Hieper de pieper de ...... pipe.....
In het vorige artikel kon je lezen dat ons
koningshuis klant was bij Pipe, en dat de beroemde coureur Etienne Hautvast er
ook kind aan huis was. Dit moedige ons aan ons eens te verdiepen in dit stukje
Belgisch erfgoed. Pipe, ook gevestigd in Brussel, achter station Zuid. Het moet wel
een stevige concurent van het eerder genoemde merk Vivinus geweest zijn. Ze zaten al
in 1898 een auto te producere in het Luikse toen ‘Usines
des Moteurs à Grande Vitesse’ genaamd,
maar pas vanaf 1900 onder de naam Pipe in Brussel. De officiële omdoping tot
Usine Pipe S.A. kwam er in 1903 en men bleef autoÂ’s bouwen tot 1922, met een
dikke onderbreking tijdens WO I. De benaming Pipe werd gekozen omwille
van de buizen fabriek van de ouders van de oprichters, de gebroers Goldsmidt.
De allereerste wagens waren kopiën van
Panhard&Levassor met 2 cilinder motoren van 6pk. Ze experimenteerden ook met
een magnetische koppeling, bedacht door Jenatzy, maar dit werd nooit
commercieel. Racewedstijden waren in die tijd de beste reclame, en ook
Pipe stortte zich in dit avontuur. Haut vasthouden moeten ze gedacht hebben
toen ze Etienne aanwierven, welke in 1901 nog reed voor Vivinus (côtes
de la citadelle à Namur). De eerste sportwagen was er al in 1902, met 15 pk,
en nam deel aan de beruchte rally Parijs – Berlijn. Van 1902 tot en met 1904
namen ze deel aan circuit des Ardennes. In 1903 deden ze Parijs
Madrid met een 90 PK sterke motor. Aan deze monsterrally, het spectakel van de
eeuw, namen maar liefst 275 equipes deel onder wie 7 Belgen. Pipe was er met 4
auto's. Jaques Guders eindigde op de 33ste plaats met nr 94 en Van der Poele
eindigde 40ste met startnr 126. (zie foto) Paul Rivière en Lucien Hautvast haalden de
einstreep niet, samen vele vele anderen. Datzelfde jaar op circuit des Ardennes
finischten Hautvast, Guders en Van den Poele met hun Pipe op plaatsen 11-16 en
18.
In 1904 kwam er een 60 pk met cilinderinhoud van 13,5
liter te verdelen over 4 cilinders. Tijdens de Gordon Bennet van 1904
werd Hautvast 6de met een Pipe. Dat jaar reden ook 3 Pipes Circuit des
Ardennes met aan het stuur Hautvast, de Crawhez en Augières. Ook Jenatzy
schreef aanvankelijk in met een Pipe, maar schakelde toch over op Mercedes en werd
hiermee 2de. Hautvast werd weer 6de en de andere 2 gaven op. Nog in 1904
reed Hautvast mee in de 'citadelle a Namur' en 'Spa-Malchamps.'
In 1905 maakten ze gebruik van Truffault
schokdempers, kopkleppen op 28/32 en 50 pk modellen. Er waren merkdealers
in Parijs, Londen, Moskou en Riga (Letland). En van 1905 tot 1909 werd Pipe in
licentie gebouwd door NSU. Het succes was echter van niet al te lange
duur, en de domper werd er kompleet opgezet toen in 1907 de Duitse ‘Mercedes’
ingenieur Otto Pfänder om het leven kwam tijdens een testrit voor de
‘kaizerspreis’ (circuit des ardennes). In 1907 werd Hautvast ondanks deze
tegenvaller 2de in deze rally, vlak na Nazzaro met Fiat. Het grootste succes voor Pipe ooit. Dat jaar reden ze ook
nog de Gordon Bennet. De productie werd stilgelegd op het moment dat er
zoÂ’n 300 stuks per jaar de deur uitgingen.
Tot 1910 rolden er nog enkel vliegtuig/luchtschipmotoren
naar buiten, maar bij NSU werden wel nog autoÂ’s onder licentie gebouwd tot 1909. Het betrof
een 40 pk en was de enige 6 cilinder ooit gemaakt door Pipe. Deze had
6500cc, kettingaandrijving, lederen conische koppeling, wielbasis 328 cm.
Topsnelheid was echter slechts 100 km/h. Enkel verkrijgbaar als ‘Double
PhaetonÂ’ model.
Hier zouden we graag meer van zien ! Geen
overlevenden? We hebben wel enkele foto's. (zie vervolg 2 en 4)
In 1910 namen ze de draad terug op met een 12
en een 80pk, en schakelde men over op cardanaandrijving ipv
kettingoverbrenging. Deze 80 pk had een impressieve kopklepmotor van 11 liter
en toch nog volledig omsloten kettingaandrijving, die steevast een
zelfgenoegzame blik toverde op de gezichten van de chauffeurs. Deze versie was
verkrijgbaar tot 1912. Op het eerste zicht leek het op een V motor, maar in
feite waren het gewoon twee 2 cilinders op een onconventionele manier geplaatst
in het frame. Zie ook foto hieronder.
In 1910 kwamen ze ook op de proppen met een
sportwagen met maar liefst 175 pk die 200km/h tevoorschijn kon toveren. Pure
sensatie in die tijd. (Zie foto in vervolg 4 voorlaatste foto)
De eerste wereldoorlog stak een dikke stok in
de wielen, de fabriek werd volledig verwoest, met als gevolg dat er tot 1921
geen auto's meer geproduceerd werden. Dat jaar kwamen er 2 modellen, een 3 en
9 liter. Maar het succes bleef uit en in 1922 al ging de poppenkast alweer definitief
dicht. Er werden enkel nog vrachtwagens gemaakt, tot 1930 toen de
oprichters Alfred en Victor Goldschmidt de boeken neerlegden. Het bedrijf werd
overgenomen door Brossel, en omgedoopt tot Bovy-Pipe onder de Bovy
afdeling.
Pipe, niet te verwarren met een ander Belgisch merk
Pieper, is een zeer zeldzame krent in de oldtimerpap. We kunnen ons niet
herinneren er ooit een gezien te hebben in het echt, of we moeten er overheen
gekeken hebben. Maar ze zijn er wel, al is het dan zeeeer zeldzaam. Mocht er
dus een lezer nog ergens een Pipe achter kant of stoel hebben staan, of fotoÂ’s,
verhalen Etc. wij zien ze heel graag komen om het Belgische verhaal nog
completer te maken. Ondertussen hebben we een contact in Riga, Letland, waar ooit een dealer van Pipe zat. Hopelijk komt er daar nog iets uit de bus.
Keep watching. Prohibited copy Pictures and text.