Neem het leven niet te serieus, je overleeft het toch niet.
17-07-2009
Goedheid bij vlagen
Ik val na een lange tijd maar met de deur in huis; ik ben geen lief persoon. Ooit was ik wel heel vriendelijk en hartelijk, maar dat lijkt lang geleden. Vroeger hielp ik oude mensen met oversteken, nu snijd ik ze de pas af. Vriendelijkheid doe je jezelf aan, je krijgt het niet van God, het komt niet met een mystiek erfstuk en ik heb het ook niet zien liggen in de schappen bij de Albert Heijn.
Ondanks dat ik een gruwelijke hekel heb aan liegen, maak ik mij vaker schuldig aan een leugen dan ik zou willen. Als ik lieg is het natuurlijk wel rechtvaardig. Het zijn, zoals ik ze gekscherend noem, sinterklaas leugens. Leugens waardoor beide partijen zich beter voelen. Ik vind het verschrikkelijk dat de auto van mijn buurman volledig verwoest is door het Marokkaanse tuig. Dat de buurman al zijn status heeft verloren en dat mijn Audi ineens de koning van de straat is geworden, daar had ik nooit bij stil gestaan. Natuurlijk niet. En vanzelfsprekend staat dat T-shirt je leuk, vooral als alle aandacht daardoor naar mij gaat. Beeldig T-shirt. Nu zijn deze leugentjes misschien meer van het kaliber kerstman. Die dikke rode vetkwab, met zijn harem aan elfjes, die voortvloeit uit een slecht overgenomen Hollandse traditie, liegt bijna heel de wereld voor. Wij hebben Sinterklaas.
Feestdagen zijn vaak verzonnen door mensen zonder echt ideaal. Type: kansloos, je kent ze wel. Als ik ambities had gehad en een doel, welk geenszins het geval is, dan was ik een volleerd reflecticus (ik weet dat dit woord nog niet bestaat). Schijnbaar heb ik een ongekend talent voor zelfreflectie. Niets is minder waar, maar dat hoeft niemand te weten. Ik haal de hoogste cijfers als het om reflecteren gaat. Ik weet precies wat ik goed deed en wat ik fout deed, wat ik geleerd heb en vooral ook wat ik niet geleerd heb. Wat natuurlijk onzin is, want mocht er al een dergelijke ambitieuze vlaag opkomen, dan ga ik rustig zitten wachten tot deze overwaait.
De rol van reflecticus is een monopolistische positie, net als de rol van God.
Ik vind het niet erg dat de christenen nog steeds de meerderheid .. Wie houd ik voor de gek? Ik verafschuw het dat we vastzitten aan een christelijke regering. Gedragen door twee stereotypes en een rode appendix. Christenen, in den beginne overigens een scheldwoord, later door dezelfde mensen omgedoopt (thanx Johannes) tot 'volgelingen' van J.C. (nee, niet Julius Caesar) zijn vreemde vogels. Zij kennen hun eigen geschiedenis amper en zijn vaak volgelingen van iets. De kerk, de pastoor of één van hun nogal indoctrinerende ouders. Het ergste zijn de katholieken, waartoe ik zelf behoor(de). De verschillen en vooral geschillen tussen de Protestanten en de Katholieken zijn niet van milde aard. Vroeger stemden zij in de politiek op een Katholieke partij. Nu het geloof eindelijk aan macht verliest, en de Schisma van kerk en staat 165 jaar na dato eindelijk voet aan wal krijgt, zijn we ineens massaal christen. Als Katholiek stemmen we dan maar op een christelijke partij, wetend dat zij Nederlands Hervormd zijn (wat overigens niets anders is dan een naamswijziging van de Nederduits Gereformeerde Kerk). Overigens hebben alle Luther en Calvijn aanhangers zich ook maar herenigd toen het heet werd onder hun voeten in de PKN (Protestantse Kerk in Nederland).
Dus als ik het goed begrijp stemmen we eerst hervormd, dan protestants en nu christelijk?
De tijd begint te dringen mijn gelovige medemens, want over tien jaar stemt u allen op de Partij voor Gelovigen ( een coalitie van christenen, moslims, hindoes en het restje.) En wat wordt dan uw slagzin?
Niet-atheïsten aller landen verenigt u?
Ik zal u wel gekwetst hebben. U zult denken dat ik bezeten ben door de duivel. Laat ik u troosten met de gedachten dat ik hier beneden ben, dan moet iemand anders boven de leiding hebben, toch? Zoals ik al schreef moeten beide partijen zich beter voelen, daarom bij dezen:
Iedereen moet er eens aan geloven. Soms is het een samenloop van omstandigheden, soms komt ze abrupt. Ongelegen komt ze altijd. Haar wil is wet, wedijveren is dan ook zinloos. Er komt een punt in je leven dat alles wat je eens onderdrukte, zich als een ridder vol glorie, gesterkt door zijn kwantiteit op het strijdtoneel tegen je keert. De dag dat je beseft dat onderdrukking uitstel is van executie. Je kunt er voor kiezen om de eenvoudige weg te bewandelen, maar realiseert je dat een nieuwe onderdrukking een versterking is van de terugslag die ze ooit zal maken. Als glorie geen optie is, laat mij zorgen dat verlies geen optie wordt. We ontkennen allen iets. Zij als enige weet het. In tegenstelling tot mij, gaat zij de confrontatie aan. Zij beroept zich op herinneringen die ik al was vergeten; fouten gemaakt en nooit vergeven, wel onderdrukt.
Heb verkeerd gehandeld, dat weet ik al te goed. Kon IK het maar vergeten, weet dat zij dat toch nooit doet. Heb naar haar geluisterd en 't geprobeerd heb mijn laatste kans gegrepen maar ook dat ging toch verkeerd.
Zij zal je achtervolgen iedere dag opnieuw, vooral alleen in bed. Timing is haar gegeven. Soms realiseer je je dat naar haar luisteren beter is dan haar onderdrukken. Zij kent je beter dan een ander, zij kent de ware jij. Waarom vecht ik dan met haar? Waarschijnlijk wil ik ontkennen dat zij gewonnen heeft. Het is nu toch te laat om steeds weer om te kijken. Zij heeft het geweten, ik heb het verpest. Toch houd ik van haar, op de eenzame momenten.
Zij slaat mij ten gronden, ZIJ.... is mijn gevoel.
HAAST! Ik slinger twee tassen over
mijn schouder en ren als een paralympics atleet richting het busstation. Ik heb
mijn enkel verstuikt, dus erg prestigieus oogt mijn sprint niet, sorry
omstanders.
Wat is de laatste horde van mijn sprint? Op korte termijn is het
mijn bus. In de bus zet de sprint zich echter voort. Als mijn chauffeur weigert
door te rijden mis ik mijn aansluiting. Ja ik maak onderdeel uit van de jeugd
van tegenwoordig, maar nee ik zal hem niet bedreigen als hij niet hard genoeg
gaat. Niet dat ik mijn aansluiting niet wil halen, maar het bedreigen van een
chauffeur is vandaag de dag zo populair dat het me toch niet lukt om me door de
jeugd van tegenwoordig heen te wurmen voor een goed dreig-plekje.
Als het
me lukt om mijn aansluiting te halen, kabbel ik voort naar de volgende horde. Ik
hoop dat mijn partner het eten klaar heeft staan, anders red ik het niet om op
tijd bij mijn muziekles te zijn. En als ik te laat ben bij mijn muziekles laat
de docente haar leerlingen wat langer doorspelen waardoor mijn les uitloopt. Wat
niet heel desastreus zou zijn als ik niet meteen na mijn muziekles een
belangrijk sporttoernooi heb waarvan ik de openingswedstrijd moet spelen. Als ik
daar niet op tijd kom heb ik een walk-over en verlies ik al mijn behaalde
winsten. In het gunstigste geval wordt de wedstrijd uitgesteld, maar dan mis ik
om 22:00 mijn favoriete serie, die ik niet op heb kunnen nemen omdat ik daar
geen tijd voor had sinds ik mijn sprint eerder die dag begon om mijn bus te
halen.
De bus was op tijd!!!!........ Ik niet Normaal rijden bussen toch
nooit op tijd?! De buschauffeur mag van geluk spreken dat ik hem niet meer bij
zijn nekvel kan pakken, want heel mijn schema valt aan diggelen.
Argeloos
staar ik op het station om mij heen. Daar sta ik dan, moe en bezweet van het
zinloze gesprint. Heel mijn week is een sprint en volgende week ren ik hetzelfde
parcours. De vraag die mij continue rest is: bij welke horde zal ik ditmaal
struikelen?
Ik weet niet of het waar is maar de mensen kijken me
medelevend aan. Behalve de jeugd van vroeger, zij die vergeten zijn hoe het was
om jong te zijn. Hun grijze hoofdbedekking staat symbool voor verbitterdheid.
Zij kijken mij aan met een blik die zegt: Dan had je maar vijf minuten eerder
moeten vertrekken.
Zij zijn vergeten dat de jeugd van vroeger is vervangen
door de jeugd van tegenwoordig. Zij weten niet beter, dan dat het leven een
speelkwartier is op de kinderboerderij gevuld met tijd. Zeeën, correctie oceanen
van tijd.
Zij kijkt me aan met haar vormloze Hansanders bril. Op haar
vormloze Hansanders bril staan schaamteloos twee bruine zonneklepjes omhoog. Als
de zon niet schijnt dienen ze denk ik als luifel, waarom zou je ze anders omhoog
laten staan? Toch? Mocht het gaan regenen en de opklikbare luifel geeft forfait,
dan heeft ze allicht nog een oude zakdoek in haar binnenzak, naast een oud
rolletje pepermunt. Je weet wel, dat rolletje waarmee oma je altijd probeerde om
te kopen als je iets niet tegen papa of mama mocht vertellen.
Het is tijd om een stap te zetten; een stap
omhoog. Hopend dat je weet hebt genomen van enkele van mijn minder fraaie
karaktereigenschappen. In eerste instantie was vandaag niet de dag waarop ik een
column (als ik het beestje dan toch een naam moet geven) wilde gaan schrijven.
Ik heb een paar, of eigenlijk honderden enge gewoontes. Ik drink geen melk uit
een glas, drink geen koffie zonder dat er een lepeltje in mijn beker staat en
zet iedere avond een glas water naast mijn bed. Het laatste tekende mijn ochtend
op deze blauwe maandag.
Ik ben een slechte slaper
moet je weten, dus als ik al in slaap val, wat meestal niet voor drie of vier
uur s nachts is, dan wil ik mij nogal eens verslapen. Zo ook vanochtend. Ik
schrok wakker. Niet door de wekker, want die was na zeven keer sluimeren
gestopt. Tevens de reden dat ik mij verslapen had.
Enfin, ik werd met haast
wakker en moest even mijn penicilline capsule slikken. Er stonden twee glazen
water aan het hoofd van mijn bed; vreemd dacht ik, deze fout had ik toch nooit
gemaakt. De haast zegevierde over de rationaliteit. Ik pakte mijn capsule en nam
een goede teug water erbij. Mijn gelaatsuitdrukking sprong even op half elf,
maar maakte snel plaats voor een aangename blik, nadat ik mij realiseerde dat
mijn capsule zijn weg via mijn slokdarm naar mijn maag had gevonden tezamen met
een flinke teug Malibu. Nou ben ik zeker niet vies van alcohol, maar zo vroeg op
de morgen, zonder ontbijt, slaat dat best in.
Maar ik gaf er een
positieve draai aan, want ik zou in 2009 alles positief bekijken (iedereen moet
zich toch wat illustere, kansloze voornemens kunnen permitteren.) Nu hoefde ik
geen melk meer te drinken. Helaas heb ik de akelige gewoonte om melk te moeten
drinken bij mijn ontbijt, dat verder bestaat uit een kop koffie en twee
paracetamols. Dus zo kwam het dat ik ook nog een flinke teug melk naar binnen
werkte. De karnemelk smaakte anders dan normaal, viezer eigenlijk. Dus ik trok
het pak nogmaals uit de koelkast. Een blauw pak doemde op met de
cijfercombinatie: 12-01-2009.
Positief blijven, dacht
ik. Nu spijt het mij je te moeten zeggen dat ik daar geen positieve draai aan
kon geven. Tenzij jezelf complimenteren met het feit dat je zon sterke maag
hebt een positief punt is. Gelukkig werd alles verklaard bij het openen van de
krant. Het was Blauwe maandag. De vervelendste dag van het jaar. Gelukkig
gebeurde dit allemaal in het eerste halfuur van mijn dag. Ik besloot me te
onderwerpen aan de maatschappij. Ik ging verder met mijn dag, maar liet mijn
ziel thuis rusten.
Eindelijk! de kerstdagen zijn voorbij. kerst vieren is als het
beklimmen van de K2*. Het is er koud, je zintuigen werken maar half, je ziet er
tegenop en er vallen meer doden dan op elke andere berg. Mijn vriendin zei
altijd: 'je hebt twee soorten mensen. De mensen die je in je gezicht haten en de
mensen die je achter je rug om haten.' En met kerst komen ze allemaal bij
elkaar. Als kerst een familieverplichting is, dan is het overstappen van de
drempel bij de gastheer vaak figuurlijk net zo zwaar als de stap zelf. Je tovert
een lach op je gezicht, er kan tenslotte niets gebeuren en na het eten ben je
weer weg. Je stapt naar binnen en vluchtig observeer je de sitautie. Daar zit
tante Annie die lult de oren van je kop, de alleenstaande stoel is een optie,
maar dat ding zit voor geen meter. Oom Bert begint altijd halverwege de avond
vulgaire grappen te maken. Een uur houd je het wel vol, maar daarna kun je het
niet eens meer opbrengen een neplach op je gezicht te toveren. Ik zou op de lege
bank kunnen gaan zitten maar dan komt mijn eigen vrouw naast me zitten en daar
zit ik al 25 jaar naast dus dat is sowieso uitgesloten. Ik besluit dat de
pijn van de stoel het best te verdragen is dus neem ik daar plaats. Ik moet mijn
weg er heen zoenen. Ondertussen wens ik iedereen een gezellig kerst, ook
oom Bert die drie jaar geleden zo'n vervelende opmerking gemaakt had. En tante
Annie die mijn verjaardag vergeten was. Ik neem plaats en heb de vergeefse hoop
dat het dit jaar allemaal anders wordt. Vrede op aarde (en dan voornamelijk in
deze huiskamer.) Genieten van de gedachten kan ik niet, want mijn hulp is
gewenst in de keuken. 'Tuurlijk vind ik het niet erg even te helpen, 't is toch
kerst.' (Je hebt me uitgenodigd en ik zou bij jou komen eten mens. Als ik mijn
eigen eten had moeten maken kon ik net zo goed thuis blijven, dan had ik
ook niet ieder jaar die ranzige doperwten met een goedkeurend knikje naar binnen
hoeven werken.) Het moment waarop je uit het gehoor verdwijnt zie je de
mensen praten, je hoort ze helaas, of misschien ook juist helemaal niet helaas,
niet. Kerst is de enige tijd van het jaar waarop ik blij ben dat ik een vrouw
heb. Als één van beiden weg is, kan de ander het fort verdedigen. Daarnaast kan
ik me de tijd als vrijgezel nog herinneren (Heerlijk was dat, maar daar kom ik
wellicht ooit nog op terug.) Er zijn weinige miseres zo verschrikkelijk als die
van een single op een kerstdag. Als iedereen uitgeroddeld is en alle
vanzelfsprekendheden uit de lucht zijn gevist valt het gesprek dood. Een uiterst
pijnlijke stilte, waarna iedere single weet wat er gaat gebeuren. Het eerste uur
heb je niet mee kunnen converseren. Je hebt geen kinderen, hoeft voor hen geen
boeken te kopen, rijdt geen gezinsauto, bent niet getrouwd in gemeenschap van
goederen. Eigenlijk hoor je er dan niet bij. Tot de verschrikkelijke omslag. De
pijnlijke stilte valt en alle hoofden wenden zich naar jou. Je weet dat je de
oom aan moet kijken met de grootste mond, daarom en nog om honderd andere
redenen verafschuw je hem. Zijn lippen bewegen, je hoort eigenlijk niet eens wat
hij zegt, maar dat hoeft ook niet. je weet wat hij zegt. Keer op keer op keer.
Hoe het met de vrouwtjes zit?! Even kijk ik bedenkelijk. De rest van de hoofden
hangen voor het eerst van de avond aan mijn lippen. Ik glimlach, waarop de
hoofden een nog geïnteresseerdere houding aannemen. Maar wat zij niet weten
en ik wel, is dat het dit jaar anders wordt. Ik sta op, pak mijn tas lach naar
hen en zeg: 'ik heb altijd hoop gehouden, maar sinds ik jou en je vrouw samen
zie weet ik zeker dat ik nog lang single blijf.' Alle hoofden staan stil. Ik
wens iedereen een fijne kerst, loop naar de deur. op de drempel van de deur
blijf ik staan, kijk nog een laatste keer achterom en gooi een glimlach de kamer
in. Ik loop de deur uit. Nu hebben ze echt iets om over te praten, volgend jaar
zien we wel verder.
Zoals vele met mij, stagneer ik
in de routines en gebruiken van het leven. Één daarvan is mijn ochtendbezoek aan
de bakker. Vandaag ga ik de show stelen in de bakkerij. De lucht die er hangt
zorgt er altijd voor dat mijn laatste beetje slaap omgezet wordt in honger. Een
eerdere bak koffie op de dag heeft het grootste deel van mijn moeheid al
weggenomen. Ik stap zo snel mogelijk naar binnen, om de automatische bel in
de deurmat te mijden. Ik trek een nummertje en gedraag me zoals het een echte
katholiek betaamt; dat wil zeggen je neus een beetje omhoog en een (nep)glimlach
als verankerd op je gezicht toveren. Op dat moment zwaait de deur open waarna
een hopeloze huisvrouw en haar zoontje, naar ik veronderstel, binnen stappen. Je
herkent ze meteen de moeders met een bord chaotisch om hun nek. Het kind is
duidelijk gecharmeerd van de automatische bel. Even lach ik om de situatie, maar
al snel irriteer ik mij aan het gedrag van het kind. Ik werp een zielige blik
naar het kind en meteen daarna een geïrriteerde blik naar zijn moeder. Moeder
begrijpt mijn hint. Jochem, houd daar mee op anders zwaait er wat! Het is
heerlijk te zien hoe prikkelbaar die huisvrouwtjes kunnen reageren. Jochem
daarentegen is duidelijk niet onder de indruk van het (pedagogische) dreigement
van zijn moeder en gaat gewoon door. Nu is de beurt aan mij. Ik draai mijn hoofd
weg van de mensen zodat alleen Jochem mij kan zien. Mijn glimlach maakt plaats
voor een nieuwe gelaatsuitdrukking. Ik werp hem mijn meest dodelijke blik toe,
degene waarmee ik op een dag hoop Palestina en Israël op de knieën te krijgen.
Jochem rent naar de vrouw die hem zojuist nog bedreigde en klemt zich om haar
been. Ik herpak mijn glimlach en kijk vriendelijk om mij heen, omdat ik weet wat
mij te wachten staat. Eindelijk ben
ik aan de beurt en ik weet precies wat er komen gaat. Als ik de helse moeite heb
genomen alles van mijn lijstje te benoemen en niets te zijn vergeten, komt die
kut achter de kassa met haar ingestudeerde zinnetje: Anders nog iets meneer?
In mijn lichaam borrelt het, hoe haalt zon jong wicht het in haar hoofd te
twijfelen aan mijn vermogen om te onthouden? Ik lach en antwoord vriendelijk:
nee hoor, dat was het zo. Vandaag gaat dat dus niet zo. Als ik het niet
verander, doet niemand het. Het meisje achter de toonbank lacht vriendelijk naar
me, niet wetend dat zij een slachtoffer wordt van mijn humeur, en vraagt wat het
mag zijn. Een halfje wit
alsjeblieft, zeg ik vriendelijk. Anders nog iets meneer, vraagt ze half retorisch.
Doe maar twee worstenbroodjes
een halfje wit en twee
worstenbroodjes, dat was het zo voor u? nee, ook nog een heel volkoren alsjeblieft
een heel volkoren er nog bij,
anders nog iets meneer? Ja.
Even zie ik haar glimlach zakken en wil ze mij een geïrriteerde blik toewerpen,
maar ze is een goed getrainde katholiek en weet zich snel te
herpakken. Ik glimlach vriendelijk
terug en ga nog een aantal keer door. Anders nog iets, vraagt ze wederom.
Nee dank je dat was het zo voor
mij. Ze wenst me een fijne dag
toe en vraagt wie ze nu kan helpen. Ik stap naar buiten en vraag me af of ze mijn
onsubtiele hint heeft opgepikt. Ze heeft vast gedacht, waarom ik mijn bestelling
niet in één keer doorgaf. Het had echter geen verschil gemaakt. In beide
gevallen had ze me gevraagd: anders nog iets meneer. Morgenochtend weet ik of ze het begrepen heeft. En
ach, ik ben een volhoudend typ.
Wie ben ik om de ijdele hoop te koesteren dat het vandaag allemaal anders gaat?
Mijn dag begon met die akelige wekker. Klote ding! Het liefst zou ik hem uit het raam gooien, twee factoren echter houden mij tegen. Ten eerste heb ik geen raam in de buurt en ten tweede slaap ik gelijkvloers dus het zou geen doden aan de zeik zetten (zoals wij dat zeggen.)
Ik stap uit bed. Ik laat het klinken alsof het iets is dat vanzelf en van harte gaat, dat is het niet. Hieraan vooraf moet je weten wordt tien keer gesnoozd (sorry ik weet niet hoe ik dit woord moet vervoegen a.d.h.v t kofschip.) Met een zwaai tik ik het Senseo-apparaat aan en ga geduldig zitten kijken. Het is heerlijk hoe een kopje koffie wordt gemaakt. Stoïcijns kijk en luister ik naar het apparaat wetend dat het mijn enige vijf minuten rust zullen zijn van de dag. Ik geniet er van.
Ik zet even snel mijn tv aan om te kijken of er nog iets van nieuws is dat me boeit. Kleine kans. Ineens zie ik een reclame voorbijkomen waarin een kind een kopje thee of koffie (hoe moet ik weten wat er in die mok zit) van tafel trekt. Daarna verschijnt er in beeld: Laat je niet verassen! Mijn mond valt open van verbijstering. Dit is een grap en wel een heel macabere of dit is een fout en dan wel een heel pijnlijke?!
Als docent weet ik als geen ander dat onze taal onderworpen is aan verloedering, maar dat het in reclames nu ook al fout gaat, dat had ik niet verwacht.
Ik besloot de lieve mensen van de reclame maar eens een mail te sturen. Verassen lieve mensen betekent zoiets als tot as overgaan, cremeren of hoe je het ook wilt noemen. Samenstellingen dienen wel goed geschreven te worden. Misschien was het de intentie van de reclame, dan vind ik hem enigszins macaber, anders adviseer ik u een R toe te voegen.
Ik kreeg het antwoord wat vandaag de dag een alibi schijnt te zijn om weg te komen met moord.
Ik heb dyslexie.
Ik besloot mijn koffie weg te gooien, mijn wekker uit te zetten en terug in bed te kruipen. Als ik in dit leven, dit soort ochtendrituelen moet verdragen, kan ik de dag misschien niet aan. Het is daarom dat ik besloten heb door te gaan tot mijn persoonlijke grens, daarna stap ik uit het bewustzijn en ga over naar de dromenwereld. Hier zijn maar weinig domme mensen, alleen zij die in dromen geloven. Marco en IK.