Geef je e-mail adres op
voor in de maillist te komen.
12-02-2010
Schar : (platvis)
Pleuronectes Limanda limanda : Schar De schar leeft in de kuststrook, op zand, op 20-50 meter diepte. Jonge exemplaren zoeken minder diepe plekken (2-25m) op. Een schar kan 10 tot 12 jaar oud worden, vooral in de noordzee is de schar zeer algemeen, het is een smakelijke vis. Lengte : 20-30cm, maximaal 45cm. Gewicht : 0,5-1kg, soms 1,5 kg. Vruchtbaarheid : 50.000 tot 150.000 eitjes.
Nucella Lapillus : Tot 4cm groot.(Prachtige gekleurde exemplaren) Dit stevige schelpje leeft op rotsen en eet mosselen en andere mollusken, de schelp is ovaal en heeft een lage, nauwe top en een vergrote laatste winding met ronde spiraalribbels, de kleur en de strepen kunnen heel ver- schillend zijn. Alle afgebeelde schelpen zijn gevonden langs de Belgische kust.
Donax vittatus : Zaagje Van 3,5cm tot 4cm groot.( Vindplaats Zeebrugge) Dit zaagje is het grootste exemplaar, van de Belgische kust, met zijn groote van 4,6cm groot. Een van onze mooiste tweekleppige schelpen te herkennen, de schelprand voelt aan als een fijn zaagje, vandaar de naam zaagje. Kinderen noemen dit schelpje cateautje.
Spisula solida : Van 5,5cm tot 6cm groot.(Vindplaats Blankenberge) De stevige strandschelp is zeer zeldzaam als doublet. Stevige strandschelp: geel witte stevige schelp, ovaal en symmetrisch van vorm,vaak met gegroefd oppervlak, losse kleppen gemakkelijk te vinden, doubletten zijn zeer zeldzaam.
Hier zien we, een kompleet apotheekflesje uit de 19è eeuw, afkomstig uit een van de vele scheepswrakken, die verborgen liggen voor de vlaamse kust. Dit flesje heeft meer dan èèn eeuw op de zeebodem geleggen, en is na een zware storm, losgekomen van onder een laag zand, en is nu te bewonderen ( let op de prachtige kleur )
De tabakspijp : kleipijppen, het rookgenot is reeds bij ons gekend van af de 4è-6è eeuw, het waren de late christelijke ( kelten) die de eerste pijpjes masaal begonnen te roken, tabak was, en is een wonderlijk goed middel om het hongers- gevoel te verdrijven. De eerste rokers waren zonder enige twijfel de zeelieden, de jonaspijp is daar het bewijs van, de kleinste pijpjes komen uit de 4è eeuw, naar gelang de tijd vorderde vergroote de pijpekoppen, we zien ook gestileerde pijpen koppen met roosjes op de ketel, kenmerkend voor de christelijke kelten is de bloem. De bloem is niet weg te denken uit de late oudheid, voor de leek zijn deze oude pijpjes onerkenbaar.
Stuk schedel van een wild zwijn (Sus scrofa) Lathum met nog 4 tanden aanwezig, knobbelkiezen. Het stuk schedel is afkomstig uit de noordzee, en komt zeer waarschijnlijk uit het holoceen zo'n 10.000 jaar geleden. Het wilde zwijn (sus scrofa) komt sinds het midden-pleistoceen voor, maar de meeste resten van het zwijn die worden gevonden uit de noordzee zijn afkomstig uit het holoceen minder dan 10.000 jaar oud, en zijn geen fossiel.
Planorbis : Schijfhoren is een zoet water levende longslak, uit de familie schijfhorens of planorbidae. De schijfhoren heeft een sterk afgeplatte, schijfvormige schelp met zes windingen. De schelp is stevig,glanzend en doorzichtig en heeft een bruine kleur, alhoewel er een witte aanslag aanwezig is die de huisjes anders kleuren.
Viviparus viviparus : De stompe moerasslak. De stompe moerasslak is een in het zoete water levende kieuwslak. De stompe moerasslak komt vooral in stromend en onrustige wateren voor, de wetenschappelijke genusnaam betekent levendbarend, deze slakken zijn eierlevendbarend, om dat de eieren in een soort baarmoeder terecht komen en zich daar zelfstandig tot kleine slakjes ontwikkelen, ze hebben kieuwen en hoeven niet boven water adem te halen, daardoor spoelen ze niet vaak aan en zijn ze minder gemakkelijk te vinden dan de posthoorn- en de poelslakken.
Cornu aspersum : Segrijnslak. Slakken richten vooral veel schade aan jonge plantjes, slakken houden van vochtige plaatsen, zoals onder tuinafval. Daarom is het vertandig de tuin geregeld op te ruimen, en zo min mogelijk hoopjes tuinafval te laten liggen, op plaatsen waar slakken veel schade kunnen aan richten. Segrijnslakken worden levend op gegeten in China. De Chineesen zijn er zot van. De segrijnslak is erg gezont, het bevat de grootste hoeveelheid eiwitten in dierlijk voedsel en is vetarm.
Spisula (Spisula) subtruncata : Halfgeknotte strandschelpen als doubletten te vinden in de vloedlijn. Ovale strandschelp, licht schelpje met een glad oppervlak, breder dan hoog, vaak losse oude kleppen, oude kleppen,blouwbruin van kleur,geel algemeen op alle noordzee stranden. Tot 3cm groot. (Driehoekig schelpje met een vrij spitse achterzijde)
Mactra (Mactra) stultorum : Tot 6cm groot. Waneer vindt men doubletten ? Doubletten vindt men meestal na storm, maar ook na een vorst periode langs de laagwaterlijn of vloedlijn. Grote strandschelp : lichte, vaak glanzende schelp met bruinachtige strepen van de top naar de onderrand.
Patella Vulgata : Gewone schaalhoren Tot 6cm groot, de vindplaats is de Belgische kust. De schaalhoren als fossiel is zeer schaars tot zeldzaam. De fossiele gewone schaalhoren uit de noordzee is gekend uit het Pleistoceen.
Anomia Ephippium : Tot 5cm groot Vindplaats Duinbergen. Dit is een kleine en ongewone groep schelpen met een onregelmatige vorm. De meeste species hebben een kleinere, doorschijnende onderste Klep met een gat waardoor de byssus en de voet steekt. De schelpen leven in koloniën, vastgehecht aan andere schelpen, rotsen, hout en andere door de mens gemaakte voorwerpen. Het scharnier heeft geen tanden, de schelpen komen voor over de hele wereld, voornamelijk in ondiep water. Er zijn zes geslachten, waarvan de Anomia waarschijnlijk het bekendst is.
Paardentand (de christelijke kelten) Het paard speelde een belangrijke rol in de christelijke keltische samenleving en religie, deze keltische krijgers gebruikten paarden voor het trekken van hun strijdwagens en om hun paarden te berijden. Het paard was het embleem van koninklijkheid en prestige, het was het symbool van seksuele prestatie en vruchtbaarheid, en werdt bovendien in verband gebracht met de leven- sbrengende krachten van de zon, na het overlijden werden paarden bijgezet met hun krijgers, die naar de poorten van het hier- namaals werd geleid.