Everzwijnen zijn familie van de varkens op de
boerderij. Everzwijnen leven in het wild zoals het hert en de hinde en de
Bambis. Wilde dieren zijn bang van de mens en zullen nooit de mens aanvallen.
Er zijn echter uitzonderingen. Als een dier met jongen zit zal hij of zij ze
verdedigen en de indringer verjagen, desnoods bijten. Maar dat valt eigenlijk
niet meer voor. Toch
Bompa gaat soms heel vroeg in de morgen naar het
bos om wilde dieren te spotten. Spotten is hetzelfde als zoeken en bekijken.
Wilde dieren ontwaken heel vroeg en zoeken dan naar eten. Dat is het moment om
ze te spotten. Heel stil, muisstil zelfs wandel ik langs een pad waar ik denk
dat de herten zullen komen. Ook de vogels worden stilaan wakker en beginnen hun
ochtendserenade. Plots blijf ik doodstil staan. Als het even stil is hoor ik
dichtbij het knorren van een varken. Ik laat me zacht en stil op de grond
zakken. Op mijn buik wacht ik rustig af. Weer geknor, twee tot driemaal achter
elkaar. Met mijn handen schuif ik traag en voorzichtig het hoge gras opzij.
Twee meter voor me zie ik drie biggetjes in een modderpoel spelen. Drie roze
bolletjes wol zien nu bruin zwart van de modder. Eentje wil uit de poel kruipen
maar dat is niet naar de zin van de broers of zussen. Ze bijten in het
krulstaartje en trekken de vluchteling weer in de modder. Fantastisch om af te
zien. Papa en mama zijn nooit veraf. Ik kijk wat scherper om de ouders te
spotten. Niets te zien. Ze zijn goed verstopt. Achter mij hoor ik gevaarlijk
blazen. Doodstil blijf ik liggen. Maar de nieuwsgierigheid overwint. Ik kijk
achterom en zie de lelijke kop van een everzwijn dicht achter mij. Zonder
nadenken spring ik op en begin te rennen. Ook het zwijn zet het op een lopen,
achter mij aan. En dat lijkt niet genoeg. Achter het eerste zwijn start een
tweede met de achtervolging. Ouders die overeen komen. Het bestaat nog. Ik ren
de benen onder men lijf onderuit. Maar ik heb slechts twee benen, een everzwijn
heeft er vier en in dit geval zijn het er acht. Na een paar seconden kan ik al
niet meer. Ik moet opgeven. Iets hards duwt tegen mijn benen. Ik struikel en
val op de grond'.
'Wat gebeurt er dan bompa?' vragen de
kleinkinderen.
'Eigenlijk niks. Ik word wakker in bed naast
bomma. Ik had alles slechts gedroomd. Gelukkig'. Tot schrijfs.
Dag 4. Donderdag 30 juni 2016. Voor het ontbijt, in
chateau Melay, hebben we al ingepakt en het 'petit chateau' opgeruimd zodat we
het huisje achter laten zoals we erin getrokken zijn. Na het ontbijt nemen we
uitvoerig afscheid van onze gastheer en gastvrouw. We gaan langs de werkplaats
van de cursisten om het gebeeldhouwde nogmaals te aanschouwen en tevens
afscheid te nemen van de groep waarvan enkelen toch met ons contact hadden.
Ons Rina stelt voor om via Verdun terug naar huis
te rijden. Het lijkt me een goed idee. Alleen weten we niet wat ons daar te
wachten staat. We hebben vooraf niets opgezocht of er een onderzoek naar
gedaan. Het is toch interessant om vooraf te weten wat er te zien zal zijn.
Bon, geen probleem.Wat weten we van de
strijd om Verdun tijdens de Eerste Wereldoorlog? De slag bij Verdun vond plaats
van 21 februari 1916 tot 19 december 1916. Naar schatting sneuvelden er meer
dan 700.000 soldaten voor een morzel grond van een paar vierkante kilometer. Op
21 februari 1916 begon de strijd door middel van een niet minder dan negen uur
durend spervuur van 1200 kanonnen die werden afgeschoten. De Franse loopgraven
werden volkomen verpulverd. Soldaten werden aan stukken gescheurd en raakten
bedolven onder de aarde. Na de beschieting begon het offensief van de Duitsers.
Na de inname van Fort de Douaumont rukten ze verder op richting Verdun. Na de
inname van Fort Bezonvaux stuitte de bezetter op felle tegenstand van Franse
troepen. De Fransen namen de vijand zwaar onder vuur vanuit de hoger gelegen
heuvels rond Hardaumont. De aanval stagneerde. De Fransen heroverden Bezonvaux
en Louvemont waarna de vijand werd verjaagd uit het Bois de Chauffour na
artilleriebombardementen en een Franse aanval op 13 december 1916. De slag om
Verdun eindigde op 19 december 1916.
We houden eerst halt in het kleine stadje
Saint-Mihiel dat van 1914 tot het eind van WOI in 1918 bezet geweest was door
de Duitsers. De Amerikanen, onder de leiding van generaal Pershing, maakten
daar een einde aan. In drie dagen tijd werden de Duitse stellingen veroverd. We
bezoeken de Saint-Michel abdijkerk. De benedictijnenabdij werd in 709 gesticht,
maar het abdijgebouw is van de 18e eeuw. Het complex had tijdens WOI
enorm te lijden onder de bezetter en moest daarom na de bevrijding grondig
gerestaureerd worden. Een gedeelte wordt in gebruik genomen door de
stadsdiensten. Twee zalen zijn voorbehouden aan de bibliotheek die meer dan
9.000 boeken bezit. De kerk bezit mooie glasramen en bijna levensechte beelden.
Achteraan werd een groot monument bevestigd met de namen van alle slachtoffers,
soldaten en burgers, die gesneuveld zijn tijdens WOI. Voor de kerk werd een
monument opgericht voor de gesneuvelden van beide Wereldoorlogen en de oorlog
in Algerije en Indochina.
Het Saint-Anne's Hospital werd gebouwd in de 13e
eeuw binnen de muren van de Benedictijnenabdij. Alleen de neoclassicistische
kapel bleef gespaard. Het complex omvat nu drie gebouwen voor ziekenzorg en een
gebouw voor administratie en technische diensten.
De D913 slingert zich omhoog doorheen het bos tot
bij het Ouvrage de Thiaumont. Het is er druk van bezoekers. Deze site is
ontstaan na de val van Fort Douaumont. De Duitsers werden bij hun opmars naar
Verdun alleen nog tegengehouden door de laatste heuvelrug met de versterkingen
Thiaumont en de commandoposten 118 en 119. Het landschap tussen de bomen
vertoont grote en diepe kuilen die veroorzaakt werden door bombardementen. Als
we voorbij het voormalige slagveld rijden is het moeilijk te vatten dat hier
soldaten probeerden te overleven. Een mens wordt van minder stil.
Aan de D112 staat het Monument Maginot. Een
sergeant van het 44e regiment Landweer. André Maginot was voor de
Grote Oorlog onderminister van oorlog en ging in 1914 vrijwillig in het leger.
Hij raakte gewond in Verdun en keerde terug naar huis waar hij zijn politieke
carrière vervolgde.
Het 'Monument de Lion' werd opgetrokken op de
plaats waar voorheen een wegkapel stond. Dit monument markeert de plaats waar
de Duitse opmars tot stilstand werd gebracht.
Het 'Musée de Mémorial' staat op de plek waar
voordien het station van Fleury was gevestigd. Op de plaats van het
gedenkteken, langs de weg, was ooit het dorpje 'Fleury devant Douaumont'
gevestigd. Het dorp telde ongeveer 420 zielen en leefde van land en bosbouw.
Het werd tijdens bombardementen volledig van de kaart geveegd en nooit weer
opgebouwd. Het is één van de negen Franse dorpen die verwoest werden door de
Slag om Verdun. Het museum opende zijn deuren in 1967. Het bezit een
uitgebreide collectie Franse en Duitse uniformen, wapens, en zoveel meer. Voor
het museum staan enkele kanonnen opgesteld.
Het Ossuaire van Douaumont is een groot bouwwerk
dat in 1932 werd ingewijd. De klokkentoren, in het midden, is 46 meter hoog. De
lange gang met nissen, van 137 meter lang, heeft twintig grafkelders. Daar
bevinden zich de restanten van de 130.000 ongeïdentificeerde Franse en Duitse
soldaten. Op de enorme begraafplaats, voor het Ossuaire, liggen nog eens 15.000
geïdentificeerde Franse soldaten. Bij elk wit kruisje werd een bosje rode rozen
geplant als symbool voor de rode klaproos.
Langs het ereveld werd nog een monument geplaatst
met een grote opgebaarde Franse soldaat. Het monument 'Soldat du Droit' werd
opgetrokken ter nagedachtenis aan de Franse politicus André Thomé. Hij
sneuvelde op 10 maart 1916 in het Bois de Caures.
Op 25 juni 2006 werd een monument ingehuldigd ter
ere van de 78.000 moslimmilitairen die tijdens WOI zijn gesneuveld. Frankrijk
mobiliseerde toen 600.000 militairen uit de koloniën, voornamelijk Algerijnen
en Tunesiërs.
Bezonvaux, langs de D24, is eveneens één van de
negen Franse dorpen die zijn verwoest tijdens de Slag van Verdun. Na de oorlog
werd het dorp nooit meer opgebouwd. Het gehele gebied werd in 1926 bebost.
Voordien was het een landbouwgebied. Het reliëf van de grond heeft nog steeds
zijn shell kraters. Het is de ene put na de andere. In de loop der jaren al
opgevuld maar nog duidelijk te zien in het beboste landschap. De bron 'Ruisseau
de Bezonvaux' stroomt doorheen de voormalige dorpskom en loopt nog steeds naar
de beek 'Veaux'. Het Ouvrage (ondergrondse onderkomens, die beschutting boden
aan manschappen en tevens konden dienen als kazernes of commandoposten) in
Bezonvaux werd gebouwd tussen 1889 en 1891. Het kleine fort werd al eind
februari 1916 ingenomen door de Duitsers. Infoborden vermelden nu waar de
huizen of boerderijen stonden voor ze gebombardeerd werden. Talrijke
gebruiksvoorwerpen werden na opgraving tentoongesteld. Op het hoogste punt werd
een herdenkingskapel gebouwd en een monument voor de gesneuvelden. Tijd om naar
huis te rijden. We hebben nog niet alles gezien, maar we komen beslist terug.
Eerst een grondig plan opstellen. Tot schrijfs. Tekst: Luc Verschooten. Foto's:
Rina Meurs.
Dag 3. Woensdag 29 juni 2016. Het is 09:30u als we
vanuit Melay vertrekken naar Port-Sûr-Saone onder een bewolkte hemel met af en
toe wat zonneschijn. De temperatuur is 24°C en meer moet dat voor ons niet
zijn. We rijden door het departement Haute-Marne in de Champagnestreek.
Uiteraard houden we onderweg weer halt in enkele stille schilderachtige
dorpjes.
Langs de D124 verlaten we Melay en duiken meteen in
een landelijk landschap van weilanden en akkers. Onze asfaltbaan is net smal
genoeg voor één auto. Ik maak me zorgen als er een tegenligger opduikt. In de
zij berm staan slechts enkele bomen die het zicht belemmeren op
panoramazichten. Na hectaren aardappelen en bieten belanden we in het bosrijk
gebied van Combe des Folletiéres. Een bosdomein dat overwoekerd is met
berkenbomen. Tijdens de lente zorgen deze soort als één van de eerste voor een
frisgroen kleurtje. Een oude vierkante wegkapel, langs de kant, is totaal
verwaarloosd. De deur hangt uit haar hengsels en van een interieur is niets
meer te bespeuren. Teneinde de smalle baan linksaf op de D5a. Een brede
asfaltbaan met twee rijstroken, oef. We passeren weer een verlaten wegkapel met
op de achtergrond het oude pestkruis. We dwarsen de brede L'Apance rivier. De
belangrijkste zijrivier van de Saône heeft een lengte van 34,4 kilometer.
Rechts aanhouden voorbij de rotonde en langs de D417 tot het centrum van een
klein dorpje.
Op een boogscheut van Melay ligt een groen landschap
dat hele generaties kunstenaars inspireerde. Daartussen ligt langs de D417 ons
eerste dorp waar we halt houden: Fresnes-sûr-Apance. Het dorp dat op 270 meter
boven de zeespiegel gebouwd werd heeft op de parking een klein, heuvelachtig
plantsoen. Bomen en sierstruiken werden rondom een picknicktafel aangeplant.
Een bloemenperk in het groene gazon fleurt het geheel op. Na een steile
klimming bereiken we de hoofdingang van de Saint-Julienkerk. Ze werd herbouwd
tussen 1770 en 1773 op de grondvesten van een voormalige kerk die door brand
verwoest werd. De laatste brand dateert van 1749. Aan de buitenzijde zijn de
glas-in-loodramen indrukwekkend. We mogen echter de kerk niet in. Het monument
voor de gesneuvelden staat eveneens te midden van een groen plantsoen. Het
herdenkt de inwoners van de gemeente die zijn omgekomen of vermist tijdens
beide Wereldoorlogen en de oorlog in Indochina. De ronde waterfontein spuit nog
langs vier zijden water in het bassin. Het gemeentehuis is nog niet open. De
stormluiken op het gelijkvloers zijn dicht.
Voor ons volgende dorp rijden we een stuk terug op
de D5a. Slingerend door het groene bos rijden we tot de splitsing waar we links
houden om de D5a te blijven volgen. Een divers palet aan loofboomsoorten vonden
hier een plaats. Een mens wordt blijgezind van zoveel groen. We verlaten het
departement Haute-Marne en rijden het departement Haute-Saône binnen. We rijden
op de D3 door een zonovergoten landschap. Langs de weg groeien grote statige
bomen die overwoekerenmet maretakken.
De halfparasiet is afhankelijk van bomen voor zijn water en zouten. Na enkele
grote waterplassen rijden we het dorp Blondefontaine binnen waar we onze auto
vlak bij de Saint-Martinkerk parkeren. Ook hier kan je slechts de ingang van
het gebedshuis bereiken via enkele vermoeiende trappen. Hoe zit dat eigenlijk
met rolstoelgebruikers? De trap naar boven is levensgevaarlijk. De treden
liggen onstabiel en brokkelen af. Volgens mij mag er niemand meer de kerk in.
Geen enkel infobord vermeld dat, zelfs niet in het Frans. Met de aanvang van de
kerk werd gestart in 1782 en in 1788 werd de kerk ingewijd. De vierkante toren
heeft geen dak. Het lijkt meer op een observatie- dan een kerktoren. Het schip
van de kerk is achthoekig. Het lijkt me dat de laatste restauratie heel lang
geleden is. Midden op het kruispunt werd het opmerkelijk monument voor de
gesneuvelden geplaatst. Het herdenkt de doden uit Wereldoorlog I en II. De
plaatselijke bron lijkt uitgedroogd of zou ze na de winter opnieuw stromen? In
het waterbassin zijn verschillende bloemen aangeplant. Zoals in tal van deze
kleine dorpjes is er een enorme verwaarlozing aan de gebouwen. Er is veel
leegstand en verkrotting.
We vervolgen onze weg verder langs de D3 en houden
een drie kilometer verder halt in Raincourt.Het kleine dorp maakt deel uit van het arrondissement Vesoul. We
parkeren deze keer in de Rue de L' Eglise. Ook hier zijn de verschillende
bronnen en fonteinen uitgedroogd. De waterbassins werden beplant met kleurige
en fleurige bloemen. De kerk is gewijd aan Saint-Valbert en werd herbouwd in de
late 18de eeuw. Ze is prachtig onderhouden maar eveneens op slot. Het mozaïek
kleurt het dak van de toren. Zwaluwen scheren rakelings boven onze hoofden. Ze
jagen ons weg omdat we te dicht bij hun nest komen. Op een veilige plaats
slagen we ze gade. De ene na de andere zwaluw vliegt in de talrijke kieren en
spleten van de kerkgevel. Het monument voor de gesneuvelden wordt omringd door
een ijzeren hekwerk. Rode rozen werden aangeplant en lijken als druppels bloed
rondom het monument. De plaatselijke waterbron is uitgedroogd. In de ronde
waterreservoir werden wilde bloemen aangeplant. Een groot gebouw trekt onze
aandacht. Het lijkt sterk op een voormalig kasteel maar het is totaal
verwaarloosd. Ramen werden stukgegooid en de luiken missen verschillende
latjes. Tussen de kieren van de ingangspoort zien we toch nog beweging van
honden en mensen.Boven de gesloten
poort staat het jaartal 1731.
We blijven de D3 verder volgen en na de brug over
de oude rivier La Vieille dwarsen we de 'L Amance Ou La Mance rivier. Jussey
ligt in de regio Franche-Comté en is een groot dorp met toch tamelijk wat
winkels. Al is er ook een kolossale leegstand. Een groot aantal winkelpanden
staat te huur of te koop. We parkeren op de parking van een winkelketen. Te
voet wandelen we tot bij de kerk van Jussey. De Saint-Pierrekerk werd gebouwd
in de 16de eeuw en sterk uitgebreid in de 18de eeuw. We hebben de gelegenheid
om de kerk te bezoeken. Een mooi licht interieur met gebrandschilderde ramen
die katholieke taferelen uitbeelden. De muren zijn bijna tot de helft bekleed
met een houten lambrisering. De oude brede zitbanken hebben soms de naam van de
schenker. Naast de kerk staat het monument voor de gesneuvelden van de stad
Jussey. Te midden van een plantsoen werd een obelisk opgericht die de doden
herdenkt van Wereldoorlog I en II.
Het monument is afgeboord met een ijzeren hekwerk
en op de hoek werd een oude obus gezet. Twee mini kanonnen flankeren het
geheel. Het is de eerste gemeente die we aandoen waar er sprake is van een
wekelijkse marktdag op dinsdagochtend voor het gemeentehuis. Het dorp wordt
gekenmerkt door de vele fonteinen en wasplaatsen die tijdens de 19de eeuw
gebouwd werden vlak bij een bron. Doorgaans waren ze alleen toegankelijk voor
vrouwen. Naast het wassen van kledij werden er de laatste roddels uitgewisseld.
De mooie fontein 'des Anges' op het marktplein is één van de vier oudste
fonteinen van de stad. Ze werd oorspronkelijk gebouwd in 1737 en prachtig
gerenoveerd in 1870. De fontein heeft een rond bassin van steen. De metalen
sokkel, in het midden, stelt kinderen, waterbekken en vogels voor. De volgende
fontein is 'Fontaine Cèrés'. Een groot stenen waterbassin vangt het water op
dat nog uit een bronzen bek loopt. Het bronzen beeld op de stenen sokkel in het
midden stelt een landbouwer voor. De 'Halle aux Grains' is van 1867. In deze
voormalige graanschuur is het VVV-kantoor gevestigd.
We rijden verder over de D3 en verlaten het centrum
van Jussey. Het is slechts drie kilometer tot ons volgende dorp. Rechts van ons
is een heuvel met weilanden waar vredig koeien en paarden staan te grazen.
Links duikt nu en dan een grote boerderij op te midden van hectaren weilanden.
De stallen staan meestal verdekt onder statige loofbomen. Na een rechte
asfaltbaan door het groene woud moeten we de L' Ougeotte over die dwars door
het prachtige landschap stroomt. We komen in het centrum van
Gevigney-et-Mercey. Een nog grotere rivier is de Ruisseau du Bas des Vaux,
die onder ons doorstroomt. Gevigney is een aardig klein dorpje en bevindt zich
in het Franse departement Haute-Saône. De Saint-Ferréol-et-Saint-Ferjeux kerk
dateert uit de 18de eeuw en werd op het hoogste punt van het dorp gebouwd. Ze
heeft prachtige glas-in-loodramen waaronder één met een portret van Generaal de
Gaulle. Het interieur is heel licht. Het houtwerk rond het altaar is nochtans
donker. De luchters zouden ook wel in onze living tot hun recht komen. Het is
een prachtige gebedsplaats. Ook deze kerk bezit een mozaïeken toren. Het
monument voor gesneuvelden werd door de gemeente geplaatst als aandenken aan de
slachtoffers van beide Wereldoorlogen. Het stadhuis van 1633 is versierd met
een zonnewijzer.
We verlaten het dorp langs de D54, richting
Augicourt. Het uitzicht onderweg blijft onveranderd. Een zacht glooiend
landschap dat baadt in de zon. Het plaatsje Bougey laten we rechts liggen. We
rijden vaak alleen op de weg en dat is een uitgelezen moment om wat trager te
rijden om van de omgeving te genieten. De struiken en bomen aan de verre
horizon vormen de skyline tot ons volgende dorpje.
De Grande Rue brengt ons in het centrum van
Augicourt dat zich langs de beide zijden van de D54 bevindt. De gemeente telt
momenteel 160 inwoners. Rond de beginjaren tachtig van vorige eeuw woonden hier
meer dan 600 zielen die in de regio werk vonden door de productie van tabak en
wijngaarden. Recht over het gemeentehuis staat de hoge Saint-Martinkerk, met
haar mozaïeken toren, gebouwd in de 18de eeuw. Het monument voor de
gesneuvelden verdeelt de straat in twee. Het werd opgericht te midden van een
bloemenperk al zou het stenen monument wel een poetsbeurt mogen hebben. Ook
hier stroomt de Ruisseau du Bas des Vaux door de gemeente.
Nog steeds rijden we op de D54. Langs onze weg werd
een gezellige picknickplaats aangelegd met zitbanken en tafels in een oase van
groen. Een bosrijk gebied op de achtergrond nodigt uit om even te verpozen.
Voor ons is het heuvel op door een uitgestrekt dennenbos. Hopelijk springt er
geen hert of everzwijn voor ons voertuig. Geen enkel bord echter waarschuwt de
bestuurders voor loslopend wild. Hoog boven de kruinen van de bomen, tegen de
wind in, hangt de torenvalk te 'bidden'. Daar duikt hij trefzeker naar beneden,
en verdwijnt uit het zicht. Hopelijk lukt het hem een prooi te vangen. Een
grote lading dennenhout ligt langs de weg klaar om opgeladen te worden.
De Rue Saint-Nicolas brengt ons in het centrum van
Combeaufontaine. Het dorp is als een kruispunt tussen de Bourgogne, de Vogezen,
Haut-Marne en Haut-Saône. Linksaf op de N19 rijden we tot voorbij de kerk op
een parkeerplaats van de plaatselijke apotheek. De Hemelvaartkerk werd gebouwd
in 1700 op de plaats van een oude vervallen kapel. De spitse toren weerkaatst
het felle zonlicht. De poort van de kerk staat uitnodigend open. Daarna houdt
een ijzeren hekwerk ons tegen. Het interieur is fel verlicht door de hoge
ramen. Het is een mooie eenbeukige kerk. Achter de kerk bevindt zich de
begraafplaats. Te bereiken langs een rechte dreef afgeboord met kleine bomen. Het
grote stadhuis dient als school en vredegerecht. Het mooie monument voor
gesneuvelden staat voor het gemeentehuis. Het herdenkt de gesneuvelden en
vermisten van beide Wereldoorlogen. Hier in de straat wil je niet wonen. Zwaar
vrachtverkeer rijdt door de straten van Combeaufontaine. Na het rustige
heuvelachtige landschap is het even schrikken. Ik probeer de drukte te negeren.
Bij de 19de eeuwse wasplaats komt een oud vrouwtje haar twee emmers vullen met
water. Ze knikt heel vriendelijk en sjouwt de zware last mee terug naar huis.
Een heiligenbeeld van O.L.Vrouw is verguld en staat hoog op haar sokkel. We
picknicken bij de auto bij gebrek aan een tafel. Om 12:30u rijden we door naar
Port-sûr-Saone. Het is 30°C in de blakende zon.
De auto loodst ons verder langs de N19 over een
golvend heuvellandschap, een bont lappendeken van akkers, weilanden en bos. Een
groene long voor de omgeving. Witte koeien grazen in het gele zonlicht. De stad
Port-sûr-Saone ligt op 12 kilometer van Vesoul. De groene stad is een charmante
gemeente met ruim 3050 inwoners. Ze bezit talloze attracties en
bezienswaardigheden die we zeker niet mogen missen. Eerst zien we de
Gallo-Romeinse 18de eeuwse brug boven de Saône rivier. Ze werd gebouwd tussen
1750 en 1758 in de plaats van een houten Romeinse brug. De houten brug werd
telkenmale weggespoeld door overstromingen en/of vernietigd door oorlogen zoals
in 1595 na de doortocht van de protestanten. Een tijd lang werd gebruik gemaakt
van een veerdienst tot men overging tot de aanbouw van de stenen brug.
Verschillende waterbronnen eindigen hun loop in de rivier. Op een parking, bij
de oude vestingwal werd een klok geplaatst. Op de muren werden taferelen
geschilderd van vroegere tijden. Een mooi initiatief van de schilder. Deze
parking was eerlang een kleine aanleghaven met prachtige schepen.
De Eglise Saint-Etienne werd opgetrokken tussen
1782 en 1787. De donkere kerk heeft talrijke indrukwekkende glas-in-loodramen.
De muren achter het altaar heeft houten wanden tot het gewelfd plafond. In de Rue
Gilberte Lavaire is het gemeentehuis en het monument dat de doden herdenkt van
beide Wereldoorlogen en de oorlog in Algerije. Sinds november 1990 is het
kerkplein getransformeerd door een muurschildering op de gevel achter het
oorlogsmonument. De muurschilderingen van de mensenrechten is van de hand van
Agnes Tily. Op de zijgevel bij het gemeentehuis zijn oude postkaarten van
Port-sûr Saone afgebeeld. Prachtige nostalgische foto's. In de fontein kunnen
we onze handen en gezicht even verfrissen. We wandelen terug tot over de
Romeinse brug. De kapel van Saint-Valerius is van 1845. Ze werd gebouwd ter
vervanging van een afgebroken kathedraal. Ze is afgesloten voor bezoekers. De
school van Saint-Valere is geheel in eiken- en dennenhout opgetrokken voor de wereldtentoonstelling
van 1937. Tot slot zijn er nog de talrijke fonteinen en crucifixen. Tijd om
iets te drinken.
Om 15:30u rijden we terug naar Melay langs dezelfde
dorpen en gehuchten waar we geweest zijn. In Melay maken we een wandeling van
3,5 kilometer door en rond het dorp. Melay is een dorp van het departement
Haute-Marne, meer bepaald in de Champagne-Ardennen streek. Het dorpje wordt
omringd door landerijen en heuvels. Steile heuvels mag ik wel zeggen. Maar we
zijn hier niet om te fietsen. Melay ligt in het hart van een kleine vallei, ver
weg van drukke hoofdwegen, en ligt op een hoogte tussen de 222 meter en 364
meter. Het is een streek voor genieters met kleine landelijke wegen die
slingeren tussen weilanden en bossen. We krijgen meermaals een mix te zien van
fraaie landschappen met uitbundig veel groen. De herenhuizen in het dorp Melay
hebben een rijke historiek. In de Rue de Moges werd in 1883 het gemeentehuis
opgetrokken. Een prachtig gebouw dat getuigd van een mooi en ver verleden. Het
werd blijkbaar nog niet zo lang geleden gerestaureerd. Voor het gemeentehuis
werd op 31 juli 1921 het monument ingehuldigd voor de soldaten die sneuvelden
voor het vaderland tijdens WOI. Vlakbij enkele bewoonbare panden ligt een
enorme houtopslag. Men verwacht hier blijkbaar een strenge winter. De
temperatuur kan hier tot zo'n vijf graden met ons landje verschillen. We
verlaten net het centrum van Melay en wandelen door een mooi landschap van
weiden, bomen en struiken tot we opeens langs een druivenplantage stappen. Het
is nog een jonge plantage. De druiven zijn nog heel klein. Bij druivenplantages
worden zoals hier rozenstruiken geplant. Rozen zijn gevoelig voor schimmel en
zijn dus een alarmbel voor de druiventeler.
De lichtbruine koeien staan te grazen in de schaduw
van talrijke bomen. Aan sommige takken en twijgen van heel oude bomen groeien
zelfs geen bladeren meer aan. Ondanks het voorbij razende verkeer bevinden we
ons in een oase van stilte en groen. Het is een stevige klimming tot bij de
kapel. In de zijbermen groeien kleurige wilde bloemen. Een schilderspalet van
verschillende kleuren. De inspanning naar boven wordt beloond met knappe
vergezichten. De kapel werd gebouwd door priester P. Andrieux in 1873 ter
bescherming van de toen talrijke wijngaarden rondom. Tot het einde van de
negentiende eeuw waren alle heuvels rondom het dorp nog met wijnstokken
beplant. In 1908 werd nog 15.000 hectoliter wijn geproduceerd. Boven de ingang
van de kapel staat de tekst: Notre-Dame de Bon-Secours. Priez pour nous. Twee
heiligenbeelden op het altaar zijn van de heilige Theresia en Moeder Maria. Ze
worden helder verlicht door de enkele mooie glasramen. We blijven even
nagenieten op het hoogste punt. De stilte van het landschap wordt slechts
onderbroken door het getjilp en gezang van vogels. We kijken uit over een
golvend en heuvelachtig landschap met een bont lappendeken van akkers,
weilanden en bos. De natuur moet zelfs nog mooier zijn wanneer ze zich in
schitterende herfstkleuren tooit. We houden de kapel links van ons en dalen af
richting dorp. We blijven de asfaltweg volgen langs nog enkele kleine druiven
akkers. We wandelen vervolgens door de Rue du Teuillon en dan door de Rue des
Pothières. Voor de oude wasplaats linksaf en links aanhouden. Door het centrum
van de gemeente stroomt een ondergrondse bron (de Gueuse) tot bij de oude
waterplaats. Ze stroomt naast huisnummer twee verder en achter de hoek
verdwijnt de rivier weer onder de grond. Het is oppassen voor voorbij
'vliegende' auto's. Ze vertragen niet allemaal. Bij het oude stenen kruis op
een hoge sokkel staat een picknicktafel. Rechtsaf over een grindpad. We zijn al
een uur onderweg als de bewolking begint op te lossen. Hoe later hoe mooier het
weer. Dwars door het mooie landschap stroomt water uit één of andere bron. Ons
grindpad slingert tot op de asfaltbaan en tot bij de kerk. Een schitterend
eindpunt van een aangename wandeling. Tijd voor een aperitief op het zonnige
terras van Chateau Melay. Tot morgen. Tekst: Luc Verschooten. Foto's: Rina
Meurs.
Dag 2. Dinsdag 28 juni 2016. De dag begint bewolkt, doch is het al
19°C. Het ontbijt nuttigen we in de eetzaal van het kasteel. Samen met de
cursisten maar toch apart aan een tafeltje. Er is koffie en thee, wat voor mij
het belangrijkste is. Het ontbijt zelf is karig maar net genoeg. Frans brood
met hesp en kaas of confituur. En om af te sluiten een chocoladekoek. We kunnen
zelfs een picknick meenemen voor vanmiddag. Brood met beleg, water en een busje
cola. Dat laatste is om ons suikergehalte op peil te houden. Een mooi
initiatief van Marcia en Simon om een lunchpakket aan te bieden. Op deze manier
hoeven we geen bakker of snackbar te zoeken.
Vandaag rijden we naar Langres om de stad te bezoeken. Ze ligt
slechts op 50 km van Melay. Met de auto is dat echt niet zo erg ver eigenlijk.
Maar we zijn van plan om in enkele idyllische dorpjes halt te houden, gewoon om
de sfeer op te snuiven.
Ons eerste dorp is Neuvelle-les-Voisey, dat evenals Melay in de
Haute-Marne ligt. De streek is bosrijk en sterk heuvelachtig en heeft een rijk
en historisch verleden. De omgeving is niet alleen ideaal voor de rustzoeker,
maar de actieve wandelaar en fietser komt hier zeker ook aan zen trekken. We houden
halt in de nabijheid van de kerk om er even rond te wandelen. Het gebied was
van oorsprong een wijnbouwstreek. Door ziekte in de druiven was men verplicht
om over te schakelen op akkerbouw en veehouderij. Het kleine slapende dorp
heeft slechts 85 inwoners. Of het nu daardoor komt dat we niemand op straat
zien zullen we echt nooit weten. De vervallen Saint-Genéskerk werd gebouwd in
de 15de- en 16de eeuw. De kerk heeft echt zijn beste tijd gehad. Ze roept als
het ware om gerestaureerd te worden. Elke muur vertoont een grote scheur. Men
probeert de barsten wat te verdoezelen met bloemen en planten, maar echt lukt
dat niet. Het is en blijft een oud geval. Achter de kerk staat het spierwitte
monument van de Eerste Wereldoorlog. Het wordt opgedragen aan de gesneuvelde
soldaten van het dorp. Het monument lijkt net geschilderd. De felle kleuren
zijn in schril contrast tegen de spierwitte sokkel. Ook de witte Franse haan
met rode kam zit sierlijk bovenop de witte gedenksteen. Je verwacht dat hij
alle seconden gaat kraaien. Er zijn geen winkels maar een camionette komt al
toeterend de straat ingereden. Het is de Boulangerie et Patisserie van het
naburige dorp die hier dagelijks zijn ronde doet. Hij vervoerd niet alleen
brood, maar ook charcuterie en fruit zijn te verkrijgen. Hij mag toeteren zo
veel hij wil. Niemand komt de deur uit. Het charmante 'Maison commune' heeft op
het pannendak nog een vierkante aluminium kapel met bronzen schoolklok. Toen
Frankrijk in 1871 een republiek werd moest elke gemeente of stad over een
gemeentehuis beschikken. Een Mairie of Hotel de Ville. Een plaats waar elke
burger kon gehoord worden. Ook moest de plaatselijke burgemeester ervoor zorgen
dat elk kind school kon volgen. In de meeste gemeentehuizen werd een lokaal
voorzien om les te geven. Dit gemeentehuis doet nu nog dienst als school en
eveneens als postkantoor. De oude waterbron werd omgebouwd tot vijver. Rondom
werd een bloemenperk aangelegd met rotsen. Een kunstreiger staart in het water
en wacht tot een prooi in de buurt komt.
Hier en daar steekt een heuvel boven het landschap uit. Tussen de
akkers ligt ons volgende dorpjeVernois-sur-Mance. We parkeren langs de Grand'rue op een hoogte van
ongeveer 250 meter.
Volgens Wikipedia woonden hier 155 zielen in 2013. Vlakbij de kerk
staat de 18de eeuwse fontein. De grote ronde waterbak is een mooie kleurige
bloemenbak geworden. Ook het Heilig Hartkruis staat vlakbij. De O.L.Vrouwekerk
werd in 1733 gebouwd. In de toren hangen twee koperen klokken van 1836. De
dakbedekking is in verschillende mozaïekkleuren geschilderd. Ook deze kerk is
aan restauratie toe. De poort is niet op slot. Twee meter verder staan we voor
een gietijzeren hekwerk. Dat blijkt wel gesloten. Door de tralies nemen we
enkele foto's. Een houten lambrisering werd tot twee meter hoog aangebracht.
Daarboven zijn de gestucte muren en kruisgewelven beschimmeld van het
optrekkend vocht. De verscheidene heiligenbeelden brengen gelukkig wat kleur in
het interieur. Terug buiten wandelen we tot bij het oorlogsmonument dat werd
opgericht als herdenking aan de slachtoffers van beide Wereldoorlogen en één
slachtoffer van de Franse Indochinese Oorlog. Onderaan staat een plaquette met
foto als aandenken voor een gesneuvelde soldaat tijdens de oorlog in Algerije
in 1932-1936. Het monument heeft op elke hoek een obus staan dat met elkaar
verbonden is door een zware ketting. Twee vlaggen wapperen aan de
herdenkingssteen. Het gemeentehuis 'Mairie' werd opgetrokken van 1849 tot 1850.
Op het gelijkvloers is de vergaderzaal voor de gemeenteraad. En zoals
gebruikelijk werd er in het gebouw ook nog les gegeven. Het verdiep was de
woning van de leraar en zijn gezin. In de kelder was de gevangenis. Hier in het
dorp is een klein winkeltje. De deur staat uitnodigend open. Op het uitstalraam
staat 'Epicerie Tabac' vermeld. Als we binnen kijken lijkt het meer op een
kleine supermarkt. De meeste woningen hebben nog een TV-antenne op het dak.
Schotelantennes heb ik nog niet tegengekomen of ze moeten verdekt zijn
opgesteld. We komen op het plein met de oude ronde fontein-wasplaats. Volgens
oude prentbriefkaarten was er een ronde zinken dak boven de wasplaats. Nu rest
er alleen het water dat meer weg heeft van een open fontein.
We rijden door de regio Franche-Comté. Een streek voor genieters.
We rijden weer door het glooiende, pittoreske landschap. Een mix van fraaie
landschappen, mag ik wel stellen, met uitbundig veel groen. We houden halt in
Vitrey-sur-Mance. De plaats grenst aan de Haute-Saône en de Haute-Marne. Dwars
door het prachtige dorp stroomt de Mancerivier. Voor de kerk staat een bron
eindeloos water te lozen. Ze stond in verbinding met de wasplaats ernaast. Het
gebouw kreeg een totale metamorfose. De wasplaats werd gerenoveerd en is nu een
bekende kapperszaak. De Saint-Laurent kerk is oorspronkelijk van de 16de eeuw.
Tijdens renovatiewerken in de 18de eeuw werd ze nog sterk uitgebreid. De
kerktoren heeft een dak mozaïek. Sommige kerkmuren worden ondersteunt door
ijzeren poutrellen. De hoofdingang is afgesloten. Een dorpsbewoner wenkt ons
naar de zijingang. Deze is niet op slot en we betreden de kleine kerk. We
vinden veel verschillende heiligenbeelden waaronder de Heilige Theresia die we
geregeld tegen komen in de kerkgebouwen. Plaquettes danken haar meermaals voor
haar bescherming. Rechts, vooraan staat een indrukwekkende houtkachel. Een
grote stapel eiken- en beukenhout ligt ernaast opgestapeld. Ook hier heeft de
kerk te lijden aan opstijgend vocht. Het tabernakel werd grondig gerestaureerd.
Terug buiten wandelen we enkele trappen op tot bij het gemeentehuis. Het breed
gebouw met verdiep heeft vroeger ook dienst gedaan als school. Naast het gebouw
pronkt het monument voor de gesneuvelden. Het dorp herdenkt de slachtoffers van
1914-1918, en de slachtoffers die gestorven zijn voor Frankrijk in Algerije.
Twee slachtoffers zijn van Indochina afkomstig. Ook hier prijkt een haan
bovenop het monument.
Zacht golft en deint de eindeloze, gladde, asfaltweg over heuvels
en dalen. De bewolking lijkt op te lossen. De lucht wordt lenteblauw. Verderop
slenteren we door het schilderachtige dorpje Ouge langs de D44. Het dorp dankt
zijn naam aan de bronrivier Ougeotte. In 1636 werd Ouge, na een totale
verwoesting, geleidelijk heropgebouwd door boeren, wijnmakers en
ambachtslieden. Tijdens WOII werd het dorp bezet door de Duitsers en werden de
huizen gevorderd. De laatste volkstelling dateert van 2011 en men kwam op
slechts 123 inwoners. Bijna volledig omgeven door een haag staat de Heilige
Maagd Maria op een hoge sokkel. Het monument werd geplaatst op 14 september
1944. Vlak voor het gemeentehuis prijkt het monument voor de gesneuvelden. Het
werd opgedragen aan hen die stierven voor het vaderland. Ouge heeft een mooie
St-Remykerk. De bouw begon in 1832 en in 1875 werd ze reeds uitgebreid. De
laatste restauratie dateert van 2010. De poort is open, maar weer staan we voor
een gesloten hek. En deze keer is er geen zijingang. We kunnen toch mooie
foto's nemen. De kroonluchters zijn adembenemend. De kleurige heiligenbeelden
staan op een sokkel hoog tegen de muur. Opzij van de kerk werd het kasteel
gebouwd met een botanische tuin van 8 hectare. De tuin werd grotendeels in 1980
aangeplant. Het park is versierd met een Japanse vijver en een monumentale
fontein. Het kasteel is in private handen en dus niet toegankelijk. Ooit waren
er in het kleine dorp vier fonteinen. Er zijn er nog maar twee van over.
Voor we het dorp Fayl Billot binnen rijden zien we de
tentoongestelde kunststukken langs de weg staan die vervaardigd zijn met riet.
Een supergrote hand met onderarm houdt grote rieten stengels vast. Het dorp
ligt op het kruispunt van vier verschillende regio's. Bourgogne,
Champagne-Ardenne, Franche-Comté en Lorraine. Het is een doolhof van heuvels
met kleine vlakten en valleien. Het gebied heeft 3000 ha bos. Het water komt aarzelend
in kronkels naar beneden en zoekt zijn weg verder tot de Middellandse zee.
Daardoor heeft het dorp een overvloed aan bronnen, fonteinen en wasplaatsen.
Bos- en landbouw zijn de voornaamste activiteiten van de plaatselijke
bevolking. Het dorp is redelijk groot en vooral bekend voor zijn Nationale
School voor Osiériculture en mandenmakerij. De Onze Lieve Vrouwekerk, op de
Place de l'eglise, is dan eveneens flink uit de kluiten gewassen. Het gebouw
dateert van 1865-1870. Het is klimmen tot bij het portaal van het gebedshuis.
De deur is open. Een vochtige kerk maar toch heeft ze iets. Mooie glasramen,
indrukwekkende tabernakel en kleurige beelden. Het orgel staat vooraan en wordt
bespeelt door de organist. In de zijmuur werden de namen gegraveerd van de vele
slachtoffers uit WOI.
Het grote monument voor gesneuvelden staat te midden van een
bloemenperk voor de ingang van de kerk. Op de sokkel staan de namen vermeld van
de slachtoffers van beide Wereldoorlogen. In de opmerkelijke wasplaats staat
geen water. Aan de buitenzijde spuit nog een flauw straaltje water in een
betonnen bak. De overloop laat het water verdwijnen in de riool. De droge
wasplaats wordt versiert met bloemen. In de zijgevel staat het jaartal 1803 in
gebeiteld. Vlakbij staat de kleine oude O.L.Vrouwkerk die voornamelijk dateert
uit de 16de eeuw. Het gebouw heeft meer weg van een grote kapel dan een kerk.
Ze is spijtig genoeg afgesloten. Door het glas in de deur kunnen we toch enkele
foto's nemen. De vele zitbanken voor het altaar laten vermoeden dat er nog
regelmatig erediensten worden gehouden. Rond het altaar staan verschillende
kleurige heiligenbeelden.
Achteraan het 'Office du Tourisme' is de voormalige
mandenvlechters school.
Om 11:00u vertrekken we naar Langres. Het is nog slechts 25km
rijden. De auto geeft 24°C aan als het zachtjes begint te regenen. Net genoeg
om de voorruit schoon te vegen. Even verder schijnt terug de zon en stuur ik de
wagen door een mooi zonovergoten landschap met indrukwekkende vergezichten.
Opnieuw zijn er de talloze witte wolken die moeten we er helaas bijnemen. We
parkeren een weinig later op parking Belair in Langres. De historische
vestingstad ligt prachtig op een hoogte boven het plateau waar verschillende
rivieren ontspringen, zoals de Seine, de Marne, de Aube en de Maas.Tijd voor een rondleiding langs de
bezienswaardigheden van de stad. De stadspoort is ons eerste indrukwekkende
bouwsel. Het is slechts één van de zeven poorten die deze 2.000 jaar oude stad
nog telt. Een grote muur omringt de hele vesting met enkele torens waarvan nog
3,5km te zien is. De 'Tour de Navarre' is een rondweg over de stadsmuren. Een
aangename wandeling waarbij men kan genieten van het schitterende uitzicht dat
zich uitstrekt beneden de stadsmuren. Tijdens de gehele rondgang zijn er 7
poorten en 12 torens van de citadel te bezichtigen.
Een waterpomp uit vroegere tijden lekt langs beide zijden
dagelijks honderden liters water in een waterbak. Geen mens die er zich aan
stoort. Een bordje vertelt de kuierende mensen dat het geen drinkbaar water is.
Hier is wel meer volk dan in de kleine dorpjes onderweg. De meeste mensen
kuieren langs de uitstalramen van de vele winkels. De partner draagt de vele
zware zakken met etenswaren, kleding en cadeaus.
Het volgende gebouw is het 'Ancienne Chapelle des Oratoriens' of
de 'Voormalige kapel van het Oratorium'. In 1616 deed bisschop Sébastien Zamet
een beroep op de congregatie van de Oratoriërs om een seminarie te leiden. De
prelaat geeft de terreinen en gebouwen van het St. Amâtreklooster met als doel
vorming te geven aan Franse geestelijken. Pas in 1676 werd de kapel voltooid.
In 1838 werd het gebouw getransformeerd in een theater en heeft momenteel een
capaciteit van 250 zitplaatsen. De voorgevel vertoont maskers, partituren en
instrumenten op het fronton boven de ingang. De laatste renovatie gebeurde
tijdens de laatste eeuwwisseling.
In het hoge gebouw van de voormalige Seminarie (1673 1687) waren
maar liefst 74 kamers in gebruik door toekomstige priesters tijdens hun
opleiding.
Het 'Ancien Collége des Jésuites' of het 'Voormalige Jezuïeten
College' werd in 1621 bewoond door, de naam zegt het zelf, de Jezuïeten. Dit
college kon 200 jonge notabelen van de stad huisvesten. In 1746 werden de
gebouwen vernietigd door brand, maar alles werd herbouwd in 1770 tegen de 13de
eeuwse stadswallen. De Jezuïeten konden er niet meer van genieten. Ze werden in
1762 uit Frankrijk verdreven. Momenteel geeft het gebouw een verlaten indruk.
Bij het standbeeld van Diderot houden we halt. Denis Diderot werd
geboren op 5 oktober 1713 in het gebouw nummer 9 van dit plein. Hij stamt uit
een kleermakersfamilie en studeerde filosofie in het voormalige
Jezuïetencollege. In 1728 vertrekt Diderot op 15 jarige leeftijd naar Parijs om
zijn studies verder te zetten. Daar wordt hij één van de grootste denkers van
de 18de eeuw. Een van zijn meest bekende werken is de bekende encyclopedie, een
woordenboek van de wetenschappen, kunst en beroepen met een oplage van 2075
exemplaren. Honderd jaar na zijn dood, in 1884, kreeg het plein zijn naam en
werd dit standbeeld ingehuldigd. De verschillende namen op de sokkel zijn van
personen die hebben meegewerkt aan het tot stand brengen van de
encyclopedie.
Het 'Maison à pans de bois' oftewel een werkmanswoning van de 15de
eeuw. Tijdens de middeleeuwen werden talloze huizen gebouwd met smalle en hoge
gevels. De meeste van deze panden werden gebruikt voor zowel bewoning als voor
ambachtelijke doeleinden. In de loop der eeuwen werden de gevels aangepast en
veranderd. Dit huis bleef zijn werkgevel behouden. De twee kelderniveaus werden
gebruikt als opslagplaats. Het gelijkvloers werd opgetrokken in steen waar een
werkplaats of ambachtswinkel werd uitgebaat. De overhellende verdieping werd
gebruikt als woonhuis.
Het 'Hotel D'Amboise, Dit de Rose' is een voormalig klooster uit
de 16de eeuw. Het werd gebouwd in opdracht van Jean D'Amboise, decaan en
bisschop van Langres van 1496 tot 1510. De moderne naam is waarschijnlijk te
wijten aan markies de Rose die eigenaar werd in de tweede helft van de 19de
eeuw. Momenteel staat het gebouw te koop en ons Rina wil er direct een B&B
van maken. Het zou nog kunnen aanslaan ook. We zijn in een toeristische stad.
We wandelen verder rond de 'Cathédrale Saint-Mammès' van de 12de
eeuw. De imposante voorgevel dateert van 1768. Op het fronton staan twee
monumentale beelden, links symboliseert de Synagoge en rechts de Heilige kerk.
We kunnen binnen een kijkje nemen. De kathedraal is koud, kaal en donker, zoals
een kathedraal elders. De verschillende kapellen rond het altaar zijn
opmerkzaam waaronder 'De Saint Cross Chapel' dat werd gebouwd voor Jean
d'Amoncourt.
Na de kathedraal wandelen we door het park. Het groene plein
herbergt een sierlijke kiosk, met toiletten, en ernaast een grote omheinde
vijver met fontein. De tuinman heeft zich met bloemen uitgeleefd en er iets
moois vangemaakt. Het standbeeld van
Jeanne Mance werd opgericht op 5 mei 1968. Jeanne Mance, geboren op 12 november
1606, was een buitengewone persoonlijkheid. Als tweede kind van 12 kinderen
wijdt ze zich aan het moederschap om haar te vroeg overleden moeder te
vervangen. Gedurende deze jaren in Langres offert ze zich op voor haar
landgenoten tijdens de dertigjarige oorlog, bekommerd ze zich om de 5500
slachtoffers van de pest in en rondom Langres en alle ellende van dien. In nauw
contact met de Jezuïeten uit de stad en met de eerste Franse missionarissen in
Amerika, verlaat ze haar geboortestad in 1640 om gehoor te geven aan de
roeping. Na een verblijf van enkele maanden in Parijs, scheept ze zich in bij
La Rochelle met een vijftigtal gelijkgestemden. Uiteindelijk landen ze op 17
mei 1642 op het eiland St. Laurent; daar wordt Ville-Marie de naam voor het
latere Montreal gesticht. Als verpleegster en moeder-overste, de rechterhand
van de gouverneur Paul Chomedey uit Maisonneuve, ontwikkelt ze haar talenten
ten dienste van de Fransen en de Indianen in Amerika, zonder onderscheid te
maken. Ze overlijd op 66 jarige leeftijd te Montreal Canada op 18 juni 1673.
Het 'Hôtel de Piétrequin' stamt oorspronkelijk uit de vroege 17de
eeuw. Vanaf die tijd werden in Langres de eerste herenhuizen of stadspaleizen
gebouwd. Dit viel samen met de opkomst van de bourgeoisie in dienst van het
vorstendom. Het verkrijgen van administratieve verantwoordelijkheden had voor
sommige families een hoger sociaal niveau ten gevolge. Vanaf dat moment
investeerde men meer in onroerend goed. Dit is de reden dat de luitenant
generaal en drost van de koning te Langres Philbert Piétrequin in 1613 dit
herenhuis liet bouwen. De toegangspoort is van de 18de eeuw.
Het 'Hôpital de la Charité' werd gebouwd in 1774. Als reactie op
de pestepidemieën sticht bisschop Sébastien Zamet in 1638 de orde van de
Charité om de arme zieken te verplegen. De nieuwe organisatie krijgt een
hospitaal in beheer, bestaande uit verschillende panden die aanwezig waren. Na
een brand in 1770 werd het mogelijk een functioneler gebouw te ontwerpen. Het
nieuwe hospitaal werd gebouwd met twee paviljoens en een centraal gelegen kapel
met twee zijvleugels. De beide vleugels waren voor de zieken, terwijl in de
beide paviljoens de zalen voor revalidatie, de apotheek en een operatiezaal
waren opgenomen. Op het fronton van de kapel is een afbeelding van de Charité
die de weeskinderen ontvangt, terwijl op de zuilen naast de toegang
afbeeldingen van de geneeskunde en chirurgie zichtbaar zijn.
Het 'Ancien Couvent des Carmes' is een voormalig klooster en kapel
die werden gebouwd in 1754 voor de Karmelieten. Deze orde was echter niet
geliefd in Langres. In 1825 wordt het complex verbouwd tot klein seminarie om
toekomstige priesters op te leiden tot het bisdom.
We komen bij een opmerkelijk gebouw dat een hotel blijkt te zijn.
Na meer dan twee eeuwen van hun bestaan verwierf het college van wethouders in
1581 een groot gotisch gebouw aan de korenmarkt, het huidige Place de l'Hôtel
de Ville. Het gebouw deed niet alleen dienst als gemeentehuis, maar ook als
rechtbank en spoedig daarop als gevangenis van het koninklijke gerechtshof. Een
brand in 1774 in het gevangenisgedeelte was de reden van een volledige
renovatie. Het centrale gedeelte van de voorgevel werd naar voor uitgebouwd en
voorzien van een vier imposante zuilen met fronton. Dit gedeelte bleef gespaard
bij een nieuwe brand in 1892 die de rest van het complex verwoestte.
Bij de voormalige kapel van het Ursulinenklooster hangt een
informatiebordje met tekst in het Frans en Engels. We lezen: Na aankomst te
Langres in 1613 werden de zusters van de orde van St-Ursula aangewezen om de
jonge meisjes op te voeden en de oudere pensiongasten te verplegen. De
zustergemeenschap bewoonde eerst een voornaam herenhuis in de gemeente voor ze
in 1631 een meer praktisch klooster lieten optrekken. Pas aan het eind van die
eeuw (1670-1680) werd de kapel voltooid. Op het portaal zijn nog steeds
decoraties zichtbaar zoals: gekoppelde zuilen, nissen en verstrengelde
emblemen. Vanaf 1818 werd het complex een kazerne en in 1974 werd twee derde
van de gebouwen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouwwoningen.
De priorij van Saint-Martin is oorspronkelijk van de 11de eeuw.
Maar daar is totaal niets meer van te zien. De huidige kerk werd gebouwd vanaf
de 13de eeuw tot de 18de eeuw. Na een brand in 1725 werd het gebouw volledig
gerenoveerd en kreeg het zijn huidige uitzicht. De klokkentoren is 52 meter
hoog en bestaat uit vier niveaus.
Om 16:00u verlaten we Langres en rijden richting de Romeinse Villa
in Andilly-en-Bassigny. Een bijzondere Gallo-Romeinse site met thermische baden
en een Merovingisch grafveld. Het is de enige te bezoeken vindplaats van dit
genre in het oosten van Frankrijk. Maar eerst passeren we nog twee charmante
dorpen.
Het dorp Bannes is een kleine gemeenschap en telt ongeveer 400
inwoners. We rijden langzaam op de door een zonovergoten D74. Op deze manier
kunnen we intens van de omgeving genieten. Het centrum met kerk ligt verscholen
achter de mooie villa's links van ons. Het gemeentehuis en monument zijn zeker
een bezoek waard. De landelijke woningen langs de kant van de weg zijn omgeven
door statige loofbomen en sierlijke tuintjes. Even verder verlaten we het
centrum en rijden terug de wijde natuur in. Links van de D74 ligt het grote
meer van Charmes met 197 hectare water. Het meer is vooral in trek bij
sportvissers door de grote hoeveelheid snoek en karper waarop gevist kan
worden.
Rechtsaf rijden op de D35, door het dorp NeuillyL'èveque met veel nieuwbouw en gerenoveerde
huizen. Alleen rond de kerk zijn nog oude antieke panden die staan te
verkommeren. De kerk van de Geboorte van de Maagd Maria werd op het hoogste punt
gebouwd in 1810 op de plaats van een oud kasteel. In de buurt werd het
opmerkelijke monument van WOI geplaatst. Een bronzen engel houdt lauwerkransen
in de hand. Op de sokkel staan de namen van Onze Helden die stierven voor de
vrede. We blijven de D35 volgen tot Andilly-en-Bassigny. De GPS loodst ons dan
verder tot aan een buitengewoon archeologisch monument.
In 1878 stuit men tijdens de aanleg van een spoorbaan toevallig op
oude ruïnes van een Gallo-Romeinse villa. In 1961 begint een vereniging uit de
Haute-Marne aan de opgravingen. Sinds 2009 worden voor het eerst opgravingen
verricht in de boerderij van de villa. De resten van de ommuring zijn
verwijderd, alleen de funderingen op de onderliggende kalkbodem zijn bewaard
gebleven. Naast de boerderij staat een klein gebouwtje op palen. De resten van
het metselwerk getuigen van een consequent hergebruik van bouwmaterialen.
De villa werd gebouwd in de buurt van een heerweg, tegen een
heuvel. Hoogstwaarschijnlijk was de villa eerder een prestigieus Gallisch
landgoed, zoals sommige archeologische vondsten doen veronderstellen. De
uitbreidingen en verbouwingen van de villa in de loop van de tweede eeuw geven
de opmerkelijke welvaart van het bedrijf weer. Dit is overduidelijk te zien aan
de weelderige decors in het woongedeelte: de tijdens de opgravingen gevonden
stukken maakten het mogelijk sommige ruimtes te restaureren met beschilderde
stuclagen, mozaïeken en marmeren tegelvloeren.
De thermen van meer dan 800m², tot nog toe de grootste privé
thermen van Gallië, hadden een verwarmd zwem- en zweetbad, een koud zwembad en
door 'hypocaustum' het vloerverwarming-systeem uit die dagen verwarmde
vertrekken. De inrichting duidt op een behoefte aan vertier en ontspanning,
kenmerkend voor een heersende klasse die haar welvaart van het land haalde in
een oorlogsvrije periode. De eigenaar bekleedde ongetwijfeld hoogwaardige
functies, hij gebruikte zijn villa alleen voor zijn eigen plezier en liet de
verantwoordelijkheden van de boerderij over aan een rentmeester of slaaf.
Ten westen van de vindplaats zijn nieuwe kamers en suite ontdekt.
Zij vertegenwoordigen de laatste staat van de villa. Deze kamers dragen nog
sporen van muurschilderingen. De vloeren zijn bedekt met een mortier van
fijngestampte dakpan scherven. Onder de vloeren van de kamers zijn houten
leidingen ontdekt: onder een deurdrempel is een staande metalen ring gevonden.
In één kamer werd afgezien van verwarming en twee van de gevonden kamers werden
niet aangesloten op het vaste verwarmingssysteem.
Ruim een eeuw nadat de villa leegstond, werd in de ruïnes een
Merovingische begraafplaats aangelegd van zo'n honderd graven (eind zesde,
begin zevende eeuw).
Na dit bezoek rijden we terug naar Melay langs steile hellingen en
schilderachtige dorpjes zoals: Ranconnieires, Saulxures, Bourbonne-les-Bains en
Villars St-Marcinellin waar we om 18:00u toekomen. Het diner is om 19:30u. Met
een glaasje wijn en een kop koffie of thee na het dessert. Simon houdt ons
gezelschap tot half tien. Tijd voor ons huisje 'weltevree'. Tot morgen. Tekst:
Luc Verschooten. Foto's: Rina Meurs.