Exodus
1:8 Daarna stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend had; 9
Die zeide tot zijn volk: Ziet, het volk der kinderen Israëls is veel, ja,
machtiger dan wij. 10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen,
opdat het niet vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg voorvalt,
dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden, en tegen ons strijde, en uit
het land optrekke. 11 En zij zetten oversten der schattingen over hetzelve, om
het te verdrukken met hun lasten; want
men bouwde voor Farao schatsteden, Pitom en Raamses.(Statenvertaling)

Het
identificeren en het plaatsen van de Bijbelse plaatsnamen Pitom en Raämses op een hedendaagse landkaart is een oefening die
sinds het ontstaan van de wetenschap Egyptologie, door Bijbelgetrouwe
onderzoekers met moeite beoefend wordt.
De
verleiding is er altijd geweest om in de genoemde Bijbelse plaats Raämses de (Griekse) faraonaam Ramses II te herkennen. Dit is mede een
gevolg van het feit dat de orthodoxe Egyptologie Ramses II en negentiende dynastie
op de tijdsbalk ten tijde van de Bijbelse tijdsperiode voor het verblijf van de
Israëlieten in Egypte, plaatst. Farao Ramses II en de negentiende dynastie
horen echter in de beschreven Bijbelse tijdsperiode niet thuis, en dienen
gelinkt te worden met de epoque van de koningen van Juda.
Het is
het introduceren van de vermeende Sothis-kalender door de Egyptoloog Eduard
Meyer dat de orthodoxe Egyptologie op het verkeerde spoor zette, en maakte dat
het identificeren van de plaats Raämses zo moeilijk werd.
De
dubbele Sothis-kalender met zijn vermeende tijdsperioden van 1460 jaar werd
door het revisionisme van de geschiedenis van de oudheid onder uit gehaald en
de weg ligt open voor een nieuwe invulling van de koning van Egypte op de
tijdsbalk. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, blz. 27-41 heb ik dit besproken.
Voor wie het boek eventueel wil aanschaffen, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579
Nu we bevrijd
zijn van het keurslijf van de orthodoxe Egyptologie kunnen we een invulling
geven die aan de historische boeken van de Bijbel, recht
doet. Het is de Egyptische twaalfde
dynastie die in het Bijbelse plaatje past. Deze dynastie had al eerder mijn
aandacht in mijn boek Van Noach tot
Christus dat in 1987 door Het Goede Boek gepubliceerd werd.

In dit boek volgde ik geheel de
lijn van Dr. Donovan Courville die de twaalfde Egyptische dynastie met Jozef,
de zoon van Israël, verbond. In feite was Van Noach tot Christus een
studiewerk dat het onderzoek van verschillende onderzoekers samenbracht.
Sindsdien ben ik door zelfstudie tot een eigen variant gekomen. In mijn opus
magnum TIJD en TIJDEN, identificeer ik de derde en de zesde dynastie als de
koningshuizen die vooreerst Israël toestonden om Egypte binnen te komen met
Jozef als onderkoning van Egypte, maar die later de in bevolking toegenomen Israëlieten
verdrukten. De twaalfde dynastie speelde in deze tijdsperiode een belangrijk
rol. Dr. Donovan Courville stelt dat het Egyptische Oude en Midden-rijk
contemporain waren.
De twaalfde dynastie had
aanvankelijk haar hoofdstad in Thebe in Boven-Egypte maar later richtte de
eerste farao Amenemhat I een nieuw machtscentrum op ergens in Beneden Egypte.
Deze plaats kreeg de naam Itj-taoey
wat betekent: Grijper van beide landen. De juiste locatie van deze nieuwe
hoofdstad is tot op heden op het terrein niet gevonden. De meeste Egyptologen
wiens werk ik in mijn bezit heb, geven dit ook toe. Een enkeling zal de nieuwe
hoofdstad met de plaats LISHT identificeren alwaar de faraos van de twaalfde
dynastie hun graftempels hebben.
In het licht van deze studie kunnen
we echter een andere piste te bewandelen. Amenemhat I, de eerste farao van de
dynastie, regeerde volgens de gereviseerde chronologie ten tijde van Jozef en
ik postuleer dat de verplaatsing van de hoofdstad met de politiek van Jozef te
maken had. En waarom zou het Egyptische Itj-taoey
niet een van de voorraadsteden kunnen zijn die de Israëlieten moesten bouwen? Het
zal op het terrein bij een vraag blijven, want de orthodoxe Egyptologie en verwante
archeologen zoeken niet naar deze tot nu toe onbekende locatie Itj-Taoey in
Egypte. Er zijn nochtans een aantal schriftelijke aanwijzingen dat Itj-Taoey in
de noordoostelijke Nijldelta te situeren is. Hierna volgen de bronnen die een
en ander duidelijk maken.
Twee sleuteljaren of navigatiepunten
gebruik ik om de twaalfde dynastie op de tijdsbalk vast te pinnen. Vooreerst is
er de vermelding in Egyptische bronnen (Alan Gardiner, Egypt of the Pharaohs,
hoofdstuk VI) dat er een zevenjarige periode was zonder koning voor de elfde
dynastie, de voorganger van de twaalfde. Ik neem aan dat het de Bijbelse
zevenjarige wereldwijde hongersnood was dat voor deze breuk verantwoordelijk
was. Het begin van de regering van Amenemhat I, eerste farao van deze nieuwe
dynastie, plaats ik in het jaar 1693 v. Chr.,
het chronologische einde van de zevenjarige hongersnood. Het andere sleuteljaar
is 1523 v. Chr.

De Bijbelvorser Dr. Donovan A. Courville (1901/1996),
Th., B.A., M.A., Ph. D., THE EXODUS PROBLEM and its Ramifications, 1971) houdt
het voor mogelijk dat farao Amenemhat IV van de faraolijst van Manetho, Mozes
was, die als prins van Egypte, Amenemhat III moest opvolgen. Sobekneferoe, (in
het variant van Courville - de dochter van de farao) heeft korte tijd na de
vlucht van Mozes in 1523 v. Chr. naar Midian, geregeerd. De Egyptoloog Alan
Gardiner (Egypt of the Pharaohs Hoofdstuk 6 The rise and fall of the Middle
Kingdom) houdt het verdwijnen van Amenemhat IV in verband met een mogelijke
familietwist. In mijn variant laat ik Amenemhat IV tot aan de dood van
Amenemhat III samen regeren. Daarna ging de macht naar de dertiende dynastie.
De vele dynastieën van Manetho
waren in feite families of huizen die de macht met elkaar deelden en dikwijls
contemporain waren. Op deze manier kunnen we Jozef als onderkoning van farao
Zoser van de derde dynastie hebben met de andere dynastieën of huizen in een
ondergeschikte rol. Na de dood van Jozef is de zesde dynastie als dominante
factor naar voor getreden, om op haar beurt later bij het ouder worden van Pepi
II, de macht te moeten delen met anderen. Zoals ik eerder vermelde regeerde de
eerste farao van de twaalfde dynastie van Manetho in de periode dat Jozef
onderkoning van Egypte was.
Ik geloof dan ook, dat de
verplaatsing van de hoofdstad van Thebe naar een nieuwe locatie dichter bij
Memfis, te maken heeft met Jozef en zijn voorraadschuren. De Bijbel (Genesis
41:46-57) leert dat ten tijde van de zeven jaar van overvloed, Jozef al het
voedsel in het land Egypte verzamelde. Toen de hongersnood aanving was het de
derde dynastie die de voedselbevoorrading controleerde en als een gevolg daarvan
een machtsbasis had. De andere huizen of dynastieën kwamen naar Jozef, alias
Imhotep, om voedsel.
In de tombe van Imhotep (derde
dynastie) werden twee houten beelden van farao Senwosret I (twaalfde dynastie)
gevonden. Voor de orthodoxe Egyptologie is dit een axioma. In mijn variant
echter verklaarbaar. Beide dynastieën waren contemporain. Dat Courville gelijk
had in zijn stelling dat de twaalfde dynastie kort voor de invasie van de
Hyksos of Amalekieten aan haar eind kwam, zie ik bevestigd door de Abydos-koningslijst
waar Seti I zijn voorgangers van de achttiende dynastie laat aanvangen onmiddellijk
zonder onderbreking door enige tussenperiode, na Manetho s twaalfde dynastie.
Ook ontbreekt op de Abydos-lijst één naam wanneer we Manetho s koningslijst
van de twaalfde dynastie er naast leggen. Ik meen dan ook dat het de naam
Amenemhat IV is die door Seti I deleted werd. Misschien heeft Courville dan
ook gelijk met zijn identificatie van Amenemhat IV met Mozes als prins van
Egypte.

De chronologische gegevens die we
uit Egyptische bronnen betreffende de twaalfde dynastie hebben zijn niet
eensluidend. Africanus, die Manetho kopieerde, geeft de dynastie een totaal van
160 jaar. Een andere kopieerder van de werken van Manetho echter, Eusebius geeft de twaalfde dynastie een totaal van 245 jaar. Daarnaast
hebben we de beschadigde en gefragmenteerde Turijncanon met eveneens afwijkende
jaartallen. De ankerpunten voor het plaatsen van de twaalfde dynastie op de
tijdsbalk haal ik uit de Bijbelboeken Genesis en Exodus. Het begin van de twaalfde
dynastie heb ik verankerd met het einde van de hongersnood in 1693 v. Chr. en
het andere sleuteljaar is 1523 v. Chr. met de vlucht van Mozes naar Midian.
Tussen de beide jaartallen plaatsen we de verschillende faraos op de
tijdsbalk. Het is dank zij de vele monumenten beschreven met hiërogliefen, die
Egypte rijk is, dat we in staat zijn om een en ander sluitend op de tijdsbalk
te plaatsen. De gegevens van de monumenten maken duidelijk dat de faraos van
de twaalfde dynastie meerdere malen co-regentschappen kenden. Het is aldus
mogelijk om een alternatieve rangschikking binnen een tijdsduur van 174 jaar
aan te bieden.
In mijn studie TIJD en TIJDEN verwijs ik meerdere
malen naar het baanbrekende werk van Donovan Courville en zijn hanteren van de
Egyptische Sothis koningslijst ter
opheldering van bepaalde chronologische constructies. Courville was er van
overtuigd dat de schijnbaar onvolledige Sothis-koningslijst eertijds was
opgesteld ter weergave van die faraos die de werkelijke macht in Egypte
hadden. De faraos van de andere koningslijsten waren dan faraos die in
co-regentschap regeerden of dienstig waren aan de ware machthebbers. Courville
identificeert de faraos van de Sothislijst met de nummers 18 tot 24 met de
faraos van Manetho s twaalfde dynastie. Zie hierna de lijst:
18. Rameses 29
19. Ramessemenes 45
20. Usimares 35
21. Ramessessos 23
22. Ramessameno 48
23. Ramesse 48
(Amenenemhat IV ontbreekt)
24. Rameses 8
25. Koncharis (Farao van de exodus)
26. Salitis (eerste Hyksos-farao)
Wat onmiddellijk opvalt zijn de
namen Ramesse en andere afleidingen
van deze naam in de Sothis-koningslijst. Het verband met de naam van de
Bijbelse voorraadstad Raämses die de
Israëlieten moesten bouwen is voor mij zonder meer duidelijk. De twaalfde
dynastie faraos waren de handlangers van de zesde dynastie in de verdrukking
van de Israëlieten in Egypte.

De andere plaatsnaam van de twee voorraadsteden
die de Israëlieten moesten bouwen was Pitom.
Deze naam en plaats werd door Dr. I. Velikovsky al geïdentificeerd en op de landkaart
geplaatst. In zijn boek (Eeuwen in Chaos, 1952) maakt hij vanuit verschillende
bronnen duidelijk dat de naam Pi-Tom of Pi-Thoem, de verblijfplaats van Tom
betekent en dat T(h)om of Thoem de naam van de farao van de Exodus was. De stad
Pitom werd te Tell el Maskhuta al in
1885 door de archeoloog E. Naville blootgelegd en geïdentificeerd. De naam Thom
herkennen we ook in de Griekse naam Toetimaeus of Timaios die Manetho doorgeeft
als de naam van de farao die onderging in de invasie van de Hyksos. De Hyksos
zijn identiek met de Bijbelse Amalekieten waartegen de Israëlieten in de
woestijn te Refidim moesten strijden. Volgens Velikovsky zetten de Hyksos
daarna hun tocht verder en overrompelden met gemak Egypte. Het Egyptische leger
was namelijk eerder in de Rode Zee ten onder gegaan.
In de Sothis-koningslijst gaat
een farao met de (Griekse) naam Koncharis vooraf aan de Hyksos-periode met als
eerste farao Salitis. Deze Griekse naam dient geïdentificeerd met een naam van
een farao uit de dertiende dynastie van Manetho. Zoals uiteengezet in TIJD en
TIJDEN stapte deze dynastie in machtsvacuüm na de ondergang van de twaalfde
dynastie maar kwam ook snel aan haar einde als een gevolg van de invasie van de
Hyksos, aldus een tussenperiode in de geschiedenis van Egypte creërende.
Conclusie: de twee voorraadsteden zijn aldus
geïdentificeerd. De stad Pitom werd
in de negentiende eeuw al blootgelegd en geïdentificeerd. De voorraadstad Raämses is waarschijnlijk het
Egyptische Itj-taoey en moet nog
gevonden worden. De plaatsnaam Raämses verwijst naar het Ramesse van de
Sothis-koningslijst, een synoniem voor farao Amenemhat III. De orthodoxe
identificatie met de stad Piramesse van Ramses II wijzen we af. De voorraadstad
Raämses, het vermoedelijke Itj-Taoey, ligt waarschijnlijk in de noordoostelijke
Nijldelta in de nabijheid van Pitom. In de noordoostelijke delta is namelijk ook
het Bijbelse land Gosjen te plaatsen. De Bijbel plaatst Gosjen in de nabijheid
van de stad Zoan in Egypte:
Psalm 78: 12 Voor hun
vaderen had Hij wonder gedaan, in
Egypteland, in het veld van Zoan.
Het Hebreeuwse Zoan was Tanis, een hoofdplaats in de
noordoostelijke Nijldelta. De stad Zoan dateert Bijbels gezien, uit dezelfde
periode als het Hebron van het tweede millennium voor Christus.
Numeri 13:22 En zij trokken op in het zuiden, en
kwamen tot Hebron toe, en daar waren Ahiman, Sesai en Talmai, kinderen van
Enak; Hebron nu was zeven jaren gebouwd
voor Zoan in Egypte.
Wordt vervolgd
Met vriendelijke groet,
Robert De Telder