Inhoud blog
  • To my (ex-) girlfriend
  • Hammetje en Saartje 2 (Hammetje vind een thuis)
  • Hammetje en Saartje 1 (Hammetje vind een thuis)
  • Te ver gegaan
  • kortverhaal: waarom? deel 3
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    saiga storyboard
    Not an artist but who cares
    20-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.To my (ex-) girlfriend
    Dit stond nog op mijn harde schijf. Dus mijn huidige vriendin moet niet bang zijn ;)

    To my (ex-) girlfriend


    It hurts that you attract me

    And then you let me go

    It hurts that you don’t to talk to me

    It hurts I leave you cold


    It hurts you don’t want to go out with me

    And tells me all about

    It hurts not knowing anything of your mind

    But you don’t seem to care


    It hurts I wonder if you are in love with me

    It hurts to want you even more

    But what hurts me most of all

    Is that you don’t know you’re hurting me at all

    20-04-2008 om 16:51 geschreven door saiga

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hammetje en Saartje 2 (Hammetje vind een thuis)

    Hammetje en Saartje


    Hammetje is een lief klein biggetje dat op de kinderboerderij woont. Het is heel mooi weer en toch verveelt Hammetje zich enorm. Hij is het enige biggetje op heel de kinderboerderij. En niemand wil met hem spelen. De kuikentjes en de eendjes niet omdat ze hem te groot vinden. De veulentjes vinden hem te klein. De geitjes willen niet met hem spelen omdat ze liever met de veulens spelen. De konijntjes lachen hem uit met zijn staartje. Ze vinden dat het te roze, te dun en te krullerig is. Zij hadden immers een mooi pluizig donsstaartje.


    Hammetje zet zich dan maar even onder een boom in de schaduw en kijkt rond. Hij kan alle dieren zien en er lopen een paar mensen rond. Hammetje schrikt op als er een klein meisje naast hem komt zitten.

    ‘Verveel jij je ook zo?’ vraagt ze aan hem.

    ‘Ja, ik verveel me enorm’ antwoord Hammetje. En hij zucht diep.

    ‘Mijn naam is Saartje. Hoe heet jij?

    ‘Ze noemen mij Hammetje’

    ‘Wil jij met me spelen, Hammetje?

    En dat wil Hammetje wel. Nu heeft hij ook een vriendje.


    Saartje en Hammetje amuseerden zich kostelijk. Nu hoefde Hammetje niet zielig alleen in een hoekje te zitten, maar had ook hij iemand om mee te spelen.

    ‘Laten we de kuikens eens plagen’ stelde Hammetje voor.

    Saartje vond dat een prima idee. Die kuikens dachten toch altijd dat zij schattig waren. Altijd in een rijtje achter hun mama aanlopend. Pfft, stomme beesten. Dus Hammetje en Saartje slopen het kippenhok binnen.

    ‘BOE!’ klonk het luid in het kippenhok. Er volgde een gekakel van jewelste. Overal vlogen er pluimen in het rond, overal liepen kippen en kuikens rond. Saartje en Hammetje kropen uit het kippenhok en rolden over de grond van het lachen. Zalig. Al die stomme kippen de stuipen op het lijf jagen.

    Gelukkig zag Saartje moeder dit niet. Die had vast en zeker boos geworden.
    Nadat ze uitgelachen waren, besloten ze om de geitjes eens een lesje te leren.

    Hoe laten we die mekkerende beesten schrikken vroegen ze zich af? Met heel veel lawaai besloten ze. Dus ze stormden met veel lawaai op de arme geitjes af. Bang als die arme beestjes waren gingen ze snel achter hun angstige moeders staan. Leuk.


    Als ze moe zijn van al dat spelen, gaan ze eventjes zitten en rusten ze wat uit.. Saartje kijkt rond en ziet een tractor in de wei staan. Ze krijgt een heel leuk idee: wat als ze nu eens met een tractor zouden spelen? Veel konden ze toch niet verkeerd doen. En dan nog. Stel dat ze iets verkeerds zouden doen, echt erg zouden die twee dat niet vinden. Trouwens zo’n grote machine krijg je toch niet stuk?

    Hammetje heeft de boer al vaak zien rijden. En zo moeilijk lijkt het toch niet. Snel lopen ze naar de tractor en klimmen erop. Saartje moet Hammetje eventjes helpen, want voor en biggetje is het niet zo gemakkelijk om op een tractor te klimmen. Hun pootjes ze er veel te kort voor en bovendien was Hammetje nog een klein biggetje.

    Eerst doen ze alsof ze aan het rijden zijn. Maar al snel verveelt het hen. Ze willen echt rijden. Maar hoe? Saartje dacht eraan dat mama in de auto altijd de sleutels omdraait als ze wegrijden. Hammetje zit onderaan en staat op één van de pedalen. De motor maakt een brullend geluid en schudt de hele tractor door elkaar. En weg zijn ze. Ze racen door de wei en Saartje heeft al vrij snel door hoe ze met de tractor moet rijden. Aan het einde van de wei staat een hek van prikkeldraad. Aan de andere kant staan die irritante veulens die Hammetje altijd pesten. ‘He, heb je zin om die mormels ook eens een lesje te leren?’ vraagt Saartje.

    ‘Wees maar zeker. We zullen een laten zien wie hier de goorste kan zijn’ antwoord Hammetje met plezier.

    De prikkeldraad knapt als ze er met de tractor tegen rijden. En ze staan in de wei met veulens. De arme beestjes weten niet wat ze moeten doen. De tractor komt op hen af en ze begrijpen niet goed waarom.

    Maar als ze het geknor van Hammetje horen dan weten ze dat hij wraak komt nemen voor hun pesterijen. En ze zetten het op een lopen. Steeds bijna struikelend over hun eigen benen. Maar na een paar minuten ouden Saartje en Hammetje het voor bekeken. Ze slagen erin om de tractor uit te schakelen en lopen snel weg.

    De veulens zijn ondertussen te bang en te uitgeput om hen te volgen.


    Saartje en Hammetje schijnen elkaar gevonden te hebben. Ze zijn niet echt stout. Enkel een beetje ondeugend. En ze komen graag op voor elkaar. Het is op deze middag dat die speciale vriendschap tussen een big en een meisje begint.


    Maar als de mama van Saartje, Saartje komt halen om naar huis te gaan, krijgt Hammetje het moeilijk. Hij wil zijn nieuwe vriendje niet kwijt. Saartje geeft hem een knuffel en zegt dat ze zo spoedig mogelijk terug komt.

    Hammetje zou wel willen huilen. Saartje wandelt naar buiten en kijkt nog eventjes om. Hammetje ziet dat ze bijna huilt en dan waait ze naar hem.


    Hammetje besluit dat hij gewoon weg gaat van de kinderboerderij en met Saartje mee naar huis wil. Hij loopt heel snel naar de uitgang van de kinderboerderij en kijkt welke kant Saartje uitgegaan is. In de verte ziet hij haar nog lopen. Heel snel begint Hammetje te lopen naar Saartje. Als hij haar heeft ingehaald geeft hij haar een zacht duwtje met zijn snuit. Saartje kijkt om en is dolblij. Haar mama begrijpt niet dat Hammetje hen zover gevolgd is. Maar ze staan bij de voordeur van Saartjes’ thuis en ze laat Hammetje mee binnen.

    Saartjes’ mama maakt aan Saartje duidelijk dat Hammetje niet kan blijven: ‘Hammetje kan niet blijven, hij hoort thuis op de boerderij.’

    ‘Maar mama hij is veel liever bij mij’ huilt Saartje.


    Ze gaan allebei binnen en Saartjes mama neemt de telefoon en belt naar de boer van de kinderboerderij.

    Ze luistert heel aandachtig en hangt op. Saartje is bang dat Hammetje terug moet. Maar dan zegt haar mama: ‘De boer vond dat Hammetje zo gelukkig leek bij jou. En als je wilt mag hij blijven.’

    Saartje omhelst haar mama en daarna Hammetje.


    Die nacht slaapt Hammetje aan het voeteinde van Saartjes bed. Sinds die dag zijn ze onafscheidelijk.

    20-04-2008 om 16:49 geschreven door saiga

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hammetje en Saartje 1 (Hammetje vind een thuis)

    Hammetje vindt een thuis

    (Er is zoveel dat hij niet wist)


    Biologie is een ontzettend boeiend vak, alleen moeten we er vaak op uit trekken voor enkele taken te maken. Zo ging ik laatst naar de kinderboerderij. Toen ik daar rond liep, hoorde ik het vertederende geroep van kinderen. Je kent dat wel, met veel: Ooh’s, aah’s en kijk hoe lief! Nieuwsgierig als ik ben, ging ik op onderzoek uit. De kinderstemmetjes brachten me tot aan een stal. De stank die me tegemoet kwam, benam me de moed om binnen te gaan. Ze deed me denken aan een vochtige kelder die maar niet gelucht kan worden en waar waarschijnlijk iets in gestorven is. Vreemd toch dat kleine kinderen tegen geuren kunnen die, we als we wat ouder worden, ons aan de meest verschrikkelijk taferelen doen denken. Waarschijnlijk is dat de reden dat ze het nut niet inzien van te baden. Ze ruiken het gewoon niet!

    Ik nam diep adem en liep binnen. Benieuwd naar wat ik daar zou vinden. De klas met kleine kinderen liep net door toen ik de stal binnenkwam. Ik keek in het hok, en zag een zeug rusten op haar zij. Langs haar flanken lagen een bende kleine biggen. Het was inderdaad vertederend. Plots was de stank die de varkens verspreidde niet meer zo erg. Sommige biggetjes waren aan het ravotten, terwijl andere druk bij hun moeder aan het drinken waren. Het arme schepsel!

    Ik heb geen idee hoelang ik daar heb staan kijken, maar ik hoorde zware voetstappen naderen. Ik rukte mijn blik los van het aandoenlijk tafereel. De boer stapte binnen. Hij was nog net geen karikatuur. Grote laarzen sierden zijn voeten, een bruine ribfluwelen broek met modderspatten, een blauwwit geruit hemd. Maar hij was best een knappe jongeman.

    Hij kwam naast mij staan leunde op de rand van het hok en keek naar de biggen. Na enkele seconden zei hij met een lichte zucht: “Wat moet ik doen met al die biggen? Ik heb geen plaats om ze allemaal te houden!” Ik draaide me naar hem toe en vroeg: “Wat ga je dan doen met ze doen?” Hij aarzelde, dacht even na, en zei me: “Als je wil mag je er eentje of meer mee naar huis nemen. Denkend aan de 5 goudvissen, 3 parkieten, 2 konijnen, 2 hamsters, een kat, een hond en enkele muizen die ik al onder mijn hoede had gehad en het om één of andere reden niet overleefde, voelde ik een lichte aarzeling om zijn aanbod aan te nemen. Mijn moeder zou geen probleem wezen, die hield evenveel van dieren als ik. En mijn vader, tja, die luistert wel naar mijn moeder. “Als u er vanaf wil, kan ik er best ééntje meenemen.” Begon ik met een lichte aarzeling in mijn stem: “Maar meer zal niet gaan. Ik vermoed dat mijn ouders daar niet mee gaan lachen.” ”Kies maar!”lachte de boer.
    Ik keek naar al die biggetjes. De hartverscheurende keuze welke ik zou meenemen begon.
    Neem ik die met al die vlekjes, of die met de ondeugende blik in de oogjes? Of, nee, die met de veel te grote oren? Misschien die zonder staart? Plots keek één van de biggetjes me recht in de ogen. Vreemd, geen van al de andere biggen keek me zo recht in de ogen. Die big zou het worden!
    ”Mag ik die meenemen?”
    De boer stapte de kooi in en pakte het uitverkoren biggetje op. Terwijl hij het biggetje aan me overhandigde, vroeg ik hem wat er ging gebeuren met de andere biggetjes. Hij vertelde me dat de andere biggetjes naar boeren in de omstreek of aan mensen die het wilden houden als huisdier. Dit suste mijn gemoedsrust toch.
    Volgens de boer mocht ik het biggetje direct mee naar huis nemen, de biggetjes waren oud genoeg. Ergens vond ik het erg dat ik dit biggetje losrukte van zijn familie, maar waar zou het anders terecht komen?
    Ik voelde me er wel goed bij om te zorgen voor dit biggetje. Hopelijk zou het dit keer beter gaan dan met al mijn vorige huisdieren.
    Ik sloot het biggetje in mijn armen en bedankte de boer. Hij was blij dat er al een biggetje minder was om ergens te plaatsen.
    Veel zou er van de taak nu niet meer in huis komen, dus ik ging naar huis. Onderweg droeg ik het biggetje in mijn armen en dacht aan een naam voor mijn nieuw huisdier. Wat is het eerste waar je aan denkt als je een biggetje ziet? Ik moest denken aan zo’n grote ham die je wel eens in de slagerij vindt. Hammetje!! Dat leek me een geschikte naam. Ik stelde dat voor aan het biggetje en kreeg een rustig geknor te horen. Hammetje zal het dan zijn.
    De volgende vraag bood zich echter al snel aan. Wat vertel ik aan mijn moeder? De waarheid leek me nog het beste. Thuisgekomen zag mijn moeder onmiddellijk dat ik iets bij had.
    ”Wat heb je daar?” vroeg ze nieuwsgierig. “Wel, euhm. Ik heb een biggetje bij me.” Zei ik, hopend dat ze zou begrijpen dat ik het niet over mijn hart kon krijgen om het zomaar achter te laten. En ik vertelde haar alles wat ik die middag had meegemaakt. Gelukkig begreep ze me. Ze zou alles wel aan mijn vader uitleggen. Hammetje knorde en mijn moeder was onmiddellijk verkocht. “Heb je al een naam?” vroeg ze me. “Ja, Hammetje” antwoordde ik. Ze trok haar wenkbrauwen op en keek bedenkelijk: “meen je dat? Hoe kom je erbij? “Het was het eerste waar ik aan dacht.” Vertelde ik haar. Nu keek ze helemaal alsof ik net bekende dat ik graag brand sticht. “Dus het eerste waar jij aan dacht als je naar dit lief biggetje kijkt, is ham?”vroeg ze met een ongeruste ondertoon. Als je het zo stelt klinkt het inderdaad zeer vreemd. Ze zag dat ik aan het denken was en bedacht: “je hebt wel vaker bewezen dat je rare hersenkronkels hebt”
    Ik nam Hammetje mee naar mijn kamer en maakte van een bak een klein nestje waar ze deze avond kon in slapen. Die avond heeft mijn moeder mijn vader ingelicht over het nieuwe huisdier dat ons gezin zou bevolken. Hij haalde zijn schouders op en zei: “Het zal hopelijk iets beter gaan dan met de hond.”
    En dat was dat. Hammetje mocht blijven!


    Laatst heb ik een dag meegemaakt die mijn verdere leven drastisch zou veranderen.
    Het was weer een drukke dag op de boerderij waar ik met mijn moeder, broertjes en zusjes woonde. Het begon al in de ochtend. Ik was nog rustig aan het nagenieten van mijn slaap toen ik er plotseling werd uitgerukt door een bende gillende kinderen. Dat was nu al een paar dagen zo. Wij doen dat toch ook niet telkens zij binnenkomen. Na een tijdje trek je het je niet meer aan. Je doet gewoon wat je wil doen.

    Maar meestal verveel ik me. Mijn broertjes en zusjes zijn nog een beetje kwaad op me. Ik was aan het drinken en iemand duwt me weg. Dat maakte me woest en ik duwde terug. Hierop plaatste hij zijn tanden in mijn pootje. Dus beet ik zijn staartje af. Enfin, het was niet de bedoeling dat ik het zou afbijten. Ik wilde enkel pijn doen. Als het niet had mogen lossen, dan had het er maar beter op moeten vastzitten. En sinds dat voorval willen ze niet echt meer met me spelen. En mijn moeder, die ligt meestal gewoon op haar zij te slapen. Meer doet ze dus niet. Af en toe staat ze op en gaat eten,om daarna terug neer te zijgen. Ze stoort zich helemaal niet aan die krijsende kinderen.
    Eindelijk gingen die kinderen weg. Even rust. En toch kwam er nog iemand anders binnen. Maar gelukkig maakte die niet zoveel lawaai. Ze keek gewoon. Nogal lang. Ik trok het me niet aan en liep wat rond in het hok. Na een tijdje kwam de boer langs. Hij keek naar ons en sprak tegen het meisje dat naar ons aan het kijken was. Iemand van ons meenemen? Iedereen moet weg? Maar waarom? Ik keek rond, maar de andere biggen trokken het hun schijnbaar niet aan. Als ik dan toch weg moet, dan wil ik best met haar mee. Ze keek rond. Was ze aan het kiezen? Neem mij dan mee!! Ze keek plots mijn richting uit. Haar blik bleef even hangen. Zou ik een kans maken? Oei, ze praat met de boer. Ja, ze wijst naar mij! De boer stapte daarop het hok binnen en pakte me op. Hij gaf me aan het meisje. Ik mocht mee! Tuurlijk zou ik mijn broertjes en zusjes missen, zelfs mijn moeder. Maar als we dan toch weg moeten…
    We gingen vrij snel daarna door. Onderweg vroeg ze me hoe ik wilde heten. Één van de namen was Hammetje. Dat klonk wel leuk. Dus vanaf nu was mijn naam Hammetje.
    Thuisgekomen, wachtte een groter exemplaar van het meisje ons op. Ze bespraken allerlei dingen. Maar ik had het te druk met rondkijken. Het groter exemplaar, waarvan ik vermoed dat het haar moeder is, keek naar me. Snel, schattig kijken, dan mag ik zeker blijven. Aan de blik van de moeder, schijnt het gewerkt te hebben. Yippie
    Het meisje pakte me op en bracht me naar een andere kamer. Hier kreeg ik een plekje om te slapen. Zalig! Hopelijk kan ik hier een lange tijd verblijven.

    20-04-2008 om 16:45 geschreven door saiga

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Te ver gegaan

    Te ver gegaan

     

    Nee, het had nooit mogen gebeuren . Maar wie had dat verwacht? We zijn te ver gegaan. Hadden we maar op tijd gestopt. We hadden ooit zo met iemands gevoelens mogen spelen. Maar wie had ooit gedacht dat hij dat zou doen?

     

    Mijn naam is Alix. Ik zal beginnen bij het begin. Het begon allemaal op de eerste schooldag.

     

    Het derde middelbaar. Nu zijn we niet meer de jongste van de school. We zitten ergens in het midden, goed ingeburgerd. Behalve hij dan. Jasper. Op het einde van het vorige schooljaar dachten we dat hij wel van school zou veranderen. Maar die eerste schooldag stond hij daar weer, eenzaam, alleen tegen de muur. Zijn plekje. Je werd al kwaad als je hem daar zag staan. Hij zocht verdorie geen contact met de rest van de klas. Hij wachtte gewoon tot de bel ging

     

    Ik zag al snel m’n vriendinnen staan. “Anne, je ziet er stralend uit! Waar heb jij de laatste week uitgehangen?” Riep ik als begroeting. “In Spanje” zwijmelde ze met een ondeugende blik in de ogen: “En er waren veel knappe jongens!”
    “Dat dacht ik al” knipoogde ik: “Marjan is er!”

    Marjan stormde recht op ons af, alsof ze ons een jaar niet had gezien. We hadden elkaar slechts een weekje moeten missen.
    Een omhelzing kon niet uitblijven. “De beruchte drie terug bij elkaar”zei ik plechtig. Tja we waren nu eenmaal een groepje dat enorm aan elkaar hing.

     

    Plots ging de bel. Het schooljaar begon. Toen we wisten in welke klas we zouden zitten kon ons geluk niet op. We zaten immers alle drie bij elkaar.

    Ze lazen de lijst verder en plots zuchtte Anne: “Oh nee, die nerd zit weer bij ons” Ze draaide zich om, richtte zich tot Jasper en vroeg hem heel droog: “Wat? Waren de debielenscholen weer volzet. Marjan proestte het uit en ik betrapte mezelf erop dat ik moest glimlachen. De tranen stonden in zijn ogen. Misschien was het daarom dat ik tegen Anne zei dat ze zich kalm moest houden, het was immers nog maar de eerste dag.
    “Ach ik heb nog genoeg opmerkingen voor de rest van het jaar” Redde ze zich.

     

    De rest van de dag verliep eigenlijk vrij gelijkaardig. Jasper werd gepest en wij lachten ermee. Of erger nog. Wij waren diegene die hem pestte.

    Sommige van de grappen gingen voor mij wel een beetje te ver. Toch lachte ik mee met de rest van de groep. Het was sterker dan mezelf. En ergens voelde ik een wee gevoel vanbinnen bij elke opmerking die aan hem gegeven werd.

     

     

    2.

    Zoals gewoonlijk zaten we met z’n drieen op een rij achteraan de klas. Anne zat naast haar nieuwe vlam: De klasmacho Kevin. Ongelofelijk hoe die twee de hele tijd kunnen smoezen. Ik zat gezellig naast Marjan. Op die manier konden we lekker kletsen zonder dat er de hele tijd op onze vingers gekeken werd. Zolang we het niet te bont maakte kregen we geen opmerkingen. Dus we hielden ons in de klas best gedeisd. Niettemin slaagden we erin om hele gesprekken te voeren. Vooral tijden geschiedenis. Het leek er wel op dat die kerel ons maar niet doorhad. Alsof hij ons niet zag en hoorde. En toch kon ik ondertussen opletten.

     

    Na geschiedenis op maandagochtend 3de uur kregen we wiskunde. Ik haat dat vak. Of beter: ik haat het dat ik er zo slecht in ben. Ik begrijp er niets van. Echt! Ik doe mijn best om het te begrijpen, maar het lijkt allemaal zo ingewikkeld. En ik heb ergens ook opgegeven om het te snappen. Spijtig genoeg kon ik aan Marjan en Anne ook geen uitleg vragen. Ze waren nog zwakker in wiskunde dan ik. Marjan vroeg me trouwens ooit of het waar was of er vijf seizoenen waren: lente, zomer, herfst, winter en jachtseizoen. Het ergste was dat ze het meende.

     

    Die dag kregen we bij wiskunde een test terug. Natuurlijk was ik zwaar gebuisd. En deze keer had ik echt mijn best gedaan. Dus het deed best een beetje pijn. Mijn humeur daalde direct een paar graden. En zin om de les te volgen was er dan zeker niet. Liever dan me voor te bereiden op de les, was ik met Marjan aan het kletsen. Lekker roddelen over enkele jongens van de school. De test had ik op de rand van mijn bank gelegd. Daar wilde ik geen aandacht meer aan besteden.
    We hadden kunnen weten dat we de lerares op de zenuwen werkte. Ze snauwde of we van plan waren om onze boeken nog te nemen. Vol verveling nam ik mijn boeken uit mijn tas en smeet ze op de bank. Door de slag van de boeken waaide mijn test weg. Hij lande schuin van me. Naast Jasper. Hij bukte zich, raapte de test op en gaf ze terug aan mij. Daarbij keek hij heel even in mijn ogen. Waarom weet ik niet. Meestal keek hij naar de grond. Maar zijn ogen, God, zo prachtig diepbruin. Zonder een idee te hebben hoelang ik gestaard heb, voelde ik mezelf rood worden. Ik stamelde een dankjewel, nam de test aan en probeerde heel stil de rest van de les te volgen. Waarom werd ik rood? Geen idee. Echt veel heb ik uiteindelijk niet gevolgd. Kletsen met Marjan en Anne was interessanter en bovendien voelde ik me ergens betrapt.

     

    Eindelijk ging de bel. Lunch. Ik rammelde. Ik verzamelde al mijn boeken, stak ze weg. En wilde de klas uitlopen. Anne en Marjan waren de klas al uit, hun boeken hadden ze bij nader inzien niet bovengehaald om sneller te kunnen vertrekken. Net als ik wilde vertrekken hield Jasper me tegen. “Ik zag per ongeluk je cijfer” stotterde hij: “Als je wil, dan kan ik je wel bijles geven. Knalrood zag hij na die woorden. IK wist niet wat ik hoorde. Ik pestte hem nu al drie jaar en toch bood hij me hulp aan. Wetende dat Marjan en Anne op me stonden te wachten stelde ik snel voor: “Kun je woensdag om 14u bij mij zijn? Mijn adres staat op de klassenlijst.” Hij knikte. En net als ik wilde doorlopen keek Anne naar binnen. “Hey, kom je nog?”

    In de gang kon ze haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen: “Viel de nerd je lastig of ben je al zo wanhopig dat je met dat soort omgaat?” lachte Anne met een ietwat dreigende ondertoon.

    “Wat moest hij van je?” wilde Marjan weten.

    “Niets” Antwoordde ik: “Hij wilde enkel weten of we zwemmen hadden of turnen.

    “Yeah right!” Spotte Anne “Ik zal je maar geloven zeker”

    “Ik denk dat dat het beste is” legde ik haar het zwijgen op.

     

     

    3.

    Die woensdag stond Jasper stipt om 14u aan mijn deur. Ik weet niet exact waarom: maar hij zag er best leuk uit. Zelfs een beetje sportief. Minder de nerd van school.

    Vlug liet ik hem binnen, een beetje bang dat iemand hem aan mijn deur zou zien staan. Eenmaal binnen ontdaan van jas en schoenen, sleepte ik hem mee naar de keuken.

    “Wil je iets drinken?” Stelde ik voor.

    “Als het niet stoort”stamelde Jasper.

    Ik lachte en stelde hem gerust: “Anders zou ik het niet voorstellen, wat wil je drinken?”

    “Heb je fruitsap?”

    Ik voorzag ons van drinken en nam Jasper mee naar mijn slaapkamer. Bedeesd vroeg Jasper of mijn ouders het wel goed vonden dat hij mee naar mijn slaapkamer ging. Ik stelde hem gerus. Mijn ouders vertrouwen me.

    Terwijl Jasper zich installeerde aan mijn bureau, zocht ik op de computer naar achtergrondmuziek. Blink 981 leek wel leuk en universeel. Terwijl ik net wilde gaan zitten keek Jasper op en zei me geduldig: “Deze muziek zal je niet helpen concentreren. Als je dan toch iets wilt opzetten, zet dan iets zachts op.”

    Hij kon gelijk hebben. Rustige muziek: Schindler’s List bevat rustige muziek. Ik opende dat file en liet die muziek spelen. Ik draaide me om en zag Jasper vol verbazing naar me staren. “Is dat Schindler’s List?” vroeg hij me. Verlegen antwoordde ik hem: “Ja, heb je de film gezien?”

    “Tuurlijk, maar ik had niet verwacht dat jij naar zo’n films zou zien”vertelde hij me.

    “En waarom niet?” wilde ik weten.

    “Wel, je lijkt me eerder oppervlakkig, alsof niets je interesseert.” Bekende hij eerlijk “En dan leek het me zeer onwaarschijnlijk dat jij je zou interesseren voor deze muziek.”

    “Tja, ik ben niet zo oppervlakkig als ik lijk.” Verdedigde ik mezelf “Ik hou van verschillende soorten muziek.”

    Verontschuldigend zei Jasper: “Sorry, ik wilde je niet beledigen, deze muziek is wel goed. Laten we snel beginnen aan de les.”

     

    De hele middag waren we bezig met algebraoefeningen. En hoewel ik ze in de les nooit begreep, kon ik ze met zijn hulp wel oplossen. Met veel geduld en passie legde hij alles uit. Telkens als ik wilde opgeven omdat ik de oplossing niet zag, sleepte hij me erdoor en liet me de oplossing zelf zoeken. Na een paar uur leek algebra minder ingewikkeld dan het in de les was. Eenmaal volledig bijgewerkt zagen we nog tijd om de film en muziek te bespreken. Vreemd genoeg vond ik het echt spijtig dat hij naar huis moest gaan. Deze Jasper was ontzettend leuk. Waarom kon hij op school zo niet zijn?

     

    4.

    De dag erop zaten de drie van ons achteraan in de klas nog snel wat taken over te schrijven, toen een scherpe sigarettengeur de klas vulde. Kevin kwam binnen, gevolgd door een rookwolk. Als Kennes van Nederlands het zag, werd hij weeral naar de directeur gestuurd. Voor de zoveelste keer. Als dit een poging was om op te vallen, dan was het inderdaad wel gelukt. Maar waarom probeert hij nu nooit eens niet in positieve zin op te vallen? Hoe dan ook, hij liep direct op Anne af, gaf haar een kus en plofte zich neer naast haar en vroeg ons: “Gaan jullie na de les mee naar den Amadee? Of wachten jullie liever tot vrijdag om je eens te amuseren?”

    Den Amadee is het café dat aan de overkant van de school ligt. s’Vrijdagsavond gaan veel leerlingen van school daar naartoe. Het is er best gezellig en goedkoop.

    Anne was de snelste die antwoordde, aangezien ik niet echt het nut zag van te praten met Kevin: “We gaan liever vrijdag, dan kunnen we langer wegblijven. Als ik nu te laat ben, belt mijn moeder en zeurt ze. Heb je trouwnes nog een sigaret voor mij?”

    Die laatste vraag van haar rukte me even weg uit mijn gedachten. Anne die een sigaret vroeg? Vreemd, dit was niet de Anne die ik kende. Ik had haar nog nooit zonder sigaret gezien. En we brengen de meeste tijd samen door. Dus als ze zou roken moest ik het zeker weten. Misschien was dit wel iets om stoer te doen bij Kevin. Ik weet niet met wat voor blik ik haar heb aangestaard, maar blijkbaar moet het wel en hele vieze blik geweest zijn want plots snauwde Anne: “Wat? Wat nu weer?”

    Niet goed wetende hoe te reageren vroeg ik: “Sinds wanneer rook jij?”

    Een blik vol vuur keek me eens zo vernietigend aan: “Wie denk je dat je bent? Mijn moeder? Alsof jij zo heilig bent.”

    Om dit niet te laten escaleren hield ik mijn mond. Het had geen zin om hierop in te gaan. Al vond ik het nog steeds vreemd dat ze zo plots rookte.

     

    Een scherpe stem doorsneed mijn gepeins. “Mijn beste Kevin, het kan me niet schelen dat Anne die sigarettengeur geweldig vind, maar niet in mijn les. Je weet maar al te goed dat dit niet getolereerd wordt. Ga je maar melden bij de directeur. En geen geintjes deze keer.”

    Kevin stond op met veel vertoon en gezucht, slenterde met handen in de zakken de klas uit richting directeur.

     

    De rest van de les verliep rustiger. Anne hield zich opvallend gedeisd. De aanval in het begin van de les op haar, had haar gekalmeerd. Aangezien Marjan ook niet veel van zeg was en half lag te slapen op de bank, probeerde ik op te letten. Al was het best moeilijk om wakker te blijven en kon ik Marjan geen ongelijk geven. Zinsontleding: kan het nog saaier?

    Vanuit mijn ooghoek zag ik dat Jasper een propje in mijn tas smeet. Nieuwsgierig als ik ben, nam ik het propje uit de tas, spreidde het open en begon te lezen. Het was een gedicht. Van Shakespeare. Hij herinnerde zich het gesprek over mijn favoriete sonetten.  

    “Sonnet 18 Shall I compare thee to a Summer's day?

    Shall I compare thee to a summer's day?
    Thou art more lovely and more temperate:
    Rough winds do shake the darling buds of May,
    And summer's lease hath all too short a date:
    Sometime too hot the eye of heaven shines,
    And often is his gold complexion dimm'd;
    And every fair from fair sometime declines,
    By chance or nature's changing course untrimm'd;
    But thy eternal summer shall not fade
    Nor lose possession of that fair thou owest;
    Nor shall Death brag thou wander'st in his shade,
    When in eternal lines to time thou growest:
    So long as men can breathe or eyes can see,
    So long lives this and this gives life to thee.
    “

    à dit is mijn favoriet

    Lichtjes rood geworden hield ik de brief vast. Een zachte glimlach speelde op mijn lippen. Plots griste Marjan het gedicht uit mijn handen. Ze fluisterde: “Wat voor onzin heeft de nerd nu weer geschreven?” “Geef terug!”siste ik. Maar Marjan Maar in plaats van te luisteren gaf ze het door aan Anne met de woorden: “Lees eens wat Jasper aan Anne geschreven heeft.”. En terwijl ik vocht om de brief terug te krijgen begon Anne luidop voor te lezen: “Shall I compare thee to a summer's day? Thou art more lovely and…”
    “Anne, wat ben je nu van plan?” Klonk het streng door de klas. Kennes stond vlak voor Anne en nam de brief af. “Alle drie, nablijven”
    Ik keek naar Jasper en zag dat hij lijkbleek weggetrokken op zijn stoel zat.

    Na de les vlogen we alledrie naar de directeur. Kennes had blijkbaar echt haar geduld verloren. En ik kon het haar niet kwalijk nemen. We liepen al discussiërend over de speelplaats: “Moest dat nu echt?”vroeg ik verongelijkt aan Anne.
    “Als ik niet beter wist zou ik denken dat je smoor op hem was.” Diende ze me kinderachtig van repliek
    “Wat is er tussen jullie? “Wilde Marjan weten: “Als je iets met hem begint, dan zoek je beter nieuwe vrienden.”
    “Wat is dat voor onzin!” riep ik uit, niet goed wetende hoe ik me een houding moest geven.
    “Ze heeft gelijk” bevestigde Anne.:”Ik wens niet geassocieerd te worden met nerds. Dus maak een keuze.”
    “Denken jullie nu echt dat ik op nerds val?” verdedigde ik mezelf zo goed als mogelijk.
    “Zoals jij aan het dromen was zou ik bijna iets anders denken.”Lachte Marjan al terug een beetje.
    We kwamen aan bij het bureau van de directeur en het leek erop dat de rust in ons groepje was weergekeerd. Snel bespraken we hoe we ons eruit zouden kletsen.
    “Laten we zeggen dat Kennes hormonale problemen heeft?” probeerde Anne.
    “Klinkt nog niet zo slecht en die uitvlucht hebben we nog niet gebruikt”

    Spijtig voor ons was de directeur in een ontzettend slechte bui. We werden naar de studiezaal gestuurd, waar Kevin nog steeds zat. Totaal verveeld zat hij daar wiskunde over te pennen. We gingen snel zitten, hopend dat we de directeur niet nog in een slechtere bui kregen.
    Na enkele minuten van stilte kwam de directeur er dan aan: “allemaal vrijdagavond strafstudie tot 17u” was zijn verdict. Nog vrij redelijk.

    Terug in de klas werd er natuurlijk heel wat afgeroddeld. Het constante gegniffel werkte danig op mijn zenuwen. Ik was blij dat de dag vrijwel om was en ik naar huis mocht. Weg van alle glurende blikken.

     

     

    5.

    Die vrijdag zaten we met de hele klas, behalve Jasper, in den Amadee. De roddel van de avond was natuurlijk dat Jasper op mij verliefd zou zijn. Alsof ze niets beters te doen hadden. Jasper had het briefje immers bedoeld als een vriendelijk gebaar, meer niet. Maar dat weerhield ze niet om mij te plagen.
    Michel vroeg speels aan me: “Als je zou kunnen kiezen tussen een knappe, stoere kerel of dat grassprietje, wie zou je dan kiezen?”

    “Wel, …. Als er hier knappe jongens zouden zijn, dan was mijn keuze snel gemaakt. Maar hier zijn enkel arrogante stoere jongens, en dat vind ik ook best een afknapper.” Was mijn repliek. Michel zocht klaarblijkelijk naar een antwoord, maar scheen niet in staat er één te vinden. Marjan stikte bijna in haar gesmoorde lach. Vrij agressief reageerde Michel: “Volgens mij ben jij zo smoor op Jasper.” En liep weg.

    “Wat moet ik doen om duidelijk te stellen dat ik niet verliefd ben op hem?” zuchtte ik. Moniek, de wandelende roddelpaal, had dat laatste blijkbaar gehoord. “Wat denk je van tijdens L.O. Jasper’s kledij te stelen. Dan moet hij de hele dag rondlopen in turnkledij.” Was Moniek’s suggestie. De rest van de klas vond het ook een goed idee en stond erop dat ik het zou doen.

     

    Iets na tienen moest ik doorgaan. “Kom je zaterdag nog even langs?” vroeg Marjan terwijl ik mijn jas aandeed. “Nee, ik heb straf gekregen omwille van die strafstudie. Ik moet heel het weekend binnenblijven.” Zei ik haar. En terwijl ik buiten liep hoorde ik Anne nog zeggen dat zij als straf een heel weekend met haar grootmoeder op schok moest.

     

    6.

    s’Maandags hadden we de eerste twee uur L.O. In de kleedkamer tijdens het omkleden in turnoutfit vroeg Anne of ik mijn belofte van vrijdagavond nog niet vergeten was. Eigenlijk was ik dat wel vergeten, tot zij me eraan deed denken. Iets in me vind het een misselijke grap maar ik weet niet wat er me toe aanzette om toe te geven dat ik het wel zou doen.
    Snel kleden we ons verder om en liepen naar het sportveld. We waren weeral de laatste om aan te komen. De Claessens, de leraar L.O., stond ons al op te wachten: “Zo: de dames hebben dan toch besloten om te komen opdagen. Dan kunnen we eindelijk beginnen.”

    Snel stak ik mijn vinger op: “Meneer, mag ik nog even naar de WC gaan?”

    “En daarjuist kon je niet omdat…?” zuchtte Claessens.

    Ik probeerde: “Het is een vrouwenprobleempje.”

    “Ga dan, en kom zo snel mogelijk terug”klonk het tot een poging om streng te zijn.

    Ik liep terug naar de kleedkamers en sloop voorzichtig naar de kleedkamer van de jongens. De deuren waren nooit op slot, er was ook geen reden toe. Iedereen behoorde in wel één of andere les te zitten. Zoekend naar de kledij van Jasper voelde ik toch een schaamtegevoel over me neerkomen. Wat was ik hier aan het doen? Maar ik vrees dat de groepsdruk groter was dan het schaamtegevoel. Ik wilde echt niet de pispaal van hel de klas zijn. Ik vond uiteindelijk zijn kleren en nam ze weg, stopte ze achter de ongebruikte pingpongtafels en ging snel weer terug naar het sportveld.

    Aangekomen zag ik dat we weer aan het voetballen waren. Normaal doe ik dat wel graag, maar niet met die bene macho’s van de klas. Als zij tegen een bal trappen dan doet dat pijn. En  ze geven nooit passen naar meisjes.

    Gelukkig zat ik in het team met Anne en Marjan. Dan konden we toch nog een beetje kletsen. We waren al een tijdje aan het spelen toe mijn oog viel op de doelman: Jasper. “Waarom staat Jasper in het doel?” Wilde ik weten. Marjan grijsnde: “Wel een beetje een domme vraag. Zo kunnen ze ongestraft harde ballen naar hem trappen.”.

    Wat ze dan ook telkens deden. Je zag Jasper echt zijn best doen om die ballen tegen te houden, maar je zag ook dat hij bij sommige ballen echt pijn had. Toch hield ik mijn mond en speelde verder.

     

    Na de les liepen we terug naar de kleedkamers. Lichtjes ongerust kleedde ik me om. Nu zal Jasper al wel ontdekt hebben dat zijn kledij gepikt was. Wat als ze mij direct zouden verdenken? Ik was immers de enige die tijdens de les in de buurt van de kleedkamers was geweest. God, hoe kon ik toch zo dom zijn? Vreemd genoeg leek dit niet het geval te zijn, Claessens dacht dat iedereen dit wel gedaan kon hebben. Jasper zat diep ongelukkig en bijna in tranen op de kleedbank voor zich uit te staren. Waarom heb ik dit toch gedaan? Wat is er mis met me?

    Die middag ben ik snel naar de turnzaal geslopen, heb Jasper zijn kledij genomen en die in de kleedkamer achtergelaten.
    Ze moeten de kledij gevonden hebben, want na de middag liep Jasper er alweer mee rond.

     

    Natuurlijk kon dit niet zonder gevolg gebleven zijn. Tijdens het laatste uur kwamen ze langs met een brief. Er stond in dat dergelijke grappen niet getolereerd kunnen worden, en dat er zware sancties getroffen zouden worden. Zou ik nu gaan opbiechten? Of wachten tot iemand mij verklikt?
    Ik koos voor het laatste, laf, ik weet het. Maar ik was te beschaamd om toe te geven dat ik me had verlaagt tot een dergelijke actie. En ik wilde ook niet weten hoe streng die straf was. Blijkbaar hield iedereen zijn mond, want de straf waar ik zo voor vreesde bleef uit.

     

    7.

    Na ongeveer twee weken was het voorval van de verdwenen kledij overgewaaid. Michel moest me natuurlijk overtreffen. We zaten in de refter te eten toen hij eraan kwam.

    “Kun je gestraft worden als je de hongerigen spijst?” was zijn vraag. “Tuurlijk niet.” Meende Anne.

    Een wee gevoel kroop in mijn maag: Wat precies heb je gedaan?” wilde ik weten.

    “Wel, nee, je zal wel zien.” Was zijn antwoord

    “Oh, zo oneerlijk” reageerde Marjan: “Zeg nu gewoon wat je gedaan hebt.”

    Michel moest bang geweest zijn dat Marjan liudop zou beginnen roepen door de refter. Iets dat ze wel vaker deed als ze haar zinnetje wilde doordrijven en hij begon te praten: “Zie, ik had brood met confituur willen meenemen, maar vond enkel confituur. Die heb ik dan maar tussen Jasper zijn cursus gesmeerd. En het drinken dat ik bij me had, begon te lekken en heb ik dan maar in zijn pennenzak gegoten.”

    “Dat is gemeen!” siste ik.

    “Ach liefje, en iemand zijn kleren pikken niet?” wierp Michel terug.

    Voordat ik iets kon terugzeggen ging de bel, en stormde hij weg naar de klas. We volgden hem, weliswaar aan een trager tempo. In de klas gingen we snel op onze plek achteraan de klas zitten, onze blik gericht op Jasper.

    Bonnet, lerares Frans, kwam de klas binnen. Met haar streng brilletje op haar neus en kaft onder de arm. “Neem jullie boeken alvast, dan kunnen we beginnen aan de werkwoorden van vorige keer” zei ze door de klas. We namen allemaal onze boeken en opende ze op de juiste bladzijde. Met Bonnet aarzelde je niet. Jasper nam zijn boeken, opende ze en sloot ze even snel. Hij zag krijtwit.

    “Jasper vind je het niet nodig om mee te werken?”: klonk het scherp. Jasper was nooit het lievelingetje van haar geweest. Hij zei geen woord terug, staarde afwezig naar zijn schrift. “Komt er nog wat van? “ brulde Bonnet tegen hem. Jasper kromp in elkaar en zei nog steeds geen woord.

    “De klas uit”: snauwde Bonnet.
    Jasper stond op, liep struikelend over de boekentassen naar buiten. Zijn schrift lag nog op de bank, de pennenzak in zijn tas.

    Bonnet ging gewoon verder met de les, als er niets gebeurt was. Ze ging zelfs niet kijken wat er mis was met Jasper zijn boeken. Gaven de leerkrachten het op om iets tegen de pesterijen te doen? Of was het gewoon dat ze het deze keer niet wilde weten?

     

    De rest van de dag zagen we Jasper niet meer. Tijdens de les Engels moest ik papier gaan ophalen op het secretariaat. Bij het teruggaan naar de klas aarzelde ik aan het secretariaat.
    Janssens moet mijn aarzeling gemerkt hebben: “Is er nog iets dat je wilde vragen, Alix?”

    “euhm, ja,” begon ik aarzelend: “Weet U waar Jasper is?”

    “Die is naar huis, hij voelde zich niet lekker” Was haar antwoord.

    Ik bedankte haar en liep snel naar de klas. Ik voelde me zo misselijk.

    Terug in de klas probeerde ik op te letten, maar mijn gedachten dwaalden telkens af naar Jasper. Zouden de anderen zich ook zo gemeen voelen? Waarschijnlijk niet. Ze hadden zijn schrift tegen de muur geplakt als versiering. Ik was blij dat deze dag erop zat. Naar school gaan begon een ware marteling te worden

     

    8.

    De volgende dag was Jasper al terug. Helemaal in elkaar gedoken zat hij daar op een stoel. Net zoals altijd tijdens leswisselingen kreeg hij beledigingen naar zijn hoofd geslingerd en werd er met zijn gerief door de klas gesmeten. Vreemd toch dat hij dit al jaren volhoudt. Ik zou al lang gekraakt zijn.

    Het feit dat hij niets deed en daar gewoon zat te zitten werkte echt op mijn zenuwen. Ergens was het wel de beste reactie, niets doen.

    Tim trapte tegen Jasper zijn stoel en door de schok viel Jasper. Iedereen begon te lachen. Marjan’s lach werkt aanstekelijk dus ook ik lachte. Jasper keek zeer gekwetst naar mij. “Wat? Valt er iets te zien?” Snauwde ik hem toe. Direct daarna had ik spijt van wat ik gezegd had. Maar ik durfde ze niet terugnemen in het bijzijn van de hele klas. Ik wilde echt die pesterijen niet ondergaan.

     

    Na het middageten kwam Anne later dan normaal de refter binnen.

    “Waar zat je? Vroeg Marjan

    Anne antwoordde: “boven in de klas. Weet je wat echt een goede uitvinding is? Superlijm. Je kunt er echt alles mee plakken: hout, plastic, Jasper’s boeken, stenen, ijzer, …”

    “Wat” riep ik: “heb je Jasper zijn boeken aan elkaar gelijmd?”

    Anne knikte vrij voldaan.

    Vol bewondering zei Marjan: “Je bent gek.

    “Ik zou zijn gezicht wel eens willen zien.” Zei Anne: “Ze plakken ook vast aan de kast.”

     

    We zaten voor het eerst een vroeg in de klas. Jasper liep naar de kast om zijn boeken te nemen. Hij nam het bovenste boek en het kaftpapier scheurde. Ergens voelde ik me opgelucht. Anne had er blijkbaar niet aan gedacht dat ze alleen maar het kaftpapier aan elkaar had gelijmd.

    Toch leek dit erg genoeg voor hem, wetende dat ze weer een misselijke grap hadden willen uithalen.

    Hij trok al het kaftpapier van zijn boeken en sjokte moedeloos naar zijn bank.

     

    Het laatste uur van vrijdag moest Marjan naar de dokter en Anne had besloten om te spijbelen met Kevin. Aangezien ze niet de enige was die spijbelde werd er niet echt les gegeven. Ik zat helemaal alleen op de achterste rij en was net weggedroomd toen de bel ging. Iedereen stormde de klas uit. Ik stond recht en wilde snel naar huis vertrekken. Maar toen ik buiten kwam stond Jasper daar.

    “Mag ik eens met je praten?” vroeg hij stotterend en met vochtige ogen.

    Snel keek ik rond of er nog iemand in de gang was. De gang was al verlaten. “Natuurlijk, kom mee naar mij thuis. Dan bel je daar je ouders dat je bij mij bent.”
    Dankbaar zuchtte hij dankjewel.

    We liepen snel naar mij thuis. Onderweg betrapte ik mezelf erop dat ik voorturend rondkeek om te zien of er mensen van schol in de buurt waren. Thuisgekomen liet ik hem bellen naar zijn ouders en na dat gesprek nam ik hem snel mee naar mijn kamer. We plaatsten onszelf met enkele kussens tegen de muur en begonnen te praten. Hij vertelde wat hem dwarszat. Alle pesterijen van de afgelopen jaren kwamen boven. En heel zachtjes begon hij te huilen. Ik gaf hem een zakdoek en nam zijn hand vast. Een droevige glimlach verscheen op zijn gezicht.

    “Bedankt dat je wilde luisteren” stamelde hij.

    “Graag gedaan” antwoordde ik: “Ik hoop dat je je een beetje opgelucht voelt.”

    “Ik moet stilaan doorgaan. Mijn ouders verwachten me thuis.”zei hij.

    Ik liet hem buiten en zei hem gedag.

     

    9.

    s’Maandags kwam Jasper de klas binnen met een vage glimlach rond zijn lippen.

    “Wat ziet hij er gelukkig uit” fluisterde Anne venijnig: “Misschien moeten we hem wat harder pesten.”

    “Ik schrok op en zei haar: “Anne nee, hij heeft het al moeilijk genoeg. Vrijdag is hij al komen uithuilen bij mij.” Het was eruit voor ik het wist. Verdorie toch.

    “Wat? Huilt die baby nog? Hoonde Anne. Ze leunde over haar bank richting Jasper en fluisterde vrij luid: “Hey, nerd, laat Alix in het vervolg mee rust. Ga uithuilen bij je mammie!”

    “Ik heb geen moeder meer” klonk het monotoon uit zijn mond.

    Het lef ontbrak me om hem aan te kijken.

    Die speeltijd sloten ze hem op in de WC’s. De deur hadden ze geblokkeerd met een aftrekker. Jasper werd pas twee uur later gevonden door de kuisvrouw.

     

    Ik probeerde mijn uiterste best te doen om Jasper’s aandacht vast te krijgen. Maar hij negeerde me. Geef hem eens ongelijk.

    Ik was teleurgesteld en boos op mezelf. Het was allemaal mijn eigen schuld. Kon ik nu nooit eens even nadenken vooraleer ik mijn mond open deed.

    Hoe dan ook we zaten in de refter en ik zag hem wat verderop zitten. Voor me lag een prop zilverpapier, ik nam die in mijn handen, speelde er even mee, en smeet die dan naar Jasper’s hoofd. Raak! En hij bewoog zelfs niet. Razend werd ik ervan. Ik nam de bus yoghurt uit Marjan’s handen en liep ermee naar Jasper, klom op de lege stoel naast hem en goot de bus yoghurt leeg over zijn hoofd. Nog steeds, bijna geen reactie. Hij zat nog steeds stil terwijl ik bleef gieten. Ondertussen klonk er vanuit heel de refter een applaus.

    Een hand greep me bij de kraag en sleepte me van de stoel. De directeur. Ik werd naar zijn bureau gesleept en daar hardhandig op een stoel neergepoot. De directeur begon me af te blaffen. Of ik wel goed wist wat ik aan het doen was? En waarom ik zoiets doe? Het juiste gesprek kan ik me niet meer herinneren. Ik was aan het nadenken over wat ik gedaan had. Ik kon het zelf niet geloven. Stil een bleek zat ik daar op de stoel te luisteren naar de directeur. Uiteindelijk werd ik een dag geschorst en moest ik naar de klas vertrekken. Daar aangekomen kreeg ik nogmaals applaus voor mijn verachtelijke daad. Snel ging ik naar mijn plaats om mij de rest van de les stil te houden.

     

    Tijdens de speeltijd vroeg iedereen wat de directeur me gezegd had. Naar waarheid vertelde ik dat ik het ook niet wist. Maar dat ik wel een dag geschorst was. De meesten vonden dat ik echt lef had en  kwamen me feliciteren.

     

    10.

    Omdat mijn ouders niet konden lachen met mijn schorsing mocht ik vrijdag niet weggaan. Zaterdagochtend belde Anne om me op: “Je moet eens langs Jasper rijden, we hebben er een verrassing voor je achtergelaten.”

    Daar ik nogal nieuwsgierig ben, sloop ik het huis uit en fietste naar Jasper. Aangekomen draaide mijn maag om. Ze hadden zijn huis volledig beklad met eieren, tomaten en toiletpapier. Iets brak in me. Ik stond er maar te staren. Op de eerste verdieping bewoog een gordijn. Jasper. Beschaamd over hetgeen mijn klasgenoten hadden gedaan fietste ik snel weg.

     

    11.

    S’Maandags op school werd er over niets anders gepraat. Iedereen vertelde me trots over hetgeen ze hadden gedaan als weerwraak omdat ik geschorst was omwille van Jasper. Had niemand van hen dan door dat ik geschorst was omdat ik te ver was gegaan?

    Ik dacht echt dat ik ziek ging worden. Bij mijn klasgenoten deed ik echter alsof ik het geweldig vond dat ze het zo voor me opnamen.
    Ik was blij dat de bel ging en ik naar de studiezaal moest om mijn schorsing te volbrengen. Er wachtte een berg werk en durfde niets uitsteken. Braaf maakte ik alle taken die ze me opgaven. Na een hele dag zwoegen was ik blij dat mijn schorsing erop zat.

     

    Na school bleven Anne, Marjan en ik nog hangen. Ik vroeg of de directeur nog iets gezegd had van de smurrie bij Jasper thuis.

    “Nee, ze kunnen toch niet bewijzen dat wij het waren” verzekerde Anne vooral zichzelf.

    “Toch vind ik het een beetje raar.” Merkte ik op: “Als ouder zou ik al lang geklaagd hebben.”

    “Wees blij dat ze het niet doen.” Zei Marjan: “Ze moeten het zelf maar weten. Wel ik ga door. Mijn ouders wachten met het eten.”

    “Ik zal ook maar snel doorgaan zeker? Ik moet mijn ouders niet bozer maken dan ze al zijn.” Zei ik.

     

    Thuis dacht ik nog na over het feit dat Jasper zijn ouders niet waren komen klagen. Als je kind zo gepest wordt, dan grijp je toch in? Ik begon me vooral zorgen te maken over mijn vriendschap met Anne en Marjan. We waren al een beetje uit elkaar aan het groeien. Maar Anne was volledig de verkeerde kant aan het uitgaan. En Marjan huppelde rustig achter haar aan. Ik snapte niet dat ze niet inzagen dat ze te ver waren gegaan. Het is toch niet omdat de rest zoiets doet dat je moet meelopen achter de kudde? Konden ze dan niet voor zichzelf zorgen, of niet? En was ik wel beter dan hen? Ik heb Jasper ook gepest. Ik was niet eerlijk tegen mezelf. Ik wilde Jasper helemaal niet pesten. Hij was eigenlijk een leuke jongen. Ik piekerde mezelf in slaap.

     

    11.

    S’Anderendaags in school was ik doodop. Zo rond de middag hoorde ik dat iemand de boterhammen van Jasper beplakt had met kauwgom. Een misselijk gevoel overviel me. Ik liep naar de W.C. en gaf over. Puur van ellende. Toen ik eindelijk de kracht vond om rechtop te kruipen strompelde ik naar het secretariaat. Daar zagen ze direct dat ik echt misselijk was en ik mocht naar huis vertrekken. Thuis aangekomen kroop ik in mijn bed en viel prompt in slaap.

     

    12.

    S’Woensdags kwam ik net op tijd op school dus ik rende al naar deklas. De deur was weer niet op slot, dus ging ik alvast binnen en zette me op mijn plaats. Eventjes later druppelde de rest ook binnen. Toen Jsper maar niet kwam opdagen werd ik ongerust.

    NA het eerste uur kwam de directeur de klas binnen: “ik heb een ernstige mededeling. Jasper heeft gisteravond zelfmoord gepleegd.”
    Wat er daarna nog allemaal gezegd werd, weet ik niet meer. Het werd zwart voor mijn ogen. Ik stond recht, liep naar buiten en vluchtte de W.C.’s binnen. Ik kotste de ziel uit mijn lijf. Alle ellende gaf ik over. Daarna ging ik uitgeput tegen de muur zitten. Ik had niets fut meer en begon te huilen. Het voelde aan alsof het mijn schuld was.

    Ik geloof dat ik er zo een half uur heb gezeten toen Janssens van het secretariaat eraan kwam en me in haar armen nam en me meetroonde naar het ziekenkamertje. Ze maakte me een kopje thee en probeerde me te kalmeren. “Gaat het dit over Jasper?” vroeg ze me zachtjes. Het uitleggen kon ik niet. Ik begon weer te snikken. Janssens hield me vast tot ik weer wat gekalmeerd was. Ze liet me even alleen met de deur open. Ik hoorde dat ze met mijn ouders telefoneerde. Ik kon niet reageren staarde wat voor me uit. Blijkbaar was mijn moeder niet thuis en besloot Janssens dat ze me zelf wel zou brengen. Ze verdween eventjes en kwam terug met mijn tas. Ik volgde haar gedwee naar haar wagen en liet me naar huis brengen. Ze vond de sleutels in mijn tas, opende de deur. Ik was nog maar net binnen toen ik door mijn knieën zakte. Janssens was snel genoeg om me op te vangen.  legde me op de zetel en ging naast me zitten.
    Toen mijn moeder thuiskwam gingen ze allebei naar de eetkamer en daar deed Janssens ze het hele verhaal. Allebei bespraken ze wat er gebeurt was en wat er nog moest gebeuren.

    Ik stond recht en liep naar hen toe.
    “Wil je naar de begrafenis gaan? Het zou je helpen met je rouwproces” Stelde mijn moeër voor.

    “Ik weet het niet. Misschien wel.” Was mijn antwoord;

     

    Eensklaps drong het tot me door: Ik zou hem nooit meer zien. De zoveelste huilbui kwam over me. Mijn moeder sprong recht en belde een dokter.

    Bij zijn aankomst luisterde hij eerst naar mijn moeder en Janssens en besloot dan om me een kalmeermiddel te geven.

     

     

     

    Ik ben Alix 33 jaar en nog steeds schuldig aan moord.

    08-03-2008 om 02:55 geschreven door saiga

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    13-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kortverhaal: waarom? deel 3

    14.

    Vier weken na het laatste incident had Tom hulp nodig bij een projectje voor de scouts. Hij had gevraagd of Emma en ik wilde komen helpen. Het plan was om een kasteeltje te bouwen op het plein. Het plein is het terrein van scouts, het bestaat uit een lange smalle gang, daarna kom je uit op een plein waarrond de lokalen staan. Best wel gezellig.

    Binnen twee weken gingen ze ridderspelletjes spelen en ze wilden het zo leuk mogelijk maken. Maar aangezien de meeste leiders geveld waren door een griepje, stond Tom er die week alleen voor, en hij zag het niet zitten om het kasteeltje alleen te bouwen. Dus die vrijdagavond zeven uur s’avonds zaten Tom en ik al op het scoutsplein te bouwen. Emma kwam wat later. Op het plein stonden al balken, touw, planken, … Maar geen hamer, spijkers, … Tom zocht in zijn zakken naar de sleutel van het materiaalkot

    “Verdorie, ik ben de sleutel thuis vergeten. Ik ben zo terug” zei hij.

    “Prima, ik zal ondertussen de gaten voor de balken boren, dan moeten we dat al niet meer doen.” besloot ik.

    Tom sprong op zijn fiets en ging snel over huis om de sleutels op te pikken. Ik begon moedig aan het boren van die gaten. Het leek simpel, je neemt de grondboor, duwt die in de grond, en dan draai je zodat die steeds dieper in de grond draait. Maar je hebt er wel veel kracht voor nodig. Nadat ik het derde gat geboord had, begon ik me wel zorgen te maken over Emma, ze was er nog steeds niet en we waren nu toch al zo’n drie kwartier verder. Het was ondertussen beginnen schemeren. Ik wist dat er ergens lichten waren op het terrein, maar waar wist ik niet goed. Tom wist dat wel, en die zou snel terugkomen.

    Toen het nog iets donkerder werd vroeg ik me af of Tom de sleutels wel vond, en waar bleef Emma toch. Ik probeerde haar te bellen, maar ze nam niet op. Ik legde mijn GSM weg en hoorde iets in de gang. Waarschijnlijk was Tom er eindelijk.

    Uit het schemerlicht kwam William tevoorschijn. Hij stopte aan de overgang van gang naar plein en bleef daar staan met een gedrogeerde grijns op zijn gezicht. Ik werd doodsbang. Enkele seconden gingen voorbij en hij kwam dichter naar mij toe gestapt.

    “Nu ben je van mij, en van mij alleen” klonk het dreigend. Hij stopt op een tien meter van mij.

    Emma was er nog steeds niet en een kilte maakte zich meester van mijn hart.

    “William? Wat heb je gedaan?” vroeg ik met een bang hart.

    Met dezelfde gedrogeerde glimlach als net ervoor zei hij voldaan: “Mijn probleem op geruimd.” In zijn rechterhand zich ik iets reflecteren in het maanlicht.

    Ik voelde me bevriezen en mompelde eerder tegen mezelf: “Waar is Emma?” Ik voelde gewoon dat er iets niet klopte.

    William zette zich neer, legde hetgeen dat hij vasthad in zijn rechterhand neer, nam zijn rugzak, deed die open en haalde er iets uit.

    Het was niet groot, ingepakt in vershoudfolie. En hij smeet het naar mij.

    Met een demonische lach riep hij: “hier is een deeltje van haar!”

    Met het beetje licht dat er was van de maan bekeek het pakketje. Nee, het kon niet! Dit was haar oor dat ik vast had. Ik herkende de oorbel. En die moedervlek die bovenop de oorschelp zat. Maar het kon niet. Zelf William zou niet zo ver gaan. Ik sloot mijn ogen en dacht ik gek geworden was. Bij het opendoen van mijn ogen hoopte ik iets anders in mijn handen te zien, maar het oor lag er nog steeds.

    William stond terug recht en keek naar mij. Ik keek naar hem en ondertussen, zonder dat het te hard zou opvallen, naar een manier om snel weg te lopen.

    “Wat heb je gedaan” vroeg ik met bevende stem en liet haar oor vallen.

    Hij keek alsof hij niet begreep wat ik bedoelde. “Ik heb haar opgeruimd, ze is weg nu. Nu kunnen wij opnieuw beginnen”

    Ik zakte op mijn knieën. En snikte: “Denk je nu werkelijk dat ik terug iets met jou zou beginnen?”

    William kwam dichter en ik zag dat hij een mes vasthad, dat was het ding dat dus de reflecteerde. Normaal gezien zou heel het lemmet moeten reflecteren, maar dit mes reflecteerde slechts kleine delen. Het drong tot me door dat de delen van het lemmet die niet reflecteerden bedekt waren met bloed. William was echt gek. Ik zocht naar iets om mezelf te kunnen verdedigen en mijn oog viel op het mes dat we gebruikt hadden om touwen mee te snijden. Ik nam het snel weg terwijl William dichterbij kwam. Ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen.

    “Wie anders zou je nog willen? Wij horen bij elkaar, snap jij dat dan niet? Jij en ik” klonk hij wanhopig.

    Ik schudde mijn hoofd: “Nee, wij horen niet bij elkaar. Val dood!”

    Op dit moment zwierde William met het mes in zijn hand. Ik kon het net ontwijken door naar achteren te bewegen, hierbij viel ik over een paal die in de weg lag. Even lag ik daar vrtij hulpeloos. William zag zijn kans en dook met het mes mijn richting uit. Ik rolde weg, waar net ervoor mijn lichaam had gelegen lag nu enkel mijn hand met het mes rechtop. William viel op het mes en kermde van de pijn. Snel kroop ik weg, trapte het mes dat naast hem lag ver weg en probeerde hem te verzorgen. Ik kon het bloeden niet stelpen, en riep achter hulp. Ondanks de haat die ik soms tegen hem koesterde, kon ik hem niet laten doodgaan. Ik zocht mijn GSM en belde een ambulance. Daarna kroop ik terug naar William en hield hem vast. Zijn blik vol haat.

    Ik denk dat ik een zenuwinzinking kreeg, ik begon te huilen.

    Hoe lang we daar gelegen hebben weet ik niet, maar het lijkt altijd lang als je moet wachten. De sirenen die dichterbij kwamen leken een opluchting.

     

    Later heb ik gehoord dat Tom gered was door de eerste ambulance die ik had gehoord. De buurman van de scouts ad ons horen roepen en wilde komen kijken toen hij Tom zag liggen voor de deur. Het blijkt dat William hem bij het buitenkomen verrast had.

    Voor Emma kwam alle hulp te laat. Ik hoorde dat Wiliam haar zo vaak gestoken had dat ze het nooit had kunnen overleven. Iemand wist me te zeggen dat zelfs een agent vond dat het ziekelijk geweest was.

    Vermoedelijk had William ons zien binnengaan bij de scouts en had hij me tegen Tom horen zeggen dat Emma wat later ging komen.

    Ze is niet meer gekomen, en alles wat ik heb zijn herinneringen.

     

    Tranen rollen van mijn wangen, deze herinnering is de meest pijnlijke en ook de reden dat ik hier zit. Als we haar nu thuis waren gaan ophalen dan was er niets gebeurt.

    John droogt mijn tranen en sust me: “je kon dit niet weten, niemand kon dit weten.”

    Ik knik, mijn stem ben ik nu wel even kwijt.

    “IK weet dat het voor jou ontzettend moeilijk is, maar het was wel zeer bruikbaar. Ik stel voor dat je wat gaat rusten, het is een vermoeiende dag geweest.” Zegt John. Ik knik. En laat hem gaan.

    De cipiers begeleiden me terug naar mijn cel waar ik verder huil. Ik kan het niet stoppen, dat laatste had ik verdrongen, dat wist ik niet meer, tot ik het aan John vertelde. Ik blijf Emma voor me zien en mis haar. En ik voel me schuldig voor Tom, hij kon er ook niets aan doen.

    Ik mis het avondeten, maar dat kan me niet schelen. Ik krijg toch niets binnen. Ik heb een moord gepleegd. Ik had dat mes kunnen wegtrekken. Daar ben ik zeker van. Maar ik heb het niet gedaan. Ik liet mijn hand liggen met het mes stevig vast.

     

    15.

    Ik moet in slaap gevallen zijn want ik word wakker van het felle licht en het daarbij horende gezoem. Verslagen sleep ik me naar het ontbijt in de kantine. Ik weet dat ik iets moet eten en probeer met kleine beetjes mijn bord leeg te eten.

    John is me vergeten te vertellen wanneer hij terugkomt. Vandaag, morgen, volgende week, volgende maand. Ik heb geen idee. Waarom moest ik nu die nare herinneringen ophalen? Ik wil mijn ouders zien, het is ondertussen toch al zo’n vijf lange dagen geleden. Ja, ze wilden wel komen, maar vonden het belangrijker dat ik met John praatte. Ik hoop dat hier snel een einde aan komt.

     

    Na het ontbijt wil ik gaan sporten. De laatste keer had het me ook goed gedaan. Maar ze komen me vertellen dat John er zo aankomt.

    Het wachten in de gesprekskamer lijkt uren te duren, al weet ik dat het slechts een tiental minuten is. Voetstappen in de gang: eindelijk!

    John komt binnen gevolgd door een vrouw. Ik heb haar al eens eerder gezien. Maar waar? Aha, in de rechtbank, ik geloof dat zij mijn advocate is. Ze steekt haar hand uit: “Hoi, ik ben Sarah, je advocate. Ik heb de indruk dat je me niet zo goed herinnerd, je was toen nogal afwezig.”

    Ik knik.

    “Wel meid, hoe gaat het vandaag?” polst John.

    “Het gaat wel, ik doe mijn best” Lieg ik tegen hem. Het gaat niet goed. Hoe kan het goed gaan als ik Emma kwijt ben, als ik een moord gepleegd heb en als mijn beste vriend in het ziekenhuis ligt.

    Sarah en John zetten zich neer.

    “Ik ben blij dat je met John wilde samenwerken.” begint Sarah: “dankzij het bewijsmateriaal dat John mocht ophalen, hebben we nu bewijzen genoeg. Je mag Petra dankbaar zijn. Bovendien is de vader van William in opspraak gekomen wegens machtsmisbruik. Dus meer dan waarschijnlijk kom je direct vrij”

    “Echt?” Ik kan het bijna niet geloven.

    “Met jou goedkeuring pleiten we zelfverdediging” gaat Sarah verder

    “Tuurlijk” knik ik.

    Voor de eerste keer in een week tijd heb ik even weer hoop.

    Binnen twee dagen moet ik terug voorkomen.

     

    16.

    Hoe ik de laatste twee dagen heb doorgebracht weet ik niet. Ik heb nog nooit zoveel gesport. Het was het enige dat me bezig hield. Anders gleden mijn gedachten af naar Emma. Al is ze nooit helemaal uit mijn gedachten.

    Nu zit ik te wachten op mijn ritje naar de rechtbank. De cipiers zijn best wel vriendelijk. Ik vraag me af of ze van elk van ons weten waarvan we beschuldigd worden. Als het tijd is krijg ik weeral die handboeien aan.  Ik word zenuwachtig als ik naar de combi geleid word. Tijdens de rit ben ik stil en denk ik na. Wat als het slecht afloopt?

    Maar we zijn er vrij snel en als ik uitstap zie ik mijn ouders. Het liefst van al zou ik naar hen toe rennen, maar de agenten maken me duidelijk dat het niet zo’n goed idee is. Wat ik wel mag doen is naar hen toe gaan en hen even gedag zeggen. Daarna word ik naar binnen gebracht. Mijn ouders volgen.

    Als we binnen in de rechtzaal komen zie ik mijn vrienden zitten en zij zien mij en zwaaien, verlegen zwaai ik terug.

     

    En hier zit ik weer. Weer in de beklaagdenbank. Helderder dan vorige keer.

    Sarah laat al mijn vrienden en leerkrachten nar voren komen om te getuigen over William. Zelfs mijn ouders moeten komen. Mama krijgt het moeilijk omdat ze vind dat ze me niet goed genoeg heeft kunnen helpen. Maar ik vind net dat ze dat wel gedaan heeft.

    Het pijnlijkst waren de getuigenissen van de ouders van Emma. Ik had ze nog nooit gezien. Emma en ik gingen nog maar een goede twee maanden uit toen er abrupt een einde aan gemaakt werd. Haar moeder kijkt me recht in de ogen en ik zie haar pijn. Ik voel de tranen opwellen.

    De vrienden van William komen ook getuigen. Weliswaar in zijn voordeel natuurlijk. Ze waren zo overduidelijk aan het liegen. Vanuit de zaal klonk er dan ook heel wat geroezemoes.

    Tom moet ook naar voren komen, hij is immers de ooggetuige van die avond en slachtoffer. Een beetje pips legt hij uit wat er gebeurt was. Dat hij uit de gang liep en William hem daar verrast had. Dat hij hem neerstak en voor dood achter liet.

    Wanneer de forensisch expert komt kun je een speld horen vallen. Hij legt uit hoe de wonde van William eruit zag. Dat het inderdaad zeer goed mogelijk was dat William op het mes gevallen was, maar dat het mes dan wel stevig vastgehouden werd.

    En dan al het bloed. William hing vol met Emma’s bloed, dat werd ook aangetroffen op het mes dat hij bij zich had en zijn vingerafdrukken droeg. Ik kan het even niet meer aanhoren en laat de tranen over mijn wangen lopen. Er zijn ook vingerafdrukken van hem op haar gevonden. Ze had nog stevig teruggevochten.

    Ook bloed van Tom was aangetroffen op hetzelfde mes waarmee Emma vermoord was.

     

    De rechter is klaar voor haar uitspraak. De jury is terug. Met knikkende knieën sta ik recht. De jury verkaard me onschuldig. De rechter zet haar bril af en spreekt: “Prima, dat was ook de uitspraak die ik verwachtte. Ik begrijp volledig dat het zelfverdediging was. Je had inderdaad je hand met het mes kunnen wegtrekken. Maar dat had ikzelf ook niet gedaan. Je hebt enkele dingen meegemaakt die iemand van jou leeftijd niet had moeten meemaken. Je hebt vandaag nog enkele afschuwelijke dingen meegemaakt. Ik hoop dat ik je nooit meer in een rechtbank moet zien. Ik raad je aan om toch nog even therapie te volgen. Je zal er baat bij hebben. Je bent vrij, geniet nog van de rest van je leven.”

     

    Ik kan mijn oren niet geloven. Ik ben vrij.

     

    Een maand later: ik zit bij Emma’s graf. Haar zal ik de rest van mijn leven missen. Die korte periode met haar zijn onvergetelijk. De therapie helpt om verder te gaan met min leven en niet ter plaatste te blijven trappelen. Maar de pijn die hij berokkend heeft lijkt onuitwisbaar. Hij zei me eens dat ik altijd de zijne zou blijven. Hij heeft gelijk: ik ben de zijn. Enfin, de pijn die ik voel is van hem.

    13-09-2007 om 00:00 geschreven door saiga

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kortverhaal waarom deel 2

    8.

    Die zaterdag zou de meest kostbare worden van mijn leven. Tom had enkele holebi-films en enkele andere goede films gehuurd. We nestelden ons op de zetel. Tom had er op een slinkse wijze voor gezorgd dat Emma en ik naast elkaar zaten.

    We begonnen de avond met ‘Imagine you and me’, een romantische holebi-film. Hij had het niet beter kunnen kiezen. Op een gegeven moment zetten Emma haar glas terug op tafel en ik voelde dat haar hand vlak naast de mijne lag .Haar vingers raakte de mijne. Even leek het erop dat mijn hart stopt met slaan, mijn adem stokte en ik rilde even. Ik was te bang om naar haar te kijken. Mijn rug begon pijn te doen omdat ik al een tijdje in dezelfde houding zat en ik zette me recht.

    Alsof Tom wist wat er gaande was, ging hij discreet even weg. Zogezegd naar de WC, maar daar geloof ik niet meer zoveel van.

    Haar hand lag nog steeds naast de mijne. Ik zorgde ervoor dat onze vingers elkaar bleven raken. Tot nu toe trok ze niet weg. Heel traag verlegde ik mijn hand op de hare en keek haar in de ogen. Ze trok haar hand niet weg. De glimlach op haar lippen vertelde me dat het ok was. Ze legde haar andere hand tegen mijn kin en trok me zachtjes dichter naar zich toe. Ze kuste me. Haar kus was zo zacht en teder. Zo vol liefde en verlangen. Toen onze lippen elkaar losten kroop ik dichter tegen haar en voelde me zo gelukkig.

    “Heb jij enige idee hoe lang ik al naar je verlangde?” wilde ze weten.

    “Dus Tom kon zijn mond niet houden?” zei ik speels

    “Ik had William al gezegd dat ik mem aangetrokken voelde tot je. Maar je had een vriend en dat vond ik zo spijtig. En toen Tom me vertelde dat het gedaan was tussen jullie, hoopte ik dat dit al zou gebeuren. Maar ik zou nooit deze stap gezet hebben als Tom niets gezegd had, dus eigenlijk was het een goed idee van hem om even uit de biecht te klappen” legde ze uit

    Ik glimlacht naar haar en Tom kwam terug binnen. Hij zag ons daar zitten en knipoogde naar ons. Hij was werkelijk een goede vriend en een rasecht schatje.

     

    Het duurde niet lang vooraleer ik mijn ouders iets moest zeggen. Ze zijn ook niet dom. En ze ontdekten dat William en ik uit elkaar gegaan waren. Wat overigens niet moeilijk was. Normaal gezien kwam hij dagelijks even langs en nu niet meer. Dus er moest iets mis zijn.

    Mama wilde weten waarom: “Je leek zo gelukkig met William. Waarom zijn jullie uit elkaar gegaan?”

    “Mama, jij en papa hebben altijd gezegd dat het niet uitmaakte met wie we naar huis kwamen, zolang we maar gelukkig zijn.” En toch aarzelde ik. Wat als ze me toch afwijzen. Wat als ze dat niet echt meenden? Maar ze zouden het toch te weten komen, en het zou beter zijn als ik het was die het hen vertelde. “mama, ik…” ik kan haar niet in de ogen kijken. Plots werd de spanning me teveel en begon ik te huilen.

    Mama nam me vast en troostte me: “Liefje wat scheelt er toch?”

    “mama, ik ben verliefd op een meisje en blijkbaar is zij verliefd op mij.”

    “Maar schatje toch, is dat de reden van je verdriet? Je zou blij moeten zijn.”

    Op dat moment stapte papa binnen. Hij kwam net thuis van zijn werk.

    “Oei, stoor ik?” vroeg hij toen hij duidelijk zag dat ik had gehuild.

    Mama nam het woord: “Ik denk dat je dochter je iets wilt vertellen”

    Als mama zo begrijpend was en me steunde, dan zou papa dat ongetwijfeld ook doen. Ik zou het erop wagen. Trouwens als papa er anders over dacht, zou mama me het hem niet zo direct laten vertellen. Ze zou het dan zachter aanbrengen, zoals het tijdstip dat we moeten thuiskomen van een feestje. Dan was ook zij diegene die ervoor zorgde dat we langer weg mochten blijven door papa te bewerken.

    Ach ik waag het erop: “papa ik ben lesbisch”

    Papa zei niets en keek naar me. Ik begon me ongemakkelijk te voelen bij zijn stilte.

    “Is dat de reden dat William en jij uit elkaar gegaan zijn?” doorbrak hij die enkele seconden van stilte.

    “Ja” Meer kon ik niet zeggen.

    “Heb je een vriendin?” Wilde hij weten.

    “Ja papa, maar niet terwijl ik met William samen was. Ik zweer het. Ik heb hem nooit bedrogen”

    “Maar meisje toch, je hoeft jezelf toch niet zo te verdedigen. Waarom breng je haar niet eens een keertje mee naar hier. Dan kunnen we haar leren kennen.”

    En dat terwijl ik dacht dat hij er en drama ging van maken. Ik realiseerde me dat ik geluk had met ouders zoals de mijne. Zo tolerant, open en begrijpend.

     

    “Dus je had veel steun van je ouders?” vatte John samen.

    “Ja, ik vond het geweldig dat ze me zo steunden. Voor hetzelfde geld hadden ze moeilijk gedaan. En ik haat het trouwens om tegen hen te liegen. Trouwens vreemd genoeg ga ik liever met serieuze problemen naar mijn ouders dan naar mijn vrienden. Ze geven me toch altijd betere informatie.” Vertel ik hem.

    “Hebben je ouders je ook geholpen met de problemen rond William?” vraagt John me.

    “Ze probeerden. Maar zie: William en ik zaten op dezelfde school. Zelfs in dezelfde klas. Gingen uit in dezelfde buurten. Hem ontwijken was moeilijk, en ik vond niet dat ik me moest laten doen door hem. Ik heb ook recht op een leven. Ik ging niet veranderen. Mijn hele leven was daar.” Verduidelijkte ik voor hem.

    “Vertel me eens, wat deed William om het je zo moeilijk te maken? En neem je tijd. Ik weet dat het moeilijk is voor je”

     

    9.

    Tegen maandagochtend had William tegen iedereen gezegd dat ik lesbisch was. Lesbisch is een eufemisme, zijn exacte woorden waren: ‘een vuile pot’ Ik voelde iedereen’s ogen naar me priemen. Iedereen keek en wees naar me. Overal gefluisterd. Vreselijk!

    Ik kon het niet meer aan en liep naar de wc’s. Ik sloot me er op en hoopte op een beetje rust. Met het deksel dicht, mijn rug tegen de muur, benen opgetrokken tegen de andere kant van het hokje, bleef ik zo stil mogelijk zitten. Een paar van mijn vriendinnen moeten me gezien hebben en waren me gevolgd. Ik hoorden hun stemmen en voelde me verward. Dit waren mijn vrienden, maar zouden ze mijn vrienden blijven? Wat moest ik doen?

    Ze klopten op de deur van het wc-hokje waar ik me zo moedig had verschanst: “Hazel, zit je hier?”

    Ik zei niets. Stel dat ze me kwamen pesten, stel dat ik geen vrienden meer had. Enkel Tom en Emma. Je weet immers nooit hoe mensen gaan reageren als ze horen dat iemand homo ofzo is. Er werd op school al vaak genoeg gelachen met dit onderwerp. En nu was ik dit onderwerp. Er wordt altijd gezegd dat je op momenten zoals deze je echte vrienden leert kennen. Maar ik ben niet klaar voor de eventuele teleurstelling van er geen te hebben. Het doet altijd pijn om een vriend te verliezen, zelfs als het achteraf niet zo’n goede vriend blijkt te zijn.

    “Hazel, we weten dat je hierin zit. Alle andere wc’s zijn leeg. En deze is op slot, maar er zijn geen voeten zichtbaar.” Hoorde ik Pats concluderen.

    Ik werd bang en verdedigde mezelf: “Als jullie gekomen zijn om me ook wat uit te schelden, ga dan terug weg. Alsjeblieft.”

    “Hazel, hoe kun je in godsnaam dat van ons denken?” Ik herkende Petra’s stem.

    “Is het waar dat je lesbisch bent? William heeft het tegen zowat de hele school ofzo gezegd.” Vroeg Clair me onbeschaamd.

    “Ja het is waar. En als jullie me niet meer in jullie buurt willen hebben, dan begrijp ik dat.”

    “Hazel doe die deur NU open. Je weet dat we hier toch blijven staan tot je naar buiten komt. En wij zijn met meer dus kunnen wij in ploegen hier wachten. Uiteindelijk ga je honger krijgen. En als je alles wat in je rugzak al hebt opgegeten, dan kom je wel. Of je komt nu onmiddellijk en stopt met die onzin.” Maakte Petra me duidelijk.

    Ik ken die grieten nu al zo lang en ik wist dat ze het meenden. Ze zouden inderdaad blijven wachten tot ik naar buiten kwam. Ik zou er meteen korte pijn van maken. Ik stond recht en opende de deur en zag mijn vriendinnen staan. Ik voelde de tranen achter mijn ogen branden.

    Petra omhelsde me stelde me gerust: “Lieverd, het maakt ons niet uit dat je lesbisch bent. Je bent nog steeds Hazel.”

    Daarop volgde een groepsknuffel. We lieten elkaar los toen de schoolbel ging. We namen onze boeken en spurtte naar de klas. Te laat komen was een beetje riskant aangezien ik al twee opmerkingen had en liever niet naar de strafstudie ging. De meeste leerlingen zaten al in de klas. Toen we alle vier binnen kwamen, draaiden alle hoofden zich naar ons. Ik voelde hun ogen op mijn huid branden. Even leek het op een boetedoening van iemand die aan de schandpaal genageld werd.

    “Laat ze doen” Suste Pats me.

    We gingen achteraan in de klas zitten. Daar zaten we altijd als we economie hadden. Dan kon ik tenminste even weg van William. We zette ons neer en begonnen te kletsen. Ons niets aantrekkend dat de les eigenlijk al begonnen was. Mijn vriendinnen begonnen met de ondervraging.

    “Heb je een vriendin?”

    “Ja!”

    “Ok, wat is haar naam, hoe oud is ze, waar heb je haar leren kennen, wat studeert ze of werkt ze al, en wat trok je zo aan in haar?” Typisch Petra, zo’n spervuur van vragen afvuren en dan hopen dat je ze allemaal beantwoord.

    Ik probeerde haar van antwoord te dienen: “ze heet Emma, is zeventien jaar, ze volgt Latijn-wiskunde in het vijfde op Onze-Lieve-Vrouw, en ik heb haar leren kennen aan Tom zijn deur.”

    “vertel verder” moedigde Clair me nieuwsgierig aan.

    “We raakten aan de praat en leerden elkaar beter kennen en het klikte. En weet je, al die dingen die jullie me vertelde over verliefd zijn? Die voelde ik bij haar. Zo zalig! En ik moest toegeven dat ik verliefd was op haar. En vreemd genoeg zat zij met hetzelfde in haar hoofd.” Vertelde ik hen honderduit.

    “En wat heb je gedaan met William? Hij is enorm nijdig op jou.” Wilde pats weten.

    “Die heb ik vrijdag de waarheid verteld. Ik heb hem wel niets gezegd over Emma. Maar hij liep weg. Ik heb hem dan maar een brief geschreven om alles uit te leggen.”

    “Neem haar vrijdag mee, dan gaan we eens lekker samen uit. Want da’s alweer een hele tijd geleden.” Verplichte Petra me.

    “Ik zal zien dat ze kan”

    Een stem van vooraan in de klas klonk luid en streng: “De dames vinden het toch niet storend dat ik ondertussen les geef? Misschien als jullie eens zouden opletten, dan zouden jullie begrijpen waarover dit allemaal gaat.”

    Met Scheers kon je beter niet sollen en we zwegen. Er was tijd genoeg om tijdens de pauze verder te kletsen zonder dat we in de problemen kwamen.

    Tijdens de les moest ik er vaak aan denken dat ik buiten zalige ouders ook nog eens geweldige vriendinnen had.

     

    10.

    Buiten was het al vrij donker geworden. Het lijkt me dan ook vrij duidelijk dat we voor vandaag al genoeg gedaan hebben. En John weet het ook: “De directie gaat het niet appreciëren als ik je hier nog langer houdt. We zullen morgen verdergaan met waar we nu stopten. Ik knik en wens hem een goede nacht toe. Verrast kijkt hij even naar mij. En wenst me dan hetzelfde toe. Terwijl ik naar buiten geleid word, verzameld hij zijn spullen bij elkaar en steekt ze weg.

    De kantine is weer luid zoals altijd. Ik raak maar niet gewend aan dit leventje. Ik wil mijn vrijheid terug. Dit alles is niet mijn fout. Ja, ik maak soms slechte beslissingen, en ja ik doe domme dingen. Maar dit is ook niet eerlijk.

    Ik ga zitten aan een tafel en eet mijn boterhammen. En weerom smaakt het me niet.

    Ik maak me zorgen. Ik ben hier nu al twee weken en ik voel me nog steeds bedreigd. Nog steeds ben ik bang. Ergens ben ik blij dat ze mijn zaak zo snel al kunnen behandelen. Misschien omdat ze ergens wel weten dat ik onschuldig ben. Ik vermoed dat de enige reden dat ik hier zit is omdat William’s vader schepen is bij de stad.

    Na het eten, mogen we gaan douchen. Ik heb het altijd al gehaat om met andere mensen te moeten douchen, maar ik vrees dat ik het zal moeten ondergaan. Of anders niet douchen. En alle andere vrouwen zijn ook naakt. Dus ik moet niet zeuren.

    Vreemd genoeg voel ik me iets beter na het douchen, een beetje meer opgelucht. Het hete water heeft mijn spieren een beetje doen ontspannen. En ik voel me moe. Uitgeput. Het slapen zal toch weer moeilijk verlopen. Duizende gedachten gaan eer door mijn hoofd spoken en als ik dan toch eindelijk in slaap val, dan maken nachtmerries me wel wakker. En dan lig ik er weer de hele nacht. Te denken aan haar. Aan Emma. God, ik mis haar.

     

    Aaah, gewekt door een fel licht en het zoemen van de TL-lampen in de gang. Ik vermoed dat het hun manier is om ons te breken, om ons compleet krankzinnig te maken. Waarschijnlijk denken ze dat de schuldigen hier dan zullen bekennen. Ik heb inderdaad amper geslapen en heb een gigantisch ochtendhumeur. Mezelf uit bed slepend, stoot ik mijn teen en vloek. Naast het andere bed staat luna te lachen. Mijn ochtendhumeur verlicht die van haar.

    “uiteindelijk wen je er wel aan” troost ze me.

    “Hoe? Hoe kun je in godsnaam wennen aan zo te moeten wakker worden?” vroeg ik me luidop af.

    “Kleed je maar snel aan of de kantine zit vol en dan krijg je wee restjes.” Probeert ze zodat ik me snel zou klaar maken. En ik luister braaf naar haar. Ze heeft gelijk. De onderste broodjes zijn altijd helemaal platgedrukt.

     

    Na het ontbijt heb ik een afspraak met John. Ik blijf wat rondhangen in de recreatieruimte tot hij komt. Ik sta voor het raam en denk aan Emma. Voornamelijk aan die eerste kus. En deze herinnering blijft nog even hangen.

    Na een kwartiertje ga ik ervan uit dat John niet meer komt. Misschien is er iets gebeurt met een ander cliënt van hem. Maar ik zou wel graag wat afleiding willen of ik ga hier echt onderdoor gaan. Aan de cipier vraag ik of ik eventueel nog naar de sporthal mag.

    “Heb jij geen afspraak met Mr. Klein?” vraagt hij me bezorgd.

    “Mr. Klein?” vraag ik verwonderd. Ik weet echt niet wie dat is.

    De cipier moet lachen: “John?”

    “ah, ja normaal gezien wel, maar hij is al vrij laat en ik begin me eigenlijk te vervelen.” Hierbij kijk ik haar zo smekend mogelijk aan.

    “In orde, ik zal ervoor zorgen dat je naar de sporthal kunt. Moest John nog komen opdagen, dan zullen we je komen halen.”

    “Bedank” Zeg ik opgelucht.

    En ik word naar de sporthal gebracht door een ander cipier.

     

    Ik wist dat sporten goed voor je was. Maar nu heb ik een eerder extatisch gevoel. Even was ik erin geslaagd om nergens meer aan te denken, behalve aan winnen. Helemaal buiten adem en bezweet, neem ik een pauze. Sporten kan je inderdaad een heel nieuwe kijk op de dingen geven. Je focust je even niet op je problemen, maar op iets anders. Je raakt al die overbodige energie in je lijf even kwijt en bent nadien veel rustiger. Nu weet ik waarom er in veel gevangenissen sporthallen zijn.

    Ik lag net even uit te rusten aan de rand van het sportveld als een cipier me nadert en me verteld dat John gearriveerd is. Met een handdoek veeg ik snel het zweet van mijn gezicht weg, neem een gulzige slok water en volg de cipier naar John.

     

    11.

    “Het spijt me dat ik zo laat ben.” Verontschuldigd John zich: “je weet vast wel hoe druk het verkeer kan zijn.”

    “Geeft niets” aanvaard ik zijn verontschuldiging: “Ik heb me zalig geamuseerd.”

    “Hier? Hoe kun je je hier amuseren?” vraagt hij verwonderd.

    “ja, hier. In de sporthal. Voor een seconde kon ik alles vergeten.” Zeg ik terwijl ik ga zitten. John neemt zijn papieren en zet de dictafoon klaar.

    “Is het goed dat we ineens begonnen?” vraagt hij me.

    Ik knik.

    “we waren bij je vrienden gebleven. Je had net je coming-out bij hen gedaan.” Vat hij even kort samen.

    “euhm, ja, dat klopt”

     

    Mijn vrienden hadden van mijn geaardheid nooit een probleem gemaakt. En ze vonden Emma een geweldig leuke griet. Na en weekje tandenbijten en de starende blikken van medeleerlingen te trotseren was ik blij dat we vrijdag even weg gingen. Ondanks mijn zeer geforceerde coming-out had ik er wel zin in. In het begin was ik bang dat mijn vriendinnen Emma niet zo leuk zouden vinden. Maar Petra begon spontaan een gesprek met Emma.

    “Meid, je gaat nog afzien met Hazel. Ze is niet zo’n gemakkelijk persoon.” Waarschuwde Petra,  Emma speels.

    “Kijk wie er spreekt!” Diende ik haar van antwoord.

    “Ik denk dat ik haar wel aankan.” Verzekerde Emma Petra. En ze gaf me een kus.

    Pat fluisterde in mijn oor: “Ze is echt aardig. Hou haar maar.”

    We raakten in een vrij geanimeerd gesprek. En ik was blij dat ik mijn vrienden nog eens na schooltijd zag zonder dat William erbij was. Op een gegeven moment ging het gesprek even over William.

    “Ik hoop dat hij een beetje kalmeert. Hij heeft de hele roddels over je verspreid.” Begon Clair.

    Pats voegde eraan toe: “Met zijn kinderacht gedrag. Waarom worden jongens zo laat pas volwassen?”

    “Was hij zo erg?” vroeg Emma bezorgd: “Waarom heb je er mij niets van gezegd?”

    “Ik wilde je niet bezorgd maken Trouwens hij weet niets over jou. Ik was bang om hem te vertellen dat ik verliefd was op jou.”Legde ik uit.

    “Waarschijnlijk was dat een goede beslissing. Hij zou haar toch alleen maar gepest hebben” Dacht Petra luidop.

    En als je van de duivel spreekt zie je zijn staart: William wandelde binnen met enkele van zijn vrienden. Hij zag ons zitten en zei luid genoeg voor de rest van het café: “Niet komen klagen als ze aan je lijf zit hé. Je was gewaarschuwd!”

    “negeer hem” zei Clair vastbesloten.

    “Hey, ik laat mijn vriendin niet zomaar beledigen” besloot Emma en ze wilde rechtstaan.

    Pat en ik trokken haar terug nar beneden.

    “Laat hem, dat is veel gemakkelijker. Door erop te reageren maak je het alleen maar erger en kom je in problemen. Die jongen mankeert echt iets. Hij zal alles op jou afreageren.” Probeerde Clair haar te overtuigen.

    Verwonderd vroeg Emma me: “Wat zag je in die kerel? Je blijft toch niet bij iemand die je behandeld als een stuk vuil?”

    “Hij was niet altijd zo. Eigenlijk was hij ontzettend lief en geduldig.  Ik geef toe dat hij altijd wel een beetje bezitterig was, maar hij was nooit zo gemeen” legde ik haar uit.

    Pats’ hypothese luidde: “Misschien is dit zijn manier om met jullie breuk om te gaan? Waarschijnlijk maakt hij nu even een moeilijke tijd mee. Dit zal wel overwaaien.”

    “Dan nog is zijn gedrag behoorlijk kinderachtig.” Vond Clair.

    “Hij zal wel stoppen met dit kinderachtig gedrag” hoopte Petra.

    De rest van de avond verliep zonder problemen met William. Hij wist dat als hij het te ver zou drijven, hij buiten vloog.

    Maar het pesten zelf stopte niet. Het leek er zelfs op dat het erger werd.

    Op school hebben we lo ckertjes om onze boeken enzo in te steken. Maandag, na ons avondje uit, had ik een boek uit mijn lockertje nodig, daar aangekomen, zag ik zijn nieuwste wansmakelijke grap. Er hing een pornofoto die niets aan de verbeelding overliet aan mijn lockertje. Onder de foto hing de tekst: om jezelf eens goed te bevredigen. Hoe obsceen kon hij zijn? Wat was hier de bedoeling van? Ik verwijderde de foto snel van mijn lockertje. Net toen ik de foto wilde weggooien, kwam Petra eraan. Ze zag natuurlijk dat ik wat bleker zag en ik legde haar uit wat er scheelde. Ze vond het beter dat ik alles wat hij deed zou bewaren of zeker aan iemand zou melden. Moest het de spuitgaten uitlopen, dan has ik tenminste bewijsmateriaal dat ik niet aan het overdrijven was.

     

    “Heb je al dat bewijsmateriaal nog?” onderbreekt John me.

    “ja natuurlijk, het ligt thuis onder mijn bed, in een grote schoendoos.” Vertel ik hem.

    John denkt even na: “Mag ik die dingen gaan ophalen? IK beloof je dat ik er niets van zal kwijtspelen of stukmaken. En ik beloof dat ik nergens anders dan onder je bed zal kijken.”

    Ondanks zijn knipoog, moet ik toch even twijfelen.

    John merkt het en voegt eraan toe: “Bel anders je vader even, dan kan hij noteren wat ik meeneem.

    Niet dat dit me over de streep trekt, maar wat wel doorslaggevend is, is dat ik hem vertrouw. Ik heb hem al een heleboel vertrouwelijke dingen gezegd.

    “Ja; doe maar. Maar waarom? Is dat niet iets voor mijn advocaat?”vraag ik hem.

    “Je hebt gelijk. Maar je leek zo moeilijk bereikbaar, zo afwezig. Dus heb ik het een beetje op mij genomen om je te helpen. Vind je het erg? Ik geef de nodige informatie door aan je verdediging.” Legt John even uit.

    Hij had gelijk. Ik was er niet altijd even goed bij.

     

    12.

    Weet je wat één van de meest verschrikkelijke dingen is die je kunnen overkomen? In een klaslokaal zitten, weten dat iedereen aan het roddelen is over jou. Weten dat als je over de speelplaats loopt, alle blikken op jou gericht zijn. Iedereen die weet dat je lesbisch bent, en je daar ook op afrekent. Horror! Normale mensen reageren niet zo slecht op een coming-out. Maar William’s geroddel zorgde ervoor dat mensen me aankeken alsof ik een monster was. Sommige meden me, ik had toch geen besmettelijke ziekte? Gelukkig dat ik mijn vrienden nog had. En mijn ouders.

     

    De dag na het incident met die pornografische foto, had William aan enkele van zijn vrienden verteld dat ik voordurend naar porno wilde kijken. Voor jongens kon dat misschien wel stoer zijn, maar ondanks de ‘gelijkheid’ tussen man en vrouw is het voor meisjes nog steeds vernederend als mensen weten dat je naar porno kijkt. Je krijgt dan het stigma van slet. En moest het waar zijn, dan zou ik het me niet zo hard aantrekken, maar ik had nog nooit een pornofilm gezien.

    Tijdens Nederlands gingen we een film zien. We zaten allemaal rond het scherm en de leraar, Van Peel, altijd klaar voor inbreng van leerlingen, zorgde ervoor dat de apparatuur correct aangesloten was. Voor hij de film kon opstarten riep William naar hem: “Meneer, Hazel wist me net te vertellen dat zij een veel interessantere film bij zich heeft.  Kunnen we die niet zien?”

    “Waarover heb je het? Siste ik hem toe. Ik wist het echt niet. Over welke film had hij het?

    “Ik heb net iets in je rugzak laten vallen. Probeer je hier maar eens uit te praten.” Fluisterde hij met een gemene lach. “Ze heeft hem net terug weggestoken in haar rugzak.” Zei hij tegen Van Peel.

    “Wel Hazel, laat je film eens zien. Misschien is die echt wel de moeite.” Zei Van Peel.

    Ik kon niet anders dan mijn rugzak te nemen en te kijken wat er in zat. Tussen mijn boek Engels en biologie zat een DVD geperst. Met een naar gevoel in mijn buik plukt ik die eruit. ‘Beffie the Vampire Layer’, goed gevonden, een originele persiflage op ‘Buffy the Vampire Slayer’, maar het bleef toch goor.

    “Geef die DVD maar eens hier” eiste Van Peel.

    Met bevende handen gaf ik hem die DVD. Ik begon me meteen te verontschuldigen: “Meneer, die film is niet van mij, ik heb die nog nooit eerder gezien.”

    Van peel bekeek de film en keek daarna naar mij. Zijn blik zei genoeg: hij was behoorlijk boos. “En wat deed die dan in jou rugzak?” Vroeg hij dreigend.

    “Waarom vraagt U dat niet aan William, meneer? Hij schijnt er toch meer over te weten?” Diende ik hem van antwoord.

    Dit maakte hem alleen nog bozer: “Niet alleen neem je dit soort vuiligheid mee naar school, je probeert het ook nog eens in een anders zijn schoenen te schuiven? Behoorlijk laf. Ga onmiddellijk naar de directeur!” riep hij luid door de klas.

    Petra kwam ertussen en riep terug naar Van Peel: “Dat kun je toch niet menen?”

    “En ga jij maar mee.” Klonk het bits uit Van Peel.

    De rest van de klas zat muisstil en wachtte ongeduldig af hoe dit zou aflopen.

    Ik stond samen met Petra recht en ging naar de deur. Achter ons hoorde we Van Peel briezen: “En waar denken jullie twee dat jullie naar toe gaan?”

    Even dacht ik dat ik gek werd. We moesten toch naar de directeur. Ik draaide me om en wilde iets zeggen. Maar achter ons waren Clair en Pats opgestaan en ze volgden ons.

    “Wij? Wij aan mee naar de directeur. Echt veel zin om hier te zitten heb ik niet. Het stinkt hier een beetje te hard.” Verklaarde Pats. Snel voor er nog iets gezegd kon worden waardoor we Van Peel nog bozer zouden maken liepen we weg.

    Onderweg waren we aan het nadenken of we nu het best naar de directeur zouden gaan, of gewoon wat rondhangen op de speelplaats.

    “ik vermoed dat we het best naar de directeur gaan en ons indekken.” Hielp ik.

    “mja, je zult wel gelijk hebben” beaamde Clair.

    Ik was nog nooit eerder buitengevlogen en vroeg me af wat de directeur hiervan zou vinden.

    Met een beetje een bang hart gingen we naar het secretariaat om te melden dat we bij de directeur moesten komen. Daar keken ze vreemd op. Om te beginnen waren we met z’n vieren, en we stonden nu niet bekend als moeilijke leerlingen. Maar goed de directeur had wel een momentje voor ons.

    “Wat komen jullie doen?” Vroeg de directeur.

    “We zijn uit de klas gegooid” Zei Petra terwijl ze haar schouders op trok.

    “Dat zie ik, en met welke reden?” Wilde hij weten.

    Ik nam het woord en vertelde hem wat er gebeurt was in de klas. Dat William een pornofilm in mijn rugzak gestoken had. Dat hij ervoor gezorgd had dat iedereen wist dat die film uit mijn rugzak kwam en dat Van Peel daarover ontzettend boos geworden was. Maar dat ik echt niets van die film afwist.

    “Dat klinkt best aannemelijk, maar waarom zou William zoiets doen? Jullie waren toch een koppel?” overpeinsde de directeur.

    “Inderdaad, waren, nu niet meer. En hij schijnt het er ontzettend moeilijk mee te hebben.” Trad ik hem bij.

    “Ga zodadelijk terug naar de klas en zeg dat ik William wil spreken.” Zei hij.

    “Meneer, zou U dit kunnen opschrijven en handtekenen?” vroeg Petra.

     “natuurlijk, maar waarom?” wild hij weten.

    “Op die manier kunnen we een inventaris bijhouden over zijn pesterijen, moest het erger worden, dan hebben we tenminste bewijzen.” Legde ze uit.

    Verrast keek de directeur op. Wat Petra vroeg was inderdaad zeer verstandig en vooruitziend. Dat had hij blijkbaar niet direct van haar verwacht.

    “Ik geloof niet dat het zo ernstig zal worden. Maar als het belangrijk is voor jou dan zal ik het opschrijven” suste de directeur ons.

    Opgelucht verlieten we zijn bureau en liepen terug naar de klas. Even speelden we met de gedachte om te wachten tot het lesuur gedaan was. Echt lang zou dat niet duren. Nog zo’n 10 minuten. Toch besloten we om binnen te gaan. Om te tonen dat we niet gestraft waren en zodat de hele klas kon horen dat William naar de directeur moest komen.

    Na geklopt te hebben op de deur vielen we binnen. De hele klas was naar de film aan het kijken. Van Peel stond op,  liep naar ons en vroeg nors: “En wat zei de directeur?”

    “Dat William onmiddellijk moest komen” Zei Pats op droge toon.

    Van Peel draaide zich om: “William naar de directeur!”

    “Dames van jullie geen woord tot na de les en jullie blijven even na, begrepen!” commandeerde hij ons.

    Gedwee gingen we zitten. We konden beter even braaf zijn. Na de les zouden we onze zeg wel eens doen. William liep voorbij mij en grijnsde. Ik rilde even van angst. Ik was echt bang van hem aan het worden. Hij was in niets die jongen die ik gekend had.

    De les liep ten einde en de klas liep leeg. Vreemd toch dat klaslokalen altijd veel trager vollopen dan leeglopen. Petra, Pats, Clair en ik bleven wijselijk zitten. Van Peel keek ons aan en even dachten we dat er nog een uitbrander zou volgen.

    “Dames, ik wil me excuseren bij jullie.” Begon hij. We keken elkaar aan. Geen uitbrander maar een verontschuldiging. “Ik heb overgereageerd, en dat had ik niet mogen doen.” Verontschuldigde hij zich.

    “Waarom werd U eigenlijk zo boos meneer?” vroeg Clair bezorgd.

    We hadden niet echt op een antwoord gehoopt, maar Van Peel schatte ons blijkbaar hoog genoeg in om ons uit te leggen waarom hij een probleem had met pornofilms. Hij vertelde ons dat zijn nichtje af en toe meespeelde in zo’n films en dat ze op straat herkent was door enkele jongens. Ze hadden haar meegesleept naar een portaal en haar daar verkracht. . En dat, sinds hij dit wist, hij het moeilijk vond om te aanvaarden dat sommige meisjes me plezier meewerkten aan die films.

    Verbaast over zoveel eerlijkheid en openheid vertelden we hem dat zijn reactie nu beter konden plaatsen. Van Peel zei ook dat hij ons eigenlijk wel geloofde, dat William die film in mijn zak had gestoken, maar dat hij in eerste instantie zo boos was en pas toen we buiten waren had nagedacht. En hij zei ook dat dingen die tussen leerlingen gebeuren, echt wel de leraars ook bereiken. Natuurlijk hadden ze de roddels gehoord. En Van Peel wenste me nog veel succes met mijn nieuwe relatie en hoopte dat ik me nooit meer zou moeten verstoppen. We hadden echt een goede babbel gehad. En natuurlijk zouden we nooit doorvertellen wat er gezegd was. Daar hadden we teveel respect voor.

    We gingen naar buiten om nog even te genieten van een paar minuten pauze voor we ons weer naar een klaslokaal moesten begeven en 50 minuten moesten luisteren. Op de speelplaats aangekomen, zagen we William net buiten het bureau van de directeur komen. Hij passeerde ons en siste ons toe: “Als ik ooit nog eens gestraft wordt omwille van jou, dan zul jij pas iets meemaken, vuile teef”

     

    13.

    Nog iets dat William deed om me te pesten was een spreekbeurt geven over lesbianisme. Ja, zelfs in het vijfde middelbaar moesten we nog spreekbeurten geven. Je geeft in het begin van het jaar een onderwerp op en dan kreeg je na een maand of twee een halfuurtje tijdens Engels om je onderwerp uitgebreid te verwoorden. Vandaag was het dus aan William. Ik wist dat hij als onderwerp:’Alternatieven voor kernenergie’ had gekozen. Ingefluisterd door mij omdat hij geen idee had waarover hij het zou moeten hebben. Ik had hem zelfs nog geholpen.

    Maar niemand wist dat hij zijn spreekbeurt van onderwerp had veranderd. Ik hoor nog steeds zijn woorden; “Lesbians can’t get a  man, that’s why they fall in love with other women. All dykes have got penis envy. The only thing they need is a really good…” En toen legde de leraar hem het zwijgen op.

    “Have you got anything usefull to say, or is this your way to get back at Hazel?” vroeg hij.

    William vloog buiten en mocht de directeur nog eens met een bezoekje vereren. Nadat William de klas uit was, zorgde hij ervoor dat de klas rustig werd. Het was aangenaam om te weten dat de leerkrachten dit niet lieten gebeuren.

    Wat mij het meeste pijn deed was, dat de jongen die ik eens zo graag zag, nu zo’n haatcampagne tegen mij was begonnen. Dit was toch niet langer normaal. Andere jongens reageerden niet op deze manier als ze gedumpt worden.

    Gelukkig dat het niet altijd zo’n dramatische pesterijen  waren. Het waren de meer sluwe pesterijen die me het meest kwetsten. Merendeels omdat ze er altijd waren. Nooit eens een dag zonder en vrijwel nooit met harde bewijzen dat het William was. Mijn fietsbanden doorgestoken, boeken die verlegd waren zodat ik ze niet meer vond, me ‘per ongeluk’ laten vallen als ik voorbij liep, altijd opmerkingen geven, altijd dat gefluister rond me, me uitlachen, …

    En zo ging er een maand voorbij. Naar school gaan werd moeilijker en moeilijker. Ik was zo blij dat mijn vrienden er ook waren. Dat er altijd wel een paar vriendelijke gezichten waren waar ik kon op terug vallen als het me teveel werd. Ze bleven achter me staan en dat terwijl ik ze zo verwaarloosd had tijdens mijn relatie met William. . En nee, het kwam niet in me op om van school te veranderen. Niet voor William en zijn kinderachtig gedrag. Ik denk dat ik bleef hopen dat hij wel zou bijdraaien en ik mijn goede vriend kon terug hebben. Tegen Emma vertelde ik er ook niets van. Ik wilde haar niet onnodig ongerust maken.

    Mijn ouders kwamen een paar keer naar school om te klagen over William’s gedrag. Natuurlijk hadden ze me zien huilen als het me na een hele dag pesterijen teveel geworden was. Ze konden er ook niet bij dat een jongen die altijd zo lief en beleefd had geleken, nu zo’n lastpak kon zijn. Bij zijn ouders moesten we ook al niet komen aankloppen. Die deden net of wij overdreven. En bij de politie zeiden dat we er iets konden zoeken, hij had nog geen criminele feiten gepleegd.

     

    Twee weken later, zag hij Emma en ik in de bioscoop. Ze was jarig geweest en ik had haar getrakteerd op een filmpje. Ik had haar ook een setje oorbellen gegeven. Ze droeg dat bijna altijd en ik had er een paar gevonden die haar ogen mooi deden uitkomen. ZE was er geweldig blij mee en had ze direct aangedaan.

    We zaten lekker dicht bij elkaar en genoten van elkaars aanwezigheid. Ik geloof dat je wel kon zien dat er meer dan vriendschap tussen ons was.

    William en enkele van zijn vrienden waren achter ons komen zitten. Eerst hadden we het niet door. Er zijn altijd wel een paar irritante mensen in de cinema. Ofwel zitten ze telefoneren, tegen de zetel voor hen trappen, te smakken, soms zelfs chips en popcorn in het rond te strooien. Nog irritanter: mensen die praten tijden de film, en soms, heel soms heb je er die het einde verraden.

    Die avond zaten er dus ook zo’n irritante mensen achter ons. Het begon met wat getrap tegen onze zetel. We negeerden en dat probeerden de film een beetje te volgen. Even later regende het popcorn. Emma kreeg er genoeg van terwijl ze zich omdraaide zei ze: “Ik heb er genoeg van, stop ermee”

    Achter ons klonk luid gelach en Emma zat eens zo snel en bleek terug naast me. “Niet omkijken, maar ik geloof dat William achter ons zit” waarschuwde ze. Ik weet niet waarom, maar als je zegt, niet omdraaien, dan heeft de persoon die zich niet mocht omdraaien net alle moeite om dat niet te doen. En als je je omdraait, dan weet je dat je waarschijnlijk iets ziet dat je niet wilt zien. En tja, ik kon me niet bedwingen en draaide me om. Daar zat hij, met een vuile grijns op zijn gezicht. En van toen af werd het erger. De popcorn werd geledigd over onze hoofden en werd gevolgd door bekers cola. We besloten om snel weg te gaan. En vluchtten naar buiten. William en zijn vrienden lachten boertig en luid door de zaal. Eens buiten merkten we dat we nat waren en plakten. In ons haar zat nog popcorn. Snel namen we onze fietsen en gingen naar huis. Stel je voor dat William en zijn vrienden ons naar buiten zouden volgen.

    Bij mij thuis aangekomen, stonden we bij de deur nog wat te praten. Ik wilde me verontschuldigen voor William’s gedrag: “Sorry, voor William’s gedrag. Ik wilde voorkomen dat je er middenin zou komen te zitten. Maar ik vrees dat het te laat is…”

    Ze legde haar vinger op mijn lippen en liet me zwijgen. Ik wilde protesteren, maar ze kuste me, zachtjes maar wel dwingend. Haar hand achter in mijn nek. Na enkele seconden loste ze me en bewoog ze haar lippen van mijn lippen naar mijn oor: “zie ik je morgen?” fluisterde ze.

    Natuurlijk zou ze me morgen zien. Ik had niets liever.

    Ze kuste me nogmaals en ging zelf ook naar huis.

     

    Sinds het bioscoop incidentje zag William me vaker met Emma. Het leek erop dat hij soms zat te wachten om ons tegen te komen. En elke keer beledigde hij ons. Één keer ging hij met zijn vinger over zijn hals, dat gebaar dat je doet als je wilt zeggen dat iemand eraan gaat. Daarop zijn we naar de politie gestapt om een aangifte te doen. Petra vond dat we iets moesten doen omdat het onhoudbaar werd. Spijtig genoeg zeiden ze daar dat ze nog steeds niets konden doen voor ons. Maar dat ze wel een oogje in het zeil zouden houden. Op zich is dat niet veel, want ze konden hem toch niet constant in het oog houden?

     

    Ik stop even met vertellen. Ergens kan ik nog steeds niet geloven dat ik dit alles aan het vertellen ben. Het lijkt zo onwezenlijk ver. Voor me staat een glas water en ik neem snel een slokje. Buiten hoor ik de wind met de blaadjes van de bomen spelen. Joh kucht en ik realiseer me dat hij ook nog in de kamer was. Door mij terug te moeten inleven in het verleden, vergat ik dat er ook nog het heden bestaat. Ik richt mijn blik op hem en hij zit blijkbaar al de hele tijd naar mij te kijken. Het is te laat om nu nog te stoppen met vertellen en ik ga verder.


    13-09-2007 om 00:00 geschreven door saiga

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kortverhaal: Waarom?

    Waarom ?

     

    1.

    Wat doe ik hier ? Waar zijn mijn eigen kleren ? Dit blauw-grijze uniform geeft me een vervreemdend gevoel. Wat doe IK eigenlijk op de beklaagdenbank?

    De advocaten drammen maar door. “Wij pleiten wettige zelfverdediging”. …

    Over een halfuurtje zal het voorbij zijn. Dan kan ik terug naar mijn cel, die paar vierkante meter, vuile donkere muren, slechts een beetje zonlicht dat door de met tralies voorziene ramen binnenvalt, en dan hebben we het nog niet gehad over de geur. Mijn celgenote valt wel mee. Ik in de gevangenis, en mijn leven moet nog beginnen. Ik hoor hier niet thuis, ik wil hier niet blijven

    Of ik krijg alweer een ander gesprek met een psychiater die ze hebben opgetrommeld. Ik ben er nog niet zo zeker van dat hij wel de vereiste diploma’s heeft. Ik heb geen zin om op zijn irrelevante vragen te antwoorden.

    In de rechtbank blijven de advocaten en andere consorten woorden spuien. De woorden vormen zinnen, maar voor mij hebben ze geen enkele betekenis meer. Ze gaan aan me voorbij. Ik denk alleen maar aan haar. Aan haar charmante lach, die me nooit onberoerd liet. Die glimlach zal ik nu nooit meer zien. Even heb ik het gevoel dat dit alles niet echt is. Dat ik aan  het dromen ben. Ik glijd bijna verder weg in mijn gedachten, maar word er brutaal uitgegooid als ik de rechter hoor zeggen: “Deze zitting wordt verdaagd.”

    Traagjes sta ik op, knik mijn advocaat gedag en de politieman,die al hel de zitting naast mij stond, doet me handboeien om. Beeld je eens in dat ik hem zou aanvliegen. Hij is 4 koppen groter dan ik, breedgeschouderd, en bewapend zien ik. Het zou ongelofelijk dom zijn om iets te proberen. Maar hij begeleid me vriendelijk via een zijingang naar buiten. Weg van het grote publiek. We verlaten de rechtbank via een kleine deur en daar zie ik de combi al op me wachten. Vriendelijk als hij is zorgt hij ervoor dat ik bij het instappen mijn hoofd niet stoot door zijn hand boven de mijn hoofd te houden.

    De combi ziet er vanbinnen kaal uit. Er is een duidelijke scheiding tussen de zetels vooraan en de plek waar ik zit. Een soort metalen plaat met een klein vierkantje in het midden waar een gaas zit, zodat ze kunnen horen wat er achteraan gezegd wordt. De deur achteraan is vrij goed beveiligd. Ik voel me een zware crimineel, maar dat ben ik niet. Echt niet!

    Tijdens de rit wordt je helemaal door elkaar geschud. En een wee gevoel speelt zich op in mijn maag. Eindelijk stopt de combi en mag ik eruit.

    Ik voel me zwak, maar gelukkig staat de politieagent er om me uit de combi te helpen. Ik probeer het weinige dat ik als ontbijt had binnen te houden en ze escorteren me naar binnen. Alles gaat zo’n beetje voorbij. Als je me op dit moment had verteld hoe ik ergens de weg had moeten nemen, had ik niets onthouden, ik vermoed zelfs dat ik nooit vertrokken was.

    Ik word niet naar mijn cel gebracht maar word in een gesprekskamer gedropt. Langzaam slenter ik naar binnen en achter me hoor ik de sleutel omdraaien en klinkt het slot. Er staan twee stoelen met ijzeren poten en zo’n veerkrachtige plastic zitkuipje, rond een oude houten tafel. Het lijkt me een beter idee om te gaan zitten, aangezien ik het gevoel heb dat ik ga omvallen. En wie weet hoe lang moet ik blijven wachten? Ik plof me neer op één van de stoelen en kijk rustig rond in de kamer. Erg inspirerend en opbeurend is ze niet. Ze is licht en vrij ruim, maar de muren zijn vaalgeel en ik vermoed dat ze ook vuil zijn. Net zolas mijn cel. Maar het raam is ruimer, en laat veel licht door. De tralies voor het raam geeft de kamer een trieste look.

    Nog voor ik mezelf weer kan verliezen in mijn gedachten stapt er een man binnen. Gekleed in een jeansbroek, hemd en een vest, ziet hij er niet ouder uit dan 30 jaar. Ik weet niet wie hij is, en wat hij hier komt doen. Hij steekt zijn hand uit en ik dan maar de mijne en schud de zijne. Hij stelt zichzelf voor: “Hoi, ik ben John de nieuwe psychiater en jij bent Hazel zeker?” Ik knik. Tuurlijk weet hij dat. Een nieuwe psychiater? Misschien had de andere genoeg van mijn koppigheid om met hem mee te werken. Niet dat ik geen zin heb, het is me gewoon te moeilijk.

    “Vind je het erg als we ons gesprekje opnemen?” vraagt hij”

    Ik wil wel iets antwoorden, maar mijn stem weigert. Dus ik schud mijn hoofd. Als er al een conversatie zal zijn. Maar deze psychiater lijkt me vriendelijk en ergens denk ik dat het beter is om een keertje mee te werken, veel maakt het toch niet meer uit. Meer dan waarschijnlijk gaat hij me toch vragen wat er gebeurt is. Waarom zou hij anders hier zijn? En het zou beter zijn om alles wat er gebeurt is op een rijtje te zetten. Anders ga ik echt gek worden.

     

    2.

    We zaten samen in de klas, William en ik. We hadden het geluk om weer samen in de klas te zitten. Zo’n drie jaar geleden kwam hij in mijn leven . In het derde middelbaar. En het klikte meteen. Iets in hem gaf me een comfortabel gevoel. En ja, ik weet dat hij meer dan vriendschap voor me voelde. Toch waren we niet direct een koppel. Het eerste jaar waren we heel goede vrienden. Soms heb je dat. Je ontmoet iemand, trekt er een tijdje mee op en voor je het weet kun je niet meer zonder die persoon.

    Hij was nieuw op onze school en kende er dus niemand. De directrice vroeg aan mij of ik me even over hem wilde bemoederen aangezien we toch in elkaars klas gingen zitten. Geen probleem. Ik stond er met een hoop vrienden te kletsen en hij stond er een beetje onwennig bij. In het begin wist ik niet hoe ik hem bij onze conversatie moest betrekken. Misschien met de cliché vragen? De meest logische vragen voor mij waren: “vanwaar kom je? Waarom ben je naar hier gekomen, Wat zijn je hobby’s? …

    William antwoordde rustig op al mijn vragen en we gaven hem een update over onze school. Want de leerkrachten geven de nieuwelingen wel een idee van de school, maar voor de nodige correcties en specialiteiten van de leerkrachten zelf moet je toch altijd bij de leerkrachten zijn.

    De eerste schooldag mochten we altijd de plaatsen in de klas zelf kiezen. Naargelang we ons gedroegen mochten we het zo houden, anders werden er plaatsen toegewezen zoals ze bij de eerstejaars deden. Ik wist maar al te goed waarom de directrice Willam aan mij had toevertrouwd. Ik liet hem naast mij zitten en bemoederde hem inderdaad.

    Vanaf die dag waren we onafscheidelijk. In het begin was het omdat ik de enige was die hij kende, maar naarmate het schooljaar vorderde en hij meer mensen leerde kennen, bleef hij toch in mijn vriendenkring vertoeven. Het bleek dat we niet zo ver van elkaar woonden en daarom gingen we vaak samen uit naar de ‘Trashcan’ ons jeugdhuis, maakten we ons huiwerk samen, … Hij hoorde er echt bij.

     

    En ja, dit schooljaar gaf ik me gewonnen. Ik kon mijn leven niet meer zonder hem inbeelden. Ik keek altijd uit naar onze momenten samen. William was een lieve, rustige, bedachtzame  jongen, niet zo’n macho als de meeste kerels uit onze klas. En ja ik hield van hem. Al had ik nooit dat overweldigende gevoel dat mijn vriendinnen soms beschreven, Of die dingen die je in boeken las of op TV zag. Ik dacht gewoon dat het kwam omdat we zo lang goede vrienden waren.

     

    Buiten regent het. Je kunt de regen zachtjes tegen het raam horen tikken. Voor een klein momentje ben ik afgeleid, sta ik op en loop naar het raam. John stopt me niet, maar zegt ook geen woord. Ik weet dat hij me observeert. Ik weet dat hij alles noteert wat ik doe, elke beweging die ik maak. Het raam lijkt aanlokkelijk en ik laat eerst mijn voorhoofd en dan mijn wang tegen het raam leunen. De kilte van het glas reflecteert het weer van buiten en geeft me het gevoel dat ik in de realiteit ben. Ik ril. De mengeling van koude en de herinneringen. Ondanks de regen lijkt de buitenlucht zo aanlokkelijk. Wie weet hoe lang duurt het vooraleer ik daarbuiten kan wandelen? Vrij!

    “Waaraan ben je aan het denken?” Wil John weten. Zonder mijn blik naar buiten af te wenden fluister ik: “Aan die regenachtige herfstdag, toen we gingen wandelen in de haven”.

    “Met wie was je daar?” vraagt John: “ William, Emma of nog iemand anders?”

    Ik neem diep adem en zucht. Een beetje luider dan mijn gefluister van daarnet geef ik hem zijn antwoord: “William, we waren net een maand samen.”

     

    Ik herinner me die middag zeer goed.  We waren net met onze fiets van huis vertrokken. Er trad wat bewolking op, maar slechts een beetje. We bleven hopen dat het van voorbijgaande aard was. En dat het dus zeker niet zou gaan regenen. Toen we na een kwartiertje aankwamen aan de haven en onze fietsen net hadden weggezet, begon het te druppelen. William wilde gaan schuilen, ik niet.

    “Het regent hier altijd” was mijn argument: “ trouwens je kunt toch wel tegen een beetje regen? OF niet?”

    William gaf me gelijk: “Tuurlijk kan ik tegen regen, ik zal ze er niet van smelten. Maar als je morgen ziek bent moet je niet zeuren.

    Hij bood me spontaan zijn arm aan en ik nam die met plezier aan. En zo begonnen we aan een wandeling op de kaaien. Eigenlijk vond ik et best romantisch. We keken naar de Schelde en de boten die voorbij vaarden. Een beetje verderop was een kleine overdekte plek, en aangezien William misschien wel gelijk kon hebben over dat ziek worden gingen we daar even schuilen. We gingen er zitten en ik lag in zijn armen. Lekker warm,  gezellig en dicht bij elkaar. We zaten er zo’n vijf minuten toen hij in mijn oor fluisterde: “Ik kan niet meer leven zonder jou, verlaat me nooit”.

    Ik vond het lief en was geflatteerd. Iemand hield van me. We hadden geen idee hoe lang we er zaten, maar we verlieten die plek pas toen het begon te schemeren. Net toen we opstonden nam hij me vast en kuste me teder. Daarna wandelende we het hele eind naar onze fietsen en gingen braafjes naar huis. Hij zetten me bij de deur af. Zoals een echte gentleman. Kuste me nogmaals. En vertrok dan zelf naar huis.

     

    De korte stilte die plaatsvond na mijn laatste zin , word verbroken door John: “Waarom dacht je aan dat moment?” Die vraag had ik niet verwacht. Verrast kijk ik op, draai me om en kijk recht in zijn ogen: “Het was de eerste keer dat ik voelde dat iemand van me hield buiten mijn ouders.” “ik, …” aarzel ik: “Omdat ik op dat moment stopte met te denken dat ik ‘vreemd’ was, anders. “

    Ergens begint het gevoel aan mij te knagen dat hij denkt dat ik echt gek ben. Dat er iets serieus mis is met me. Ik blijf hem aankijken en besef dat er lichte paniek te lezen valt in mijn ogen. Maar hij kijkt me kalm aan.

    “Ga verder” Moedigt hij me aan.

     

    Ik denk terug aan die keer dat William en ik naar een feestje zouden gaan. Ik had er enorm naar uit gekeken. En ik had mijn best gedaan om er goed uit te zien voor William en was niet klaar met mijn haar een beetje deftig te leggen. De bel ging, ik nam mijn spullen liep snel naar beneden om de deur te openen. Mijn moeder was ondertussen enorm op William gesteld, maar toch wilde ik hem niet te lang alleen laten met haar. Genante babyverhaaltjes zijn nooit veraf. Ik was voor mijn ouders aan de deur en deed snel open. Zachtjes, alsof ik zou kunnen breken nam hij me vast en gaf me een knuffel. Misschien was hij bang dat mijn ouders ons zouden zien kussen.

    “Ik ben al klaar” zei ik niet zonder trots. Meestal ben ik zo’n halfuurtje te laat klaar. Dus die vijf minuten van nu waren een absoluut record. “Gaan we door?”

    “Ik heb niet zoveel zin, er gaat veel lawaai zijn en ik kan de meeste mensen die er gaan zijn niet uitstaan. Bovendien heb ik een geweldige hoofdpijn.” Zei hij koudweg. Het was me wel duidelijk dat hij geen zin had om te gaan.

    “Die mensen waar jij het over hebt zijn wel mijn vrienden” zei ik verontwaardigd en met een licht boze klank in mijn stem. Wat dacht hij wel?!

    Verontschuldigend klonk het dan: “Kunnen we nu geen ruzie maken? Ik heb echt een erge hoofdpijn. Ik had gehoopt op een rustige avond samen.

     

    “Die avond bleven we thuis” vertelde ik aan John. Hij knikte en ik ging verder: “het gebeurde wel vaker dat we thuis bleven in plaats van onze afspraken na te komen. Na een tijdje gebeurde het te vaak. William was altijd bij me. Elk vrij moment dat ik had, bracht ik door met hem. Vaak zat hij gewoon bij me op mijn slaapkamer terwijl ik nog huiswerk maakte, of studeerde. Mijn vrienden zag ik minder en minder. Bijna niet meer. Sommige van mijn vrienden zag ik enkel op school, en ja: William was er dan ook. Het enige moment dat ik nog voor mezelf had, was het moment dat ik één straat alleen naar huis wandelde.”

     

    John knikt. Hij zegt niet veel en straalt kalmte uit. Dit is wat ik op dit moment het meeste nodig heb. John schrijft iets op en vraagt me ondertussen: “Is dat de reden dat jullie uit elkaar gingen?”

    Het enige dat ik kan doen is schudden met mijn hoofd. Nee, dat was niet de reden. Maar ik schijn mijn stem verloren te zijn. Mijn mond voelt droog en plakkerig. Net voor hij nog iets kan vragen mompel ik:” Mag ik even naar de WC-gaan? Ik moet echt heel dringend”

    “Waarom laten we het hier niet bij voor vandaag?”

    Prima idee voor mij. Plots voel ik me ontzettend moe. We zeggen gedag en hij verzekerd me dat hij morgen terug komt.

     

    3.

    ’s Nachts in mijn cel heb ik alle tijd om alles te overdenken. Ik leg me op mijn bed. De matras is hard en ruikt vreemd, maar ik kan toch niet slapen. Kan ik aan John alles kwijt? De volledige waarheid? Zou hij me niet naar een psychiatrische inrichting sturen? Misschien kan het in mijn voordeel spelen als ik hem alles vertel. Het zal niet gemakkelijk zijn, zeker niet. En ik zal me dan in een zeer kwetsbare positie moeten zetten. Iets dat ik al jaren niet meer heb gedaan. Ben ik er wel klaar voor? Ik zal wel zien. Ik draai me op mijn zij en zie dat mijn celgenote al slaapt. Hoe doet ze dat toch? Ik vraag me af waarvoor zij hier zit. Ze lijkt me best aardig. Ik zou nu vooral moeten proberen wat te slapen.

     

    4.

    “jojo, schatje, waarom kom je niet bij ons zitten?” Klinkt het door de kantine waar we ons ontbijt nuttigen. Slenterend ga ik naar een tafel en zet me neer. Oh god, ik ben nog moe. Waarschijnlijk heb ik heel de nacht liggen woelen. Natuurlijk word ik ‘ nachts geplaagd door nachtmerries. Wat dacht je dan?

    Het ontbijt smaakt me niet echt. Maar de laatste tijd smaakt niet me nog. Ik duw mij plateau met eten opzij zonder echt te weten wat ik aan het eten was. Ik ben nerveus, ontzettend nerveus.

    Luna, mijn celgenote ziet mijn lusteloosheid: “he meid, eet iets. Je zult het nodig hebben.” Ik kijk haar dankbaar aan maar zeg niets. Ik doe ook geen moeite om nog een hap te nemen.

    “Heb je opnieuw een afspraak met die zielenknijper?” vraagt ze “eerder nieuwsgierig.

    “Ja, maar ik vraag me af of het wel zin heeft.” Vertel ik haar.

    “Jamaar, natuurlijk. Je bent één van de weinige die zo vaak gezien wordt door die vent. Ze hebben er hier een tekort aan, dus geloof me maar dat ze er een nut in zien.” Reageert ze.

    Ik knik en hoop dat ze gelijk heeft. De rest van het ontbijt gebeurt in stilte. Eindelijk gaat de bel. Het signaal dat we de tafels mogen ontruimen. Ik spring recht en berg mijn nog volle plateau op en ga netjes in de rij staan zoals het moet. Ik ben nu al vrij bekend met de regels hier. Ze braaf volgen is gemakkelijk.

    Na het ontbijt mogen de mensen die niets te doen hebben naar de sporthal, de cellen, of de grote gemeenschappelijke kamer gaan. Ze zijn hier nogal los. Waarschijnlijk omdat we hier allemaal wachten op ons proces zijn, we zijn hier allemaal in voorarrest. De meesten zijn hier ongetwijfeld schuldig aan hetgeen hen ten laste wordt gelegd. Maar er zijn er ook die hier ten onrechte zitten. De klok in de kantine verteld me dat John binnen een goede vijf minuten hier gaat zijn.

     

    5.

    Wanneer ze me naar de gesprekskamer brengen, zie ik John arriveren. Hij gaat de kamer binnen. “Ga maar alvast zitten” zegt hij vrolijk als ik binnen kom: “Ik zoek even naar enkele papieren en dan gaan we beginnen.” Zijn vrolijkheid lijkt hier niet op zijn plaats, en toch geeft het me een goed gevoel. Iets rustigs, iets dat ik al een tijdje moet missen.

    Ik neem dezelfde stoel als gisteren.

    Blijkbaar heeft hij de juiste papieren gevonden en overleest ze snel. Ik zie zijn ogen de tekst scannen.

    “Dus je begon je geïsoleerd te voelen van je vrienden? Maar dit was niet de reden dat jullie uit elkaar gingen?” Vat hij het einde van ons gesprek gisteren samen.

    “Ja dat klopt”

    Het moeilijkste moet nog komen, onvermijdelijk gaat hij me vragen waarom we uit elkaar gingen. En ja hoor. John denkt even na, alsof hij de juiste woorden zoekt. En heel voorzicht vraagt hij me: “Wat is dan wel de reden dat jullie uit elkaar gingen?”Ik voel dat ik knalrood word.

    “Op William?’ klinkt het, met een lichte verrassing in zijn stem.

    “Nee op iemand anders”

    John begint luidop te denken: “Wat is dan het verband met Emma?”

    Ik onderbreek zijn denkproces en help hem:” begrijp je het dan niet? Ik was verliefd op Emma!”

    Ja, ik hield wel van William, maar met Emma, … Rond haar had ik dat gevoel waar de anderen altijd over praatte. Die vlinders in je buik, de hele tijd glimlachen, neuriën, altijd bij haar willen zijn, … Snap je?

    John kijkt me aan. Ik had verwacht om afschuw op zijn gezicht te zien. Waarom? Geen idee. Maar hij kijkt me aan en zijn ogen zeggen me dat ik verder mag vertellen.

     

    Ik zag haar voor de eerste keer toen ik van school naar huis wandelde. William en ik hadden al gedag gezegd en gingen elk onze eigen weg verder. Ik moet eigenlijk maar één straat verder en het gebeurde niet zo vaak dat ik die laatste straat alleen doorliep. Maar soms had de vader van William, William even nodig en kon hij maar beter op tijd thuis zijn of er zwaaide wat. Zo ook die dag.

    Ik passeerde Tom’s huis. Tom en ik kennen elkaar al heel lang. We leven al 12 jaar in dezelfde straat, en ik zie hem als één van mijn beste vrienden.

    En zoals vaak stond hij buiten bij de deur te praten. Dat was de eerste keer dat ik haar zag. Daarvoor was ze me nog nooit opgevallen. Tom stelde ons direct voor: “Emma, dit is Hazel, ze woont een eindje verderop en is zo’n beetje mijn beste vriendin. Hazel, dit is Emma, ze is een keertje me leiding komen geven bij de scouts.

    Ze glimlachte, stak haar hand uit en ik was verkocht. We raakten aan de praat en amuseerde me zo goed. Maar tja, mama verwachtte me thuis voor het avondeten en ik wist dat ze het niet zou appreciëren als ik te laat zou komen. Met spijt in mijn hart ging ik naar huis.

     

    Een paar dagen later zag ik haar weer. Ik had mijn fiets in een luie bui buiten laten staan en wilde die nog even in de garage zetten. Ze stond weer met Tom te praten voor zijn deur. Even twijfelde ik: zouden ze me er wel bij willen? Zou ik niet beter gewoon doorlopen? Ze leken het best naar hun zin te hebben, zo met z’n tweetjes. Maar Emma zag me, waaide naar me en riep: “hey Hazel, je hebt wel een minuutje zeker?”

    Opluchting, dat was wat ik voelde. En ik had het gevoel dat ik vloog. Ik geloof dat we er meer dan twee uur gestaan hebben. Het maakte niet uit waarover we praatte. Die nacht lag ik wakker en dacht ik aan haar, haar charmante lach, die twinkel in haar ogen, … En toch ben ik niet doodop opgestaan. Wist ik veel dat ik verliefd was. Maar William vond dat er iets in mijn houding veranderd was. “Waarom ben je aan het glimlachen” wilde hij weten. Ik dacht snel na. Ik wilde Emma niet delen met hem en tot nu toe was het me gelukt om hem niets over haar te zeggen. Al kostte dat veel moeite.

    “De zon schijnt gewoon, en je weet toch dat het me gelukkig maakt?”

     

    Na school wilde ik meestal zo snel mogelijk naar huis toe. Wie weet zou Emma aan Tom zijn deur staan. Voor die ene keer had ik haar nog nooit gezien, dus waarom zou ze er nu staan? Het was toch ijdele hoop. En toch was ik er altijd op gebrand om zo snel mogelijk mijn straat in te draaien.

    William begreep het niet. Soms klonk hij ronduit beledigd als ik weer aanstalte maakte om snel naar huis te gaan. Vroeger bleef ik inderdaad veel langer hangen.

    “Verlaat je me nu al? Heb je iemand anders? Wil je me niet langer?”

    Zulke vragen kreeg ik dan naar mijn hoofd geslingerd.

    Op die momenten probeerde ik hem te kalmeren “Ik heb meer huis werk dan jij en wil het even alleen maken, dan kan ik me beter concentreren en heb ik nadien meer aandacht voor jou. Je weet toch dat ik van je hou?”

    Gelukkig dat we niet alle vakken samen hadden. We zaten dan wel in elkaars klas, maar volgde elk een andere studierichting. Ik deed economie, hij wetenschappen.

    En soms speelde het geluk ook mee. Dan hadden we een test en kon ik hem wijsmaken dat het beter was om elk apart te studeren. Meestal gromde hij dan iets, kuste me gedag en liet me gaan.

     

    Het was vlak na zo’n discussie dat ik Tom tegenkwam. Hij kwam blijkbaar net van school, en uiteraard begonnen we te kletsen. Hij zag wel dat er iets scheelde en wilde me opbeuren. Die lieve schat.

    “En hoe zit het tussen jou en Emma?: vroeg hij na ik uitgelegd had dat William best moeilijk kon doen. Ik moest hem nogal vragend aangekeken hebben, want hij reageerde snel: “Weet je het dan niet?”

    Ja zeg, mij even nieuwsgierig maken.

    Hij grijnsde en vertelde: “Emma is lesbisch, ik dacht dat jij dat wel geraden zou hebben.”

    “oh, is dat alles. Ik dacht dat ze een groot geheim had. En hoe zou ik dat moeten raden?”

    “gewoon, ik dacht dat je het wist”.

    En nog steeds kon ik geen verband leggen tussen mijn gevoelens voor Emma en lesbisch zijn. Ik was toch niet lesbisch.

     

    John is bezig met schrijven. Van al dat praten had ik een droge keel gekregen en even een pauze aan deze herinneringen kon ook geen kwaad. “Mag ik een glas water?” klonk het schor uit mijn mond. John springt recht en vraagt aan een cipier achter twee bekers en water. Echt glas gaan we hier niet krijgen. Stel je voor dat we het zouden breken en van de scherven een wapen zouden maken. Ach, ik ben al blij dat ik iets te drinken heb. De cipier is vrij snel terug met het drinken, en ondertussen neem ik een adempauze. John lijkt te begrijpen dat ik even stilte nodig heb en vraagt me niets. Ik neem mijn beker aan en neem dankbaar een slok. John is nog druk bezig met schrijven. Ik vraag me af waarover, maar durf het hem niet te vragen. Hij lijkt diep na te denken. Alsof hij uit zijn gedachten getrokken wordt en eventjes moet bekomen, kijkt hij me aan. Ik kan er niet aan doen maar ik moet plots glimlachen. Het is een flauwe glimlach, maar het is dan ook eventjes geleden dat ik kon glimlachen. Het is ook een hele geruststelling dat John niet gechoqueerd is door mijn coming-out. Mijn tantes hadden het er moeilijker mee. Maar nu weet ik ook dat ik eerlijk de rest van mijn verhaal aan hem kan vertellen.

     

    6.

    Het klikte echt tussen Emma en ik. Daarom ontdekte ik dat ik terg meer tijd voor mezelf wilde. Wat dus impliceerde dat ik minder tijd zou hebben voor William. Maar ik merkte dat hoe meer tijd ik voor mezelf wilde, hoe minder tijd ik had. Altijd wilde hij erbij zijn. Maar als ik eerlijk was: ik wilde met Emma weggaan, me eens goed amuseren zonder William. Maar hij eiste meer en meer aandacht op en dat begon me behoorlijk te irriteren. En op het feit dat ik wilde uitgaan zonder hem, zorgde voor meer ruzies. Op een keer riep Willam tegen me: “Waarom wil je zonder mij uitgaan? Wij zijn één!”

    “Omdat ik ook eens alleen met mijn vriendinnen wil weggaan, en die nemen toch ook niet elke keer hun vriendjes mee.”antwoordde ik hem

    ‘En wat moet ik ondertussen doen? Wachten tot jij eens tijd hebt voor mij? Beet hij me toe.

    Ik verloor bijna mijn zelfcontrole. Wat dacht hij wel? En ik snauwde terug: “Het enige dat ik nu vraag is dat ik eens weg kan gaan zonder dat jij erbij bent. Dat lijkt me redelijk genoeg. “

    William keek boos en gekwetst, maar zei geen woord meer. Even had ik spijt dat ik zo gesnauwd had naar hem. Hem kwijtspelen was het laatste dat ik wilde. Dus ik probeerde op een mildere toon: “Eens om de veertien dag of om de maand. Ondertussen kun jij ook eens weggaan met jou vrienden. Ik dacht dat je me vertrouwde, ik vertrouw jou anders wel. En je weet dat ik naar geen enkele ander jongen kijk dan naar jou. “

    Met duidelijke tegenzin ging hij dan toch akkoord.

     

    Een weekje later, vrijdagnamiddag, na school,  kwam ik Emma en Tom weer tegen aan zijn voordeur. Het begon een, prima afspreekplek te worden. Nog een tafeltje en stoeltjes en we konden het cafégevoel creëren.

    “zeg, hebben jullie zin om mee naar de film te gaan?” stelde Emma voor. “Ik weet niet of het verhaal jullie gaat interesseren.”

    “vertel, wat is het plot?” vroeg Tom.

    “Wel, het gaat over 2 meisjes die elkaar leren kennen en verliefd worden op elkaar. Maar de wereld rond hen is er niet klaar voor. Ja, ik weet het, er zijn betere verhalen, maar het lijkt me een schattig filmpje.” Verklaarde ze het flinterdunne plot. “Maar als jullie liever iets anders gaan zien, dan is dat ook goed hoor.” Verontschuldigde ze nog.

    Maar Tom wist ons te zeggen dat hij om acht uur moest vertrekken voor een weekendje van zijn scoutsgroep. Hierop zag ik lichte paniek in Emma’s ogen, net alsof ze bang was om mij alleen te vragen. Vooraleer zij iets kon zeggen, wierp ik op: “Dus dan zijn we met z’n tweeën.”

    Ze keek mijn kant op en die blik van lichte paniek had plaats gemaakt voor verrassing en opgetogenheid. En tja, ik had een zwak ontwikkeld voor haar glimlach. En toch had ik niet door dat ik verliefd was op haar. We spraken een uur af en dat zij me zou ophalen. Mijn adres meedelen was niet nodig, ze had me genoeg zien buitenkomen.

    Ik spurtte me naar huis om William op te bellen en te zeggen da tik deze avond met mijn vriendinnen naar een film ging. Aan zijn stem te horen kan hij er niet mee lachen, maar dat kan me nu eenmaal niets meer schelen.

     

    7.

    Onderweg naar de film hadden we de slappe lach gekregen. Allebei waren we vrij uitgelaten. Mijn god, ik had zoveel plezier en de avond was zelfs nog niet helemaal begonnen.

    Emma liet me stoppen bij een kleine alternatieve cinema. “voila, we zijn er. De beste cinema van de omgeving”.

    We kochten onze ticketjes en gingen snel naar binnen. De film was eigenlijk beter dan ze had omschreven. Het was een goed gevonden, helder verhaal. De dialogen waren grappig en er was een goede mix van humor met tragiek. Maar gedurende de film werd ik ongemakkelijk. Één van die meisjes begon te twijfelen aan haar vriendje. Ze leerde gaand weg dat ze meer van haar vriendin hield dan ze wilde toegeven. En ondertussen zat ik zelf te twijfelen. Traagjes begonnen de puzzelstukjes op hun plaats te vallen.

    Er was een scène van de twee meisjes waarin ze elkaar zeer teder kusten. En ik kreeg het warm. Gelukkig is het in een cinemazaal donker, anders Emma zeker gezien hoe rood ik wel niet geworden was. Ik kon die kus bijna voelen.

    Ik kon niet langer aan mezelf ontsnappen. Ik moest mezelf onder ogen zien te komen. Ik was verliefd op Emma. En toch ergens was het onmogelijk. Ik had en vriendje waarvan ik echt hield. Touwens, voor Emma was ik toch nooit verliefd geworden op een meisje? Wat voelde ik dan? Mijn hart sloeg zo hard dat ik het tot in mijn keel kon voelen.

    En dan werd ik kalmer, mijn angst slibde een beetje weg. Ik kon dit gevoel laten wegebben. Niemand wist van iets, en niemand zal er ooit iets van weten.

    Na de film stelde Emma voor dat we iets zouden gaan drinken. Het was nog vrij vroeg en zin om naar huis te gaan had ik niet. Bovendien genoot ik van haar gezelschap.

    “Hier om de hoek is een holebi-café, het lijkt op een normaal café, alleen zitten er meer holebi’s. Maar als je wil gaan we een eindje verder.” Stelde ze voor.

    “Ik vind het niet erg om naar een holebi-café te gaan. Toon me de weg en ik zal je slaafs volgen.” Knipoogde ik.

     

    Ze had gelijk, het was een café zoals alle andere. Enfin, het was niet zo grauw als sommige café’s het was een jonge trendy plek. De muren waren geverfd in grote ruiten in alle tinten paars. De tafeltjes waren gesneden uit houten tonnen. Echt wel cool.

    We bespraken de film een beetje en ik bekende aan haar dat hij beter was dan ik dacht.

    “tja, je leek er soms helemaal in op te gaan” zei ze me. Ik voelde me betrapt en deed mijn best om dat niet te laten merken.

    Ergens in ons verdere gesprek moet ik onhandig gereageerd hebben.

    “Scheelt er iets?” klonk het een beetje ongerust.

    “Nee, er scheelt niets” loog ik: “Ik maak me alleen een beetje zorgen om William.”

    “Is die jongen niet oud genoeg om voor zichzelf te zorgen?”probeerde ze me gerust te stellen.

    “Je hebt gelijk, ik maak me zorgen voor niets.” Zei ik, hopend dat ze me niet op een leugen zou betrappen.

     

    Ik heb nog vaak teruggedacht aan deze avond. Het was het scharnierpunt in mijn leven. Door dit alles te vertellen, voelde ik dat ik beter even kon zwijgen. De stilte die nu de kamer vulde, leek even vervreemd als mijn eigen aanwezigheid in het nu. Even leek het makkelijker om in het verleden te leven, dan in heden. John kijkt op zijn horloge en verteld me dat het één uur is.

    “Heb je zin om verder te doen, of vind je het welletjes en doen we later vandaag verder zodat je even terug op adem kunt komen?” vroeg John me.

    “Ik heb best wel honger, maar ik zou ook willen verder doen. En ik zou dit alles zo snel mogelijk willen afhandelen. Maar als we blijven pauzeren, dan gaat het nog lang duren.”zeg ik hem.

    Gelukkig voor mij antwoord John: “Misschien kan ik het voor elkaar krijgen dat we hier mogen eten.” Hij staat op, loopt naar de deur, opent die, wenkt naar de bewaker en vraagt hem iets. Ik zie de cipier knikken. En John loopt met een tevreden gezicht terug. Zet zich neer en informeert me: “ze maken een uitzondering en we mogen hier eten.”

    Ik voel me nerveuzer worden. Wil ik hiermee wel doorgaan? Wat als het me teveel wordt? En toch moet ik verder. Anders kan ik hier blijven.

    John moet mijn twijfel gemerkt hebben: “Voel je je wel goed? Je mag altijd om een pauze vragen”

    “het gaat wel” stel ik hem gerust: “Als jij een pauze wilt, dan moet je het ook zeggen.”

    Het is niet omdat hij niet moet vertellen dat luisteren naar me niet vermoeiend kunnen zijn.

    Vooraleer hij kan antwoorden, wordt er geklopt op de deur. Het eten is gearriveerd. Op plastic borden ligt een pastaschotel te wachten. Ik vermoed macaroni met kaas. Maar het goedje dat erop ligt kan evengoed iets anders zijn. Bijpassend wordt er plastic bestek geleverd. Stel je voor dat ik John zou verwonden met een mes of vork. Ach, stel je voor dat niet ik, maar een echte psycho hier zou zitten. Tja, ze kunnen beter voorzichtig zijn.

    Terwijl we eten vertel ik verder.

     

    Na die avond wist ik zeker dat ik verliefd was op Emma. Dit was geen bevlieging. Maar wat moest ik doen met William?Ik kon toch niet langer liegen tegen hem? Trouwens hoe lang kan een relatie duren als er zo’n leugen tussen twee personen hangt. Hoelang kan een relatie duren als die gebaseerd is op een leugen? Ik dacht lang na en besloot om hem gedeeltelijk de waarheid te zeggen. Maar ik zou geen woord reppen over Emma. Wie weet wat zou hij doen met die informatie? En trouwens ik ging er al vanuit dat het tussen mij en Emma niets zou worden. We amuseren ons samen, maar er is meer nodig dan op dezelfde sekse vallen om een relatie te beginnen. En ik wilde mezelf een gebroken hart besparen. Maar ik wist wel dat nadat ik de hele puzzel gemaakt had, dat er al heel mijn leven tekens waren over mijn seksualiteit. Al heel mijn leven waren er kleine dingen waardoor ik had moeten weten dat ik niet hetero was. Het enige dat ik nodig had om tot dit besef te komen was een ‘trigger’. En die film die ik met Emma was gaan zien was precies wat me wakker schudde.

     

    Het grootste probleem was dat ik niet wist wat ik hem moest vertellen. Of eerder hoe ik het hem moest vertellen. De hele week deed ik alsof er niets aan de hand was. En William had niets in de gaten. Ik ging door een hel die week. Ik moest hem iets vertellen of ik werd gek.

    Vrijdag na school kwam William langs. Mijn ouders waren niet thuis, ze waren naar een vergadering. Mijn broer was naar een vriend om samen naar een voetbalwedstrijd te kijken. Rond acht uur kwam hij aan. De hele tijd dat ik op hem wachtte probeerde ik mijn tranen in te houden. De deurbel sneed mijn hart doormidden. Ik liet hem binnen en plaatste hem aan de keukentafel.

    “William, wij moeten eens serieus praten.”

    “Waarover? Ben je zwanger?” begon hij vooraleer ik iets kon uitleggen.

    “Nee, William, …” stotterde ik.

    Er volgde een stilte van enkele seconde terwijl ik diep ademhaalde en mijn woorden probeerde te zoeken. Ondertussen wist ik dat William naar mij keek, maar ik deed net alsof het tafelblad ongelofelijk interessant was.

    “Zeg dat het niet waar is.” Barstte hij uit. “je wilt het uitmaken hé?” In plaats van verder te roepen begon hij te huilen.

    “William alsjeblieft” probeerde ik: “het zit zo, ik…”

    “Wat, wat is er? Je weet dat je me alles kunt zeggen.” Huilde hij terwijl de tranen over zijn wangen rolde.

    Ik raapte al mijn moed bij elkaar. Hij had op z’n minst het recht om te weten waarom.

    “Ik ben lesbisch” flapte ik er snel uit. Het klonk alsof ik beschaamd was.

    William hield zijn hoofd vast en schudde nee. Proberend zichzelf te troosten fluisterde hij meer tegen zichzelf dan tegen mij: “Nee, het is niet waar. Het is enkel een fase. Het gaat wel weer over.” En toen richtte hij zich tot mij: “hield je van me?”

    Ik kon niet snel antwoorden. Heb ik van hem gehouden? Waarschijnlijk wel. Maar waren we niet eerder ontzettend goede vrienden? En als ik nu ja zei, hoe geloofwaardig klonk dan alles wat ik net gezegd had? Ik wilde niet meer verder met hem, dus ja kon ik niet zeggen. Dan zou hij alles doen om bij elkaar te blijven. Een nee zou zijn gevoelens kwetsen. En had ik hem al niet genoeg pijn gedaan?

    Vermoedelijk heb ik te lang nagedacht over mijn antwoord want William sprong recht, liet de stoel achter zich vallen en riep “Nee” Terwijl hij me bekeek met afgrijzen. Daarna liep hij weg.

    Ik bleef zitten, een beetje onthutst. Wat moest ik nu? Hoe moest het verder van hier? Zou het een goed idee zijn om rustig op te schrijven wat i hem eigenlijk had willen zeggen, maar vandaag niet kon? Ik besloot dat het een goed idee was. Een brief kon hij lezen als hij er klaar voor was, als hij zin had.

    Ik nam pen en papier en begon aan wat ik toen de moeilijkste brief in mijn leven vond. Ik schreef dat ik van heb hield, maar dat er verschillende vormen van liefde waren. Dat ik hem niet de liefde kon geven die hij van me verlangde. Dat hij op een andere manier van me hield als ik van hem. Hij was belangrijk in mijn leven, maar niet als een partner. Ik heb hem nooit rond de tuin willen leiden. Maar de laatste was wel een leugen geweest omdat ik tijd nodig had om na te denken over wat ik moest doen.

     

    Diezelfde avond liep naar William’s huis en postte de brief zonder dat iemand me daar zag. Ik wilde een confrontatie met William liever vermijden.

    Op mijn weg terug kwam ik Tom tegen. De lieverd zag meteen dat er iets mis was. En nam me mee naar zijn huis en liet me binnen. Zijn ouders waren er ook niet. Waarschijnlijk zaten ze op dezelfde vergadering als mijn ouders. We ploften onszelf neer op de zetel en hij vroeg: “vertel me eens wat er mis is?’

    “William en ik zijn net uit elkaar gegaan” snikte ik.

    “Hoe bedoel je uit elkaar? Het leek toch goed te gaan?”

    “Ja en nee, ik werd verliefd op iemand anders” Goed ik zou wel kunnen huilen.

    “op wie dan?” Wilde hij weten.

     zou ik Tom de waarheid kunnen vertellen? Ik was er pas zelf uit. Maar Ik ken hem al zo lang en hij schijnt ook geen problemen te hebben met Emma.

    “Kun je een geheim bewaren?” wilde ik weten.

    Tom keek me heel serieus aan en knikte.

    “Meid, je zou me nu toch wel moeten kennen.

    “Ik ben verliefd op Emma. Mijn euro viel toen we samen naar de film gingen. Oh Tom, ik heb dit gevoel nog nooit bij iemand gevoeld. En ik wilde niet meer liegen tegen William. Maar wat moet ik nu?”

    Tom lachte: Waarom praat je er niet over met Emma?”

    Ik schudde mijn hoofd: “Wat moet ze dan niet van me denken?”

    “Maar meisje toch, ze zal denken dat je verliefd bent op haar. Meer niet. Maak je niet ongerust” troostte hij me.

    Even dacht Tom na. Dan sprong hij recht en zei enthousiast: “Ik heb het! Morgenavond heb ik een filmavond met Emma, je zult zien, alles zal perfect verlopen.

    “Maar wat als ze enkel vriendschap wilt? Ik wil haar niet kwijt.” Zei ik angstig. En toch was ik nieuwsgierig.

    “Wie kan jou charmes weerstaan?” voegde hij eraan toe.

     


    13-09-2007 om 00:00 geschreven door saiga

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Archief per week
  • 14/04-20/04 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 10/09-16/09 2007

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !




    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs