in een klein arbitrair gevecht op het plein een schedel die de bevattelijkheid draagt reist de tijd kleurt de blije weiden op vergeelde prentkaarten van het dagelijks doemdenken het rusteloze zwermen van warmhartige verzen in de mistige avond het onstuimig wandelen langs de wanden het geboomte met een steeds wederkerende contemplatie voor ranke vissers langs windrimpels en het dobberende bewustzijn
het glinsterende oog van de dag scheurt de troostige hengel van de hemel