De rami mammarii medialis is afkomstig van aftakkingen van de arteria thoracica interna,
een tak van het anterior eerste deel van de arteria subclavia en deze arterie heeft een zeer
belangrijke invloed op de arteria thoracica interna, want ze voorziet eveneens, direct of
indirect, de doorbloeding van het cerebellum, de medulla oblongata, de spinal cord, de
mamma, het pericardium, het diafragma, de arm. Deze rami mammarii medialis neemt
ongeveer 60% van de doorbloeding van de mammae voor zijn rekening.
De arteria thoracica interna vindt men hier 1 vinger lateraal de sternoclaviculaire
verbinding. Ze verloopt posterior het sternale deel van de clavicula en daalt posterior de
costale cartilagineuze verbindingen, dicht tegen de laterale boord. Het is belangrijk te
weten dat de N. phrenicus de arteria thoracica interna schuin kruist van zijn laterale zijde.
De collaterale vertakkingen perforeren de intercostale spieren van de derde, vierde, vijfde
intercostale tussenruimte en ook de m. pectoralis major.
Ze vormt de arteria mammaria medialis om de mediale helft van de mamma en de
huidzone te doorbloeden. Typisch is dat ze lateraalwaarts afdalen naar het tepel-areolaire
complex. Al deze vertakkingen anastomoseren in het adipeuze deel van de mamma en
vormen er een arterio-veneus netwerk.
Dit "perimammary network" geeft vele fijne cutaneuze vertakkingen, maar voornamelijk ook glandulaire vertakkingen; ze verdelen zich in het interlobulaire bindweefsel om de acini (alveolen) te doorbloeden. De eindvertakkingen van de arteria thoracica interna perforeren het diafragma op de hoogte van het processus xiphoideus door het spatium sterno-costale van Morgagni.
Ze gaan verder om specifieke zones in de buik te verzorgen.
De borstklier ligt aan de voorzijde van de diepe fascia van de m. pectoralis major. De ruimte tussen de diepe subcutane laag en deze spierfascia is gekend als de Bursa retromammaria, zijnde een submammaire sereuze Bursa, deze zorgt ervoor dat de borst steeds beweeglijk kan glijden over dit vlak. Dit glijden zorgt ervoor dat de borst zich op deze voorwand steeds kan aanpassen aan alle romp- en armbewegingen.
De glandula mammaria wordt gevormd door 15 à 20 Lobi ( 20 x een lobus glandulae mammariae ). Deze zijn radiair gerangschikt en door bindweefselschotten (septa) en adipeus weefsel van elkaar gescheiden zodat we nu kunnen begrijpen dat deze organisatie mede het volume van een borst bepalen.
Elke Lobus bestaat uit 20 tot 40 Lobuli ( Lobulus ). Elke individuele lobulus bestaat uit 10 tot 100 alveoli of beter de specifieke tubulo saccolaire secretorische units genoemd, echter wanneer de borst nog geen melkproductie heeft gehad bij een zwangerschap worden ze tevens acini genoemd.
In de lobulus vinden we terminale ( doodlopende ) ductuli.
Deze terminale ductale lobulaire unit worden samengesteld uit een extralobulaire terminale ductus en de intralobulaire ductus. Het zijn specifieke gangenstelsels met de excretorische melkkanalen ( ductus lactiferi ) en deze leiden naar de terminale klier. Het vormt de basisch van de zogende borst bij zwangerschap. Het verschil tussen een niet zogende borst en een zogende kan snel worden gemaakt daar er stamcellen in het intralobulaire weefsel aanwezig zijn die een snelle celgroei kunnen bevorderen die nodig zal zijn bij de lactatieperiode van een borst.
Verschillende Lobuli vormen een Lobus en elke Lobus ( ongeveer 20 ) hebben een melkgang, een ductus lactiferi colligens. Juist onder de tepel, op het niveau van de tepelbasis, verwijden deze melkgangen tot ongeveer 1 à 2 mm. brede, klosvormige melkzakjes ( de sinus lactiferi ) , die in zeer fijne afvoergangetjes overgaan en in de papilla mammae ( tepel ) uitmonden. Deze melkgangen worden door myo-epitheelcellen omvat en onder invloed van het hormoon oxytocine gaan deze samentrekken en zo bijdrage tot de melkafgifte.
Ik weet dat deze terminologie in het begin moeilijk overkomt maar ik gebruik ze specifiek om twee reden:
- we vinden weinig correcte diepgaande informatie over de anatomie van de borst
- de wonderbaarlijke samenstelling van een borstklier leren kennen.
De borstklier en het vetweefsel worden door bindweefsel en septa ( vormen van de verschillende kamertjes ) omgeven.
In dit bindweefsel nemen we fasciculi van bindweefsel waar dat zeer specifiek is , deze dringen door tot aan de lobuli en ductuli lactiferi. Deze fasciculi zijn beter bekend als het ligamentum suspensoria mammaria of het ligament van Astley Paston Cooper.
Het vormt een coherente fibreuze structuur met een voorspelbare en regelmatige locatie. Zoals we zeker en vast weten is hier de ophanging van de borst mee gevormd vertrekkende van de fascia van de m. Pectoralis Major.
Het ligament is zeer ingenieus opgebouwd en vormt mede de specifieke kamertjes om het borstvolume mede te onderbouwen. Het meeste organisatie vinden we in het bovenste deel van de borst.
Ter hoogte van de 5de rib hebben ze een specifieke horizontale organisatie naar de tepel toe ( midden van de borst ) en dit om de neuro-vasculaire voorziening als draagvlak te nemen naar de tepelzone toe..
Langs de mediale en laterale wand gaat dit voornamelijk horizontale gerichte ligament ter hoogte van de 5de rib bovenwaarts afbuigen tot een verticaal gericht ligament. Het mediale deel is eerder zwak van structuur en gaat tot het borstbeen , het laterale sterke verticale ligament reikt terug tot de fascia pectoralis. Ze moduleren, dragen, en geven stevigheid.
De borst is geen logge kliermassa, ze wordt zeer ingenieus samengesteld om haar functie als orgaan goed te kunnen organiseren, zoveel is nu reeds duidelijk.
De klassieke anatomie handboeken bespreken vaak de mammae als afzonderlijke organen, maar hier gaan we een geïntegreerde samenvatting maken van alle anatomische kenmerken , hun positie ten opzichte van andere structuren.
De specifieke anatomie van de voorste thoraxwand vormt het achterste deel van de mammae. Van de apertura thoracis superior , de 12 ribben, het manubrium sterni, de specifieke opbouw van de intercostale ruimten, de 12 thoracale wervels, de apertura thoracis inferior.
De thoracale wervels zijn belangrijk aspect voor de bezenuwing van de borstzone.
De spieren die het dichts in de nabijheid zijn noemen de m. pectoralis major, m. serratus anterior en een klein gedeelte van de aponeurosisch van de m. obliquus externus. Deze vormen " de draagspieren " van de borst.
De musculi intercostales vormen de vrije ruimten waardoor de arteria thoracica interna haar vertakkingen geeft naar de gevormde intercostale vrije ruimten alvorens deze de voorzijde van de romp bereiken om er de doorbloeding van het binnenste deel van de borst te verzorgen.
Kennis van de anatomie van de oksel, dat een piramidale ruimte tussen het bovenste deel van de thoracale wand en de arm vormt, blijkt ook noodzaak daar het voornamelijk de lymfebanen van de borst zijn die hiermede communiceren. Uitlopers van het bovenste-laterale quadrant van an de borst reiken tot in de okselholte en wordt de uitloper van Spence genoemd.
De anatomie van de borst heeft een bredere kijk nodig dan enkel dat orgaan. Het vormt met verschillende structuren een echte eenheid en samenwerking zodat we deze niet mogen vergeten te benoemen.
Het orgaan de borst zelve is embryologisch ontstaan als een instulping van het ectoderm in het onderliggende mesenchymale weefsel. Bij de mens ontwikkelen er zich twee, bij andere zoogdieren meerdere. Hier wordt er vaak gesproken over de melklijn, die zich uitstrekt van de oksel tot de liesstreek.
De mammae hebben een conische vorm en bevinden zich aan weerszijden van de subcutane laag van de borstkast en dit tussen de tweede rib en de zesde, zevende rib. Zijdelings tot aan het voorste deel van de mid-axillaire lijn en aan de binnenzijde reiken ze tot de laterale rand van borstbeen. De basis van de borst vormt een circel van ongeveer 10 cm tot 12 cm diameter. de gevormde gleuf tussen de beide borsten noemen we de boezem. Onderzijde borst kent een specifieke borstplooi. Het gewicht van een niet-melkgevende borst varieert van 150 gr. tot 225 gr , terwijl een zogende borst tot 500 gr. kan wegen. De dunne huid van de borst is zeer kwetsbaar en ze bevat haarfollikels.
Bij de de borst onderscheiden we drie delen : - de glandula mammaria. ( de klier zelve ) - de papilla mammariae. ( de tepel ) - de areola mammae. ( het tepelhof )
Het meest ingenieuze systeem van de borst noemt het ligamentum suspensoria mammaria ( het ligament van Astley Paston Cooper ) dat voornamelijk verantwoordelijk is voor de ophanging van de borst. Maar de vorming , de doorbleiding, draagvlak lymfestelsel van de borst mogen we niet vergeten te noemen. We kunnen het best vergelijken met de Eifeltoren en zijn specifieke vierkantjesstructuur. Binnen deze vierkantjes vormen het klierweefsel en het vetweefsel een enorme expansie zodat dit de vorm en het volume van de borst bepalen.
Bindweefsel, klierweefsel, vetweefsel vormen de bouwsteen van de borst.
Tijdens mijn jaren werken als therapeut ( Osteopaat ) en tijdens mijn vele cursusdagen was me opgevallen, dat als er technieken ter hoogte van de thoraxwand moesten gebeuren er een zachte vrouwelijke weerstand ontstond binnen het thema " ontbloten van de borsten ".
Ik stelde vast dat er alzo een vrouwelijk lichaamsdeel in de vergeethoek dreigde te geraken om te behandelen. Is dit terecht? Is dit een lichaamsdeel dat enkel binnen de sexualiteit aandacht mocht krijgen of zijn het volwaardige organen waarin er zich verschillende weefsels bevinden waar er binnen de maandelijkse cyclus ongemakken kunnen voorkomen.
Dit blog poogt een goede communicatie te doen ontstaan betreffende dit onderwerp.
We geven meer uitleg over de specifieke anatomie en fysiologie om te bewijzen dat de noodzaak van een permanente aandacht belangrijk is en dat borsten een opbouw kennen gelijkwaardig aan de constructie van de Eifeltoren te Parijs.
We gaan de verschillende weefsels en structuren van de mammae bespreken, uitdiepen of deze in de problemen kunnen komen en alzo de gezondheidstoestand van deze organen kunnen beïnvloeden.
Ik kan jullie nu reeds stellen dat veel ongemakken ontstaan omdat de borsten bij de moeilijkste te doorbloeden zones van ons lichaam behoren.