Met
onze aflevering van 16.05.2017
sloten we het artikel af bij het vijfde jubeljaar van 1199/1198 v. Chr. Een
jubeljaar dat tijdens het richter-schap van Thola viel.
Thola richtte
Israël na de dood van de usurpator Abimelech een zoon van Gideon voor een
periode van drieëntwintig jaar. Tijdens zijn richter-schap was Israël behouden
en hielden zij zich aan de wet. Het was tijdens het richter-schap van Thola dat
het vijfde Jubeljaar sinds de inname van Kanaän door de Israëlieten plaatsvond.
Een jubeljaar dat vermoedelijk door de Israëlieten toen in acht werd genomen.
We schrijven vermoedelijk omdat er geen verwijzing in de Bijbel naar te vinden
is. Wel weten we dat van de honderdtwintig historische sabbatjaren tussen de
inname van Kanaän in 1443 v. Chr. en de eerste wegvoering in Babylonische
ballingschap in 605 v. Chr. de Israëlieten vijftig maal het sabbatjaargebod
gehouden hebben. Zeventig maal hebben zij verzaakt tijdens het zevende jaar van
de cyclus het land zijn rust te geven en bij de zeventigste maal verzaken volgde
als oordeel de Babylonische Ballingschap van zeventig jaar.
Richteren
10:1 Na Abimelech nu stond op, om Israël te
behouden, Thola, een zoon van Pua,
zoon van Dodo, een man van Issaschar; en hij woonde te Samir, op het gebergte
van Efraïm. 2 En hij richtte Israël drie en twintig jaren; en hij stierf, en
werd begraven te Samir. 3 En na hem
stond op Jaïr, de Gileadiet; en hij richtte Israël twee en twintig jaren. 4
En hij had dertig zonen, rijdende op dertig ezelveulens, en die hadden dertig
steden, die zij noemden Havvoth-jair, tot op dezen dag, dewelke in het land van
Gilead zijn. 5 En Jaïr stierf, en werd
begraven te Kamon. 6 Toen voeren de kinderen Israëls voort te doen, dat kwaad
was in de ogen des HEEREN, en dienden de Baäls, en Astharoth, en de goden
van Syrië, en de goden van Sidon, en de goden van Moab, en de goden der
kinderen Ammons, mitsgaders de goden der Filistijnen; en zij verlieten den HEERE, en dienden Hem niet. 7 Zo ontstak de
toorn des HEEREN tegen Israël; en Hij verkocht hen in de hand der Filistijnen, en in de hand der kinderen
Ammons. 8 En zij onderdrukten en vertraden de kinderen Israëls in datzelve jaar;
achttien jaren, onderdrukten zij al de kinderen Israëls, die aan gene zijde
van de Jordaan waren, in het land der Amorieten, dat in Gilead is. (Statenvertaling)
De
verdrukking van Israël door de Filistijnen en Ammon begon bij de dood van de
richter Jaïr in het voorjaar van 1161 v. Chr.
Op onze
tijdsbalk merken we ook het begin van de veertigjarige bediening van de
priester en richter Eli in 1163 v. Chr.
Dat Eli in dat jaar op de tijdsbalk zijn bediening aanving is het gevolg van de
verankering van zijn dood in 1123 v. Chr.
In het jaar van zijn dood kwam de eerder door de Filistijnen buitgemaakte ark
van het verbond terug naar het gebied van de Israëlieten gevolgd door de
onfortuinlijke dood van Eli. Twintig jaar zou de ark van het verbond daarna in
Kirjath-jearim opgesteld worden tot in het jaar 1103 v. Chr. tijdens het richter-schap van Samuël. Zo dadelijk volgen
hierover meer chronologische details.
Het zesde jubeljaar van
oktober 1150/september 1149 v. Chr. viel tijdens het richter-schap van Eli met de
aanhoudende gelijktijdige verdrukking van de Filistijnen en Ammonieten. We
kunnen aannemen dat de wet van het Jubeljaar volgens Leviticus hoofdstuk 25
door de Israëlieten toen niet in
acht werd genomen. De veertigjarige richterperiode van de priester Eli
kenmerkte zich door afval van de dienst aan de HEERE God. Over het huis van de
richter Eli werd zelfs door de HEERE God oordeel aangekondigd (1 Samuël
3:11-21). De twee zonen van Eli: Hofni en Pinehas waren beide nietsnutten die
alleen met zichzelf bezig waren en een oordeel over hen en het huis van hun vader
brachten. Aan Eli werd specifiek verweten dat hij zijn zonen zelfs niet berispt
had.
1
Samuël 3:13 Want Ik heb hem te kennen gegeven, dat
Ik zijn huis rechten zal tot in eeuwigheid, om der ongerechtigheids wil, die
hij geweten heeft; want als zijn zonen zich hebben vervloekt gemaakt, zo heeft hij hen niet eens zuur aangezien.
14 Daarom dan heb Ik het huis van Eli gezworen: Zo de ongerechtigheid van het
huis van Eli tot in eeuwigheid zal verzoend worden door slachtoffer of door
spijsoffer! (Statenvertaling)
Het is
tijdens deze periode ook dat de bekende geschiedenis van Hanna de moeder van
Samuël zich afspeelde. Hanna was aanvankelijk onvruchtbaar maar dat veranderde
na haar gebed tot de HEERE God in het heiligdom te Silo. Het bezoek van Hanna
aan het heiligdom te Silo plaatsen we op de tijdsbalk met Pesach van het jaar
1163 v. Chr. het jaar ook dat Eli zijn bediening begon.
1 Samuël 1:17 Toen antwoordde Eli
en zeide: Ga heen in vrede, en de God Israëls zal uw bede geven, die gij
van Hem gebeden hebt. 18 En zij zeide: Laat uw dienstmaagd genade vinden in uw
ogen! Alzo ging die vrouw haars weegs; en zij at, en haar aangezicht was haar
zodanig niet meer. 19 En zij stonden des morgens vroeg op, en zij aanbaden voor
het aangezicht des HEEREN, en zij keerden weder, en kwamen tot hun huis te
Rama. En Elkana bekende zijn huisvrouw Hanna, en de HEERE gedacht aan haar. 20
En het geschiedde, na verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een
zoon, en zij noemde zijn naam Samuël:
Want, zeide zij, ik heb hem van den HEERE gebeden. 21 En die man, Elkana toog
op met zijn ganse huis, om den HEERE te offeren het jaarlijkse offer, en zijn gelofte.
22 Doch Hanna toog niet op; maar zij zeide tot haar man: Als de jongen gespeend
is, dan zal ik hem brengen, dat hij voor het aangezicht des HEEREN verschijne,
en blijve daar tot in eeuwigheid.
Na zijn
geboorte werd Samuël gedurende vierentwintig maanden door zijn moeder verzorgd
waarna zij na het spenen van Samuël hem naar de priester en richter Eli bracht in
wiens dienst hij zou staan. Op dit blog hou ik mij haast uitsluitend met
chronologie bezig maar het dankgebed van Hanna wil ik mijn lezers niet
onthouden:
1
Samuël 2:1 Toen bad Hanna en zeide: Mijn hart
springt van vreugde op in den HEERE; mijn hoorn is verhoogd in den HEERE; mijn
mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; want ik verheug mij in Uw heil. 2 Er is niemand heilig, gelijk de
HEERE; want er is niemand dan Gij, en er is geen rotssteen, gelijk onze God! 3
Maakt het niet te veel, dat gij hoog, hoog zoudt spreken, dat iets hards uit uw
mond zou gaan; want de HEERE is een God
der wetenschappen, en Zijn daden zijn recht gedaan. 4 De boog der sterken
is gebroken; en die struikelden, zijn met sterkte omgord. 5 Die verzadigd
waren, hebben zich verhuurd om brood, en die hongerig waren, zijn het niet
meer; totdat de onvruchtbare zeven heeft gebaard, en die vele kinderen had,
krachteloos is geworden. 6 De HEERE
doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder
opkomen. 7 De HEERE maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook verhoogt
Hij. 8 Hij verheft den geringe uit het
stof, en den nooddruftige verhoogt Hij uit den drek, om te doen zitten bij
de vorsten, dat Hij hen den stoel der ere doe beërven; want de grondvesten des
aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de wereld daarop gezet. 9 Hij zal de voeten Zijner gunstgenoten bewaren;
maar de goddelozen zullen zwijgen in duisternis; want een man vermag niet door
kracht. 10 Die met den HEERE twisten, zullen verpletterd worden; Hij zal in den
hemel over hen donderen; de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn
Koning sterkte geven, en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen. (Statenvertaling
Dit is
het indrukwekkende dankgebed van een vrouw die al haar vertrouwen op de HEERE
God van Israël stelde en verhoord werd. Dit was geen publiekelijk gebed noch
een gebed met omhaal van woorden, maar een gebed in stilte uitgesproken naar de
geest zoals de Heer Jezus Christus het later in Zijn berg-rede zou verkondigen
(Matteüs 6:1-8)
Het
jaartal 1143 v. Chr. met het begin van het richter-schap van Jefta is een
ijkpunt op de tijdsbalk. In april 1143 v. Chr. was het exact driehonderd jaar
geleden dat de Israëlieten onder leiding van Jozua in 1443 v. Chr. het beloofde
land Kanaän binnentrokken. Het was naar deze tijdsschijf van driehonderd jaar dat de richter Jefta in zijn
gesprek met de koning van Ammon (Richteren 11:15-25) verwees. De tijdsschijf
van driehonderd jaar die Jefta aanhaalde is geen afgerond getal maar een
historisch verifieerbare tijdsschijf die op de tijdsbalk zijn plaats vind. Het
jaar 1143 v. Chr. is een ijkpunt op de tijdsbalk waar we de meeste richters
voor en na het optreden van Jefta mee rangschikken binnen
het raamwerk van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston. De
chronologische rangschikking van de richters heb ik in TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 147-153 behandelt.
Richteren
12:7 Jeftha
nu richtte Israël zes jaren; en Jeftha,
de Gileadiet, stierf, en werd begraven in de steden van Gilead.
8 En na hem richtte Israël Ebzan,
van Bethlehem. 9 En hij had dertig zonen; en hij zond dertig dochteren naar
buiten, en bracht dertig dochteren van buiten in voor zijn zonen; en hij
richtte Israël zeven jaren. 10 Toen
stierf Ebzan, en werd begraven te Bethlehem. 11 En na hem richtte Israël Elon, de Zebuloniet, en hij richtte
Israël tien jaren. 12 En Elon, de
Zebuloniet, stierf, en werd begraven te Ajalon, in het land van Zebulon. (Statenvertaling)
In 1143
v. Chr. plaatsen we ook het begin van het richter-schap van de bekende Simson
die Israël gedurende twintig jaar zou bijstaan (Richteren 16:31).
Richteren
12:13 En na hem (Elon) richtte Israël Abdon, een zoon van Hillel, de
Pirhathoniet. 14 En hij had veertig zonen, en dertig zoons zonen, rijdende op
zeventig ezelveulens; en hij richtte Israël acht jaren. 15 Toen stierf Abdon, een zoon van Hillel, de
Pirhathoniet; en hij werd begraven te Pirhathon, in het land van Efraïm, op den
berg van den Amalekiet. (Statenvertaling)
Op onze
tijdsbalk merken we in 1123 v. Chr. het einde van de veertigjarige bediening
van Eli als priester en richter. Dat het richter-schap van Eli over een periode
van veertig jaar gaat leren we uit het Bijbelboek 1 Samuël 4:15-18. Eli stierf op een leeftijd van achtennegentig
jaar nadat hij Israël veertig jaar gericht had. Hij was achtenvijftig jaar oud
toen zijn priester- en richter-schap begon. Met wat er over hem in het
Bijbelboek 1 Samuël geschreven staat begrijp ik dat Eli tijdens deze lange periode
meer priester dan richter was.
In het
voorjaar van 1123 v. Chr. kende de priester Eli zijn smartelijk levenseinde
toen hem bericht werd dat de Filistijnen de ark van het verbond op de
Israëlieten buit hadden gemaakt.
1
Samuël 4:17 Toen antwoordde hij, die de boodschap
bracht, en zeide: Israël is gevloden voor het aangezicht der Filistijnen, en er
is ook een grote nederlaag onder het volk geschied; daarenboven zijn uw twee
zonen, Hofni en Pinehas, gestorven, en
de ark Gods is genomen. 18 En het geschiedde, als hij van de ark Gods
vermeldde, zo viel hij achterwaarts van den stoel af, aan de zijde der poort,
en brak den nek, en stierf; want de man was oud en zwaar; en hij richtte Israël veertig jaren. (Statenvertaling)
Zeven
maanden lang zou de ark van het verbond in Filistijnse handen blijven waarna
zij door hen terug naar het gebied van de Israëlieten gezonden werd (1 Samuël
6:1-2).
1
Samuël 7:1 Toen kwamen de mannen van Kirjath-jearim, en haalden de ark des
HEEREN op, en zij brachten ze in het huis van Abinadab, op den heuvel; en zij
heiligden zijn zoon Eleazar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde. 2 En het
geschiedde, van dien dag af, dat de ark
des Heeren te Kirjath-jearim bleef, en de dagen werden twintig jaren; en het ganse huis van Israël klaagde den
HEERE achterna. 3 Toen sprak Samuël
tot het ganse huis van Israël, zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart
tot den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook
de Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij
u uit de hand der Filistijnen rukken.
Te
Kirjath-Jearim zou de ark van het verbond in het huis van Abinadab op een
heuvel gedurende twintig jaar een
plaats vinden. Het heiligdom te Silo waar Eli zijn bediening had werd door de
HEERE God opgegeven (Psalm 78:60). De tijdschijf van twintig jaar zit op de
tijdsbalk verankerd van het voorjaar van 1123 v. Chr. tot het najaar van 1103
v. Chr.
In het
twintigste jaar dat de ark een plaats in Kirjath-jearim gevonden had leert het
Bijbelboek 1 Samuël 7:4-17 dat de Israëlieten te Mizpa bij Samuël vergaderden
en dat de slag bij Eben-haezer plaatsvond. In oktober van het jaar 1103 v. Chr.
werd het juk van de veertigjarige verdrukking door de Filistijnen afgeschud
(zie TIJD en TIJDEN, 2015, blz.
169-175). De veertigjarige verdrukking van de Filistijnen hebben we gezien
begon in 1143 v. Chr.
De slag
bij Eben-haezer met de Israëlitische zege over de Filistijnen is een ijkpunt op
de tijdsbalk waarmee we ook het stervensjaar van Eli kunnen berekenen. Twintig
jaar eerder was het terugzenden van de ark van het verbond door de Filistijnen
namelijk indirect de oorzaak van het overlijden van Eli.
Op onze
tijdsbalk vermeld ik Samuël als enig overblijvende Richter na de dood van Abdon
in 1112 v. Chr. Hij zou de laatste richter over de twaalf stammen van Israël
zijn waarna het volk in afwijzing van de HEERE God naar een koning verlangde.
Mijn
reconstructie van de chronologische gegevens die we over Samuël ter beschikking
hebben, maakt dat het vanaf het jaar van het overlijden van de richter Abdon in
1112 v. Chr. het vijftig jaar terug in de tijd zijn, tot het opdragen van
Samuël in het heiligdom te Silo. Vijftig jaar was volgens de Wet de maximum
leeftijd voor de bijzondere dienst van een Levitische priester (Numeri 8:25).
De geboorte van Samuël plaatsen we in het najaar van 1163 v. Chr. na een
zwangerschap van slechts zes maanden en enkele dagen voor Hanna, volgens de
Joodse overlevering (Legends of the Jews, Volume IV, chapter III). De bediening
van Samuël had al een aanvang genomen op zeer jonge leeftijd. Volgens de Joodse
overlevering was hij twee jaar oud wanneer zijn moeder hem naar de priester Eli
bracht. De Joodse oudheidhistoricus Flavius Josephus schrijft (Joodse Oudheden,
Boek V. 10,4) dat Samuël twaalf jaar oud was toen hij in de dienst van Eli te
Silo voor de eerste maal door de HEERE God geroepen werd (1 Samuël 3:1-21).
1 Samuël 3:1 De jonge Samuël
was in de dienst des HEREN onder toezicht van Eli. Nu was in die dagen het
woord des HEREN schaars; gezichten waren niet talrijk. (NBG Vertaling
1951)
Het
twaalfde levensjaar van de jonge Samuël viel niet toevallig in het zesde jaar
1151/1150 v. Chr. van de sabbatjaarcyclus, het jaar van de dubbele zegening
over het land dat ook een geestelijke betekenis had. Onder het richter-schap
van Eli was het geestelijk gezien stil geweest. Onder Samuël s richter-schap
zou dit veranderen.
Het
zevende jubeljaar van oktober 1101 tot september 1100 v. Chr. viel twee jaar na
de overwinning op de Filistijnen tijdens het richter-schap van Samuël. We
kunnen aannemen dat het zesde jaar van de zevende sabbatjaarcyclus zijn dubbele
zegening over het land gaf want op het woord van Samuël hadden de Israëlieten
hun afgoden uit hun midden weggedaan en dienden alleen de HEERE God.
1
Samuël 7:3 Toen sprak Samuël tot het ganse huis van
Israël, zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart tot den HEERE bekeert,
zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook de Astharoths; en richt
uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der
Filistijnen rukken. 4 De kinderen Israëls nu deden de Baäls en de Astharoths
weg, en zij dienden den HEERE alleen.
5 Verder zeide Samuël: Vergadert het ganse Israël naar Mizpa, en ik zal den
HEERE voor u bidden. 6 En zij werden vergaderd te Mizpa, en zij schepten water,
en goten het uit voor het aangezicht des HEEREN; en zij vastten te dien dage,
en zeiden aldaar: Wij hebben tegen den HEERE gezondigd. Alzo richtte Samuël de
kinderen Israëls te Mizpa. (Statenvertaling)
Het
Bijbelboek 1 Samuël verwijst niet impliciet naar het in acht nemen van het
Jubeljaargebod door de Israëlieten ten tijde van Samuël maar we kunnen aannemen
volgens vers vier van het hiervoor vermelde Bijbelcitaat dat het dienen van de
HEERE ook het houden van de sabbatjaren en het jubeljaar inhield.
De
periode van de richteren die we in dit artikel behandelden van de richter Thola
af tot op richter Samuël past chronologisch binnen het kader van de sabbat- en
jubeljaren volgens de telling William Whiston. Er waren dertig jubeljaren van
het optreden van de Heer Jezus Christus in oktober 27 AD te Nazareth volgens
Lukas hoofdstuk 4 wanneer de Heiland het aangename jaar des HEREN uitriep terug
de tijd in tot het eerste jubeljaar van 1395/1394 v. Chr. Zeven maal zeven jaar
eerder waren zij in 1443 v. Chr. het beloofde land Kanaän binnengetrokken en
begon de eerste sabbatjaren-cyclus. Veertig jaar daarvoor waren de Israëlieten in
1483 v. Chr. uit Egypte opgetrokken. Volgens het Bijbelboek 1 Koningen 6:1 waren
het vierhonderdtachtig jaar vanaf het exodusjaar tot het vierde regeringsjaar
van Salomo wanneer deze aan de bouw van de Tempel te Jeruzalem begon. Het
vierde regeringsjaar van Salomo viel volgens de sabbat- en jubeljaar-telling in
oktober 1004/september 1003 v. Chr. Zijn eerste regeringsjaar begon in oktober
1007 v. Chr. Daarvoor hebben we de veertigjarige regeerperiode van David:
1047/1007 v. Chr. en daarvoor regeerde ook Saul voor een periode van veertig
jaar van 1087 tot 1047 v. Chr. over de twaalf stammen van Israël. In 1087 v.
Chr. zalfde de laatste richter Samuël, Saul tot koning. Binnen dit tijdskader
dienen de chronologische gegevens van de Bijbelboeken Richteren en 1 Samuël op
de tijdsbalk aangebracht te worden. Hierbij hebben we gezien overlapten sommige
richters elkaar en vielen verdrukkingen van de buurvolken zoals bijvoorbeeld
die van de Ammonieten en de Filistijnen binnen hetzelfde tijdsbestek.
Wordt
vervolgd
Met
vriendelijke groet,
Robert
De Telder
Recente publicaties:
EXODUS, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/102331
De Zonaanbidder, 2016, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/87999
TIJD en TIJDEN, 2015, Zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
De Assyriologie
herzien, 2012, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/76234
De Tweede
Wereldoorlog door de ogen van een neutrale Belg, 2007, zie link: http://www.bravenewbooks.nl/books/69343