Ridder Walder #1: De gevangene van God. (HC) (Talent) (1997)
Tekst & tekeningen: Jeanine Rahir.
De Teutoonse ridders, monniken-soldaten uit Noord-Europa, brengen in naam van het Kruis de hel naar de dorpen en de velden. Wanneer Walder, de ridder met de raaf, verscheurd wordt door wanhoop, vrijheid en eenzaamheid, heeft hij niets meer te verliezen. Hij verkiest een luxeleventje boven de eer.
Walder Von Stein, slachtoffer van een wrede vervloeking, is verplicht in Pruisen strijd te leveren naast zijn strijdmakkers van de Orde. Hij tracht zijn verdriet te verkroppen via de strijd en het gebed. Hij haat de Orde waaraan hij zijn menselijkheid heeft opgeofferd. Zo ontmoet hij Mygale, die slechts nog leeft om zich op de Teutoonse Orde te wreken. Walder voelt aan dat ze gelijken zijn. Allebei hebben ze liefdesverdriet en haten ze de Ridders van de Orde.
Ridder Walder #2: Voor de Poorten van de Hel. (HC) (Talent) (1998)
Tekst & tekeningen: Jeanine Rahir.
Het verleden van Ridder Walder is uitgewist in de vlammen. Daarom beslist de jongeling om de beruchte teutoonse ridderorde te gaan dienen. Onder het mom van de bevrijding van het kruis organiseren de Duitse ridders gigantische plundertochten door Polen en Pruisen. Walder voelt zich daar helemaal niet gelukkig mee.
Ridder Walder #4: De ridder met de raaf. (HC) (Talent) (2001)
Tekst & tekeningen: Jeanine Rahir.
Walder heeft de Teutoonse Orde verlaten om samen met Mygale te zijn. Maar oude wonden worden terug opengereten en het lot is wreed. In die meedogenloze wereld krijgen de ridders in steekspelen de kans om een nieuwe kroon te verwerven, of, als ze daar niet in slagen, verse wonden. De duistere Walder is de ridder met de raaf geworden en heeft niets meer te verliezen. Hij verkiest een luxe-leventje boven zijn eer.
"Met deze Charta verbind ik mezelf, Walder, Baron von Stein, aan de Teutoonse Orde, en leg ik uw lot in de handen van de Grote Bevelhebber Karl van Bergland. Mijn land, Land van Stein, schenk ik aan de Orde, samen met al de goederen die er zich bevinden." Door zich in te lijven bij de Orde zoekt Walder vergiffenis voor zijn zonden. Hij denkt dat al de tegenslagen die hem benadeelden het gevolg waren van zijn slechte daden. Maar de moeilijkheden beginnen pas. Hij verneemt dat hij de vader is van een kind genaamd Egon, de zoon van Iseline. De jongen wordt opgevoed door de jaloerse Mygale en toevertrouwd aan een roversbende. Walder wil zijn zoon zoeken, maar mag het kasteel niet verlaten tijdens de afwezigheid van de Bevelhebber. Hij vertrekt toch, met Mygale en Iseline. Maar zij worden gevangen genomen en in de boeien geslagen. Voor altijd gemerkt door liefde en haat.
Na zijn reistocht met Iseline en Magale voegt Walder zich weer bij de Orde. Hij heeft duistere machten bestreden die hij moeilijk kon controleren... De graaf Von Garten overlijdt en laat zijn landgoed na aan de Grote Bevelhebber (de Commandeur). Deze laatste vreest conflicten met de kinderen van de graaf, Ildefons en Ursela. De Teutonen besluiten daarom het kasteel te bezetten. Daar belanden ze middenin een ruzie tussen de erfgenamen, die natuurlijk het vaderlijke testament betwisten. Walder moet het conflict oplossen vooraleer er een bloedbad op volgt. Hij kan beslag leggen op het testament, maar bevindt zich in een netelige situatie. Aan wie moet hij het overhandigen? Ildefons, Ursela of de Commandeur?
Ridder Walder #7: Het Vervloekte Land. (HC) (Talent) (2003)
Tekst & tekeningen: Jeanine Rahir.
Het land Van Stein is vervloekt. Nadat hij er zijn vader heeft vermoord, heeft de heer Van Stein het zelf uitgemoord en verbrand! Daarna vertrok hij naar de oorlog. Hij stierf in Pruisen, verbrand op zijn paard door de Pruisen. Ridder Walder von Stein tracht op zijn landgoed een Teutoonse commanderij op te bouwen met de hulp van andere Teutoonse ridders en verschillende arbeiders. Deze laatste hebben schrik omdat de geest van de oude Heer von Stein nog zou ronddwalen. Toch schiet het werk goed op, tot op zekere dag ene Eberhard de in aanbouw zijnde commanderij komt belegeren. Zullen Walder en zijn vrienden erin slagen Eberhard en de zijnen te verdrijven?