Spaanse Griep
ziekte + symptomen
Inhoud blog
  • bronnen
  • H1N1
  • Pandemieën en het fenomeen “genetic shift”
  • verschillen tussen mens en dier:
  • influenzavirus
  • belangrijke organen binnen het afweersysteem
  • de afweer binnenin
  • de huid en de slijmvliesen: een eerste fysieke barrière
  • imuunsysteem
  • Weke delen van het lichaam worden aangevallen?
  • Voorkoming en genezing
  • Wie krijgt de Spaanse griep en wat was zijn oorsprong?
  • symptomen
    Zoeken in blog

    02-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bronnen

    http://nl.wikipedia.org/wiki/Spaanse_griep

    http://www.w8.nl/spgriep.htm

    http://www.wereldoorlog1418.nl/spaanse%20griep/index.html

    http://www.rivm.nl/infectieziektenbulletin/bul88/spaans.html

    http://zoeken.dokterdokter.nl/woord/influenzavirus/

    http://www.iph.fgov.be/flu/NL/12NL.htm

    http://www.rivm.nl/vtv/object_class/kom_influenza.html

    http://www.volkskrantblog.nl/bericht/102482

    http://www.agripress.be/start/artikel/14758/nl

    http://www.zorg-en-gezondheid.be/uploadedFiles/NLsite/Preventie/Infectieziekten_en_vaccinaties

    /Vaccinaties/professionelen/adviezen_Hoge_Gezondheidsraad/valwassenenvaccinaties/FICHE%20INFLUENZA.pdf

     

      

     




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.H1N1

    Het eerste humaan influenzavirus-isolaat dateert van 1933, toen het virus uit de Engelse onderzoeker Wilson Smith geïsoleerd kon worden. Sinds die tijd is er veel influenzaonderzoek verricht en zijn we veel over het virus te weten gekomen. Zo is het virus erg variabel. Door veranderingen in de oppervlakte-eiwitten is het virus in staat de in de populatie aanwezige antistoffen, ten gevolge van eerdere infecties, te omzeilen. De processen die hieraan ten grondslag liggen staan bekend als 'antigene drift' en 'antigene shift'.

     

    Bij antigene drift vinden er mutaties plaats in het RNA genoom van het virus, dat vervolgens tot kleine veranderingen kunnen leiden op die eiwitten waar normaal gezien de antistoffen binden. Omdat dit een cumulatief effect is, zullen op een gegeven moment de beschermende antistoffen die zijn gevormd door eerdere infecties, geen bescherming meer bieden tegen het veranderde virus.

     

    Bij een 'antigene shift' gebeurt dit onvermijdbaar. Het virus, dat een gesegmenteerd genoom heeft, kan zijn erfelijk materiaal vermengen met dat van een ander subtype virus. Hierdoor kan een humaan pathogeen ontstaan met geheel nieuwe oppervlakte-eiwitten, waartegen in de populatie geen antistoffen aanwezig zijn. Dit proces heeft zich deze eeuw al drie maal voorgedaan. In 1918 met de Spaanse griep (=influenza A/H1N1 subtype), in 1957 met de Aziatische griep (=H2N2 subtype) en in 1968 met de HongKong griep (=H3N2 subtype). Via moleculair biologische analyses kon men vaststellen dat het inderdaad een vermenging van influenzagenomen betrof, waarbij virussen uit de vogelwereld als donor dienden. Influenzavirussen bij gevogelte kunnen echter niet rechtstreeks op de mens worden overgedragen. Voor dit proces is dus een tussenstation nodig en het varken blijkt een van de belangrijkste kandidaten te zijn om als mengvat te fungeren. Deze gastheer kan namelijk door zowel humane influenza als door influenza van gevogelte geïnfecteerd worden.




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pandemieën en het fenomeen “genetic shift”

    Het grote gevaar bestaat dat, wanneer een influenza A virus bij gevogelte en een humaan influenza A virus tegelijk een gastheer (varken bijvoorbeeld) besmetten, deze virussen herschikt worden en een nieuw humaan virus ontstaat met een H van gevogelte. Dit fenomeen wordt “genetic shift” genoemd. Het nieuwe virus, dat niet herkend wordt door het menselijk immuunsysteem, kan dan een pandemie veroorzaken, een wereldwijde epidemie die alle continenten treft op korte tijd. Dit leidt tot zeer hoog ziektecijfer en een hoge mortaliteit. De grote pandemieën van de 20e eeuw deden zich voor in 1918 (Spaanse griep te wijten aan A/H1N1, 40 miljoen doden), in 1957 (Aziatische griep te wijten aan A/H2N2), en in 1968 (Hong Kong griep te wijten aan A/H3N2).


    Vereenvoudigd schema van een herschikking

                   




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verschillen tussen mens en dier:

    Bij de mens:

    De influenzavirussen die tegenwoordig de mens besmetten zijn A/H3N2, A/H1N1, meer uitzonderlijk A/H1N2 en B. Daarom bevat het griepvaccin de volgende componenten: A/H1, A/H3 en B.


    Bij gevogelte:

    Hier kunnen de subtypes H5 en H7 zeer ziekteverwekkend zijn (“vogelpest”).
    Soms gebeurt het dat een influenzavirus bij gevogelte toevallig op de mens wordt overgedragen, wat ofwel een lichte infectie veroorzaakt (zoals in 2001, bij de vogelpest, door A/H7N7 in Nederland, België en Duitsland) ofwel zeer ernstige infecties (griep in Hong Kong in 1997 door het virus A/H5N1, 6 doden per 18 geïnfecteerde personen). De influenzavirussen van gevogelte zijn gelukkig in de meeste gevallen slecht aangepast aan de mens.

     


    overdracht van influenza




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.influenzavirus
    Groep van virussen die zeer besmettelijk zijn. Er zijn drie soorten.

    -         Type A, deze veroorzaakt de griep en komt voor als epidemie om de 1 tot 3 jaar en om de 12 tot 24 jaar wereldwijd.

    -         Type B veroorzaakt griep en komt als epidemie voor om de 3 tot 4 jaar.

    -         Type C is onschuldig en veroorzaakt een op verkoudheidlijkend ziektebeeld.

     

     

    Vereenvoudigd schema van een influenzavirus

    Elektronenmicroscopisch beeld van een influenzavirus (meer dan 100 000 keer vergroot))

     

     

    Influenzavirussen worden opgedeeld in types en subtypes:

    2 types:
    Het soort type (A of B) hangt af van de antigene kenmerken van het nucleoproteïne NP (een inwendig proteïne dat nauw verbonden is met het genetisch materiaal, RNA, dat bestaat uit 8 stukken).

    -         Type B besmetten enkel de mens.

    -         Type A besmetten de mens en ook bepaalde diersoorten (voornamelijk varkens, vogels en paarden).

     

    Subtypes:

    De influenzavirussen van het type A worden verder opgedeeld in subtypes HxNx naargelang de kenmerken van de oppervlakteproteïnen H en N (H staat voor “Hemagglutinine”, N voor “Neuraminidase”).
    Tot op heden werden 15 H (H1 tot H15) en 9 N (N1 tot N9) proteinen geïdentificeerd.
    Enkele bekende influenzavirussen van type A:

    -         H1N1: Spaanse griep

    -         H2N2: Aziatische griep

    -         H3N2: HongKong griep

    -         H5N1: vogelgriep

     

     

    Naamgeving:

    Het influenzavirus muteert gemakkelijk. Zo onderscheidt men binnen een zelfde type of subtype “varianten” of “stammen”.
    Elke stam draagt een specifieke naam: type/oorspronkelijke vindplaats/nummer/jaar van isolatie en subtype in geval van influenza A.
    Bijvoorbeeld: A/New Caledonia/20/99 (H1N1), of A/Moscow/10/99 (H3N2), of B/Hong Kong/330/2000



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.belangrijke organen binnen het afweersysteem

                De lymfeklieren:

               

                De lymfeklieren of lymfeknopen hebben 4 belangrijke functies:           

    1.     het lymfevocht wordt gezuiverd van ongewenste stoffen,

    2.     ongewenste stoffen worden er onschadelijk gemaakt,

    3.     anti-lichamen worden er gevormd,

    4.     lymfocyten worden er geproduceerd.

    Het lymfevocht komt niet rechtstreeks in de bloedbaan vrij, maar eerst in de lymfevaten en dan pas, via de lymfeknopen, in de bloedbaan. De belangrijkste lymfeknopen bevinden zich in de liesstreek, aan de oksels en aan de hals. Dit zijn net de plaatsen waar de ‘uitsteeksels’ (=ledematen+hoofd) zich aan de romp vastzitten en waar dus de kans op een op een besmetting het grootse is. Ze vormen dus nog een laatste barrière voor dat de antigenen het meest vitale deel van ons lichaam bereiken namelijk de romp.

     

    De milt:

     

    De functie van de milt komt in grote lijnen overeen met die van de lymfeklieren. Daarnaast zorgt de milt voor de vorming van plasmacellen uit B-lymfocyten, breekt ze oude bloedcellen af en slaat ze het ijzer wat daarbij vrijkomt op in depots. Ook heeft ze een regulerende functie in het evenwicht tussen aanmaak en afbraak van bloedcellen. De milt is in tegenstelling tot de lymfeklieren niet in het lymfevatenstelsel maar in het bloedvatenstelsel ingeschakeld.

     

    De thymus:


    De thymus is het grootst in de kindertijd, rond de puberteit begint deze klier te schrompelen en neemt de werking, lichamelijk gezien, af. De thymus zorgt voor de aanmaak van T-lymfocyten. Deze jonge lymfocyten zwermen uit en groeien in andere lymfeorganen en lymfeklieren op tot 'volwassen' T-lymfocyten. Verder zorgt de thymus er voor dat tegen de lichaamseigen eiwitten geen antilichamen geproduceerd kunnen worden. Ook zijn er aanwijzingen dat de thymus een hormoon produceert dat de groei van ander lymfatisch weefsel stimuleert. In ieder geval bestaat er een relatie tussen de thymus en de endocriene klieren.




    01-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de afweer binnenin
    Als de eerste, fysieke barrière doorbroken is het lichaam nog niet helemaal gebroken, er zijn in het lichaam zelf nog antistoffen aanwezig die sterk genoeg zijn om bijna elke bacterie, virus of gif te neutraliseren. Men onderscheidt 2 soorten van afweer: de specifieke en de aspecifieke afweer.

                De aspecifieke afweer:

    De aspecifieke afweer bestaat voornamelijk uit macrofagen. Deze cellen ontstaan uit monocyten, een soort witte bloedcellen. De macrofagen eten eigenlijk alles op wat lichaamsvreemd is: van gevaarlijke bacteriën en virussen tot gewone dode cellen. Deze macrofagen kunnen zich door het hele lichaam bewegen zelfs buiten de bloedbaan. Deze afweer is echter alleen geschikt om kleine aanvallen af te weren omdat er voor elke ziekteverwekker 1 macrofaag moet zijn die die ziekteverwekker opeet en dat is niet mogelijk bij een full-scale attack van een ziekteverwekker. Daarvoor moet de hulp van de specifieke afweer ingeroepen worden.

    De specifieke afweer:

    De specifieke afweer wordt nog eens opgedeeld in 2 soorten afweersystemen:

    -         het cellulair afweersysteem met de t-cellen

    -         het humoraal afweersysteem met de antistoffen en de b-cellen



               

                Hoe werkt het cellulair afweersysteem?


    Het begint weer allemaal bij de macrofaag die stukjes cel tentoon stelt aan de T-helpercellen, die op hun beurt de Tkiller-cellen activeren. Deze cellen vernietigen de geïnfecteerde cellen. Ze herkennen geïnfecteerde cellen omdat deze, eenmaal ze het virus in zich hebben, en het proberen uit te schakelen, delen van het membraan van de ziekteverwekker laat zien, net als bij de macrofaag. De Tkiller-cellen hechten zich aan de geïnfecteerde cellen en prikken hun celmembraan kapot zodat deze cellen leeglopen en dus sterven.



            Hoe werkt het humoraal afweersysteem?

    Als een ziekteverwekker het lichaam probeert binnen te dringen dan komt het vrijwel meteen in aanraking met een macrofaag. Deze cel eet die dan op en ‘presenteert’ een deel van het celmembraan van de ziekteverwekker op zijn eigen celmembraan. De cel produceert ook een stof genaamd interleukine 1 en deze stof zorgt ervoor dat er T-helpercellen geactiveerd worden. Deze cellen produceren op hun beurt dan weer de stof interleukine 2 wat er voor zorgt dat de B- en T-lymfocyten met de juiste antistoffen zich gaan delen. Ondertussen delen de T-helpercellen zich ook nog is in andere T-helpercellen en in T-geheugencellen, die ervoor moeten zorgen dat bij een 2de aanval de afweer sneller op gang komt. De B-cellen worden pas actief als ze eerst een ziekteverwekker hebben opgenomen en dan een cytokine-shot van de T-cellen hebben gekregen. Dan beginnen de B-cellen zich aan een snel tempo te delen in plasmacellen en B-geheugencellen (weeral om bij een volgende aanval sneller in actie te kunnen komen). De plasmacellen produceren dan antistoffen die zich aan de antigenen (of ziekteverwekkers) hechten. Er zijn 3 soorten antistoffen (zie tekening) 








    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de huid en de slijmvliesen: een eerste fysieke barrière
    De eerste defensie omvat barrières tegen besmetting zoals huid en de slijmdeklaag van de darm en de luchtwegen, die fysisch de interactie verhinderen tussen de "gastheer" en de ziekteverwekker. De ziekteverwekkers die deze barrières doordringen ontmoeten antimicrobiële moleculen die de besmetting beperken.

                De huid:

    De huid omhult het hele lichaam en sluit het af van de buitenwereld, het zorgt er voor dat ziekteverwekkers niet het lichaam kunnen binnendringen. De talgkliertjes in de huid houden de huid redelijk vettig en waterafstotend. De bacterieflora die op de huid leeft is niet schadelijk voor het organisme, meer nog ze zorgen ervoor dat de ziekteverwekkers geen kans maken. De residente huidflora is altijd aanwezig op de huid (zelfs na het wassen van de handen!).

    De slijmvliezen:

    Bij het eten van voedsel of het ademen (vooral via de mond) kan de afweer van de huid omzeild worden. Maar daar ontmoeten de ziekteverwekkers slijmvliezen en zuurklieren. De slijmvliezen produceren antistoffen die mogelijke ziekteverwekkers proberen te doden. Als de ziekteverwekkers hier toch nog voorbij geraken komen ze in een zeer zure omgeving terecht: de maag. Deze is zo zuur dat hier geen bacteriën kunnen overleven.




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.imuunsysteem
    Canadese wetenschappers hebben ontdekt dat de productie van het RIG-1 eiwit wordt geremd.

    Het RIG-1 eiwit is een schakel in de complexe regeling van het immuunsysteem.

     

    Als er niet genoeg RIG-1 aanwezig is in het lichaam, dan wordt het immuunsysteem verstoord waardoor dit niet meer normaal zal functioneren. Er ontstaat hierdoor een zogezegde cytokine-storm. Cytokine moleculen zijn er normaal gezien om de T-cellen te zeggen waar ze moeten zijn. Zo’n cytokine-storm is een soort van cirkelsysteem, waarbij het immuunsysteem en de cytokine elkaar versterken. Hierdoor slaat het immuunsysteem op hol en worden er zowel ziektekiemen als eigen cellen aangevallen. Bij het H1N1virus (en waarschijnlijk ook H5N1 virus van vogelgriep) wordt in de longen een cytokine-storm ontketend. Hierdoor worden de eigen longcellen afgebroken wat leidt tot wonden. Hierdoor komt er bloed in de longen en daar stikt men dan in.

    Dit verklaart ook waarom het H1N1 virus veel gevaarlijker is voor sterke, gezonde mensen. Het valt namelijk het immuunsysteem aan, om zichzelf te beschermen. Het RIG-1 eiwit herkent het RNA van het virus en start zo het immuunsysteem. Iemand met een sterk immuunsysteem krijgt dus veel sneller van die cytokine-stormen en is dus bij wijze van spreke sneller dood. Zo hebben mensen met astma nog meer pech omdat hun immuunsysteem nog veel sneller werkt als dat van gezonde mensen.

    Dus eigenlijk zou je kunnen stellen dat de beste behandeling ligt bij het lamleggen van het eigen immuunsysteem, of het innemen van RIG-1 eiwitten. Wat we dus eigenlijk nodig hebben van medicijnen zijn cytokine-remmers, RIG-1 infusen en ook virusremmers.

     

     

    Samengevat:

     

    1. H1N1 virus treedt het lichaam binnen
    2. de productie van RIG-1 eiwitten wordt geremd.
    3. er ontstaat een cytokine-storm waardoor de T-cellen niet meer weten wat te doen.
    4. het immuunsysteem slaat op hol. (vooral in de longen)
    5. eigen cellen worden afgebroken.
    6. er ontstaan interne wonden.
    7. persoon verdrinkt in eigen bloed.



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weke delen van het lichaam worden aangevallen?

    Het H1N1 virus is een zeer gevaarlijk virus omdat het kan aangrijpen hoog in de longen. Het herkent namelijk de suikerantennes op longcellen, die vooral bovenaan de longen voorkomen. Hierdoor heeft het lichaam niet veel tijd om zich te verdedigen tegen dit virus.

    Het virus blijft ook vooral op deze plaats actief.




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorkoming en genezing

    -         Vaccinatie:

    Tegen influenza kan worden gevaccineerd. Dat wordt gedaan met dode vaccins, gebaseerd op het H1N1 en 32 type. De vaccins bieden een afdoende bescherming tegen de H1N1 en H3N2 typen en een gedeeltelijke klinische bescherming tegen het H1N2 type.

     

    Het vaccin zal jaarlijks worden toegediend vanaf eind september tot begin december (zolang de winter niet is doorgebroken kan het vaccin toegediend worden). De dosis varieert naargelang de leeftijd en een eventuele eerdere immunisatie:

    -         voor kinderen vanaf de leeftijd van 6 maand tot en met 35 maand die nooit gevaccineerd werden: twee halve dosissen (0,25 ml) met een interval van 4 weken;

    -         voor kinderen van de leeftijd van 36 maand tot en met 8 jaar die nooit gevaccineerd werden: twee dosissen (0,50 ml) met een interval van 4 weken;

    -         voor kinderen van 36 maand tot en met 8 jaar die vroeger werden gevaccineerd: één dosis (0,50 ml);

    -         vanaf 9 jaar, ongeacht de voorafgaande vaccinatiestatus, één dosis (0,50 ml).

     

     

    -         antibiotica

    Eenvoudige influenza wordt niet behandeld met antibiotica. Deze worden alleen gegeven bij aanwijzingen voor een bacteriële infectie. Recent zijn voor preventie en behandeling van influenza nieuwe antivirale middelen (oseltamivir en zanamivir) ontwikkeld. Dit zijn neuraminidaseremmers (Dit zijn stoffen die specifiek de activiteit van het influenzavirale membraanenzym neuraminidase remmen waardoor de aanmaak van nieuwe virusdeeltjes wordt geblokkeerd.) die de ernst van de ziekteverschijnselen verminderen en de ziekteduur verkorten met ongeveer één tot twee dag. De behandeling moet wel binnen 48 uur na de eerst symptomen beginnen. Deze antivirale middelen worden alleen in speciale gevallen toegepast, bijvoorbeeld bij risicopatiënten met influenza of wanneer op korte termijn (preventief) bescherming moet worden geboden. Vaccinatie blijft de beste manier om influenza te voorkomen.




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie krijgt de Spaanse griep en wat was zijn oorsprong?

    Welke mensen krijgen de ziekte.


    De Spaanse griep echter, had de hoogste mortaliteit in de leeftijdsgroep 14- tot 21-jarigen. Na het onderzoeken van de longen van personen die aan de Spaanse griep zijn gestorven en in Alaska zijn begraven is het virus nagemaakt. Hieruit bleek dat de griep vooral de mensen in de leeftijdsgroep 20 tot 40 jaar trof en het virus dus de sterkste immuunsystemen opzoekt.

     

     

    Oorsprong:


    Aangenomen wordt dat de oorzaak van de griep een gemuteerd varkensvirus uit China was.

    De Spaanse griep is een infectieziekte, die wordt veroorzaakt door het influenzavirus, meerbepaald het H1N1 virus.

    Het virus is zeer besmettelijk en wordt meestal overgebracht door hoesten, met elkaar praten of elkaar een hand geven. 24 tot 72 uur na besmetting worden de eerste verschijnselen merkbaar. Omdat het virus zo besmettelijk is, komt het vaak als epidemie voor.




    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.symptomen

    Eerste stadium:

    -         hoge koorts

    -         hoesten

    -         spierpijn

    -         keelpijn

    -         rillingen

     

    tweede stadium:

    -         extreme moeheid

    -         flauwtes

    -         energieverlies => niet meer eten of drinken.

    -         Ademhaling verzwakt

     

    Derde stadium:

    -         Dood

    o       Door ongeneesbare longontsteking

    o       Door verdrinken in het bloed van de eigen longen

    §       Te veel bloed in de longen = niet genoeg zuurstof opname




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs