift de aandacht binnen onderzoek van het bepalen en pogen tot controleren van negatieve consequenties naar het beschrijven van de grootst mogelijke negatieve consequenties. Worst case scenarios nemen de bovenhand op rationele analyses.
Een opvallend gegeven dat we terugvinden in dit boek is dan ook het feit dat Furedi vaststelt dat risicoanalisten zich steeds meer beroepen op sciencefiction boeken om hun onderzoek uit te voeren. Zo is het algemeen bekend dat Amerikaanse veiligheidsdiensten sinds de aanslagen van 11 september 2001 een beroep doen op scenarioschrijvers uit Hollywood in een poging om in de geest te kunnen kruipen van terroristen. Dat mensen die actief zijn in de filmsector beschikken over de noodzakelijke verbeeldingskracht om potentiële terroristische rampen te voorspellen ligt aan de basis van deze opmerkelijke evolutie. Volgens Furedi ondermijnt deze benadering de wetenschappelijkheid en objectiviteit van risico analyse en geraken zelfs de publieke gezagsdragers met belangrijke functies in de ban van een buitensporige doemscenarios. Een interessant voorbeeld is dat van de roman The Cobra Web van de Amerikaanse schrijver Richard Preston. Geschreven als een fictief werk over een terroristische aanslag met massavernietigingswapens op een Amerikaanse stad, groeide dit boek tijdens het einde van de jaren negentig uit tot een soort bijbel voor risicoanalisten actief in de regering van de toenmalige Amerikaanse president Bill Clinton. Furedi schrijft over deze bijzondere ontwikkeling het volgende: What is fascinating about the response to the Cobra Event is the manner in which a work of fiction was effortlessly converted into an expert narrative which scientists and security professionals had to take seriously.>/I> Na de publicatie van het boek in 1996 werd de auteur gepresenteerd als een expert binnen publieke debatten aangaande terrorisme. Daarnaast werd het boek ook door echte experts grondig gelezen en aanzien als een handboek in plaats van een roman.
De vraag die we ons moeten stellen is of een meer behoedzame omgang met technologische vooruitgang per definitie een slechte zaak is. Weinig redelijke mensen zullen betwisten dat bepaalde technologieën en technologische systemen tegenwoordig zo krachtig zijn dat de gevolgen bij onvoorziene omstandigheden catastrofaal kunnen worden genoemd. Dit is dan ook niet het punt dat Furedi probeert te maken. Voorzichtigheid met betrekking tot technologie en het inbouwen van garanties tegenover mogelijke rampen is ook voor hem belangrijk. Problematisch is echter de verschuiving van het probabilisme naar het possibilisme. Volgens Furedi is het perfect mogelijk om binnen een probabilistische benadering om te gaan met de potentiële risicos die gepaard gaan met technologische vooruitgang. Het possibilisme is volgens hem een negatie van risicoanalyse zelf. Door te vertrekken van het primaat van de catastrofe wordt het berekenen en voorkomen van risicos onmogelijk gemaakt of in ieder geval gezien als onrealistisch. Wat er overblijft, is het formuleren van worst-case scenarios of doembeelden die het einde van de globe presenteren.
De proliferatie van deze doembeelden zorgt op zijn beurt voor een toename van defaitisme. Het idee dat de risicos inderdaad zo groot zijn dat ze niet kunnen worden tegengegaan, leidt tot een overheersend gevoel van machteloosheid. Om de hoek ligt de verleiding om de schouders op te halen en te proclameren dat we niets kunnen doen aan de negatieve consequenties van technologie en enkel kunnen inbeelden wat het ergst mogelijke is dat ons kan overkomen. Dit defaitisme creëert op deze manier een gevoel van angst ten aanzien van de toekomst: An inflated consciousness of the dangers that lie ahead encourage an apocalyptic style of engagement with the future. Het possibilisme leidt ultiem tot een alomtegenwoordig gevoel van onzekerheid ten aanzien van de toekomst. Een omkering van het optimistische zelfbeeld van de mens tijdens de moderne tijd. Deze scepsis ten aanzien van de moderne tijd en haar technologie beschrijft Furedi als volgt: Despite impressive scientific achievements, contemporary culture appears sceptical about societys ability to know very much about the future. Far from living in an optimist age of triumphalism, 21st century society possesses an uncannily modest account of its intellectual capacity and potential.
Belangrijk is de invloed van het probabilisme op de diensten die zich bezighouden met het bestrijden van terrorisme. Binnen zijn onderzoek naar officiële rapporten over terroristische dreigingen binnen westerse samenlevingen merkt Furedi een overduidelijke overgang van het probabilisme naar het possibilisme op. Niet langer houden deze diensten zich bezig met het rationeel berekenen van de mogelijkheid waarin een terroristische aanslag zich zal voordoen, maar steeds meer zaaien ze angst door op de proppen te komen met worst-case scenarios. Opvallend is bovendien dat de doemscenarios niet alleen worden gebruikt als basis om intern onderzoek op te baseren maar ook simpelweg worden gecommuniceerd aan de bevolking. Verhalen dat terroristen er op uit zijn om gehele Amerikaanse steden van de kaart te vegen waren de laatste maanden dan ook niet uit de lucht gegrepen in de VS. Steeds meer geven instanties de indruk dat het voorkomen van een terroristische aanslag een onmogelijkheid is geworden en dat we ons beter kunnen voorbereiden op het allerergste. Het defaitisme dat gekoppeld is aan het possibilisme komt hier in zijn volle glorie in het daglicht te staan.
De kritiek op de possibilistische benadering van risicos is niet louter een abstract wetenschappelijk debat tussen verschillende modellen. Waar het Furedi echt om te doen is, is de invloed van het possibilisme op de westerse cultuur. Zoals hierboven beschreven gaat het possibilisme uit van worst case scenarios en leidt dit niet alleen tot een excessieve aandacht voor fictieve verhalen maar ontstaat er ook een gevoel van defaitisme of machteloosheid. Dit gevoel dringt vervolgens door in de cultuur als geheel. Dit kan worden opgemerkt door de toename van het woord kwetsbaarheid (vulnerability) in de media en politieke verklaringen. Steeds meer krijgen we tegen het einde van het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw in de oren geknoopt dat we leven in een kwetsbare samenleving. Een samenleving die onder permanent gevaar verkeert en die zelfs in haar voortbestaan wordt bedreigd. Een alomtegenwoordige angst voor terroristische aanslagen is hier het meest duidelijke voorbeeld van, maar het is zeker niet het enige. Denken we maar aan de aandacht die er tegenwoordig is voor het probleem van de opwarming van de aarde. Opnieuw moet hier worden benadrukt dat Furedi ons niet probeert mee te delen dat de opwarming van de aarde geen reëel probleem is. Waar het hem om gaat is de manier waarop het probleem geconceptualiseerd wordt. Deze manier is identiek als bij de beschrijving van het probleem van het terrorisme: het gevaar wordt steeds meer beschreven als onbeheersbaar. Het is geen kwestie meer of maar wanneer we de ramp op ons bord voorgeschoteld krijgen. Irrationele angsten met betrekking tot gevaren die worden beschreven als onvermijdelijk nemen de bovenhand op rationele risico analyses die kunnen leiden tot pogingen om het probleem te controleren.
Het beschrijven van onze cultuur als een kwetsbare cultuur is de belangrijkste kritiek van Furedi. Dit zelfbeeld is een ondermijning van de principes van de moderne tijd die door de auteur hoog in het vaandel worden gedragen. Onder deze principes figureren het geloof in technologische vooruitgang en de controleerbaarheid van technologie door de mens prominent. De socioloog Furedi ziet dit niet graag gebeuren. Terecht is zijn waarneming dat het ondermijnen van deze principes van de moderne tijd hebben geleid tot een westerse cultuur waarin opmerkelijk veel aandacht is voor kwetsbaarheid. In een tijdperk waarin de menselijke mogelijkheden en de technologische verwezenlijkingen op een hoogtepunt zijn aanbeland, zijn we ook steeds meer onzeker over deze ontwikkelingen. Het defaitisme binnen de hedendaagse cultuur is onmiskenbaar. Het woord vooruitgang heeft tegenwoordig een negatieve connotatie en wordt door cultuurpessimisten beschreven als voorbijgestreefd en naïef. Als empirische beschrijving van de hedendaagse westerse cultuur is dit boek dan ook zeer inzichtrijk. Als geen ander slaagt de auteur er in om de algemene grondstemming van westerse samenleving terecht te beschrijven als een gevoel van kwetsbaarheid. Anderzijds is het opvallend dat hij niet ingaat op de positieve manieren waarop de heersende onzekerheid en gevoelens van kwetsbaarheid kunnen bijdragen aan een voortzetting van de moderniteit.
Wanneer we grondiger kijken naar de werken van de Duitse socioloog Ulrich Beck, die kan aanzien worden als een vertegenwoordiger van het door Furedi zo verfoeide possibilisme, zien we immers niet alleen pessimisme en defaitisme. Het concept van de risicosamenleving van Beck impliceert inderdaad op sommige plaatsen in zijn werk dat bepaalde technologische ontwikkelingen buiten het bereik liggen van menselijke capaciteiten ter controle van de consequenties van deze technologie. Wat Beck echter ook schrijft is dat deze onmacht een gevolg is van de structuren van wat hij de eerste moderniteit noemt. Onder andere impliceert dit de moderniteit van de territoriale natiestaten waarin politiek uitsluitend het domein is van politici die verantwoordelijkheid dragen voor het territoriale gebied waarvan zij de vertegenwoordigers zijn. Volgens Beck bestaat onze opdracht er dan ook in om de bestaande structuren van de eerste moderniteit te vervangen door nieuwe structuren die de problemen met betrekking tot technologische vooruitgang opnieuw kunnen beheersen. Concreet verstaat hij hieronder kosmopolitische structuren die globale problemen zoals de opwarming van de aarde of het terrorisme wel krachtdadig kunnen aanpakken. Deze kosmopolitische structuren zouden dan het begin inleiden van de tweede moderniteit. Een periode die door hem aanzien wordt als een verderzetting van de eerste moderniteit omdat essentiële kenmerken zoals het geloof in rationaliteit en wetenschappelijke vooruitgang behouden blijven.
Deze analyse van Beck wordt ook gedeeld door de vooraanstaande socioloog Zygmunt Bauman die het bestaan van de angstcultuur onder andere wijt aan de scheiding tussen macht en politiek. Volgens deze interpretatie is er tegenwoordig vooral sprake van negatieve globalisering van macht terwijl de politiek lokaal geworteld blijft in territoriale natiestaten. Dit heeft tot gevolg dat heel wat problemen die globaal zijn van aard niet efficiënt kunnen worden aangepakt. De oplossingen van de politiek zijn immers lokaal, en dit op hetzelfde ogenblik dat problemen een uitgesproken globaal karakter hebben. Deze inefficiëntie heeft tot gevolg dat individuen binnen westerse samenlevingen een gevoel krijgen van machteloosheid. Het zijn volgens Bauman deze gevoelens van machteloosheid die leiden tot een angstcultuur. Als oplossing stelt hij daarom net als Beck voor om te werken aan globale politieke structuren die er ook daadwerkelijk in slagen om hedendaagse problemen efficiënt aan te pakken.
Kortweg kunnen we besluiten dat Furedi zich opnieuw zeer vaardig toont in het blootleggen van wat er heerst in de westerse samenleving aan het begin van deze eeuw. Op beschrijvend niveau is het moeilijk om een speld tussen zijn betoog te krijgen. Hij slaat nagels met koppen, om het met een cliché te stellen. De westerse identiteitscrisis en de toename van het beschrijven van onze samenleving als zijnde kwetsbaar, zijn gegevens die amper kunnen worden weerlegd. Hij slaagt er echter niet in om ons een uitweg te bieden uit de impasse waarin we ons als westerse samenleving vandaag bevinden. Enerzijds is er een vaag pleidooi voor het construeren van een robuuste westerse identiteit, anderzijds is er de kritiek op het possibilisme en het resulterende defaitisme. Daarnaast is er in het laatste hoofdstuk van dit boek ook nog aandacht voor de veerkracht van gemeenschappen wanneer deze geconfronteerd worden met tegenslagen. Doorheen de geschiedenis gaat hij op zoek naar voorbeelden waarbij mensen niet reageren op catastrofes met paniek en onzekerheid maar met vastberadenheid en de kracht om terug te slaan. Dit is volgens hem zoals het zou moeten gaan met het probleem van het terrorisme of zelfs de opwarming van de aarde. Mensen moeten de kracht vinden om te reageren en om iets te doen aan de gevaren waarmee ze geconfronteerd worden. Dit is een betere reactie dan de stap te zetten naar het defaitisme en cultuurpessimisme dat zo kenmerkend is voor veel leden van de hedendaagse culturele elite van het westen. Deze vaststelling van Furedi is terecht maar moet worden aangevuld met het kosmopolitisme van Ulrich Beck. Alleen via het construeren van politieke structuren die geschikt zijn om de wortels van hedendaagse problemen aan te pakken, is veerkracht een geloofwaardig alternatief ten aanzien van angst. Furedi heeft gelijk wanneer hij beweert dat we moeten ophouden met onszelf nodeloos bloot te stellen aan gevaren die worden uitvergroot door het hameren op het bestaan van een cultuur van kwetsbaarheid strijdig met de principes van de moderne tijd. Wat hij vergeet is dat we hiervoor structuren en instellingen nodig hebben die corresponderen met de wereld waarin we aan het begin van deze eeuw leven.
Recensie door Christophe Andrades
Andrades, C. (2007). Angst aan het Begin van de Eenentwintigste Eeuw. In: Krisis. Tijdschrift voor actuele filosofie (105-110). Vol. 1. 2007 Bauman, Zygmunt (1999). In Search of Politics. Cambridge: Polity Press. Bauman, Zygmunt (2006). Liquid Fear. Cambridge: Polity Press. Beck, Ulrich (1999). World Risk Society. Cambridge: Polity Press. Beck, Ulrich (2006). Cosmopolitan Vision. Cambridge: Polity Press. Furedi, Frank (2004). Where Have all the Intellectuals Gone? Confronting 21st Century Philistinism. London: Continuum. Furedi, Frank (2005). Politics of Fear. Beyond Left and Right. London: Continuum. Soros, Georges (2006). The Age of Fallibility. The Consequences of the War on Terror. London: Phoenix Books.
Furedi Frank, Invitation to Terror. The Expanding Empire of the Unknown, London, Continuum, 2007
Nee, het is nog géén 1 april. En misschien kunt u het onderstaande artikel ook maar beter helemaal niet lezen. Het zou u voor langere tijd de pret kunnen bederven:
Zonder twijfel is er sprake van een crisis op de arbeidsmarkt. Alle deskundigen waarschuwen voor een snelle stijging van het aantal werkelozen. En het einde van deze crisis is nog niet in zicht. Dat is de ene kant. Hoe zou u in deze situatie over de leiding van een onderneming denken die heel genereus hulparbeiders in het buitenland zou werven? Met een visum en financiële beloftes. Zou u met het hoofd schudden en de onderneming voor gek verklaren? Welnu, dit is precies wat onze politici doen. In alle stilte en geheimzinnigheid werd zojuist in West-Afrika een tweede wervingscentrum voor Afrikaanse arbeiders geopend, dat mede wordt gefinancierd met Duits (Nederlands!?) belastinggeld. Het maakt deel uit van een programma om miljoenen werkloze Afrikanen voor de arbeidsmarkt naar Europa te brengen. Want de Europeanen sterven immers spoedig uit.
Niet één Duitse (Nederlandse!?) kwaliteitsjournalist heeft zich de afgelopen dagen samen met onze jubelende medeburgers op de Kaapverdische eilanden verheugd. Volgens officiële gegevens is op de voor Senegal gelegen West-Afrikaanse eilandengroep 18% van de inwoners werkloos volgens onofficiële gegevens is dat aantal meer dan 2x zo hoog. De Neue Zürcher Zeitung schreef ooit over het land dat armoede de enige constante in de historie van de Kaapverdische eilanden zou zijn. Maar nu jubelen de mensen op de Kaapverdische eilanden. Want de Europese Unie heeft precies op 1 januari 2009 haar tweede wervingscentrum voor werkeloze Afrikanen op de Kaapverdische eilanden geopend
(http://www.express.co.uk/posts/view/78180/50million-invited-to-Europe). Het idee achter het project is simpel: omdat veel Europeanen zich ergeren aan de bestorming van illegale immigranten uit Afrika, opent men nu in Afrika wervingscentra, waarin de Afrikanen helemaal legaal een visum voor Europa krijgen. Beter nog: men garandeert hen de ongehinderde in- en uitreis. Wie als Afrikaan eerst even een snuffelbezoek aan Europa wil brengen, kan tussendoor terug naar zijn Afrikaanse geboorteland en hoeft niet bang te zijn om bij terugkeer naar Europa aan de grens te worden afgewezen. Men maakt van illegalen doodeenvoudig voor de eigen grenzen legale medeburgers. En deze heeft Europa volgens de Europese Unie snel en in een groot aantal nodig.
De Europese Unie wil de geboorteachteruitgang van de Europeanen door het aantrekken van eerst ongeveer 20 miljoen mensen uit Noord-Afrika en Azië opvangen, om in de concurrentiestrijd met de Verenigde Staten concurrerend te blijven (op dit moment is ongeveer drie vierde deel van de bevolkingsgroei in Europa volgens gegevens van het Max Planck instituut voor demografisch onderzoek uitsluitend te danken aan het hoge geboortecijfer bij immigranten: http://www.demografische-forschung.org/archiv/defo0804.pdf Onder de staten, waarin de nieuwe Europese medeburgers moeten worden aangeworven, bevinden zich veel Afrikaanse landen. In oktober van het afgelopen jaar werd het eerste wervingscentrum voor Afrikanen geopend in het West-Afrikaanse Mali. En nu in alle stilte een tweede centrum op de Kaapverdische eilanden.
Naar het voorbeeld van de Amerikaanse Green Card wil de EU een Blue Card voor nieuwe medeburgers uit landen van de Derde Wereld invoeren. Na 5 jaar verblijfsduur in een EU-land moeten de medeburgers dan automatisch de permanente verblijfsvergunning voor de EU krijgen. In het Afrikaanse Mali (meer dan 90% van de bevolking is moslim) werd eerst voor 10 miljoen euro een informatiecentrum van de EU gebouwd, waarin de burgers van Mali moeten worden attent gemaakt op de nieuwe inreis- en arbeidsmogelijkheden in de EU. Ook in andere Noord-Afrikaanse landen is de bouw van informatiecentra voor de immigratie in de EU gepland. De nieuwe medeburgers worden door de Europese Commissie vooral als goedkope arbeidskrachten in de EU gewenst.
Veel van deze mensen moeten als het aan de Europese Commissie ligt hun toekomstige thuis in Duitsland vinden, omdat de Duitsers zogenaamd het snelst uitsterven. Waar is, dat deze bewuste import van de onderklasse wordt gefinancierd met het geld van de Europese belastingbetaler. Niet waar is daarentegen de bewering dat jaren geleden uit Europa geëmigreerde, tot de Europese cultuurkring behorende en goed opgeleide, Europeanen die naar hun Europese thuis willen terugkeren met financiële voordelen zouden worden gelokt. Op dit idee is in de gangen van de Europese Unie nog niemand gekomen.
Overal in Europa stijgt het aantal werkelozen. De Europese Unie bereidt ondertussen de bouw van nog meer wervingscentra voor Afrikaanse en Aziatische werkelozen voor. Vanuit het oogpunt van de Europese Commissie waarborgt deze import van de onderklasse (de Europese Commissie spreekt van goedkope arbeidskrachten) zogenaamd langdurig de toekomst en de concurrentiepositie van Europa.
Wellicht zal de Europese Unie op kritische vragen binnenkort antwoorden dat men van nu af aan alleen nog goed opgeleide mensen zal importeren: bijvoorbeeld artsen, ingenieurs, leraren. Dat echter zou dan werkelijk duivels zijn. Men zou in de Afrikaanse wervingscentra dan bijvoorbeeld in Afrika dringend nodige artsen werven. Ethisch gezien zou dat meer dan verwerpelijk zijn. Dus vraagt u maar liever niet verder naar het waarom van het programma. Betaalt u gewoon met uw belastinggeld en geniet u van datgene wat komen gaat, want de import van de onderklasse moet tenslotte ooit uw pensioen veilig stellen.
Het is allemaal echter wel merkwaardig, omdat veel van de Europese landen die nu medeburgers uit de landen van de Derde Wereld importeren nu al contante geldpremies uitbetalen aan geïmmigreerde medeburgers uit landen van de Derde Wereld, opdat deze zo snel mogelijk naar hun geboortelanden terugkeren. Twee voorbeelden: Frankrijk betaalt sinds 2007 aan een ieder die bereid is terug te keren naar zijn geboorteland 8000,-. Spanje gaat sinds 2009 zelfs nog verder, daar betaalt men 10.000,-. 10.000,- is waarschijnlijk niet genoeg om in Spanje een bedrijf te beginnen, maar in Marokko bijvoorbeeld is dat veel geld, verklaarde de Spaanse minister voor werkgelegenheid en immigratie Celestino Corbacho de maatregel. Spanje hoopt zodoende een miljoen immigranten weer kwijt te raken, aan wie hun aanspraken op de werkloosheidsverzekering worden uitbetaald en dan hun koffers moeten pakken.
Dus nog één keer van voren af aan: men wordt in een wervingscentrum van de Europese Unie met belastinggelden van EU-burgers geworven, reist dan naar Europa en krijgt tot 10.000,- van de Europese belastingbetaler als men Europa weer verlaat? Geen wonder dat er intussen Europeanen zijn die zich verwonderd op het hoofd krabben en zeggen: Wie werkt is dom.
Aanvulling: De Europese Unie bouwt op dit moment wervingscentra in Moldavië en Turkije voor arbeidskrachten die naar Europa moeten worden geïmporteerd.
De Europese Unie overweegt om islamofobie strafbaar te stellen. Wij hebben een test voorbereid die u erbij moet helpen of u een toekomstige delinquent bent:
Een aan u gericht schrijven zou er dan als volgt kunnen uitzien:
Officiële islamofobie-controle.
Ik betreur het ten zeerste u ervan in kennis te moeten stellen dat u verdacht wordt van islamofobe activiteiten.
Rechtskundige instructie.
Volgens EU-directieven DCLXVI dient een onmiddellijke islamofobie-test te worden uitgevoerd. We willen u wijzen op de strafbare handeling van het afleggen van valse verklaringen. Als u weigert deel te nemen aan de test, kan dit een geldboete of gijzeling voor u tot gevolg hebben.
Handleiding:
Kruist u a.u.b. de uitspraken aan die voor u van toepassing zijn.
U bent mogelijkerwijs islamofoob wanneer u:
1)Midwinterfeestdagen Kerstmis noemt.
2)Niet uw blikken naar beneden richt voor moslims.
3)Niet weet dat bijvoorbeeld Vincent van Gogh moslim was.
4)Vergeten bent dat na de Tweede Wereldoorlog Nederland door Marokkanen werd opgebouwd.
5)Uw kinderen verhalen toestaat die niet door de coördinatieraad van de moslims werden vrijgegeven.
6)Uw kinderen met poppen of LEGO spelen.
7)Het raar vindt dat een 50-jarige man trouwt met een 6-jarig kind.
8)Het niet als culturele verrijking viert wanneer uw kinderen op school door groepen moslims bedreigd worden.
9)Niet begrijpt waarom joden moeten worden uitgeroeid.
10)Niet tenminste met één familielid getrouwd bent.
11)U weet dat Taqiyya in tegenstelling tot Tequila niet uit Mexico komt.
12)Niet begrijpt waarom een 70-jarige non bij het inchecken op het vliegveld aan een nauwkeurige inspectie wordt onderworpen, terwijl men boerka-draagsters doorwenkt.
13)Voorbehouden tegen met belastinggelden gefinancierd islamitisch onderwijs hebt.
14)Niet begrijpt waarom het laten zien van uw vlag volksopruiing is.
15)U niet inziet dat moslims in alle opzichten beter dan u zijn.
Evaluatie:
Hoeveel uitspraken hebt u aangekruist?
0: U bent een goede burger. Omdat de islam geen dwang in het geloof kent, zou u zich vrijwillig moeten bekeren.
1 tot 2: U bent een ongelovige!
3 tot 5: U bent een potentiële crimineel. Uw gegevens worden aan de binnenlandse veiligheidsdienst doorgegeven.
6 tot 9: U bent een volksopruier.Een speciale eenheid van de politie zal zich onmiddellijk bij u melden. Verzet u zich niet!
10 tot 12: U bent een vijand van Allah. Over hoe er verder tegen u zal worden opgetreden kunt u in de Heilige Koran lezen. Ter bescherming van de oemma worden de namen van u en uw familieleden alsmede uw adres tijdens het volgende vrijdaggebed bekendgemaakt.
Meer dan 12: U bent een zionistische kruisridder in dienst van de VS.
Amnesty International maakt de treurige balans van de wereldwijde executies in het Olympische jaar 2008 op. Naar verwachting en in historische traditie werden de meeste mensen opnieuw door de Chinese communisten gedood (1718). Daarna volgen de islamitische staten Iran (346), Saoedi-Arabië (102) en Pakistan (36). Bij de getallen bestaat er echter een behoorlijk grijs getal en de Ranking is in zoverre niet veelzeggend, omdat men directe aantallen vergelijkt zonder deze in relatie te brengen met de grootte van de landen. Met deze correctie komen we tot een andere volgorde:
Daarmee voltrok de Volksrepubliek China opnieuw meer doodvonnissen dan enig ander land ter wereld. De hoop dat het toekennen van de Olympische Spelen 2008 aan Peking daar iets aan zou kunnen veranderen ging niet in vervulling.
Integendeel: volgens het Amnesty-bericht verdrievoudigde het aantal bekend geworden executies in het Olympische jaar zelfs (2007: minstens 470).
Daarmee is China er mede verantwoordelijk voor dat het aantal wereldwijd geregistreerde executies verdubbelde: van minstens 1252 naar minstens 2390. De Volksrepubliek zou, volgens Amnesty, ook in het Olympische jaar de gruwelijke wereldkampioen van de doodstraf zijn gebleven.
Na China volgen in de statistiek Iran (minstens 346 executies), Saoedi-Arabië (minstens 102), Pakistan (minstens 36) en de Verenigde Staten (34). Als enige land in Europa liet Wit-Rusland 4 mensen doden. Tevens werden in totaal in 52 landen minstens 8864 mannen en vrouwen ter dood veroordeeld. Daarentegen is in 158 landen de doodstraf afgeschaft of wordt deze in de praktijk niet meer voltrokken. Vorig jaar kwamen Argentinië en Oezbekistan erbij.
Als men de gepubliceerde aantallen echter in relatie ziet tot het behoorlijk verschillende inwoneraantal ( Bron:http://de.wikipedia.org/wiki/Liste_der_Staaten_der_Erde) van de ergste executielanden, ontstaat er een andere volgorde. Per miljoen inwoners waren er in Iran 4,8 executies, in Saoedi-Arabië 4,1 executies, in China 1,3 executies. Verbazingwekkende slotsom: daar, waar de zogenaamde religie van de vrede intensief wordt opgevolgd, is het aantal executies nog 4x hoger dan bij de communistische koploper!
Het spijt mij, mar ik kan geen betere beeldspraak bedenken dan wat de Bijbel aanhaalt over hem, die zijn volk wegleidde uit de slavernij van Egypte, en na een tocht door de woestijn van 40 jaren, het Beloofde Land slechts van uit de verte. mocht aanschouwen. Mozes, die zijn Volk en de Mensheid de 10 Geboden Gods schonk, mocht het niet meemaken dat Israël eindelijk terug was, om bezit te nemen van het Voorvaderllijk Land, dat overliep van Melk en Honing, Waarmee ik niet gezegd wil hebben, dat Marc Grammens Vlaanderens Vrijheid niet meer zou mogen beleven. Integendeel, de Dag der Dagen is hopelijk veel dichterbij dan velen denken en anderzijds zijn er nog minstens 25 jaar te gaan voor hij 100 wordt en het hout waaruit Marc Grammens gemaakt is, vergaat niet binnen de 100 jaar.
Marc Grammens
(ik heb nog zijn speechke bij de vereremerking bij Nova Civitas te goed om op het Internet te plaaysen. Even geduld AUB)
zal in Vlaanderens collectief geheugen méér zijn dan een voetnota in de geschiedenis!
Stel U voor dat ik bij mijn dagelijkse rondgang vanmorgen bij de vrienden op het Internet onderstaande tekst ontdekte, waarbij zo goed als expliciet gevraagd werd om aan de kar te trekken voor verspreiding. Dievicta placet mihi causa! t Heeft werkelijk gene naam. En hij ook niet. Wij kennen alleen zij alias. Maar Leterme of Verhofstadt zal het wel niet achter zitten: die zijn daar te stom voor. Maar hij, die victa, is steengoed. Lees mee. Kopieer, hang uittreksels uit in Uw stamcafé, vraag dat de Pastoor er een Herlijk Schrijven van maakt die hij afleest op de kansel, voor die paar parochianen die hem nog resten. Vertaal het in t Arabees, Chinees, franscouillons en desnoods in het Esperanto. Als gans Vlaanderen er maar over spreekt!
Hier een transcriptie van de interessante stellingen die Mark Grammens formuleerde in het programma Rondas, op Klara. De podcast van dat radioprogramma is maar kort beschikbaar, en Grammens' woorden verdienen een uitgeschreven tekst, immers scripta manent, en zijn ideeën over Brussel bevallen mij bovendien uitstekend. Rondas noemt Grammens een maner, iemand die zijn volk aanmaant, een profeet dus. Maar hieronder is hij ook in zijn gedaante van evangelist te zien. We vallen in als het programma al zeventien minuten ver is, en stappen ook uit als het nog niet gedaan is.
(17'05")
Ik ben geen groot voorstander van het betalen van om het even welke prijs, zelfs niet de geringste, voor zowel het tot stand brengen van een staatshervorming, als voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik ben natuurlijk wel voorstander van die twee gebeurtenissen dat spreekt vanzelf, waarom zou ik het niet zijn? maar ik vind het totaal onverantwoord van daar ook maar de geringste prijs voor te betalen. Wat staatshervorming betreft moeten we een beetje, in Vlaanderen een beetje meer lezen, Le Soir lezen, en andere Franstalige kranten lezen, dan zouden we weten dat de Franstalige partijen, de Franstalige elite op dit ogenblik volop bezig is, bijna geobsedeerd is door het thema van de splitsing van België. Het enige dat hen op dit ogenblik interesseert, dat is de best mogelijke voorwaarden bekomen, waarop bij een eventuele splitsing Wallonië tot stand kan worden gebracht, hetzij bij Frankrijk, hetzij anders, om het even. Zij doen daar alles voor. Zij gaan zo ver van zelfs idiotieën zoals een corridor tussen Brussel en Wallonië te verdedigen, wat gewoon absurd is. Alsof de Vlamingen militair zouden de grens met Wallonië afsluiten. Je, je moet halfgek zijn om zo te redeneren. Maar bon, ze zijn nu eenmaal zo. Ze zijn geobsedeerd door een soort verlatingsangst, en van daaruit halen zij de gekste toeren uit. Maar, je moet wel begrijpen: elke toegeving die nu gedaan wordt, die wordt definitief op het moment van een eventuele splitsing. Kijk, ik ben er voorstander van, ik zou wensen dat ook alle Vlamingen die geen voorstander zijn van de splitsing van België, voortdurend met dat feit rekening zouden houden, precies zoals àlle Walen op dit ogenblik dat doen. Dat is wat in Vlaanderen nu moet, nodig is, dat is een Vlaamse elite die, zelfs indien zij geen splitsing van België wenst, er toch in al haar daden rekening mee houdt. Om die reden ben ik dus tegen élke vorm van toegeving, in ruil voor het verkrijgen van een verdere staatshervorming. Dat vind ik dus niet verantwoord. Er zal op het moment van de splitsing, als die ooit plaatsvindt, ik zeg wel áls, zal er nog genoeg onderhandeld moeten worden. Dus, laten wij in godsnaam niets prijsgeven nu, dat is gewoon een lichte vorm van landverraad, van Vlaams standpunt uit gezien. Dat dus wat de staatshervorming betreft. Nu, wat Brussel-Halle-Vilvoorde betreft, volg ik dezelfde redenering, dus ook daar geen enkele toegeving doen. Ik ben het met Johan Vande Lanotte eens dat dit ook niet hoeft, want dit is een norm, die splitsing, die vastligt en die door het Constitutioneel Hof wordt opgedragen aan de Wetgevende en de Uitvoerende Macht, hetgeen betekent dat, als er verkiezingen plaatsvinden in het jaar elf, of vroeger, voor Kamer en Senaat, en Brussel-Halle-Vilvoorde is niét gesplitst, dan wordt dat een resem van processen, van alle Vlaamsgezinden. Die gaan zich inspannen om zoveel mogelijk processen aan te spannen totdat die ongeldigverklaring van die verkiezingen volgt. En dan komt er het volgende: dan worden wij in de wereld weer eens voor schut gezet. Allezkom, de hoofdstad van Europa kan geen geldige verkiezingen organiseren, beeld u dat in! Als je er van uitgaat dat de Franstaligen meer belang hebben bij het behoud van België, en bij de reputatie van België, dan de Vlamingen die op zichzelf kunnen bestaan, dan volgt daaruit dat het in het voordeel van de Franstaligen is dat Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst wordt. Ziet ge? En ik ben er van overtuigd dat zij dat ook weten. Ze proberen alleen van de gelegenheid gebruik te maken om van de Vlamingen van alles binnen te halen, te verkrijgen. Geef daar niet aan toe, en die splitsing komt er sowieso.
[JPR] ...wie in de geschiedenis van de Belgische staat toch een paar krachtlijnen kan zien, weet ook wel dat er één lijn duidelijker gemarkeerd is dan alle andere, namelijk die naar meer soevereiniteit voor Vlaanderen, met andere woorden: de centrifugale lijn.
(22'47")
Dat weten de Franstaligen ook, dat wij dat zo opvatten als een stap naar de geleidelijke totstandkoming van een Vlaamse natie. Dat hoeft daarom geen volledige zelfstandigheid te zijn. Als ik spreek over Vlaamse natie, ben ik realistisch genoeg om daar niet de Vlaamse Republiek mee te bedoelen, maar wel een zeer verregaande vorm van confederalisme. Dat volstaat voor mij hoor, omdat een volledige zelfstandigheid, is in de huidige internationale context zeer moeilijk realiseerbaar. Wij gaan met enorme, enorme oppositie te maken krijgen in Europa en in de wereld. We gaan er alleen maar problemen mee krijgen. Bovendien vraag ik mij af dat is nog het ergste eigenlijk vraag ik mij af of dat Vlaanderen op dit ogenblik over het politieke personeel beschikt om zoiets door te voeren, op een manier die een beetje presentabel is. De Walen zijn tegen confederalisme omdat zij niet wensen op eigen benen te staan. Zij weten zeer goed dat confederalisme onder andere inhoudt dat er een transparantie komt in de bedragen die overgedragen worden van de ene deelstaat naar de andere. Dat kan niet anders. In, in Duitsland bijvoorbeeld, is dat klaar en duidelijk. Elke deelstaat weet, elke kiezer weet hoeveel zijn staat bijdraagt aan de heropbouw van het voormalige Oost-Duitsland. Het is algemeen geweten, de transparantie is volledig. Dus dat is eigen aan, aan dat soort systemen. Alleen bij ons bestaat er geen transparantie in de overdracht van middelen van de ene deelstaat naar de andere. Bij confederalisme is dat gedaan. Dan komt de transparantie, en dan beslist Vlaanderen, min of meer autonoom, over de bedragen die toegekend worden en de besteding ervan. De voornaamste reden waarom ik nu op dit moment zwaar voorstander ben van tenminste een zeer gedegen confederalisme, indien geen zelfstandigheid, dat is dat het in een confederaal systeem er geen dispuut meer bestaat over de grenzen, over de begrenzing. Dat is de voornaamste verworvenheid van het confederalisme. Het is natuurlijk ook de reden waarom de Franstaligen die altijd op gebiedsuitbreiding uit zijn, er tegen zijn. Maar dat is waarom we confederalisme dringend, dringend nodig hebben. Dat is om definitief vastliggende grenzen te hebben. En dan wordt het veel minder belangrijk of er immigratie in Vlaanderen is vanuit Brussel, of niet, omdat er toch geen grenzen meer zullen verlegd worden. De opinievorming, over wat er in België gebeurt, is volledig in handen van de francofonie. Daar moeten we ook van uitgaan, en het helpt niet het is spijtig dat ik het moet zeggen maar het helpt niet door in Vlaanderen een ambtenaar aan te stellen die zich moet bezighouden met het verbeteren van het imago van Vlaanderen. Daar is veel meer voor nodig dan dat. Ook daarvoor zou om te beginnen Vlaanderen in een confederaal bestel een grotere zelfstandigheid moeten genieten, want de vorming van de wereldopinie is volledig, ik zeg wel volledig in handen van de francofonie. De enige krant die door de meetellende en meesprekende buitenlanders in Brussel, perscorrespondenten enzovoort, gelezen wordt is Le Soir. Ik heb Le Soir nu al zoveel jaren gevolgd, en vooral sinds de verkiezingen van 2007. Ik zeg soms, als je Vlaanderen wilt zo rap mogelijk onafhankelijk maken, geef dan de Vlaamse bevolking die Frans kent een abonnement op Le Soir cadeau, en je zult het halen.
(28'46")
Het is de historische fout geweest van een zeker gedeelte van de Vlaamse Beweging, en van de partijen die konden als Vlaamsgezind, heu, doorgingen, om van Brussel en derde gewest te maken. Dat was op het moment dat het gebeurd is zelfs hoegenaamd niet nodig. Men had al de hervormingen die toen plaatsgevonden hebben, gemakkelijk kunnen realiseren zonder, heu, van Brussel en derde gewest te maken. Dat is een Vlaamse toegeving geweest die men nooit had mogen doen. Helaas het is gebeurd, en omdat het gebeurd is moeten we er rekening mee houden. We moeten van de realiteit uitgaan. En die realiteit betekent dus dat Brussel in ieder geval een partner wordt in welke vorm van beslissingen ook, over confederalisme enzovoort. Daar is niets aan te doen. Waar ik het niet mee eens ben, dat is dat Vlaanderen zijn toekomst moet laten bepalen door de vrees Brussel te verliezen, want Brussel verliezen, die theorie steunt op de veronderstelling dat wij nu Brussel zouden hébben, en dat is gewoon de waarheid niet. De Vlaamse aanwezigheid in Brussel is sterk aan het verminderen, in alle opzichten. Om te beginnen getalsmatig. Ik zal een kleine voorspelling doen: men zal de avond, of des anderendaags, na de verkiezingen van 7 juni van dit jaar, zal men in Vlaanderen schrikken van de achteruitgang van de stemmenaantal van de Vlaamse partijen in Brussel. Ze zullen evenveel zetels houden, want dat zetelaantal ligt vast. Dat is een, trouwens een psychologisch zéér nadelig element weer. Doordat hun zetelaantal vastligt, doen ze er eigenlijk niets niet meer voor. Dat is, ze zijn toch verkozen! Wat zouden ze nog doen voor de Vlamingen in Brussel? Dat is ontzettend nadelig. Als ze ons een vuile streek hadden willen lappen, de Franstaligen, dan hadden ze ons die zetels moeten geven. Ik vraag me trouwens af of het niet zo bedoeld is geweest, want het vast zetelaantal is om ...psychologisch totaal verkeerd. Daardoor wordt een illusie geschapen van deelname aan de macht, terwijl die daar in feite niet is. En bovenal komt daardoor de waarde, de democratische waarde laten we zeggen, van het aantal stemmen niet meer tot uiting. Of er nu meer, of minder Vlamingen in Brussel zijn: het blijft allemaal net hetzelfde, hé, voor de politiek. En dat is waar de politiek rekening mee houdt, en dus zeer nadelig. Wij moeten geen rekening houden met Brussel voor de eventuele Vlaamse zelfstandigheid, zij het beperkte zelfstandigheid in confederalisme, of volledige zelfstandigheid. Vlaanderen heeft Brussel niet nodig. Dat is een grove leugen van te doen alsof het anders zou zijn. Ik en er zelfs van overtuigd geworden, want ik was vroeger een andere mening toegedaan, daar kom ik graag voor uit, ik ben er van overtuigd geworden dat Vlaanderen beter af is zonder Brussel. De Vlaamse aanwezigheid in Brussel ...dat is architectuur hè, dat is prachtig natuurlijk, maar dat is alles, dat zijn stenen hè! Sinds men Brussel als derde gewest aanvaard heeft, moet men met de realiteit rekening houden, dat daar weinig aan te doen is. Ik geloof niet in een zogenaamde herovering van Brussel door Vlaanderen of iets ...dat, dat bestaat niet. En Brussel laten aansluiten bij Wallonië, dat kan mij eigenlijk geen barst schelen. Laat ze doen, want kijk eens even: dat zijn twee failliete staten die samengaan. Wat is het resultaat van een failliete staat die, die een andere failliete staat overneemt? Dat is een dubbel failliete staat. Maakt geen enkel verschil uit. Eventueel kan Vlaanderen verkrijgen dat in Brussel een gemeenschapsbeleid behouden blijft, maar afgezien van Brussel lijkt mij de evidentie dat in een confederaal bestel gemeenschappen ophouden te bestaan, omdat de grenzen veel vaster liggen dan in de huidige context. Zodra de grenzen vastliggen ...het kan bijna niet anders dat grensoverschrijdende gemeenschappen en zo, dat is bijna uitgesloten.
(34'24")
Wat betekent Brussel nog als België verwasemt, dat betekent dus, nog bestaat, maar nog maar over enkele ministeries beschikt? Wat betekent Brussel nog als Vlaanderen, het officiële Vlaanderen uit Brussel wegtrekt? Wat betekent Brussel nog als, ten gevolge daarvan, Europa uit Brussel wegtrekt? Want ik zou toch eens eventjes aan iets anders willen herinneren. Men zit altijd bezig over Brussel dat Europa herbergt hé, maar vorige week heeft The Economist voorspeld dat als de crisis nog lang duurt, Europa eraan gaat, de Europese Unie instort. The Financial Times heeft al dagenlang hetzelfde thema behandeld. Dus, pas op met dat Brussel is gelijk aan Europa. Dat staat absoluut niet vast. Houd daar goed rekening me alstublieft. Europa, dat wordt beschouwd, de Europese Unie wordt beschouwd als iets dat niet meer kan veranderen. Dat dus nu, euh, nu voor eeuwig bestaat, laten we het zo zeggen. Maar dat is absoluut de waarheid niet. Europa is niét tegen een langdurige crisis bestand. Dat wordt door de financiële pers op dit ogenblik aanvaard. Als een gegeven, als een gegeven aanvaard. Altijd toch niet zoveel rekening houden met Brussel als men altijd doet! Want beeld u eens in dat Brussel Europa verliest, wat blijft er nog over, zeg mij eens, hé? Waar, waar staat Brussel? Dan wordt het helemaal niks anders meer dan de islamitische hoofdstad van Europa hé, en niks anders meer. Houd er mee op met soms zó bezig te zijn met Brussel. Houd rekening met de objectieve factoren in de wereld, en stel dan vast: de Europese roeping zogezegd van Brussel, dat is een windei. Vlaanderen kan zich gemakkelijk uit Brussel terugtrekken zonder het minste verlies te lijden. België kan verwasemen, wat blijft er over van Brussel? Denk daar eens aan. Dus wat, wat, wat is die Brusselse autonomie? dat Brusselse derde gewest? Wat is dat in een verder verwijderde toekomst? In dat perspectief, wat is dat nog waard? Dus gun Brussel zijn derde gewest, we kunnen er toch niks meer aan doen. Maar dat is geen toekomst hoor, voor Brussel. Brussel kan niet op zichzelf bestaan. Ja, dus zal Brussel willen uitbreiden, zal een poging doen, maar nu is het aan de Vlamingen om te zeggen njèt, hé, in geen geval. Ik zou iets verder nog willen gaan. Ook de toekomst van de Brusselse Vlamingen, ook die, de toekomst van de Brusselse Vlamingen, zit niet in het handhaven van de huidige situatie, maar zit in een zo ver mogelijk doorgedreven Vlaamse autonomie, dus confederalisme, omdat dan de macht van Brussel automatisch vermindert, en Vlaanderen zijn voorwaarden kan opleggen. Laten we zeer optimistisch zijn, en aannemen dat in die omstandigheden Vlaanderen over een ietwat daadkrachtige regering beschikt, hé. Ik ben zeer optimistisch: in dat geval kan Vlaanderen werkelijk, ik zal niet zeggen volledig zijn wil opleggen aan Brussel, dat is ook niet nodig, maar zeker voldoende waarborgen krijgen voor de bescherming van de Brusselse Vlamingen. Veel beter dan nu. De Brusselse Vlamingen krijgen meer mogelijkheid om beschermd te worden, daadwerkelijk beschermd te worden door een Vlaamse regering en een Vlaamse natie die zelfstandig zijn, dan in de huidige situatie, met hun groteske vertegenwoordiging in het parlement, en die toch niks te zeggen hebben. Laat de Brusselse Vlamingen al hun privileges opgeven, maar, daar gaat het om, laat Vlaanderen zelfstandig zijn, in grote mate van zelfstandigheid, en de Brusselse Vlamingen zijn gered. De Franstaligen, lees hun kranten alstublieft, ik smeek, Vlamingen: lees Franstalige kranten. Ge zult dan goed merken waar ze naartoe gaan. Ze bereiden alles voor op de scheiding. Ze bereiden zich volledig voor. Weet ge dat er het laatste half jaar, in het Frans, vijf boeken en brochures verschenen zijn, vijf hé, die handelen over dat onderwerp. En die gaan uit hé, van, van mensen met een zekere allure, niet van extremisten, hoegenaamd niet, een Fallon enzovoort, die iets te zeggen hebben. Dus, ze zijn daar volop mee bezig. Vlaanderen niet. En dat is juist wat nu zeer gevaarlijk aan het worden is. Dat is: de uitgangspunten zijn te verschillend. Vlaanderen is bezig met kleine probleempjes zoals splitsing van een arrondissement en zo, relatief klein probleem, maar de Franstaligen zijn bezig met het grote probleem, de toekomst. Daar zijn die mee bezig. En dat verschil dreigt ons zuur op te breken. Dat verschil in benadering. Omdat daardoor de Vlamingen geneigd gaan zijn, zaken toe te geven die dan straks, als de serieuze discussie plaatsvindt, als verworven zullen beschouwd worden door de Franstaligen. En in ruil voor wat? Kijk, in het kader van verdergaand confederalisme met vaste grenzen, is Brussel-Halle-Vilvoorde sowieso gesplitst, hé. We moeten daar toch nu niks voor toegeven, begrijpt u? Want dat wordt in ieder geval gesplitst, dat kan niet anders. Ge kunt geen confederalisme hebben als de grenzen niet vastliggen. Dat gaat niet. Dat kan binnen België, zon arrondissement, maar dat kan niet in confederalisme. Dus die splitsing komt er altijd. Dat is onvermijdelijk.
Bij het lezen van onderstaand artikel werd ik tegen mijn zin, teruggevoerd naar mijn prilste kinderjaren naar de Hofstede van Caloen (Dudzele bij Brugge) waar mijn fantastische nonkel René hereboer was tijdens de oorlog. Als kinderen hadden wij met die van t kasteel absoluut geen uitstaans, en het was ons streng verboden daar dichterbij te komen, alhoewel het tuinmansbootje van de onderhoudsman op de kasteelwal ons onweerstaanbaar aantrok. Wij wisten niet veel van die oorlog en als kind hadden wij heerlijke dagen op die hoeve, de omringende bossen en de verleidelijke aantrok van het Zeekanaal, waar later de RAF (Royal Air Force) kwam mitrailleren dat het een lieve lust was. Wisten wij veel dat ons Ma daar deftig meehielp aan het vele werk dat boer en boerin en de oudste kinderen bijna niet aankonden.
Pietje was de naam van de boever, een simpele jongen, die telkens Nonkel ongewild verklapte aan Tante, waar hij bleef om te eten als Pietje met de paarden, zonder boer, alleen te middag op het hof aankwam om ze te stallen Wij wisten het wel, maar zwegen wijselijk, want Nonkel had dan telkens wel een beloning voor ons. Dan zong hij, s avonds, in het halfduister, in de donkere boerenkeuken. Hij zong o.a. van de Spaanse Burgeroorlog en het arme kind dat naar de Vlaanders was gevlucht, heel alleen op s werelds wegen, geen vader of moeder, geen broer of zuster: ziet mij aan, arme Spaanse vluchteling met veel tremelos, want Nonkel kon zingen! Waarom op bepaalde dagen de grammofoon met de grote hoorn en de muziekplaten van de zolder mocht gehaald worden, snapten wij kinderen ook niet. Maar toen dansten onze grote zus en broer depolka of de mazurka met de Brugse neven en nichtjes, en lachten zowel ons moeder als Tante, wat ze anders nooit deden Blijkbaar moest er iets gevierd worden maar daar werd, in ons bijzijn, over gezwegen Ja, Nonkel Rern& was ne plezante Zelfs toen hij iedereen van tafel kreeg, als hij op t hof luidkeels een conversatie begon in zijn sappig Brugs dialect, tegen een paar kippen. Iedereen recht e naar buiten en Nonkel, smakelijk lachend: Kom, we gaan naar t veld .Jongens, wat was ik spijtig zelf geen vader meer te hebben, want die was, werd er verteld, nòg plezanter .
Waarom Nonkel zo dikwijls te laat kwam voor het middag-eten? Dan was hij naar t Boomtje, om n dreupel (of meerdere) zei ie, maar wij zagen ook wel dat die madam van t Boomtje jong, rond en leutig was. Wat n verschil bij ons Tante, die door zorgen gekweld (?) veel te vroeg oud geworden was .
U gelooft me niet? Herberg t Boompje bestaat nog altijd, even oud als toen, langs de Steenweg Brugge-St Jozef naar Knokke, de Dudzeelse Weg En Nonkel René? Zit ergens hierboven glunderend.n straaltje takssap te zetten waar dat schattig engeltje straks haar voetjes zal willen neerzetten, denk ik. Ik ontmoette hem, zijn foto, gisteren op het Internet, toen mijn stamboom langs moeders kant (waarmee houden die mensen zich toch bezig!) onverwacht binnenrolde op Google-zoekmachine. Hij zag er nog uit als toen. Alleen stond er een hemels groot vraagteken te lezen in zijn ogen, die mij vroeger zo monkelend aankeken toen we , jong volkje, samenzweerderig een of andere grap in elkaar zaten te konkelfoezen achter het wagenkot .Die portefeuille aan een twijndraadje bijvoorbeeld .Of zwarte zeep onderaan de zware klink van het bakhuis waar Tante seffens brood zou gaan bakken Ons opstoken, Ja, en dan kwansuis dreigen, als t resultaat meeviel (!) dat hij ons wel zou krijgen .Ja, Nonkel René, ik weet het ook niet. De meesten van toen zijn dood, en de huidigen dragen nog wel Uw naam, maar onze wegen zijn uit elkaar gegaan .Gij zijt een van de laatsten (1962) die gestorven zijn in het middeleeuwse St Janshospitaal; aan de Dyver, onder de half-ondergrondse gewitte keldergewelven, waar ge wist dat het leven traagjes uit U wegsloop, Uw handgreep was van ijzer als vanouds, als wildet gij U vastklampen aana onze jeugd
Van de Spaanse Burgerloorlog naar de Engelse Burgerloorlog, in .Afghanistan ..
Voorboden van een Europese burgeroorlog:
Britten vechten tegen Britten in Afghanistan
Brise soldaten die in een surrealistisch kleine burgeroorlog verwikkeld zijn met een toenemend aantal Britse jihadisten, die naar Afghanistan reizen om daar de Taliban te ondersteunen. Dit melden legerofficieren de krant de Independent (1).
Of is iemand werkelijk van mening dat deze mensen als zij terugkomen (omdat zij de Britse pas bezitten), hier in Europa de vijandigheid van daar hier ineens van zich af leggen en dat alléén om de laffe regeringen hier een plezier te doen?
Britse geheime diensten schatten dat ca. 4000 Britse moslimsoldaten naar Pakistan zijn vertrokken.
Lord Ahmed (2) zal hen waarschijnlijk in Londen missen. Veel Britse jihadisten vertrekken ook naar Somalië en doen dienst in jihad-oorlogen. In Afghanistan echter vechten Britten tegen Britten. Men heeft bij veel gesprekken die afgeluisterd werden het Britse Midlands-accent gehoord.
De Britse regering is bovendien zo dom onnodig mensen als Mohamed Binyam (de Murat Kurnaz van de Britten) (3) uit Guantanamo op te nemen, die bovendien geen Brits staatsburger zijn. Dit is dus pure zelfvernietigingsdrift van de huidige Britse regering.
Dit artikel verscheen op Kybelenes Weblog en is vertaald uit het Duits.