Foto
Blog als favoriet !

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden. 
Foto

Voor véél meer interessante verhalen: www.bloggen.be/kris

Voor talloze verhalen uit de Griekse mythologie:
www.bloggen.be/dzeus

Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

Inhoud blog
  • Blauwblomme
  • Gelukwensen aan Joe Biden
  • Kom op tegen teelbalkanker
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Speechen en rode wijn
  • Jerco, B.B. en politiek
  • Nieuwjaar 2024
  • Toneel
  • In memoriam: Roger Tack
  • Lieve Astrid
  • Jumbo
  • Ontdopen.
  • Nostalgie
  • Luchtgitaar
  • Jeroentje
  • Grensoverschrijdend.
  • Kwaliteitskrant
  • De geitenbok van Firmin.
  • Culturele normen.
  • LGBTQIA+
  • Nieuwe mensen.
  • Kop op, Herman!
  • Lange wachttijden
  • Vlaanderens mooiste.
  • Hond kijkt koers.
  • Pief-paf-poef in Amerika.
  • Graaicultuur?
  • Pat, godverdomme.
  • Voor het vaderland...
  • Vermenigvuldigen.
  • Nieuwjaarswens
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 1)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 2)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel3)
  • Een sesquizygotische tweeling
  • Het jaar van Herakles
  • Daar zijn we weer!
  • Oude liefde roest niet, zegt men...
  • Ode aan Johan
  • Ode aan aan mijn broer
  • Hoera!
  • Met de trein naar Anne en Patershol.
  • Verzuurd
  • Een mnemotechnisch middel.
  • De zaak Sanda
  • Oekraïne, Njora, nostalgie
  • Astrid Joosten
  • Drie procent voor Oekraïne.
  • Een ongeluk komt nooit alleen...
  • Trombose of bloeding?
  • De Anquetil-kamer
  • Quox
  • Delen door zeven voor een bak triple.
  • De vorderingen van de wetenschap.
  • De prijs van het boek
  • Een nieuw boek
  • Een kutjaar.
  • Bij de start van het nieuwe jaar
  • Het plotje
  • De Bobet-kamer
  • Het blauw oog
  • Schaakgrootmeesters
  • Lukske
  • Een somber verhaal.
  • Waarde lezer
  • De Robic-kamer
  • Schaalverstorend
  • Bed en breakfast
  • Middenoorbeluchting.
  • Taalvereenvoudiging
  • Kawakaki en de Overpoort
  • Lezersreacties
  • Acumen
  • Acht frontstrepen.
  • Lodewijk Thuysbaert
  • Actuele kunst en witwas
  • Germaine
  • Fierheid
  • Un raciste qui s'ignore.
  • Discriminerende uitspraak.
  • Een gek idee.
  • Panta rhei
  • Een formidabel tussendoortje
  • Knee Active Plus
  • Songfestival
  • Wij, Heeren van Elsegem...
  • Is er leven na de dood?
  • Taalvernieuwing
  • De oude man.
  • Octavia (2)
  • Octavia (1)
  • Gesprek met P.V. over het geval K.K.
  • Hersenkronkels
  • Goede buren.
  • De Nieuwe Lente
  • Brief aan Firmin over poëzie (3)
  • Brief aan Firmin over poëzie (2)
  • Brief aan Firmin over poëzie (1)
  • Limerick !
  • Ter gelegenheid van de jaarwisseling...
  • Een vloek of een zegen?
  • Rosa Mores overleden.
  • Brief aan Karel over de economie
  • Togenbirger en het virus, P = p.f
  • Vervolg...
  • Hallucinatie.
  • De bezorgdheid van Firmin.
  • Joseph-Louis.
  • Het doemscenario.
  • Rik Vansteenbergen.
  • Eindelijk erkenning voor Kompany
  • Muggenneukerij en mierenzifterij.
  • De doodsmak
  • O tempora!...
  • Waarop kunnen wij hopen?
  • Vaarwel aan de politiek (brief aan Karel)
  • Een medicijn tegen covid-19?
  • Richtlijn
  • Filosofen!...
  • Staat er echt onheil voor de deur?
  • Welbedankt Firmin
  • De wereld in verandering
  • Coronompany.
  • Symphorosa van Puyvelde de Merlevede
  • Doemdenken.
  • De peerdepaternoster
  • Kunst in coronatijd.
  • M. en corona.
  • Anne-Mieke Vandamme.
  • De strijd tegen SARS-CoV-2.
  • Filosofen over corona
  • Creativiteit in coronatijden
  • Coronagesprek met F. Lepoint
  • Het coronavirus.
  • Gelukkig Nieuwjaar!
  • Van oud naar nieuw.
  • Plastische chirurgie.
  • 3 OV's
  • Een groot schrijver is heengegaan.
  • Le coeur a ses raisons...
  • Met een OV op stap (5)
  • Er is geen god...
  • Met een OV op stap (4)
  • Gierigheid bedriegt de wijsheid.
  • Met een OV op stap (3)
  • In de Lunch Garden.
  • Met een OV op stap (2)
  • Professor Paul Vanhoutte
  • Met een OV op stap (1).
  • Onderbroeken.
  • Artikels die beklijven.
  • Pi
  • Addendum
  • Cremco.
  • Het Wiskundeboek
  • Daar is de Tour.
  • Michiel Leenknegt.
  • Na de verkiezingen.
  • Kompany, Day 9 en blauwe maan
  • De verkiezingen van 26 mei.
  • Fiere Margriet
  • De wetenschap staat niet stil
  • Vandaag in 't Nieuwsblad
  • Vondelingen
  • Hashimoto.
  • Staken voor koopkracht.
  • Iljo Keisse.
  • Vermeersch
  • Geen standaardtaal.
  • Q-ratio
  • 2019: wensen en illusies.
  • Politieperikelen.
  • Jozefientje.
  • Over quizzen, mondharpen en trompetviolen.
  • Aspirine
  • Panacee en placebo.
  • De nieuwe krant.
  • Optimalisatie.
  • Het (laatste) Laatste Nieuws: est modus in rebus...
  • Het loopt de spuigaten uit.
  • Toen waren ze met negen.
  • Verkiezingen deel 4: samen één.
  • Verkiezingen deel 3: Verantwoord Vlaams
  • Verkiezingen deel 2: Amandine.
  • Gemeenteraadsverkiezing 2018 (deel 1).
  • Emeriti 2018
  • Vakantieuitstap naar de Gironde.
  • Kallie
  • Gentse Fieste, Rik De Saedeleer en de veiligheidsgordel.
  • Picasso
  • Kunst en filosofie.
  • Over penissen en zo...
  • Dietjes en datjes en Buffalo's.
  • Pasen
  • Kostschool: nostalgie.
  • Twee maten en evenveel gewichten.
  • De drie dilemma's.
  • De laatste loodjes ( V )
  • Deus ex machina ( I V )
  • Verder zoeken op Campo Santo ( I I I )
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    ZEVERARIJ

    FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    19-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Pruymelaer

    Al jaar en dag schrijven Jürgen Froidmont en ikzelf wetenschappelijke artikels voor de almanak “De Pruymelaer”, onder een schuilnaam weliswaar.  Ten einde onder de radar van de fiscus te blijven, zegt mijn buurman Firmin, al betwijfel ik of hij dat echt meent. Ons ereloon bestaat uit welgeteld vijf gewone Pruymelaertjes plus twee luxe-edities. Dit jaar, ter gelegenheid van het ik-weet-niet-meer-hoeveel-jarig bestaan van ”De Pruymelaer”, waren wij beiden uitgenodigd op een etentje door de CEO van de almanak. Ter kennismaking, want hoe onwaarschijnlijk het ook moge klinken, ondanks de vele jaren van vruchtbare samenwerking hadden noch die CEO, noch Jürgen, noch ikzelf elkaar ooit “in levenden lijve” ontmoet. ’t Is te zeggen dat het tussen ons drieën nooit  tot intiemer contact dan telefonisch en via e-mail was gekomen. De kennismaking is zeer gemoedelijk verlopen.  Toen de CEO ons vertelde dat hij aan het hoofd staat van een zeer kroostrijk gezin maakten Jürgen en ik daar grapjes over, hetgeen de CEO zich maar al te zeer liet welgevallen. Toen we erop zinspeelden dat hij flink had bijgedragen tot de wereldoverbevolking die volgens de Britse demograaf en hoogleraar Malthus onvermijdelijk tot een catastrofale wereldwijde hongersnood zal leiden, kregen we een uiteenzetting over de ongegrondheid van de leer van Malthus. Hoofdfiguur in het betoog was de ecologische voetafdruk, die in de rijke wereld zowat tien keer groter is dan in de arme wereld. Die voetafdruk moet  naar beneden, tot het niveau van de derde wereld en dan zal onze planeet tien keer meer mensen kunnen voeden dan op heden het geval is. Misschien wel twintig keer. En hoe we dat voor elkaar gaan krijgen? Als iedereen vegetariër zou worden is er al een grote stap gezet in de goede richting. Wie hoor ik dan nog zeuren over overbevolking en de nood aan anticonceptie? Daar was geen speld tussen te krijgen natuurlijk. Na de heerlijke maaltijd  - de CEO een vegetarische schotel, Jürgen en ik een “cocq au vin” - en nog wat bijpraten over de Pruymelaer, namen wij afscheid van de CEO. In opperbeste stemming vanwege de kennismaking en in het besef dat de wereld  gered was van de ondergang en we nu onze voorraad condooms en anticonceptiepillen naar het containerpark konden brengen.

    We zijn nu drie dagen verder. Naar ’t containerpark ben ik nog niet geweest. Aangezien ik deze morgen toch niets om handen had heb ik een kleine berekening gemaakt. De berekening gaat uit van de veronderstelling dat een hetero-koppel, zonder voorbehoedsmiddelen gemiddeld tien nakomelingen baart, en dat een eeuw drie generaties voortbrengt, dat de gemiddelde levensduur 75 jaar is en dat de wereldbevolking op heden 7,5 miljard (7.500.000.000) bewoners telt. De vraag: hoeveel zullen het er zijn over honderd, tweehonderd en driehonderd jaar? En nu de berekening… Over honderd jaar zullen er 3.840.000.000.000 mensen op aarde zijn, over tweehonderd jaar zullen het er  1.966.080.000.000.000 zijn en over driehonderd jaar zomaar eventjes 1.006.632.960.000.000.000. Ik ben bang dat het op dees aard voor onze achterkleinkinderen niet meer leefbaar zal zijn, laat staan voor onze achter-achter-achter-achterkleinkinderen en a fortiori voor onze achter-achter-achter-achter-achter-achter-achterkleinkinderen.  De uitslag van mijn berekening moet ik dringend melden aan Jürgen.  De condooms en de anticonceptiepillen blijven in ieder geval en tot nader order nog even in het nachtkastje liggen…

    Het doet nu wel niets ter zake, maar een leuk weetje wil ik u niet onthouden – ik zou het niet fijn vinden als u ’t van een ander hoort: na een proefabonnement van een half jaar op een andere krant ben ik weer abonnee geworden van “Het Laatste Nieuws”! Oude liefde roest immers niet en meer dan ooit ben ik ervan overtuigd dat géén andere krant aan HLN kan tippen qua interessante artikels. Neem nu de krant van het voorbije weekend:

    In lyrische bewoordingen beschrijft Herman Brusselmans, Vlaanderens populairste en succesrijkste schrijver de gretigheid waarmee hij iedere dag de TV-reportage van de rit in de Tour de France volgt. Niet zozeer om de sportieve prestaties van de renners, maar vooral vanwege de prachtige natuurlandschappen. Telkenmale bekruipt hem dan de lust om in een vliegtuig of helikopter te stappen en zich onmiddellijk naar dat landschap te begeven om daar achter een struik te schijten…

    En Willy Naessens dan, Vlaanderens populairste en succesrijkste zakenman… Is maar tot zijn veertiende jaar naar school geweest, nooit enig diploma behaald. Hoe hij het dan zo ver heeft kunnen brengen? Door hard werken natuurlijk. En hard werken, dat doet hij nu nog steeds: iedere morgen opstaan om 5u30, alle dagen tot tien uur werken. Op zijn achtenzeventigste… De titel van het artikel in HLN luidt overigens: “Het wat rustiger aan doen? Ik leef te graag”. Waarin zijn werk dan wel bestaat? We laten Willy aan ’t woord in HLN op pagina 40: “Mijn taak in het bedrijf? Ik ben voorzitter van de Raad van Bestuur. Ik kijk er vooral op toe dat ze niet met mijn geld gaan lopen”. Wat zegt u? Dat u dat óók doet, erop toekijken dat ze niet met uw geld gaan lopen? Laat mij niet lachen, lieve lezer… Met dat lilliputterinkomentje van u…     


    19-07-2017 om 21:43 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De neuker

    Remi Deneuker, een verre buurman, is een zestal weken geleden ter ziele gegaan. Een naamgenoot van Remi, met name Edgard Deneuker, heeft vorige week Remi’s weduwe, Alma, opgebeld met het vriendelijk verzoek hem een doodsprentje van Remi te laten geworden. Edgard is woonachtig in Z., Melchiorstraat 51. Iedereen, of toch bijna iedereen, in W. weet dat ik mij één keer in de week naar Z. begeef, voor zaken. Zo ook Alma. En daar ze toevallig noch over een enveloppe noch over een postzegel beschikte, heb ik dus die taak op mij genomen.

    Melchiorstraat 51 te Z. Er stond een klein meisje op de oprit toen ik de enveloppe met het doodsprentje in de brievenbus wilde stoppen.

    - Ik heb een brief voor je papa, zei ik.

    - Die woont hier niet, meneer. Mijn oma, dié woont hier.

    - En Edgard?

    - O ja, mijn opa, dié woont hier ook.

    Het meisje rende naar achter. Ik hoorde haar roepen:

    - Pépé, er is iemand voor u.

    Een bejaarde gezette man kwam opdagen, sigaar in de mond.

    - Ik heb een doodsprentje voor u, van Remi Deneuker. U hebt zijn weduwe opgebeld…

    - O ja, kom binnen.

    Hij bracht mij naar een kamer die vol stond met beeldschermen, computers, printers…

    - Mijn werkkamer.

    - U bent nog zeer actief, liet ik mij ontvallen.

    - Nóg? reageerde hij, gemaakt verontwaardigd.

    - Nu ja, u bent geen drie maal zeven meer…

    - Da’s waar. Hoe oud schat u mij?

    - Zesenzeventig, zei ik zonder aarzelen.

    - Doe er maar nog dertien bij.

    Hij vertelde mij dat hij al sinds jaar en dag voorzitter was van de Heemkundige Kring van Z. Dat hij verscheidene weblogs beheerde: over de café’s in Z., over de pastoors, de burgemeesters, de boerderijen… door de eeuwen heen, alles in zijn geliefde Z. Hij had een paar boeken gepubliceerd en hij werkte aan een nieuw boek dat hij hoopte klaar te krijgen tegen zijn negentigste verjaardag. Ook met genealogie hield hij zich onledig. Hij liet mij één van zijn boeken zien: “DE WINDMOLENS VAN Z. door REMI DENEUKER”. Zijn naam stond op de kaft in even grote letters als de titel van het boek.

    - Ik ben niet beschaamd over mijn naam, zei hij. In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken is er niets schunnigs aan. Tot mijn dertiende – ik zat toen in ’t tweede middelbaar – had ik mij nooit afgevraagd wat mijn familienaam zou kunnen betekenen. Het was mijnheer Merlevede, onze leraar Nederlands die het op een dag in zijn hoofd kreeg de betekenis van onze familienamen uit de doeken te doen… Jacques Deleersnijder, Leon Detollenaere, Adrien D’Huyvetter: dat was zo klaar als pompwater, hun namen verwezen naar beroepen, ouderwetse beroepen weliswaar. Ook voor Jo en Lode Devos, voor Johan Dhaene en Albert D’Hondt was er geen twijfel mogelijk: hun namen verwezen naar dieren. En dat Jean-François Degroote de grootste van de klas was, was als de logica zelve. Maar Edgard Deneuker? Een beroep? U moet weten dat er in die tijd, driekwart eeuw geleden, in Vlaanderen nog niet “geneukt” werd. De term werd pas later in onze streek ingevoerd, onder Noordnederlandse invloed. De verklaring van de oorsprong van mijn naam werd door mijnheer Merlevede met  beide handen aangegrepen om ons de eerste begrippen van de sexuele opvoeding bij te brengen.

    - En u voelde zich natuurlijk voor schut gezet, belachelijk gemaakt?

    - Bijlange niet. Nooit voorheen was ik door mijn medeleerlingen zo voor vol aangezien geweest als vanaf die dag. Ik had immers gedaan alsof ik alles al lang wist. Hetgeen aannemelijk leek: met zó’n naam! Het was een geluk dat bijna iedereen zich schroomde om thuis te vertellen wat ze die dag in de school hadden geleerd en dat de naam van Edgard Deneuker niet echt naar een beroep verwees. Anders was ik misschien wel een “te mijden” jongetje geworden. En waren er al enkelen die hun vader of moeder gingen polsen naar hun bekendheid met het woord “neuken” en tot de vaststelling kwamen dat het woord hun ouders te enen male onbekend was, dan werd daar al gauw de conclusie uit getrokken dat wij, leerlingen van ’t tweede middelbaar, op het gebied van sexuele kennis al een stuk verder stonden dan onze ouders.

    - In alle opzichten een interessant en bovendien “leuk” verhaal, zei ik. Echt stof voor een cursiefje op mijn blog. Indien geen bezwaar van uwentwege, natuurlijk.

    - Zeer zeker, maar grootmeester Frans Debrabandere heeft later een serieuze domper gezet op de vreugde: “de neuker” is afgeleid van “de neuter” of “de noter” en dat is hetzelfde als “de notenboom” of “de notelaar” – hoe prozaïsch kan het zijn! De naam Denecker heeft overigens dezelfde oorsprong, steeds volgens Debrabandere. Weet ge dat de naam Deneuker alleen nog leeft in het oosten des lands, zegge in hoofdzaak in Limburg? Alle andere Vlamingen hebben hun naam laten omvormen tot Denecker. Behalve Remi en ik. Remi heeft nooit kinderen gehad en ikzelf heb drie dochters. Het moge dus duidelijk zijn dat onze mooie naam alhier zo goed als uitgestorven is.

    Of ik iets wilde drinken? Ik sloeg het aanbod af, vriendelijk doch beslist. Het was duidelijk dat Edgard nog iets in petto had. In het “Woordenboek van de Familienamen” van Debrabandere had hij, vele jaren later, naar de verklaring gezocht van de naam “Merlevede”. “Merle” blijkt afgeleid te zijn van “melle”, wat “slap” betekent en “vede” is een ander woord voor “penis”. Zou mijnheer Merlevede, die toen al zaliger was, dat geweten hebben? En hoeveel interessanter had hij, desgevallend, die les dan niet  kunnen maken? Edgard laat opmerken dat vroeger ook de familienaam “Standvede” moet bestaan hebben, hetgeen “precies het tegenovergestelde” betekent, maar… reeds lang overal in Vlaanderen uitgestorven. Hoe contradictorisch dat ook moge klinken, voegt Edgard eraan toe.

    We hadden zo nog wel even kunnen doorgaan, maar iemand riep:

    - Edgard, Herman is daar voor u.

    - Herman is mijn huisdokter. Ik ben helemaal niet ziek, maar hij komt uit voorzorg. Bloeddruk meten, iedere woensdagmorgen. Jammer, ik kan Herman niet laten wachten. Maar als ge nog eens langs komt, weet dan dat ge altijd welkom zijt.

    30-06-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-06-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Martjes barkruk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In de tweede helft van ’t vorig jaar werd ik opgebeld door  iemand van UGent (de Gentse universiteit) met de vraag of ik misschien in het bezit was van een voorwerp dat mee de geschiedenis van de universiteit heeft helpen bepalen, met andere woorden een essentiële rol heeft gespeeld in de groei en de bloei van de universiteit. Pas later heb ik vernomen dat mijn kleindochter Amy, die sinds een goed jaar deel uitmaakt van het Gentse studentencorps, mijn naam had opgegeven bij de bevoegde instanties, als zijnde iemand die wellicht zoiets in zijn bezit zou hebben.  Als preses van Moeder Laetitia, Vlaanderens oudste studentenclub, en als preses van het Seniorenconvent (het SK, zijnde de overkoepelende organisatie van alle regionale studentenclubs) heb ik er zeker mijn steentje toe bijgedragen om de studentikoziteit aan onze dierbare Alma Mater op een gezond niveau te houden. Maar of ik daar een voorwerp van groot historisch belang had aan overgehouden?

    In mijn tuinhok bevond zich een houten barkruk uit Het Zwarte Woud, het beroemde studentencafé uit de jaren ’60, waar niemand minder dan Martje, de allereerste marraine van de Gentse studenten, de plak zwaaide. Hoe de vier houten barkrukken uit het Zwarte Woud in het bezit gekomen zijn van Mico is mij onbekend. Mico is drie jaar ná mij preses van het SK geweest. Hij was de lieveling van Martje en het zou mij niet verwonderen dat hij geen cent betaald heeft voor die krukken. Dat Mico, die nota bene doctor in de rechten is, zich de krukken wederrechtelijk zou toegeëigend hebben, kan ik mij niet voorstellen. Was er aanvankelijk maar weinig plaats bij Mico thuis, of kon zijn vrouwtje zich maar niet verzoenen met die vier lelijke scharminkels in haar woonruimte? Feit is dat hij de barkrukken liet verhuizen naar mijn cultureel centrum, zijnde mijn tuinhok. Een jaar of tien (of twintig?) later heeft hij er drie teruggehaald. Welnu, die vierde heb ik ter beschikking gesteld van de univ, er wel aan toevoegend dat niet ik maar wel Mico de eigenaar was.

    Iemand van de universiteit is de barkruk komen halen. Het was de bedoeling dat er foto’s van zouden genomen worden voor een groot jubileumboek “200 jaar UGent in 200 objecten” en dat het “object” daarna zou teruggebracht worden. Er kwamen documenten aan te pas die te maken hadden met de verzekering tegen beschadiging tijdens het transport, want na al die jaren was de waarde van die barkruk uit het Zwarte Woud ongetwijfeld opgeklommen in de richting “onbetaalbaar”. Hoeveel grote Vlaamse geesten immers is deze kruk niet tot stut geweest?

    Een maand of twee later kwam men de barkruk van Martje terugbrengen. Ongeschonden. En nog een maand of twee later ben ikzelf verhuisd en meteen heb ik de kruk naar zijn definitieve bestemming gebracht, bij de rechtmatige eigenaar. De rechtmatige eigenaar? Mensen die het kunnen weten hebben mij verzekerd dat ikzélf de rechtmatige eigenaar ben en wel om de volgende reden: “dat iemand die meer dan dertig jaar in het bezit is van een roerend goed, daar automatisch de eigenaar van wordt”.  Dat betekent dat Mico dus nu in het bezit is van een barkruk die in feite mijn eigendom is en dat hij pas weer eigendomsrecht over de kruk zal kunnen laten gelden over nog eens dertig jaar. Mico en ik zullen dan respectievelijk 104 en 107 jaar oud zijn. Een mooie leeftijd om naar uit te kijken. Er weze hier terloops nog vermeld dat de overige drie krukken qua waarde niet aan “de mijne” kunnen tippen, vanwege… niet opgenomen in het objectenboek.

    Op 1 juni bracht ik een bezoek aan hogergenoemde kleindochter die zich tot het eind van de maand – d.i. tot na de examenperiode –  teruggetrokken heeft op haar kot in Gent. Was het de voorzienigheid of de nabijheid van “Buzzy snacks”, ’s lands beste friture, die mij liet belanden in de hal van de universiteitsbibliotheek? Mijn oog viel op een bordje “Voorstelling van het boek 200 JAAR UGENT om 12.30 uur”. Het drong tot mij door dat dit het boek kon zijn waarvoor men Martjes barkruk was komen halen. Ik was nog net op tijd. Het zal dus wel degelijk de goddelijke voorzienigheid geweest zijn. Martjes barkruk staat erin! Het is één van de tweehonderd objecten die bepalend zijn geweest voor tweehonderd jaar U(niversiteit)Gent. Het staat op nummer 195. Men heeft mij verzekerd dat de voorwerpen niet genummerd zijn in volgorde van belangrijkheid…    

    Bijlagen:
    DSC01301.JPG (135.6 KB)   

    08-06-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pictaiku: een immens succes.


     


    Het boek “Pictaiku” is vorig jaar verschenen (zie www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=2379304). Het is een bundeling  van 80 pictaiku’s  waarvan u de meeste nog steeds kunt vinden op mijn blog www.bloggen.be/pictaiku (van 8 januari 2014 tot 23 juni 2015). De pictaiku’s kenden een buitengewoon succes en de verkoopcijfers van het boek bleven geenszins onder de verwachtingen. De vraag naar nieuwe pictaiku’s  was groot en kwam uit alle hoeken. De vraag uit de meest onverwachte hoek kwam vorige week, van niemand minder dan professor Van Togenbirger (voluit: Omsk Van Togenbirger de Waelekens). Welaan dan: over enkele dagen op www.bloggen.be/zerar. Zerar is er nu immers al lang niet meer...

    31-05-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar Elsegem (3)

    Een prachtige deal, in extremis.

    Er was geen mogelijkheid om de eetplaats mee te nemen naar onze nieuwe woning: een grote zware tafel, zes stoelen, dressoir met opzetstuk en een barkast, alles in massieve notelaar en in perfecte staat. Het huis in Elsegem was al flink bemeubeld, om niet te zeggen óverbemeubeld en daarenboven was de living in Elsegem net iets te klein voor een eetplaats van dergelijk formaat. Het was met tegenzin dat we de meubelen te koop zetten op ’t internet: “prachtige eetplaats, massief, zelf af te halen, bieden vanaf 750 euro”. Een spotprijs. Maar er kwam geen bod. Ook niet toen we de prijs verlaagd hadden tot 250 euro en zelfs niet nadat we, ten einde raad, de eetplaats gratis aanboden, zelf af te halen (op de eerste verdieping). Die eerste verdieping was er blijkbaar te veel aan, en dat gold in ’t bijzonder ook voor de kringloopwinkel.

    De dead line was woensdag 15 maart. Tegen de avond moest het huis leeg zijn. We hadden een verhuiswagen besteld voor het geval de eetplaats de dinsdagavond nog niet weg zou zijn. Die dinsdag 14 maart waren Desdemona en mijn altijd gedienstige zwager Hendrik gekomen om te helpen bij de verhuis: allerlei klein gerief in grote kartonnen dozen stoppen, vooraleer het via Hendriks camionnette definitief het oude huis zou verlaten, richting Elsegem. Hendrik bleek goed geluimd en in topconditie. Hij schepte er genoegen in iedere voorbijganger op straat aan te spreken: “Geen zin in een degelijke, massief notelaarhouten eetplaats? In perfecte staat en hélemaal gratis!” Iedereen moest er om lachen en niemand die op het aanbod inging. Tot er een jongeman voorbij kwam gereden met de fiets. Wel wetende dat dit geen klant kon zijn, en tegen beter weten in dus, deed mijn zwager aan de jongen hetzelfde voorstel: gratis slaapkamer. Tot zijn niet geringe verwondering hield de jongen halt en vroeg, na er zich van overtuigd te hebben dat het  geen grap was, of hij de eetkamer kon bezichtigen. De jongeman was in de wolken en “de koop” was meteen gesloten.

    - Op voorwaarde dat je de meubelen vandaag nog meeneemt, zei ik.

    - Geen nood, ik bel zo dadelijk mijn vader op en over een uur of twee is alles weg.

    - En hoe denk je die grote tafel naar beneden te krijgen? De traphal is vrij smal…

    - We moeten natuurlijk eerst het tafelblad losmaken.

    - Maar dat is nu precies het probleem: het blad ís niet los te maken.

    - Natuurlijk wel!

    Hij gleed met zijn hand onder het tafelblad en…

    - Voel hier maar, zei hij. Bij deze soort tafels zitten de bouten nogal verdekt. Je hebt er ook een speciale sleutel voor nodig. Die heb ik.

    Het blad zat inderdaad op vier punten vast aan de rest van de tafel. In de veertig jaar dat de tafel bij ons was, waren we daar niet achter gekomen.

    - En de dressoirkast. Twee en een halve meter lang. Hoe krijgen we die naar buiten?

    Hij aarzelde geen ogenblik:

    - Langs het venster.

    - Een verdieping lager? Is daar geen verhuislift voor nodig?

    - Nee hoor! Laat dat maar aan ons over. Mijn vader en ik hebben verstand van dit soort dingen.

    - Ik wil je geloven. Zit jij soms in de verhuisbranche?

    - Bijlange niet. Maar ik heb nu eenmaal overal verstand van. Ik heb een diploma van loodgieterij en automechaniek.

    - Ik dacht dat jij student was aan de univ?

    - Bén ik ook: derde jaar geneeskunde, ieder jaar grote onderscheiding.

    De jongen leek allerminst last te hebben van valse bescheidenheid. Desdemona, die ons gesprek had afgeluisterd, kwam naderbij. Ze pakte de jongeman bij de schouder, keek hem diep in de ogen en sprak hem aan met een voor haar doen ongewone vrijpostigheid:

    - Jij bent er één van Oost-Europa, zei ze met overtuiging.

    Hij glimlachte innemend en schudde haar de hand:

    - Proficiat, mevrouw. Ik kom uit Albanië. Woon hier sinds mijn prille jeugd. Hoe dat u het weet?

    - Ten eerste, zei Desdemona, ik hóór het. Aan uw taal. Ik heb ervaring met Oost-Europeanen. Ik heb met ze gewerkt.

    Ikzelf – en, zoals hij later zei, Hendrik evenmin – had iets opgemerkt aan zijn taal. Ze was op en top Vlaams, zelfs met een vleugje Westvlaams dialect.

    - Ten tweede, ging zij verder, ik zié het. Zoals ik al zei, ik heb ervaring met Oost-Europeanen.

    Wat mij betreft zag de knaap er niet anders uit dan iedere andere Vlaamse jongeling.

    - En ten derde en vooral: jij hebt overal verstand van. Dat is typerend voor jullie, Oost-Europeanen. Zoals ik al zei, ik heb ervaring met de Oost-Europeanen. Ik heb met ze gewerkt.

    Twee uur later was onze living leeg. Een akelig gevoel dat ons naar de keel greep. Alles vakkundig opgeruimd door de jongen uit Albanië en zijn vader. Het heeft ons geen cent gekost. Wij zijn er Hendrik en, bij uitbreiding, Desdemona heel dankbaar voor…

      

    30-05-2017 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar Elsegem (2)

    Een bevroren schouder.

    Als u niet bekend bent met het “rotator cuff syndroom” of met de “bevroren schouder”, of – laten we het algemener stellen – als u nog nooit last hebt gehad van de schouder(s), dan hoeft u dit verhaal niet verder te lezen om de simpele reden dat het dan nauwelijks een meerwaarde voor u inhoudt. En met wat geen meerwaarde te bieden heeft – en hier citeer ik mijn gewaardeerde zwager Hendrik – kunt u zich beter niet inlaten.  Al staat het u natuurlijk vrij niet naar goede raad te luisteren…

    Twintig jaar geleden, à peu près, ben ik gezegend geweest met zo’n rotator cuff syndroom, maar het kan ook een bevroren schouder – een “frozen shoulder” –  geweest zijn. Eigenlijk kan het mij niet  zo bijzonder veel schelen wát het nu precies was, ook al omdat beide termen ongeveer dezelfde lading dekken, laat staan twee verschillende namen zijn voor één en dezelfde aandoening, al komt het mij voor dat de frozen shoulder de meer chronische en minder omkeerbare vorm van de aandoening is. Pijn in de schouder, uitstralingen in de bovenarm en ook nog wel verder tot in de hand, en de (bijna) onmogelijkheid om de arm tot boven het niveau van de schouder op te tillen. Ik heb mij toen wat verdiept in de ziekte die de ingewijden “rotator cuff syndroom” noemen. Het betreft een letsel – een kneuzing, een scheur, een ontsteking… – van een aantal pezen die min of meer vergroeid zijn met de kapsel van het schoudergewricht en aldus een soort pezig dak vormen voor de schouder. Ga daar maar eens mee naar een orthopedisch chirurg en, tien tegen één, er komt een operatie van. En dat is nu net wat ik koste wat het kost wilde vermijden. Daar waren twee redenen voor. Ten eerste, ik was toen zelf chirurg – voor neuzen en oren – en, het zal u misschien bekend zijn, chirurgen zijn doorgaans niet de meest vragende partij als het erop aankomt zelf geopereerd te worden. Ten tweede, Martin, een verre neef van mij, was toen pas ontslagen uit de kliniek na een operatie aan de halswervelzuil wegens hardnekkige pijn in één van zijn armen. Resultaat van de operatie: de arm is voor tachtig procent verlamd en de pijn is… niet verminderd. En Martin had nog zó gevraagd aan de chirurg of hij ervaring had met dat soort operaties en of de operatie geen risico inhield. “Een routine-operatie” had de chirurg geantwoord “een operatie die ik regelmatig doe, om zo te zeggen met mijn ogen dicht”. Martin heeft het niet kunnen laten de dokter er achteraf op te wijzen dat hij toch beter… zijn ogen had open gehouden. In een boek over schouderproblemen  vond ik dat de klachten, wanneer men alles op zijn beloop laat, tot anderhalf jaar kunnen duren. Het proces was toen al een jaar aan de gang en daarom heb ik nog maar even afgewacht. Enkele weken later was ik genezen.

    Redenen te over dus om nog wat geduld te oefenen: we zijn immers nog maar een paar maanden ver. Ja, ’t  is weer zo ver! ’t Is gekomen door het zeulen met die boeken naar ’t containerpark zoals beschreven in mijn vorig verhaal (neem maar eens een kijkje op (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2988199). En maar pijn lijden dus, nog een jaar misschien, en alle bewegingen vermijden die de pijn doen toenemen:  jas aan en uit doen, autorijden, vliegen meppen, Mantequilla  een halve meter optillen, en honderd andere.

     

    28-05-2017 om 17:28 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug naar Elsegem (1)

    Een boek is nooit vuil.

    Een oude boom moet men niet verplanten, zegt het spreekwoord. Dat betekent dat men oude mensen niet uit hun vertrouwde omgeving moet halen. Het gevaar bestaat dat ze net als die verplante oude boom zullen wegkwijnen. Desalniettemin….

    In december was er een koper gevonden voor het huis in Kortrijk, het huis waar wij, Mantequila en ik en de kinderen meer dan veertig jaar gelukkig zijn geweest. Niet vanwege Kortrijk, maar omdat we jong en gezond waren. Het compromis werd getekend en meteen werd de datum vastgelegd waarop wij definitief vaarwel dienden te zeggen aan het huis aan de Sint-Denijsestraat 191 b. Death line 15 maart, precies 2061 jaar na de moord op Julius Caesar: de Iden van maart…

    Mensen verhuizen meestal van een “vol” huis naar een “leeg” huis. In ons geval was dat van een vol huis naar een ander vol huis. Onze oude woonst in Kortrijk was van onder tot boven bemeubeld en volgestouwd met boeken en onze “nieuwe” woonst in Elsegem moest daar niet voor onderdoen. De helft van de boeken moest weg; de helft van de meubelen ook. Het is met pijn in ’t hart dat ik ze naar ’t containerpark heb gedaan: prachtig mooi ingebonden romans en geschiedenisboeken van Lekturama, medische naslagwerken, woordenboeken en encyclopedieën, jaarboeken, boeken met schitterende illustraties en op glanzend papier over de werelddelen, de steden, het dieren- en plantenrijk, boeken over schilderkunst met fijne reproducties, oude leerboeken… Vele honderden zijn het er geweest; tussen de drie- en de vierduizend naar mijn schatting. Niemand is nog geïnteresseerd in boeken, de Slegte niet en de Kringloopwinkel al evenmin. Iedereen kan nu alles vinden op ’t internet. Boeken zijn nergens meer voor nodig. Geen hond die ze wil. En ook geen kat. Edoch!...

    ’t Was één van mijn laatste ladingen boeken die ik ging deponeren op het containerpark aan de Maandagweg. Ik wou net de laatste kartonnen doos boeken uit de autokoffer nemen toen een vriendelijke allochtone man van iets meer dan middelbare leeftijd naar mij toe kwam en vroeg of ik ál die boeken had uitgelezen en of ze daarom nu weg moesten.

    - Ik heb er maar weinige gelezen, zei ik. Maar ze moeten weg, want ik ga verhuizen en ik heb er geen plaats meer voor.

    Hij keek in de doos. Bovenaan lagen een paar Franstalige boeken.

    - Jammer, zei hij, ik ken geen Frans.

    - O, die Franse boeken, het zijn er maar een paar. De meeste zijn Nederlandstalig.

    Ik legde de Franse boeken opzij. Bovenaan lag “De doos van Pandora”.

    - Wilt u het hebben?

    - Natuurlijk, zei hij gretig.

    - Weet u wel wat de doos van Pandora is?

    - Natuurlijk, zei hij weer. Dat is die doos uit de Griekse mythologie waarin alle deugden waren opgesloten.

    Hij wilde mij nog wel meer vertellen over de doos van Pandora, maar ik presenteerde hem al een ander boek, “De nacht van de sperwer”.

    - Weet u wat een sperwer is? vroeg ik.

    - Het is een vogel, zei hij, een róófvogel.

    Ik stond versteld van zijn algemene kennis en in ’t bijzonder van zijn kennis van de Nederlandse taal. Zijn accent en een paar grammaticale foutjes verraadden dat Nederlands niet zijn moedertaal was. Wat dan wel zijn moedertaal was? Hindi. Ik had hem eerder voor een Noord-Afrikaan gehouden. En Engels was zijn tweede taal. Nog beter dan zijn Nederlands? Ja zeker, nog beter. Waarom had ik deze man onderschat? Vanwege zijn allochtoon en eerder sjofel voorkomen? Hij legde de boeken in de koffer van zijn auto die vlak naast de mijne stond en hij vroeg of hij de rest van de boeken óók mocht bekijken. Ik zei dat hij rustig de boeken kon uitkiezen die hij interessant vond.

    - Ik neem ze allemaal, zei hij, ze zijn allemaal interessant.

    Eén voor één nam hij de boeken en legde ze zorgvuldig in zijn koffer. Het moeten er rond de veertig geweest zijn. Ondertussen had ik er enkele onder de arm genomen: de Franse en een paar met een vetvlek op de kaft of waar bladen uit losgescheurd waren.

    - Wat doet u met dié boeken? vroeg hij.

    - Die Franse, die gooi ik wel in de container. U kent immers toch geen Frans.

    - Maar ik heb twee dochters en die kennen héél goed Frans. Geef die ook maar.

    Ik hield er nog drie over. Omdat die hun beste tijd hadden gehad. Beduimelde boeken met vetvlekken en zo, kortom “vuile” boeken.

    - Die neem ik er ook bij. Wat zegt u daar? Vuile boeken? Een boek is nóóit vuil!

    Een echte bibliofiel. Ze zijn nog met weinigen. Wat jammer dat ik de man niet eerder ontmoet heb…

    Hoeveel boeken ik nu nog overhoud? Drieduizend? In hoofdzaak boeken van mijn geliefde schrijvers – Stijn Streuvels, Ernest Claes en Alphonse Daudet op kop – en honderden boeken in verband met de klassieke cultuur en de Griekse mythologie. Sportboeken ook en leerboeken waar ik uit sentimentele overweging geen afstand van kan doen. En dan de boeken waarmee ik thuiskwam na de prijsuitreiking op de middelbare school. Wat was ik daar blij mee! De meeste ervan heb ik tot op heden niet gelezen en ik ben ook niet van zins om het ooit nog te doen. Maar ze wegdoen? Nooit. Ze zijn ooit mijn trots en mijn geluk geweest en ik heb daar toentertijd zó hard voor gewerkt.



    Mijn allereerste prijsboek: “Simon Turchi” door Hendrik Conscience. “Exemplaar vriendelijk aangeboden door Het Laatste Nieuws”. Eerste prijs geschiedenis, eerste jaar latijn-wiskunde, schooljaar 1951-52. Gedrukt op een soort krantenpapier, alleszins papier van de allerlaagste kwaliteit. ‘k Heb er nooit één woord in gelezen en dat maakt dat ik u niet kan vertellen wie Simon Turchi was, al laat de tekening op de kaft vermoeden dat het een Spaanse edelman moet geweest zijn uit de tijd van Keizer Karel, die niet bang was van een robbertje degenvechten. Een vreemd en absurd gevoel belet mij dit boek te lezen, het gevoel dat ik het zou ontheiligen door het te lezen. Ik denk dat ik het voor geen enkel ander boek ter wereld zou willen ruilen.

    Dat zelfde jaar kwam ook de eerste prijs wiskunde mij toe. “Frans Notelaars, Staatsingenieur” door Tobie Claes, ere-inspecteur van Bruggen en Wegen. Uitg. Fecheyr, Gent 1949. Met onze oprechte gelukwensen. Kortrijk, de 28 Juni 1952. De Willems-Fonds-Afdeling, get. L. Colpaert, Voorzitter. Ook dát boek heb ik dus nooit gelezen en tot een half uur geleden heb ik niet geweten dat Frans Notelaars en Tobie Claes één en dezelfde zijn. Een autobiografisch werk dus…




    05-05-2017 om 12:28 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Weest nu allen welbedankt

    Oef! Een last is van mijn schouders gevallen. Een zoete last weliswaar: de geschiedenis van “Dwars door Grijsloke” ofte DDG, Vlaanderens mooiste stratenloop. Sorry, ’s werelds mooiste stratenloop. Dit jaar is DDG aan zijn 37e editie toe, zoals steeds de laatste zaterdag van augustus. De geschiedenis behelst dus de eerste zesendertig jaar, een geschiedenis in 38 afleveringen. Het laatste verhaal zal - net als de 37 voorgaande -  verschijnen in het clubblad van de loopclub en op  www.bloggen.be/kris en het eindigt met een stukje poëzie dat ik “ontleend” heb (plagiaat!) aan het gedicht over Boerke Naas van Guido Gezelle, en waarin ik de wens uitdruk dat over enkele decennia een historicus of historica met veel nostalgisch gevoel het verhaal zal schrijven van nog eens zesendertig DDG’s. Iemand die op dit ogenblik misschien nog niet geboren is.

    Wat nu volgt is om te voorkomen dat ik weldra overstelpt word met vragen over de historische achtergrond van Boerke Naas…  Het gaat hier allerminst om een sprookjesachtige figuur, zoals bijvoorbeeld Sneeuwwitje of Roodkapje of Doornroosje, van wie we niet weten waar en wanneer hun verhaal zich zou afgespeeld hebben. Naas is eerder een legende met een belangrijke historische achtergrond. Hij was een klein boertje, een “koehouderke”, en hij woonde in Denderwindeke. Die wijsheid wordt ons bijgebracht door Jos Gabriëls in zijn boek “Keizer Karel en Boerke Naas”. Het boek leert ons niet of “Naas” boerkes voornaam (van Donaas of Ignaas) dan wel zijn achternaam was (met “Boerke” als voornaam?). Er weze terloops vermeld dat in België slechts drie personen deze familienaam dragen, nl. twee in Brussel en één in Ecaussines. Tijdgenoot zijnde van Keizer Karel moet ons boerke dus geleefd hebben in de eerste helft van de zestiende eeuw (en ook een beetje op ’t einde van de vijftiende). Hoe hij bevriend geraakte met de keizer en hoe deze hem uiteindelijk aanstelde tot burgemeester van Denderwindeke staat te lezen in het boek van Gabriëls. Rond die tijd beviel Boerkes vrouw van een zevende kind. Het voorval dat Gezelle ons in zijn gedicht over Boerke Naas voorschotelt heeft zich ongetwijfeld een aantal jaren daarvóór afgespeeld…




    Gezelle begint met de stelling dat Boerke Naas geen “leeuwenhert” was, waarmee hij ongetwijfeld bedoelt dat Boerke geen held was. Maar toch, zo gaat de dichter verder, “hij was niet dwaas”, wat in deze context zonder enige twijfel betekent dat hij slim was.

    Het verhaal speelt zich voorzeker af in de tijd toen Boerke Naas nog in de fleur van zijn leven was en nog niet lang getrouwd. Hij was naar de stad getrokken met twee runderen om die daar te verkopen. De stad… Ninove? De verkoop was naar wens verlopen en met een zwaar beladen beurs keerde Naas blij naar huis terug. Hoeveel de verkoop precies had opgebracht wil de dichter ons niet onthouden: zeshonderd frank, toentertijd een héél serieus bedrag. Maar, zoals reeds gezegd, Naaske was slim en ook heel erg vooruitziend: hij kocht een zevenschot (*) en stak er kogels in. (*)vlgs. mijn buurman, “levende encyclopedie” Firmin, is een zevenschot een revolver waarmee zeven kogels na elkaar kunnen afgeschoten worden, in tegenstelling tot de gangbare zes…

    Welgemutst stapt Boerke Naas aldus huiswaarts met de beurs en het zevenschot, goed verborgen onder zijn jas. De weg is lang en Boerke denkt: ‘k wou dat ik al thuis en in mijn bedde waar… Plots hoort hij geritsel in het struikgewas. Angst overvalt hem. Twee vuisten grijpen hem vast en eer hij het goed beseft ligt hij neergeveld. Een geweer staat op hem gericht en een stem zegt “ik schiet zo gij niet op staande voet uw beurs geeft met al uw geld”. Men kan zich voorstellen hoezeer het angstzweet hem uitbreekt: u moet weten dat ons boerke alle dagen een serie Onze Vaders bidt om lang te mogen leven…

    - ‘k Zal u alles geven, tot de laatste cent, stamelt hij. Maar wat zal mijn vrouw zeggen als ik zonder geld thuiskom?! Nooit zal ze mij geloven als ik haar zeg dat ik overvallen ben. Ze zal denken dat ik al het geld verdronken heb. “De zatlap” zal ze zeggen. Ach, wees zo goed een kogel door mijn hoed te schieten zodat zij zien kan dat ik ternauwernood aan de dood ben ontsnapt.

    De rover, die nog niet van de kwaadste was, deed wat hem werd gevraagd.

    - Dank u wel, zei Naaske. Ach, schiet er voor alle zekerheid nog één door de slippe van mijn jas.

    Weer werd aan zijn wens voldaan.

    - Nog ééntje alstublieft, meneer de struikrover, fleemde ’t boerke. Schiet nog een kogel door de pijpe van mijn broek. Dan is mijn vrouwke vast en zeker overtuigd van ’t lijfsgevaar waaraan ik ben blootgesteld.

    - Dit was de laatste keer, sprak de rover, nadat hij ten derde male had geschoten. Geef nu maar uw beurze gauw. Mijn geduld is op en ‘k en heb geen kogels meer.

    - Ik wel, zei Boerke Naas.

    Vliegensvlug haalde hij zijn zevenschot van onder zijn jas en richtte het op de bandiet.

    - Ik wel! En als gij niet zorgt dat ge op staande voet van hier verdwijnt, schiet ik uw stomme kop in gruis. En als ik u een goede raad mag geven: als gij boer Naas nog eens beroven wilt, laat dan uw verstand niet thuis.

    En lópen dat die rover dee…

    De twintigste en laatste strofe – de strofe waaruit ik mijn inspiratie heb gehaald – luidt als volgt:

    Hier stoppe ik. Dichte een ander nu

    ne voois op Boerke Naas;

    ’t is waar, ’t en was geen leeuwenhert,

    maar toch, ’t en was niet dwaas!

    En ziehier wat ik ervan gemaakt heb:

    Hier stoppe ik.

    Dichte een ander nu

    ne voois op DDG.

    ’t Is waar, ’t en is ’s werelds grootste niet

    maar ’s werelds mooiste is het zeker wel.

    En weest nu allen welbedankt.

    27-04-2017 om 18:17 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    05-04-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jaloezie

    Dit verhaal is geschreven rond het midden van de korte maand, op de trein tussen Gent en Kortrijk. De verhuis van Kortrijk naar mijn geboortestreek Elsegem heeft mij zozeer in beslag genomen dat ik nu pas de tijd gevonden heb om het op de blog te zetten. Mijn pen is een beetje verroest, maar ik denk dat het al bij al nogal meevalt en we dus weer gelanceerd zijn.

    Ik weet het, beste lezer, ik heb beloofd mij niet meer te bemoeien met de Gentse politiek. Nu ze het evenwel al te gortig maken kan ik het moeilijk laten toch nog eens de neus aan het venster te steken. Doe altijd wat ge niet laten kunt, zei mijn tante Irma zaliger - ze zou nu 112 jaar oud zijn. Zodus…

    In de Arteveldestad hebben ze daar in de gemeenteraad een belangrijk raadslid het leven zuur gemaakt. Zó zuur dat de man ontslag heeft genomen. De belangrijkste kandidaat voor de toekomstige burgemeesterssjerp! Zijn naam? Laat ik u een hint geven: ga het zoeken bij de Drie Koningen of bij de voorzitter van F.C. De Kampioenen. De reden? De man heeft een miljoen euro per jaar verdiend en dat was een moeilijk te verteren gegeven voor allerlei jaloersaards. Eén miljoentje in ’t jaar. Helemaal terecht, zegt de Gentse burgervader, want vorig jaar heeft betrokkene tien miljoen binnengehaald om de stadskas te spijzen en dit jaar zal daar nog 43 miljoen bijkomen. Eén miljoen dus tegenover 53 miljoen: de rekening is gauw gemaakt.

    Vroeger konden de mensen het allemaal veel beter verkroppen als een hardwerkende intellectueel betaald werd voor dienstbetoon. Vele tientallen jaren geleden was er in onze contreien – de contreien van Elsegem/Anzegem – een dokter die voor 25.000 frank ervoor kon zorgen dat aan de militaire dienstplicht niet hoefde voldaan te worden. Die som kwam ongeveer overeen met een half jaarloon van een werkman. Voor wie het geld bezat was het een zeer lucratieve zaak. Niet in het minst voor de dokter. Niemand die er een kwaad woord over zei…

    En wie al maanden wachtte op zijn pensioen, waarop hij recht had, wendde zich tot Maurice Veys, die in Brussel werkte op het ministerie van pensioenen. Maurice zocht dan in de stapel met pensioenaanvragen het dossier van zijn “cliënt” op en legde het bovenaan op de stapel. De zaak was zo gepiept. Maurice vroeg daar zevenduizend frank voor. Mij is nooit ter ore gekomen dat iemand daar graten in zag. In die zevenduizend frank en in het feit dat Maurice, als eenvoudige bediende op het ministerie, een beetje boven zijn stand leefde. Maurice had “invloed” en invloed verdient gehonoreerd te worden. Toen waren de mensen niet zo jaloers.

    05-04-2017 om 10:06 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-01-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op den drempel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen








    U had toch niet gedacht, lieve lezer, dat ik er de brui aan zou geven, dat ik u niet langer zou verblijden met spitsvondige cursiefjes? Toegegeven, de kwantiteit zal er met de jaren misschien een beetje op achteruitgaan – of wat had u gedacht, op mijn leeftijd? De kwaliteit daarentegen…

    Stel dat u zich op een dag vanaf de kerk van Grijsloke, in zuidelijk richting via de steile helling van de Kwadenbulk naar beneden laat bollen, dan komt u, een vijtigtal meter voorbij de spoorweg, in de Broekstraat. Die straat vormt de grens tussen twee provincies: de rechter kant is West-, de linker is Oost-Vlaanderen. Van mijn tweede levensdag tot mijn zevenentwintigste dito jaar heb ik aan die linker kant gewoond. Er kan dus bezwaarlijk beweerd worden dat ik geen “getogen Oost-Vlaming” ben. En toch…  Vanwege oorlogstoestanden – ik zag het levenslicht tijdens de Blitzkrieg in 1940 – en een samenloop van allerlei omstandigheden, ben ik geboren op West-Vlaamse grond. Ik heb er maar één dag verbleven. Maar er is meer… Vier scholen heb ik bezocht, lagere en middelbare, alle op West-Vlaamse grond. Mijn eerste en mijn plechtige communie heb ik eveneens “ondergaan” in West-Vlaanderen. Voor dokter heb ik gestudeerd in Gent, wellicht omdat er geen universiteit bestond in West-Vlaanderen… Uiteindelijk heb ik mij, om den brode,  gesetteld in Kortrijk,  een middelgrote stad aan de Leie en gelegen - precies! - in West-Vlaanderen. Nog exact twee maanden en dan trek ik mij weer terug op die vertrouwde plek aan de Oost-Vlaamse kant van de Broekstraat. Ik denk niet dat ik er een traan om zal laten…

    Dit alles om bij u, beste lezer, enig begrip op te wekken voor de tijdnood waarin de verhuiscrisis mij dompelt en voor de nostalgische gevoelens die mij overmannen bij het terugvinden van allerlei oude voorwerpen die de tand des tijds doorstaan hebben op zolder onder het pannendak in door spinrag overwoekerde kartonnen dozen: speelgoedjes, tijdschriften, boeken, doodsprentjes…

    Ernest Vandenbogaerde…. Ik was een kind van de buiten en ik kwam wel eens in de buurt van het paard van boer Knockaert. Moeder had mij gewaarschuwd: benader een paard nooit langs achteren. Ze haalde daarbij telkens het geval aan van Nestje, de boever van boer Bulcke: een stamp gekregen van het paard en… op slag dood. Toen ik al wat ouder werd zag ze voor haar opgroeiende zoon nog andere gevaren opdoemen. Haar goede raad luidde toen: “Hoed u voor het achterste van een paard en voor het voorste van een vrouw”. Ik heb die wijze raad gevolgd… in de mate van het mogelijke. Tientallen keren heb ik het dramatisch verhaal van Nestje moeten aanhoren en op de duur begon ik te twijfelen of het geen uitvindsel was van moeder, of er ooit wel zo’n Nestje heeft bestaan. Het doodsprentje neemt mijn twijfel weg. Grotendeels.

    Dokter Van Cauwenberghe. Honderd jaar geleden was deze man de toevlucht in nood voor alle zwaar zieken van Anzegem en omliggende dorpen. Zelden liet men in die tijd iemand sterven zonder er eerst dokter Van Cauwenberghe bij te roepen. “Van Cauwenberghe is er bij geweest” zeiden de mensen en dat was op zijn minst een veeg teken. Het was de tijd van vóór de antibiotica, de insuline en de psychofarmaca. Er was aspirine en morfine. Met dat laatste werd vaak karig omgesprongen, vooral door de katholieke dokters – en dat waren de meesten – want de pijn was door God gezonden en het was maar zeer de vraag of de Allerhoogste ál die pijnstilling wel goed vond. Zoals de meeste artsen van die tijd, en in tegenstelling tot de meeste artsen van déze tijd, was dokter Vancauwenberghe een gerespecteerd man. Ik heb hem mij steeds voorgesteld als een oude wijze man. En wat blijkt? Hij is amper vijfenvijftig geworden…

    Lettres de Mon Moulin, het beroemde boek van Alphonse Daudet, dat ik ooit gekregen heb van mijn nicht Raymonda toen ik een jaar of tien was. Zij ging toen naar een Franse school en omdat ik op mijn schoolrapport tien op tien had voor Frans moet zij gedacht hebben dat dit boek niet te hoog gegrepen was voor mijn verstand. Maar dat was het wél! Járen later pas heb ik mij er doorheen gewerkt, met enige moeite. Ik heb er een blijvende liefde aan overgehouden, voor Daudet en zijn werk. Zestig jaar lang is dit boek – een oude en ongetwijfeld waardevolle editie – zoek geweest. Nooit heb ik gedacht dat het nog tevoorschijn zou komen. En toch… En wat ik toentertijd niet heb opgemerkt: op de voorpagina staat een stempel van de “St-CORNELIUS BOEKERIJ RUYEN”. Nicht Raymonda woonde in Ruien. Heeft zij het boek daar ontleend en geschonken, in plaats van het terug te brengen, aan haar neefje, met de edele bedoeling zijn Frans op een hoger niveau te brengen?

    En dan is er het boek “Op den Drempel” van Josette Pasquasy. Ik had het gevonden op een ligweide, waar op zonnige zondagmiddagen verliefde koppeltjes plachten te verpozen in het gras tussen de madeliefjes. De jongen las voor en het meisje luisterde. Of omgekeerd. Het was het eerste grote-mensen-boek dat ik in handen kreeg. Ik kon al redelijk goed lezen, maar vader en moeder zeiden dat de inhoud niet geschikt was voor kinderen, en het boek werd weggestopt, voor later. Niets belet mij nu nog om het te lezen, en toch… Ben ik er nu niet te oud voor? Of ben ik bang dat het niet aan mijn verwachting zal voldoen? Dat ik een heiligschennis zal begaan? Tot op heden heb ik enkel de laatste twee zinnetjes gelezen: “Dien avond stonden Dora en Marinus weer voor ’t kapelleken, lijk op dien verren zomermiddag, twee verliefde kinderen, met hun bloesemend hart en hun schoon, groot geluk. Hand in handen stonden ze, op den drempel der liefde, en voor hun begeesterde oogen lag het rijke, milde leven open”. Antwerpen 1928. Schoon. En teder.

    Over mijn perikelen met mijn energieleveranciers in de maand januari, zou ik het hier waarschijnlijk niet gehad hebben, ware het niet dat ik het Effi beloofd had. Enkele weken geleden ben ik overgestapt van Luminus naar Engie omdat deze laatste mij dezelfde energie (gas en elektriciteit) beloofde te leveren voor een lagere prijs dan bij Luminus. Of liever… ik had de intentie om over te stappen. Het was immers zonder Effi gerekend. Ze belde mij op, de negende van de maand. Ze zei dat ze Effi heette, Effi zoals de margarine. Effe googelen: “Met Effi om te smeren kan je lekker en licht genieten van elke boterham. Bovendien bevat Effi slechts 28% vet. Dat is pas genieten”. Genieten dus. Hedonisme van het zuiverste water (hedonisme = bovengemiddeld streven naar directe lustbevrediging). Effi’s stem was een lust voor het oor. Ze zei dat Luminus mij véél betere tarieven kon bieden dan Engie. Helaas, ik had al een contract getekend bij Engie. Geen nood, de termijn waarbinnen ik dat contract ongedaan kon maken was nog niet verstreken.

    - Maar als morgen Engie komt met nóg betere voorwaarden, dan loop ik tóch over naar Engie, wedervoer ik.

    - Dat kan Engie niet opbrengen, stelde Effi mij gerust. Ze legde mij uit wat voor een uitzonderlijk lage tarieven ze voor mij in petto had: wel drie keer minder te betalen dan bij Engie.

    - Ik denk dat het niet waar is.

    - En waarom zou het niet waar zijn?

    - Omdat het te mooi is om waar te zijn.

    - ’t Is wél waar! Anders zat ik hier te liegen en liegen kan mij mijn baan kosten.

    Ik ga dus door met Luminus. Energie voor een prikje. Wat kan het leven mooi zijn en wat was 2017 toch goed begonnen. Dank zij Effi. Edoch…

    Er is er nog één over van degenen die in ’t jaar 1965 samen met mij afgestudeerd zijn en waarmee ik tot op de dag van heden persoonlijk contact ben blijven houden: Koen Huys. Die andere, Raymond Creus, is overleden in de zomer van ’t jaar 2014. Koen was de fiere vader van Lieven die het gebracht had tot directeur van een grote school. Op 9 januari, dezelfde dag waarop ik Effi aan de telefoon kreeg, is Lieven gestorven. Plotseling tijdens een nieuwjaarsspeech in de school. Ik herinner mij nog levendig de studententijd, Koen, de jaren die wij, jij en Raymond en ik, meer dan een halve eeuw geleden, in Gent doorbrachten. Alsof het gisteren was. Neen! Niet alsof het gisteren was, want wat gisteren is gebeurd weet ik niet meer. Het was de mooiste tijd van ons leven, ofschoon wij dachten dat de beste jaren nog moesten komen…

    En waarom het verzwijgen? De voorbije nacht heb ik het bezoek gekregen van twee engelen, aartsengelen nog wel: Michaël en Gabriël. Verbeter de wereld en begin bij uzelf, fluisterden de beide engelen mij in het oor, de ene in het linker, de andere in het rechter oor. Ik heb mij voorgenomen voortaan geen vlekken meer te maken op mijn kleren, niet meer naast de pot te plassen en mij alle dagen te scheren – bij uitzondering eens om de twee dagen. Ik doe het om Mantequilla gelukkig te maken. Ik ben nu reeds een beter mens. Ik voel mij weer goed in mijn vel. Laat 2017 nu maar komen. Ik ben er weer helemaal klaar voor. Ik sta op den drempel.

    (Dit verhaal zou er waarschijnlijk niet eens gekomen zijn als ik een paar dagen geleden deze mail niet had ontvangen van professor O. van Togenbirger de Waelekens: Het is moeilijk wennen aan de winterslaap van uw weblogs. U leest het goed, waarde lezer: professor Omsk van Togenbirger de Waelekens!)


    29-01-2017 om 19:13 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (13 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    31-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het jaar van de hoop


     

    ‘t oude jaar was weeral niet zo best

    ’t nieuwe zal wel beter wezen

    - ’t en ware dat ik mij wéér vergis -

    laten wij alvast de hoop niet varen

    dan hebben wij tenminste dát

     

    Dat het oude jaar niet zo best was hoef ik u, beste lezer, zeker niet te vertellen. ’t Was ál aanslagen en oorlogen wat de klok sloeg. Daarover hoef ik niet in detail te treden: u hoort het beter te weten dan ik, want uw ktg (kortetermijngeheugen) is gegarandeerd beter dan het mijne. En wie is er ons al niet ontvallen dit jaar? Een opsomming van hun namen zou ons te ver leiden en het is niet nodig want ook hier moet mijn ktg het ongetwijfeld afleggen tegen het uwe. Of hebt uzelf ook zo’n gebrekkig ktg en bent u net als ik bang dat u op een dag een stempel opgeplakt krijgt: “Dement”? Ach, iedereen vergeet al eens iets en dientengevolge is iedereen dement, zij het misschien maar voor 0,1 %. Terwijl de man die zich de naam van zijn eigen vrouw niet meer herinnert wellicht een percentage van boven de 90 % dient toegekend te worden. En waar ligt nu de grens tussen het al of niet dement zijn? Bij 30%, 60%, 90%? Er ís geen duidelijke grens, net zo min als er een duidelijke grens is tussen oud en jong, tussen dom en intelligent. Het is geen zwart-wit geschiedenis, het is een kwestie van gradatie, een Gauss-curve, een spectrum. Enkele dagen geleden was ik op bezoek bij een oude vriend, Martin. Ik was er samen met Erna, de vrouw van Martin. Een verpleegster die net binnenkwam voelde zich geroepen om aan te tonen hoe erg het wel gesteld was met Martin:

    - Zeg eens, Martin, hoe heet uw vrouw?

    Die vraag was weliswaar te hoog gegrepen voor Martin, maar de manier waarop hij zich uit die benarde positie heeft weten te werken dwong mijn bewondering af. Het antwoord dat volgde zou ik zonder meer als geniaal durven omschrijven:

    - Ze zit hier naast mij. Vraag het haar toch zélf!

    Op 22 december was er in het AZ Groeninge, ter gelegenheid van de afscheidsviering van mijn zeer gewaardeerde collega dr. Meersman, een symposium over dementie. Er waren drie sprekers, waaronder twee échte professoren. De eerste twee voordrachten gingen mijn petje te boven. Dat zal voorzeker te maken hebben met de plaats waar ik mij op ’t ogenblik bevind in het dementie-spectrum, of simpelweg met mijn geboortejaar, of omdat ik mijn aandacht wilde sparen voor de derde voordracht die ging over de behandeling van de ziekte. En dáár heb ik wel degelijk iets van opgestoken: er ís geen behandeling… Althans nú nog niet, maar er wordt aan gewerkt, er is hoop. De hoop die u terugvindt in mijn nieuwjaarsgedicht.

    Samen met kanker en hartziekten betekent dementie de grootste bedreiging voor de menselijke gezondheid. In de behandeling van kanker werd reeds flinke vooruitgang geboekt. Niettemin heb ik deze laatste maand definitief afscheid moeten nemen van twee jonge mensen – dat zíjn 50-ers en 60-ers toch voor iemand van mijn leeftijd – die de ziekte niet overwonnen hebben. Er zijn méér mensen dan ooit die genezen van kanker, maar verhoudingsgewijs zijn er nog véél meer die de ziekte krijgen en dat resulteert in een verhoogd sterftecijfer. Noem het een ingreep van de natuur die op die manier haar steentje bijdraagt om de wereldbevolking niet uit de hand te laten lopen…

    In november is mijn notelaar omgewaaid. Het heeft mij meer gepakt dan alle andere ellende in de wereld. Misschien omdat het dichter bij mijn bed was. Die notelaar werd geplant in de zomer van ’t jaar 1940, ter gelegenheid van mijn geboorte en van vaders terugkeer uit de oorlog. De notelaar en ik, we waren beiden drie jaar oud toen wij naast elkander fier poseerden voor de foto. Toen  vorig jaar de lente kwam en alle bomen groene scheutjes begonnen te dragen, liet mijn boom verstek gaan. Een bomendokter werd erbij gehaald: de notelaar was dood. Maar hij stond nog recht. Tot een felle windstoot hem fataal is geworden… Misschien laat ik hem in planken zagen om er een doodskist van te maken waarin ze mij kunnen begraven. Een origineel idee? Bijlange niet! Vele jaren geleden had de Tiegemse schrijver en dichter Torie Mulders, boezemvriend van Stijn Streuvels, zo’n boom. Toen de boom geen vruchten meer droeg, sprak Torie: “Ha, vriend, gij en wilt niet dragen, maar ik zeg u dat gij míj zult dragen”. En zo is geschied…

    Eergisteren is Ferdy Kübler overleden en een dag eerder Debbie Reynolds. Wie zou mijn jeugd méér opgevrolijkt hebben dan die twee? Of ’t zouden Gino Bartali zaliger of Fausto Coppi, eveneens zaliger, moeten zijn. Of Brigitte Bardot… Laat Brigitte nu ook niet spoedig heengaan, lieve Heer, gun haar nog wat tijd… Alstublieft.


    31-12-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mini-enquête

    Ik heb een mini-enquête gehouden bij zeventien Vlamingen verscheidener pluimage. De vragen waren vijverlei:

    1° Wat is de hoofdstad van Vlaanderen?

    2° Wat is de hoofdstad van Wallonië?

    3° Wat zijn de drie meest voorkomende familienamen in Vlaanderen?

    4° Wat zijn de drie meest voorkomende familienamen in Wallonië?

    5° Wat zijn de vier  meest voorkomende familienamen in Brussel?

    Het resultaat van de enquête heeft mij verbaasd. Mag ik ze ook eens aan u voorleggen, beste lezer?(*) Voor de eerste en de tweede vraag zijn 5 punten te verdienen. Voor de derde, de vierde en de vijfde vraag zijn 2 punten te verdienen per familienaam. De beste tien antwoorden (wie dus de meeste punten behalen op een totaal van 30) krijgen het boek “Grijslokes Olympiade” gratis toegezonden. De juiste antwoorden, alsook de uitslag van de enquête verschijnt in januari op deze blog.

    (*) Gelieve te antwoorden via mail  kvansteenbrugge15@gmail.com 

    01-12-2016 om 15:57 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dexters, Trump en Zwarte Piet.

    Tanja Dexters heeft het verknald. Bij mij althans. Jarenlang is ze mijn nummer één geweest. Maar nu is het uit. Ze moest maar geen grafschennis gepleegd hebben. Misschien zou ik daar een jaar of tien geleden minder zwaar aan getild hebben, maar nu ik al een flink eind in de zeventig ben en dus zelf reeds met één voet in het graf sta, vind ik de manier waarop Tanja de dierbare doden herdenkt, op zijn minst ongepast. Heiligschennend. Op het kerkhof een graf openbreken. Foei! En al ben ik doorgaans geen haatdragend mens, toch moet ik hier de zwaarste sanctie treffen: ik heb haar stante pede – op staande voet dus – geschrapt uit mijn lijst van meest geliefde vrouwelijke BV’s. Want gerechtigheid moet geschieden. Mijn top drie ziet er nu uit als volgt (niet in willekeurige volgorde): Elke Pattyn, Imke Courtois, Greet Dekeyser.

    Spijtig dat mijn lijst beperkt is tot de bekende Vlamingen. Anders waren een paar leden van de Trump-clan eveneens in aanmerking gekomen. Voor iemand als ik, die geen zier verstand heeft van politiek, die in ieder mens alleen het goede ziet, en die vooral begaan is met esthetiek, is het resultaat van de presidentsverkiezing in Amerika een echte meevaller. Drie goede redenen: Melania, Ivanka en Tiffany. We zullen ze ongetwijfeld vaak te zien krijgen op ons TV-scherm. Om dan nog niet te spreken van het zeer hoog IQ van den Donald zelve. Tenminste als het waar is dat iemands IQ evenredig is met zijn zin voor humor.”Wie beweert daar dat ik de uitslag van de verkiezing zal betwisten?” zegt Trump. “Geen sprake van, ik zal de eerste zijn om mij bij de uitslag neer te leggen… als ik win!” En wat gedacht van de volgende uitspraak: ”De media staan geheel aan de kant van de Democraten, als men bedenkt dat Michèle Obama de hemel werd ingeprezen met een speech die zij jaren geleden heeft gehouden, terwijl Melania alleen maar wordt uitgelachen met haar speech, die nota bene woordelijk dezelfde was als die van Michèle”. Van een hoog intertainmentgehalte! Getuigt eveneens van een hoog IQ. Hoe kan het ook anders: Donald Trump is zo rijk als de zee diep is. En om rijk te worden heeft een mens talent nodig, tenzij de rijkdom verkregen wordt door erfenis, een bankroof, of iets dergelijks. Ik hoor u al opwerpen dat een aantal van onze superrijken uit “The sky is the limit” geen hoger diploma dan dat van Lager Onderwijs kunnen voorleggen en “dus” vermoedelijk geen al te hoog IQ hebben. Misschien zijn er onder die rijke stinkerds – die nota bene hun fortuin zelf opgebouwd hebben, te beginnen van “nul” – die niet eens weten dat een rechthoek vier rechte hoeken heeft, die niet kunnen begrijpen dat een driehoek maar één stompe hoek kan hebben, laat staan dat ze het volume van een bol kunnen berekenen of het logaritme van 100. Laat sommigen onder hen dan misschien geen fraai algemeen IQ hebben, allen zonder onderscheid munten uit door een extreem hoog FIQ. FIQ? Het is, beste lezer, een term die door uw dienaar hier ter plekke is uitgevonden op deze mooie zonnige herfstdag, op vrijdag 11 november, dag van de Wapenstilstand, om precies 10.40 uur. Het betekent “financieel intelligentiequotiënt” en het heeft te maken met financiën, economie, fiscaliteit, vennootschap, immobiliën, witwassen, beleggen, dividenden, investeren, aandelen, meerwaarde, … ontroerende voorheffing en meer van die fraaie F-termen. Een hoog FIQ is niet alleen eigen aan succesrijke zakenlui (= mensen die hun brood verdienen met “zaken”), maar ook aan succesrijke politici (denk o.a. aan de Europese parlementariërs) en - hoe vreemd het ook moge klinken -  aan dito dokters en tandartsen, om er maar enkele te noemen. Aan wie zoals ik - en u? - behept is met een bedroevend laag FIQ en een aversie voor de F-termen behoort de wereld niet toe, laat staan dat hij kans maakt om president te worden van een onafhankelijk Vlaanderen.


    Het allerspectaculairste nieuws komt evenwel uit een heel andere hoek: Vlaanderen schaft Zwarte Piet af! Voorpaginanieuws in het Nieuwsblad van 12 november. In navolging van Nederland. Moeten wij nu echt in álles die gekke Hollanders naäpen? Lang zal het niet duren vooraleer Sinterklaas er de brui aan geeft, als ook wij onze grenzen sluiten voor zijn geliefde zwarte knecht. Zelf durf ik de goede Sint alvast niet meer onder ogen komen. Drie jaar geleden heb ik hem eerbiedig en in alle nederigheid gevraagd naar zijn mening over de heisa die in Nederland ontstaan was omtrent Zwarte Piet. Hij heeft mij geantwoord middels een mooie brief. Ik heb de brief gepubliceerd op mijn blog d.d. 3 november 2013 (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2363005) in de hoop dat iedereen het zou lezen (*1). En ik had de heilige man nog zo verzekerd dat hij, wat Zwarte Piet in Vlaanderen betreft, op zijn beide oren kon slapen. En kijk me dat nu eens aan.

    (*1) Acht maanden later, op 4 juli 2014, heb ik het probleem nog eens aangekaart op dezelfde blog, onder de titel “Zwarte Piet, een levensgroot probleem” (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2545932). Het heeft allemaal geen zoden aan de dijk gebracht. Boter aan de galg dus.



    12-11-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hotverdomme.

    - ’t Es hotverdomme koet buutn, ennè.

    - Joat, ‘t es koet.

    - Je zie hie hotverdomme wok è wesvlomink? Ik zien John Merlevede. Jean-Batist Merlevede hotverdomme, moa alleman zegt “John”.

    Zo ongeveer moet het kennismakingsgesprek tussen John Merlevede en mij geklonken hebben, iets meer dan negenenvijftig jaar geleden, op de banken van het auditorium van histologie. Dat hijzelf Westvlaming was, en meer bepaald één van Bachten-de-Kupe, was van stonden aan duidelijk. John sprak het platste Bachten-de-Kuups dat men zich kan indenken en nooit heeft hij enige moeite gedaan om het een beetje “beschaafder” te laten klinken, ook niet tijdens de mondelinge examens – en in die tijd waren zo goed als alle examens mondeling. Dat voor vele professoren dat taaltje moeilijk te verstaan was, plus het feit dat er op zijn minst om de tien woorden een “hotverdomme” werd ingelast, zal ongetwijfeld mede verantwoordelijk geweest zijn voor het feit dat hij na twee jaar – vier zittijden – nog steeds niet geslaagd was in zijn eerste jaar geneeskunde. “John” was inderdaad de naam waarmee iedereen hem aansprak, met uitzondering van zijn ouders: voor hen was het “Jean-Baptiste”. Achter zijn rug noemde iedereen hem “petje”, Bachten-de-Kuups voor “peetje” of “oud mannetje”. John was klein van gestalte en mager en enkele jaren ouder dan de meeste van zijn medestudenten, en daar kwam nog bij dat hij er veel ouder uitzag dan zijn leeftijd liet vermoeden.

    Het klikte nogal tussen John en mij. Hij was een boerenzoon uit W en ook ík was een kind van de buiten. Het was mijn eerste jaar aan de universiteit. Dat eerste jaar was ik nog niet helemaal opgenomen in het studentikoos gebeuren. Eén of twee keer in de week gingen we biljarten, in “De Zwaan” aan de Overpoort of in “De Karper” aan het kruispunt van de Charles de Kerckhovelaan met de Kortrijksesteenweg. De Karper bestaat nog steeds maar ik weet niet of er nog gebiljart wordt. Tevergeefs zal je in de Overpoort tussen de tientallen café’s en eethuisjes zoeken naar De Zwaan, die toen het enige café was in de straat. De eigenaar was Richard Orlans, toentertijd één van ’s lands allerbeste voetbalspelers. In zijn café was hij evenwel nooit. In De Zwaan speelden we tapbiljart, in De Karper bandspel. In beide disciplines was John de betere en ik was al blij als ik om de drie à vier spelletjes er eentje kon winnen. John’s biljarttalent had mijns inziens te maken met zijn buitengewoon talent voor wiskunde en fysica, vakken waaraan toen onredelijk veel belang werd gehecht in de eerste jaren geneeskunde. Desnietaltemin slaagde John dat jaar weer niet in de eerste zittijd. Wél in de tweede zittijd, die voor hem dus de zesde was. Het had natuurlijk weer te maken met zijn ongekuiste taal en de vele hotverdommes.

    Het volgend jaar zaten we beiden in het tweede jaar. We hebben dat jaar nog vaak gebiljart. Maar aan twee zittijden had John weer niet genoeg en daarna liepen onze wegen een beetje uit elkaar. Het jaar dáárop liet hij zich inschrijven voor zowel de tweede als de derde kandidatuur, maar hij slaagde in géén van beide. Nog een jaar later combineerde hij nogmaals beide kandidaturen en ditmaal was het raak: de tweede kandidatuur in de eerste zittijd, de derde kandidatuur in de tweede zittijd. Alles bij elkaar toch een krachttoer. John was nu “kandidaat in de geneeskunde”. Hij had er zes jaar over gedaan. De volgende vier jaar zou hij netjes afwerken op… vier jaar.

    Toen ik pas afgestudeerd was en hij nog een jaar voor de boeg had vertelde hij mij dat hij zou gaan trouwen. Ze was niet mooi en ze was allesbehalve slim. Ze heette Evelyne. Qua intelligentie was ze te situeren ergens tussen “debiel” en “imbeciel”. Maar haar vader was rijk en hij had John een splinternieuwe Mercedes beloofd als hij met zijn dochter zou trouwen. Ik vond het geen goed idee, maar dat zei ik niet: de schikkingen voor het huwelijk waren toch al getroffen. Hij was pas enkele weken getrouwd toen hij met zijn auto tegen een boom belandde: perte totale. John overleefde de crash wonderwel. De auto was weg. De vrouw bleef.

    Vele jaren later hebben onze wegen elkaar nog eens gekruist. Op het terras van een café in Middelkerke. Hij was huisarts in het dorp P. Hij sprak nog steeds het zuiverste Bachten-de-Kuups en ik had de indruk dat hij nog meer “hotverdommes” inlaste dan tijdens de studententijd. Hij was er samen met een vrouw van  ongeveer zijn leeftijd. Hij stelde haar voor als zijn vriendin. Met Evelyne woonde hij nog steeds onder hetzelfde dak, maar hij hield er dus wel een vriendin op na. Dat begreep ik toch zeker wel? Kinderen waren er niet. Gelukkig. Mensen lief, waar is toch de tijd?

    Gisteren ontmoette ik toevallig een man uit P. Ik vroeg hem of hij dokter Merlevede kende. Dokter Merlevede? Vorig jaar overleden. Hij was net tachtig geworden. Is jaren ziek geweest. En ik had hem nog willen opzoeken, hem vragen om samen naar Gent te gaan, met de trein, een spelletje biljarten zoals weleer. ’t Lijkt niet eens zo lang geleden. Wat zijn wij toch onbeduidende efemere schepsels… John, hotverdomme toch! 

    05-11-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de voetsporen van Daudet (7)

    (laatste van zeven brieven aan een vriend)

    Beste Roger,

    De vrijdag hebben we de mas niet verlaten, afgezien van Desdemona en Mantequila die nog wat inkopen zijn gaan doen. Aan de rand van ’t zwembad hebben Hendrik en ik opgedronken wat er nog overbleef aan wijn en bier, tevens overleggend hoe we Desdemona’s humeur tot een beter niveau konden optillen, want sedert het plasdelict was ze iets minder te genieten. De oplossing kwam van Hendrik: niet voor niets heeft Hendrik ook nog een diploma van “bemiddelaar” op zak. Als we nu eens toegaven dat wij het niet onmogelijk (ofschoon zéér onwaarschijnlijk!) achtten dat ons allebei schuld trof?… Een schot in de roos! Desdemona toonde zich uitermate vergevingsgezind, op voorwaarde dat wij in ’t vervolg zittend zouden plassen: zo zouden in ’t vervolg geen ongelukken meer kunnen gebeuren en daarenboven – dat had ze eens vernomen van professor Bo – was het nog goed voor onze prostaat ook. Wij beloofden het en de volledige vrijspraak volgde en zo kreeg de zaak kracht van gewijsde.

    Terwijl Hendrik plannen maakte voor de terugreis in twee dagen (met een overnachting dus) las ik nog een laatste brief van Daudets molen: “les trois messes basses”, zijnde de drie stille missen – gelezen missen, zoals wij dat noemen – die Dom Balaguère achter elkaar diende te lezen op Kerstavond, alvorens zich aan het Kerstmaal te begeven. Het verhaal speelde zich af in de kapel van een kasteel, het kasteel van Trinquelage, dat zich bevond op de flank van de Mont Ventoux, een paar honderd jaar vóór het door Daudet werd verteld. Op de dag van heden bestaat het kasteel niet meer; enkel een ruïne van de kapel zou er nog staan, verdoken in een bosje, Dom Balaguère en Alphonse Daudet ter ere, naar ik vermoed. De terugweg naar ’t vaderland hadden we makkelijk kunnen plannen alover de Ventoux, maar noch Hendrik, noch de dames stonden daarvoor te trappelen. Met uitzondering van Hendrik hebben we in onze jeugdjaren immers al meer dan ééns die kale berg beklommen, incluis een bezoek plus ingetogen hulde aan het monument van Tom Simpson. De kans dat we de ruïne van de kapel van Trinquelage, te midden van een bosje, zouden terugvinden leek mij daarenboven niet erg groot. Daarom, mijn beste Roger, zult ge het ditmaal weer moeten doen met enkele tekeningen van Mittéï, uit het stripverhaal waarvan ik reeds melding maakte in mijn vorige brief.

    Er zou niets aan de hand geweest zijn met de “drie stille missen” in de kapel van het domein van Trinquelage zo de duivel zelf er zich niet was komen mee bemoeien. De duivel had de gedaante aangenomen van Garrigou, de misdienaar van Dom Balaguère, een knaap nog.

    - Maak maar korte metten met uw drie missen, zei duiveltje Garrigou, want wat daar in de keuken op ons ligt te wachten, oooooh!

    - Wat is er zo allemaal, vroeg de eerwaarde Dom en hij likkebaarde al.

    - Gebraden kalkoenen, barstensvol gevuld met truffels, eenden, reuzengrote forellen, veel te veel om op te noemen en dan die wijnen, het allerbeste van Châteauneuf. De geur alleen al doet mij het water in de mond komen.

    Hoezeer de eerwaarde zich ook voornam om de zonde van gulzigheid aan zich te laten voorbijgaan, toch kon hij niet nalaten te denken: hoe eerder we klaar zijn met de drie missen, hoe eerder we aan al die heerlijkheden kunnen beginnen…


    De eerste mis werd snel afgehandeld. Daar had Garrigou flink aan meegeholpen door het belletje dat iedere passage diende af te sluiten, sneller te laten rinkelen. Naarmate middernacht kwam kwam de Dom steeds meer en meer in de ban van het heerlijk Kerstmaal dat stond te wachten, zo erg dat hij tijdens zijn tweede mis delen van de te lezen tekst wegliet en de woorden maar half uitsprak. “Dominus vobiscum” werd “Do…scum”; en Garrigou antwoordde met “Et…tuo” in plaats van “Et cum spiritu tuo”. En het belletje van Garrigou rinkelde bijna zonder ophouden. Niemand had de eredienst kunnen volgen en in een wip was de mis voorbij. Maar niemand die daar rouwig om was. En de derde mis?

    De pastoor draaide snel de bladen van zijn misboek om, zonder nog een woord te kunnen uitbrengen vanwege het speeksel dat uit zijn mond liep. Aan niets anders kon hij nog denken dan aan de getruffeerde gebakken kalkoen… Tot barstens toe gevuld… Ite missa est.

    En óf er die avond  en die nacht in Trinquelage geschranst werd en gedronken!



    Dom Balaguère had een dermate grote overdaad gepleegd dat zijn hart het ter plaatse begaf. Dezelfde dag, de dag van Ons Heeren Geboorte, stond hij aan de hemelpoort.

    - Balaguère, sprak Sinte-Pieter kwaad, gij zijt hier niet welkom, want gij hebt mij een mis onthouden. Gij moet terug naar de aarde en gij moet mij driehonderd kerstmissen in de plaats geven.

    Toen Alphonse Daudet ons dit verhaal bracht, in geuren en kleuren, waren nog geen driehonderd jaar verstreken. Het hoeft niemand te verwonderen dat menigeen gewag maakt van licht dat hij op kerstnacht zag branden in de ruïne van de kapel op de flank van de Ventoux. Hou daar eens rekening mee, Roger, als ge komende winter of het jaar daarna misschien, samen met Gaby, naar de Provence trekt om met de fiets de Ventoux te beklimmen. En danseuse.

    We nemen afscheid van onze gastheren monsieur et madame Eric Quintana. Leuke vriendelijke mensen, mooie comfortabele mas, een aanrader. We gaan nu nog éénmaal overnachten, in Langres, de geboorteplaats van Diderot, de uitvinder van de encyclopedie. Ze zijn hier best fier op hem: hij heeft hier een standbeeld, een college, een straat en verscheidene etablissementen die naar hem genoemd zijn.




    Vlak vóór de grote kerk kruisen de grootste twee pelgrimswegen van Europa elkaar: de weg van Engeland naar Rome en de weg van Duitsland naar Santiago de Compostella.

    En we zijn  een dag later veilig en wel naar huis gekeerd. Dank aan Hendrik…

    Groetjes,

    Kris.

    P.S. Dit was mijn laatste verhaal over mijn reis naar de Provence. Heb jij je een voorstelling kunnen maken van Dom Balaguère van Trinquelage, van pater Gaucher van Frigolet, van paus Bonifacius van Avignon? Denk maar eens aan de pastoors van Grijsloke die wij gekend hebben: dienaars van de allerhoogste, jawel, maar meer nog dienaars van het geestverrijkend nat en levensgenieters. De meer dan corpulente Lamarcq, die regelmatig een bezoek bracht aan zijn collega van Kaster en bij zijn terugkeer steevast in de sloot terechtkwam. Thoes, die aan de ziekte van Parkinson leed en daardoor beefde en des te meer naarmate hij meer borrels ophad, en die op een dag zijn eigen begrafenis organiseerde, benieuwd als hij was hoeveel mensen zijn uitvaart zouden bijwonen. En Kourbie die nooit nuchter was en die geregeld in “De Bergrust” zat als hij al een kwartier achter zijn altaar had moeten staan. Ze werden door hun Cucugnanezen, pardon hun Grijslokenaars, op handen gedragen en het kerkje van Grijsloke zat iedere zondagmorgen ei zo na vol. De gelijkenis is groot, nietwaar?

    P.P.S. En nu schiet er mij nóg een vraag te binnen. Weet jij, fervente wielerliefhebber die je toch bent, wie de winnaar van de Tour de France was in 1911? Eén van de beste Franse wielrenners van vóór de eerste wereldoorlog. Hij was afkomstig uit het zuiden des lands, maar ‘k weet niet zeker of het de Provence was en ‘k weet ook niet zeker of hij ooit misdienaar is geweest…


    26-10-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de voetsporen van Daudet (6)

    (zesde van zeven brieven aan een vriend)

    Beste Roger,

    De vrijdagmorgen was Desdemona in alle staten: er had weer iemand naast de wc-pot geplast. In de letterlijke betekenis, wel te verstaan. Mantequila behoorde, alleen al om anatomische redenen, niet tot de verdachten. Ík was het evenmin, anders zou ik er wel voor uitgekomen zijn; daar ben ik immers véél te eerlijk voor. Bleef over: Hendrik. Die pleitte onschuldig, hij durfde daar zelfs een eed op doen – en aangezien hij jurist is wil dat héél wat zeggen.

    Mijn gedachten gingen uit naar jou, toen ik die vrijdag lag te zonnebaden aan de rand van Eric Quintana’s zwembad (Mas des Oliviers, route d’Arles à Saint-Rémy), terwijl ik een verhaal uit de “Lettres de mon Moulin” aan ’t herlezen was: “De pastoor van Cucugnan”. Het verband zal je snel duidelijk worden…

    De eerwaarde heer Martin was pastoor van Cucugnan. Hij hield heel veel van zijn parochianen, al dient gezegd dat ze hem geen algehele voldoening schonken. Zijn geluk was volledig geweest indien de Cucugnanezen wat beter aan hun christelijke plichten hadden voldaan. Nog niet de helft van hen woonde op zondag de heilige mis bij. Niemand ging nog naar de biecht of naar de heilige communie, ook niet met Pasen. Wat hem in ’t bijzonder verdroot was het idee dat zijn dierbaren op die manier in het hiernamaals verstoken zouden blijven van de hemelse gelukzaligheid. Die gedachte hield hem bezig, dag en nacht. En op een nacht had de pastoor een droom…

    Hij stond aan de hemelpoort. Hij werd er verwelkomd door Sinte-Pieter himself.

    - Wel, wel, mijn beste Martin, waarmee kan ik u van dienst zijn?

    - Ach, heilige Petrus, ik ben, zoals u wellicht weet, pastoor van Cucugnan. Kunt u mij  misschien zeggen, als ik met deze vraag niet te vrijpostig ben, hoeveel Cucugnanezen u hier in de hemel hebt?

    Sinte-Pieter toonde zich zeer bereidwillig. Hij nam het dikke boek waarin alle hemelbewoners stonden ingeschreven. Maar er bleek er niet één te zijn uit Cucugnan.

    - Ga naar het vagevuur, sprak Sinte-Pieter. Dáár zullen ze zijn: ze zullen er ongetwijfeld nog wat dagelijkse zonden uit te boeten hebben.

    Maar ook in het vagevuur bleek er niemand uit Cucugnan te zijn. Pastoor Martin was de wanhoop nabij. Ze konden toch niet allemaal in de hel zijn!? De engel die de wacht hield in het vagevuur toonde hem de weg die leidde naar de hel. Een lange en moeilijk begaanbare weg. Aan ’t eind was een reusachtige poort, die wagenwijd openstond en waaruit een walm van geroosterd vlees kwam en een geschreeuw en gevloek uit duizenden kelen. Een duivel met horens en bokkenpoten en een staart maande de pastoor aan om naar binnen te treden.

    - Ik kom niet naar binnen, zei Martin. Ik ben een dienaar Gods.

    - In naam van Beëlzebub, wat komt gij hier dan doen?

    - Ik wilde graag weten of hier soms iemand is uit Cucugnan.

    De duivel schoot in onbedaarlijke lach.

    - Iemand uit Cucugnan? Weet gij dan niet, onnozele ziel, dat héél Cucugnan hier binnen zit. Doe rustig enkele stappen voorwaarts en dan kunt ge ze zien.

    En wat pastoor Martin daarbinnen zag valt met geen pen te beschrijven. Met zovelen waren ze, de Cucugnanezen, te midden van rook en vlammen. Hun geschreeuw sneed door merg en been. Hij kende ze van naam. Charlot, de molenaar, die zijn klanten bedroog door een deel van de bloem achter te houden. Bloquiaux, de vrijgezel, die iedere dag drie of vier flessen Châteauneuf soldaat maakte. Renardeau die zijn arme vrouw alle dagen een pak rammel verkocht. Bénézet die geld stal uit de offerblok. Marie-Madeleine die haar man bedroog dat het een lieve lust was. En Fernand, Michel, Robique, Toquet, Brigitte, Jean-Marie, Ursin, Bonneux… Heel Cucugnan zat in de hel !

    De zieleherder baadde in het zweet toen hij tegen de ochtend wakker werd. Twee dagen later, tijdens de zondagse preek, kregen de aanwezige parochianen het verhaal te horen. Pastoor Martin liet geen naam onvermeld van wie hij had zien branden in de hel. Allen werden door angst bevangen. Maar geen nood. Tijdens de week die volgde op de donderpreek werden alle parochianen uitgenodigd tot de biecht, volgens beurtrol. En niet één was er die zich aan die plicht onttrok. En de volgende zondag gingen allen ter communie en er volgde een processie met bloemen en gezang en iedereen was opgelucht en vrolijk, het meest van al nog pastoor Martin. Hij dankte de Heer voor de heilbrengende droom die Hij hem gezonden had en die hem in staat had gesteld de zielen van zijn dierbare Cucugnanezen te redden.   

    Een fantasierijk verhaal natuurlijk. Ik hoor je al denken: het dorp Cucugnan en de eerwaarde Martin zullen wel nooit bestaan hebben, net zo min als de plaats Pampérigouste en pater Gaucher uit vroegere verhalen. Wat zeg je: Cucugnan, nooit bestaan? Ik moet bekennen dat ik er ook zo over dacht. Bijna tegen beter weten in heb ik het opgezocht op het world wide web en wat blijkt? Cucugnan bestáát! In een uitloper van de Pyreneeën, de streek van Perpignan, Narbonne… Een piepklein dorp: een dertigtal huizen, geschaard rond de kerk. De tekening hieronder is een trouwe weergave: ze is van Mitteï in een stripverhaal uit 2002 (Les Lettres de mon Moulin, Joker Editions). Wat had Daudet te zoeken in Cucugnan? Niets. Het verhaal was hem verteld door de Provençaalse schrijver Roumanille en die had het zelf ook weer gehoord van een goede vriend…

    En waarom ik, bij het lezen van dit verhaal aan jou dacht, mijn beste Roger? Omdat de gedachte dat jij als ongelovige zult moeten branden in de hel mij kwelt. Als het met je goedvinden is neem ik een dezer dagen contact op met één van de nazaten van pastoor Martin in Cucugnan. Al lijkt het mij goed mogelijk dat er heden ten dage geen pastoor meer is in Cucugnan, geen kerkdiensten meer, geen biecht en geen communie meer, misschien zelfs geen gelovigen meer…

    Met de beste groeten,

    en een kusje voor Gaby.




    22-10-2016 om 16:38 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de voetsporen van Daudet (5)

    (vijfde van zeven brieven aan een vriend).

    Beste Roger,

    Op donderdag was een bezoek aan Avignon voorzien: grote stad van een paar honderdduizend inwoners, met een rijke geschiedenis. In deze stad resideerden in de veertiende eeuw (van 1309 tot 1377) zeven pausen. In die periode was Avignon en niet Rome het centrum van de katholieke wereld. In één van zijn brieven uit zijn molen, “de muilezel van de paus”, schrijft Alphonse Daudet: “Qui n’a pas vu Avignon du temps des papes, n’a rien vu”. Nooit is er een stad geweest die rijker was aan vrolijkheid, leven, drukte en feesten. Alle dagen waren er processies en bedevaarten, er was muziek van fluiten en tamboerijnen en gelui van klokken en de mensen waren gelukkig en tevreden en dan moesten ze dansen. Ze dansten op de brug van Avignon, dag en nacht! Sur le pont d’Avignon l’on y danse, l’on y danse; sur le pont d’Avignon l’on y danse tous en rond… De fameuze brug van Avignon werd gebouwd in de 12e eeuw. Ze overbrugde de Rhône-rivier tot in de 17e eeuw. Toen werd de brug, die gedeeltelijk van hout was, tijdens een strenge winter geteisterd door grote ijsblokken die op de Rhône dreven. Sedert enkele eeuwen blijft er nu nog slechts een halve brug over, waarop men enkel nog kan… dansen. In de tijd van de pausen stond de brug er nog wel in volle glorie. Ene paus Bonifacius, volgens Daudet de meest geliefde paus die er in Avignon is geweest, trok iedere zondag na de mis over de brug naar zijn wijngaard te Château-Neuf… gezeten op een muilezel. En daar ontkurkte hij samen met zijn kardinalen een fles van die heerlijke wijn die sindsdien Châteauneuf du Pape heet. De paus hield van zijn wijngaard, maar niet minder hield hij van zijn muilezel. En daar maakte de kwajongen Tistet Védène schandelijk misbruik van…  

    Tistet was een nietsnut van de ergste soort. Zijn vader had hem het huis uitgewezen en al geruime tijd doolde hij nu op straat. Maar de stoutmoedige deugniet was ook heel sluw. Hij durfde het aan de paus toe te spreken toen deze door de straten van Avignon waggelde op zijn muilezel.

    - Goede dag, heilige Vader. Wat hebt u daar toch een prachtige muilezel. Zo’n mooi dier kent zijn gelijke niet in de hele wereld. Zelfs de keizer van Duitsland heeft er zo geen.

    Tistet had overduidelijk Bonifacius’ zwakke plek geraakt en al was het dan niet zijn gewoonte andere knapen dan zonen van edelen of neven van kardinaals aan zijn keizerlijk hof te benoemen, voor Tistet maakte de paus een uitzondering. Binnen de kortste keren werd Tistet koorknaap van de paus. En omdat hij geen kans liet voorbijgaan  om de geliefde muilezel te prijzen kreeg hij nog een bijkomende eervolle opdracht: hij mocht instaan voor de dagelijkse voeding van het dier. En iedere avond mocht hij hem een beker speciale geurige wijn te drinken brengen: Châteauneuf, vermengd met honig, kaneel en kruiden uit de Provence. De ezel was er verzot op. Maar… Tistet was helemáál niet zo verzot op de ezel als hij liet uitschijnen. ’s Avonds trok hij met een paar bevriende koorknaapjes naar de stal , met de beker wijn. Maar in plaats van de muilezel te laten drinken, liet hij hem alleen maar ruiken aan de lekkere drank, die hij daarna zelf opdronk, samen met de vriendjes. En bij die ene kwelling bleef het niet: eens de beker leeggedronken vermaakten de kwelduivels zich door aan zijn staart te trekken en aan zijn oren. Met één stamp van zijn krachtige hoeven had hij een eind kunnen maken aan de pesterij, maar hij hield zich in. Op een dag nam Tistet de muilezel mee via een stenen wenteltrap naar de klokkentoren, op het hoogste punt van het koninklijk paleis. En daar stond hij dan, de pauselijke muilezel, hoog in de toren en ten aanschouwe van een groot publiek dat samengestroomd was op het plein vóór het paleis. Naar beneden komen langs dezelfde gevaarlijke trap leek onmogelijk… Tistet verwittigde de paus, zei dat hijzelf niets met de zaak te maken had, dat de ezel op eigen initiatief naar de toren was geklommen. Hij gaf de paus de raad hem op een berrie te leggen en met touwen en een katrol naar beneden te takelen. En zo geschiedde. Wat een vernedering voor het edele dier! En toen hij daar zo belachelijk in de lucht bengelde nam de muilezel een kloek besluit: dit moest gewroken worden, morgen zou hij Tistet de fatale hoefslag toedienen, die hij al een hele tijd had ingehouden!...

    Het leek er wel op dat Tistet zich van enig onheil bewust was, want ‘s anderendaags voer hij de Rhône af, richting Napels, om zich daar, met een studiebeurs van de paus, aan het koninklijk paleis te bekwamen in de diplomatie en de goede manieren: dit was zijn dank van de paus voor de goede zorgen aan de muilezel en de hulp bij zijn bevrijding uit de toren.

    Zeven jaar later vernam Tistet dat de hoofdmosterdmaker van de paus was overleden. Hoofdmosterdmaker van de paus, dat was een begerenswaardige positie die Tistet wel zinde. Hij keerde dan ook stante pede terug naar Avignon, ofschoon zijn stage in Napels nog niet helemaal ten einde was. De paus was oud geworden en het duurde even vooraleer hij Tistet herkende. Maar hij herinnerde zich nog levendig hoe goed de jongen was geweest voor zijn geliefde muilezel. Ja, de muilezel was nog steeds in goede gezondheid en de paus verklaarde zich bereid de jongeman te benoemen tot eerste mosterdmaker. De plechtige aanstelling zou gebeuren op een groot podium op het plein vóór het pauselijk paleis. Alle hoogwaardigheidsbekleders waren aanwezig, alsook de pauselijke muilezel en duizenden toeschouwers. En opeens gebeurde het, toen Tistet, gehuld in de ceremoniekledij die paste bij zijn nieuwe hoge functie en met op het hoofd een hoed met een enorme ibis-veer, even binnen het bereik kwam van de muilezel: een stamp met de achterhoeven die zo geweldig was dat men de klap hoorde tot in Pampérigouste. Wat van Tistet overbleef was enkel een stofwolk, die als een tornado hemelwaarts tolde, met in de top ervan de grote ibis-veer. Normaliter is een ezelsstamp niet ze vernietigend, maar het gaat hier wel om een pauselijke – zeg maar goddelijke – ezel, die daarenboven zijn stamp zeven jaren lang had ingehouden!...

    Ik weet het wel, mijn beste Roger, jij hebt dit verhaal schuddebollend en met enige verontwaardiging gelezen. Onder de zeven pausen van Avignon is er nooit een Bonifacius geweest, een dorp of stad met de naam Pampérigouste heeft alleen bestaan in het brein van Daudet, en zelfs een pauselijke ezel kan nooit zo vernietigend uithalen als in dit verhaal. Toch ben ik dit verhaal genegen omdat er ‘n wonderbare parallel loopt met mijn verhaal over Evano Cuyck (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2908402). Evano is Tistet. Ik ben de muilezel. Mijn hoefslag is even dodelijk geweest. Ik had hem geen zeven maar dertig jaar ingehouden…

    Zo zie je maar, Roger, waartoe opgekropte haatgevoelens kunnen leiden!

    17-10-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    12-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de voetsporen van Daudet (4).

    (vierde van zeven brieven aan een vriend)

    Beste Roger,

    Woensdag is marktdag in Saint-Rémy. Ideaal om het stadscentrum te bezoeken. Men heeft hier een hoge pet op van de Nederlandse schilder Vincent Van Gogh. Op het wegdek ziet men talloze grote “klinknagels” met de naam “Vincent”: enkel de voornaam dus, en niet de voor de Fransman onuitspreekbare familienaam. Er is hier een straat waar over de hele lengte op min of meer regelmatige afstand van elkaar reproducties staan van meesterwerken van de schilder. Van Gogh heeft hier slechts een jaar verbleven – in een krankzinnigengesticht nog wel! – maar niettemin is een groot deel van zijn oeuvre hier tot stand gekomen. En ofschoon hij, naar mijn gevoel althans, als schilder amper iets hoger rijkt dan tot aan de enkels van de grote Franse impressionisten, toch heeft hij ze allen overklast: Degas, Manet, Monet, Renoir…  Dat afgesneden oor zal daar wel voor iets tussen zitten, al beweren sommigen dat hij enkel het lelletje had afgesneden.

    Er zijn hier veel kleerwinkels en daarmee zijn Desdemona, Mantequila en Hendrik in hun nopjes. Deze laatste omdat hij zich geroepen voelt om het koopgedrag van de dames te stimuleren en zodoende de wereldeconomie draaiende te houden. Zijn slogan: als ge iets gaarne ziet waarom zoudt ge het dan in godsnaam niet kopen? Ikzelf loop de stalletjes af waar ze boeken en strips verkopen. Eéntje heb ik gekocht: “La chèvre de monsieur Seguin”.


    Wie kent niet het verhaal van dat eigenzinnig geitje Blanquette, dat haar baas, meneer Seguin, per se wilde verlaten om naar de bergen te trekken. Meneer Seguin probeerde haar te overhalen om te blijven, omdat hij ervan overtuigd was dat ze daar, hoog in de bergen door de wolf zou verslonden worden. Maar het koppig geitje hield voet bij stek en meneer Seguin liet haar gaan. En hoe het verhaal eindigt? In de Provence wordt nog vaak gepraat over « la cabro de moussu Seguin, que se battéque touto la neui emé lou loup, e piei lou matin lou loup la mangé ». Ik neem aan, mijn beste Roger, dan je kennis van het Provençaals voldoende is om dit te begrijpen en zo zie je maar wat je er mee opschiet als je vrij wilt leven… 

    Het geitje van meneer Seguin is wellicht het meest bekende verhaal van Daudet. Hij schreef het ten behoeve van ene Pierre Gringoire, een lyrisch dichter te Parijs, een beklagenswaardige kerel, ondervoed en in lompen gekleed, die een goed betaalde plaats als vaste rubriekschrijver in een Parijse krant geweigerd had… om vrij te kunnen leven. Om een paar redenen ligt dit verhaal mij nauw aan het hart. Er is vooreerst de pentekening die ik zo’n veertig jaar geleden kocht bij mijn eerste bezoek aan “de molen”: een geitje dat graast in de buurt van de molen. Al die jaren heeft de tekening boven mijn bed gehangen… en ze hangt er nog. Bij je eerstkomend bezoek zal ik het je laten zien.

    En dan is er het  gelijkaardig verhaal van wat mijzelf overkomen is en dat jij je, als trouwe lezer van mijn blogs (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=818482) misschien nog wel herinnert. Het verhaal van Tsjoep en Lala, twee schaapjes, die in niets verschilden van geitjes, tenzij dat zij geen sikje hadden. Ook op karakterieel gebied vertoonden zij géén van die rustgevende eigenschappen die doorgaans aan schapen toegeschreven worden. Herlees het verhaal nog eens: het kan je onmogelijk ontgaan hoe gelijklopend het verhaal van Daudet is met het mijne. De rol van Blanquette wordt gespeeld door Tsjoep en Lala. Meneer Seguin dat ben ikzelf. De grote weide waar Tjoep en Lala zo gaarne wilden stoeien tussen de koeien, dat zijn de bergen die een o zo grote aantrekkingkracht hadden op Blanquette. De wolf tenslotte, dat is de boze boer Touternitou. Een groot verschil nochtans: mijn verhaal kent een happy end! Ach, had meneer Seguin zich nog maar half zoveel inspanning getroost om zijn geitje terug te halen, als ik, om mijn diertjes te redden uit de klauwen van de boer…! En allicht is er nog een ander verschil: het verhaal van het geitje van meneer Seguin is vermoedelijk enkel ontsproten uit het brein van de schrijver, terwijl het verhaal van Tsjoep en Lala écht gebeurd is. De naam van de boze boer Touternitou is evenwel verzonnen, maar geef nu zelf toe: ’t doet er niet toe…

    Groetjes, ook aan Gaby.

    12-10-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de voetsporen van Daudet (3).

    (derde van zeven brieven aan een vriend)

    Beste Roger,

    Dit is dus al mijn derde verhaal. Met een genoegen dat wellicht groter is dan je denkt, verneem ik dat je vrouwtje mijn verhaaltjes kan smaken. Dat steekt een hart onder al mijn ingewanden en het geeft moed om verder te gaan. Er is alvast weer een deel kwel en kommer. Er is ook een deel waarin een pater een hoofdrol speelt en als ik mij niet vergis ben jij niet zo paaps, om nu eens een torenhoog eufemisme te gebruiken…

    Wie ooit Frans geleerd heeft op school en een Frans boek heeft moeten lezen… Veel kans dat het “Tartarin de Tarascon” was, het beroemd boek van Alphonse Daudet. Het verhaal over de onverschrokken held van de Provence, die het plan opvatte om helemaal alleen op leeuwenjacht te gaan in de woestijn van Noord-Afrika. Of hij die leeuwenjacht ooit tot een goed einde heeft gebracht doet weinig ter zake: wat telt is uiteindelijk de intentie, nietwaar. Op leeuwenjacht gaan of de intentie hebben om op leeuwenjacht te gaan, wat maakt het uit? Zeker in de Provence waar de zon, die eeuwig leugenachtige zon de grenzen tussen wat is en wat bijna is, of wat zou kunnen zijn, schromelijk vervaagt. Tarascon ligt niet verder af van Saint-Rémy dan Fontvieille. Meer dan zestig jaar na onze eerste kennismaking sta ik er oog in oog met mijn  grote onovertroffen held, Tartarin. L’intrépide Tartarin! Géén woord dat beter past bij deze man: intrépide. Ik had het woord nooit eerder gehoord en daarna ben ik het ook nooit meer tegengekomen. Het is een woord dat Tartarin de Tarascon op het lijf geschreven is. Was hij er niet geweest dan had dat woord niet eens hoeven bestaan. Intrépide!

    Onverschrokken poseert onze held hier op een pleintje dat “Place de Tartarin” heet, of althans zo hoort te heten. Het is duidelijk dat hij reeds een leeuw geschoten heeft en ontdaan van zijn vel. Triomfantelijk plant Tartarin zijn voet samen met de kolf van zijn geweer in de nek van de leeuw. Op een niveau lager zit de schrijver. Alleen hij weet precies hoe de strijd met de leeuw precies verlopen is. Hij lacht fijntjes. Even voel ik mij als die knaap van zestig jaar geleden, toen het verhaal van Tartarin verplichte leerstof was en ik vurig wenste een volwassen man te zijn. Hoeveel vuriger nog wenst deze “volwassen – noem het overrijpe – man” om weer dat jongetje te zijn dat “Tartarin de Tarascon” diende te lezen, waarvan hij nu pas de zin meent te begrijpen. Vaarwel Tartarin. Behoudens een wonder zullen we elkander niet meer ontmoeten…


    Binnen het grondgebied van Tarascon bevindt zich in een schitterende omgeving de grote en prachtige Premonstratenzerabdij van Saint-Michel-de-Frigolet, in de volksmond “abdij van de witte paters”. Hier ontstond “Het elixir van pater Gaucher”.



    Denk nu maar niet dat de abdij er altijd zo schitterend heeft bijgelegen. Vele jaren geleden was de abdij namelijk in verval geraakt door groot geldgebrek. De toren was scheefgezakt, muren waren gescheurd, ruiten gebroken, deuren uit hun hengsels, sloten vastgeroest… En dan de paters, hoe armoedig die erbij liepen! Met bevuilde en gescheurde pijen, versleten schoeisel… ’t Was toen dat pater Gaucher een onderhoud vroeg met de abt. Pater Gaucher verzorgde de tuin. Hij was één van de geringsten onder de paters, die evenwel veel afwist van planten. Daarenboven had een tante zaliger hem ooit een recept voor een likeur bezorgd. Ze had er wondere dingen over verteld: over de goddelijke smaak en over de genezende kracht ervan. Als pater Gaucher nu eens, volgens dit recept… Mensenlief, jullie hebben er geen gedacht van hoe snel het toen allemaal is gegaan. Pater Gaucher kreeg zijn destillatiekamer alwaar hij de heerlijkste likeur bereidde volgens het recept van zijn tante. Binnen de kortste keren was de likeur van pater Gaucher alom bekend in de streek en ver daarbuiten.



    De flessen likeur vlogen de deur uit en het geld stroomde binnen. Er konden nu herstelwerken gedaan worden aan de abdij dat het een lieve lust was en de paters liepen er allemaal piekfijn uitgedost bij in hun nieuwe kraakwitte pijen. Dat alles was te danken aan pater Gaucher en daar was de pater zich wel van bewust. Het ontbrak hem evenwel aan al die moderne apparatuur waarover men ten huidigen dage beschikt om de kwaliteit van het product te testen en zodoende zag de pater zich verplicht zijn brouwsel zelf te proeven en het dient gezegd, vaak was hij in gezegende toestand, vooral in de avonduren. Eén keer liep dat de spuigaten uit. Tijdens de avondmis begon pater Gaucher met luide stemme wulpse liederen te zingen: over paters die naar Parijs reisden, een nonnetje dat met een pater vree, drie jonge maagden die naar het bos trokken, en dies meer. Algemene consternatie en de pater moest zich ’s anderendaags komen verantwoorden bij de abt. Op blote knieën vroeg de pater om vergeving:

    - ’t Is de schuld van de drank, zei de pater. Door het dagelijks proeven van de elixir ben ik aan de drank verslaafd geraakt. Iedere avond word ik door satan overvallen en dan ben ik mezelf niet meester. Ik hou ermee op en ik vraag vergiffenis voor mijn zonde, zoniet wacht mij het eeuwig vuur in het hiernamaals.

    -  Maar op die manier ruïneert gij ons, pater Gaucher! Zonder uw elixir zullen wij weer in armoe hervallen. Is het dan wel onontbeerlijk dat gijzelf dagelijks van de drank proeft?

    - Onontbeerlijk is het, vader abt.

    - Toch moet gij doorgaan.

    - Stelt gij dan de welvaart van het klooster boven mijn zieleheil, vader abt?

    Het compromis dat toen gesloten werd was er één van de bovenste plank. Pater Gaucher zou blijven destilleren en proeven. Aangezien hij vooral ’s avonds door satan geplaagd werd, ontsloeg de abt hem van het bijwonen van de avondmis en teneinde hem desondanks het eeuwige helse vuur in het hiernamaals te besparen baden alle paters samen tijdens iedere avondmis tot de Heer opdat hij zich zou ontfermen over de pater die de abdij van de ondergang had gered. En pater Gaucher brouwde verder en wie een beetje aandachtig luisterde hoorde hem zingen, dat het zelfs doordrong tot in de avondmis: van de paters die naar Parijs reisden, van een nonnetje dat met een pater vree, drie jonge maagden die naar het bos trokken. Tralaliere, tralala…

    Zoals ge ziet Roger heb ik een fles elixir gekocht. De fles is tot op dit moment dicht gebleven. Ze blijft voorbehouden tot gij eens op bezoek komt. Ik zal jou eerst een vingerhoedje inschenken zoals de pastoor van Graveson met uiterste zorg inschonk voor Alphonse Daudet, zoals een juwelier die parels telt: enkele milliliter van een groene, goudglanzende, warme, vonkende, verfijnde likeur. In Daudets maag ging de zon op.

    Gaarne was ik nog wat verder naar het westen geweest, richting Nîmes, alover de brug van Beaucaire. Enkele kilometer voorbij de brug maakt de weg een brede bocht naar links, ter hoogte van Jonquière St.-Vincent. Toen Alfons Daudet daar op een dag voorbijkwam, zag hij  “de twee herbergen” staan, elk aan een kant van de weg. De ene was vervallen en stil, er was geen klant. In de andere herberg was er volop leven en muziek, er stonden paarden voor de deur, alsook een postkoets, er waren klanten en vertier. Daudet verkoos de verlaten herberg - ikzelf zou niet anders gedaan hebben. Daar zat een eenzame verwaarloosde, zij het niet oude vrouw. Ze keek niet vriendelijk. Waarom kwam de vreemdeling bij haar en niet hiertegenover waar er zoveel meer plezier was, waar de waardin een mooie Arlesienne was en waar ze mooie kamermeisjes hadden? Hier was alleen maar groot verdriet sedert haar twee dochtertjes waren gestorven en haar man vaak uithuizig was. Hoor, zei ze plots, hoort gij daar die zanger? Dat is mijn man! Zingt hij niet mooi? Ja, mijn man gaat daarheen omwille van de Arlesienne en omdat… weet ge, mannen houden niet van een vrouw die aldoor huilt.

    De twee herbergen zijn aan mijn neus voorbijgegaan: 't was al laat, Desdemona en Mantequilla moesten nog inkopen doen voor het avondeten en Hendrik verlangde al te hevig naar zijn douche. Die herbergen zullen toch al lang niet meer bestaan hebben, maak ik mijzelf wijs, bij wijze van troost.’ s Avonds lees ik in mijn bed een meer historisch-wetenschappelijk boek over de geschiedenis van de abdij van Frigolet. Er komt geen pater Gaucher  in voor? Heeft Daudet ons hier weer eens voorgelogen? Of is het weer de zon van de Provence die haar rol speelt? Wie zal het zeggen?

    Viel het nog mee met de clericaliteit vandaag, Roger? Zet u toch maar schrap, er komt meer.


    06-10-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-10-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de voetsporen van Daudet (2).

    (tweede van zeven brieven aan een vriend)

    Beste Roger,

    Het spijt mij, beste vriend, dat ik je met mijn reisverhaal weeral opzadel met allerhande kwel en kommer en slechts hier en daar een sprankeltje vrolijkheid. Al moet het mij van het hart dat de verhalen die ik je bij deze wens voor te schotelen wel degelijk in harmonie zijn met mijn sombere gemoedsgesteldheid van de laatste dagen. Luister maar weer goed…

    Van onze pleisterplaats naar de molen in Fontvieille is ’t hooguit een kwartiertje rijden. De molen ligt op een met dennen begroeide heuvel. 

    Op de benedenverdieping is er een museumpje ingericht met hoofdzakelijk dingen die verwijzen naar verhalen uit de “Brieven uit mijn Molen”. Een romantisch-nostalgisch gevoel  grijpt je zachtjes naar de keel en je stelt  je even voor dat jezelf de schrijver bent die vanuit de door zon overgoten molen in deze idyllische omgeving je diepste zieleroerselen aan het papier prijsgeeft. Tot een koele kikker je met de neus op de realiteit drukt: deze molen heeft nooit aan Daudet toebehoord, is nooit door hem bewoond geweest en hij heeft hier nooit ook maar één brief geschreven. Moeten we dan besluiten dat het “Voorwoord” waarmee het boek begint, één grote leugen is? Het is het koopcontract waarbij de heer Gerard Mitiflo, echtgenoot van Vivette Cornille, een windmolen verkoopt aan Alphonse Daudet, ten overstaan van meester Honoré Grapazi, notaris met standplaats te Pampérigouste. Een leugen? In geen geval. Daudet legt ons uit in zijn boek “Tartarin de Tarascon” dat de mensen van de Provence niet liegen. Het is de zon van de Provence die de grote leugenaar is, de “soleil du Midi”, die overdrijft, die vervormt…

    Onze realist gaat nog verder: Daudet heeft zelfs nooit in Fontvieille gewoond. Hooguit is hij er enkele keren te gast geweest bij zijn neef die op een soort kasteel woonde. Dat kasteel, le Château Montauban, bevindt zich op een boogscheut van het dorpscentrum en is te bezichtigen. 

    En de genadeslag probeert de realist ons te geven met de bewering dat alle “Brieven uit mijn Molen” geschreven zijn in Parijs, waar Daudet al die tijd gewoond heeft. En dan worden we nog met andere feiten om de oren geslagen. Ten tijde van Daudet stond het hier vol windmolens en het is niet eens zeker of het wel déze molen is waarop de schrijver zijn oog had laten vallen. En als het al deze was, dan is het zeker niet de oorspronkelijke, want deze werd minstens twee keer door brand vernield en weder opgebouwd. Om moedeloos van te worden…

    Maar moedeloosheid is aan ons niet besteed. Gesteld dat dit niet de authentieke molen zou zijn, dan is het toch zeker de molen van baas Cornille, in acht genomen dat de medeverkoopster van de molen, zoals blijkt uit de akte, Vivette Cornille is. Laat dat nu exact de naam zijn van de kleindochter van de molenaar Cornille. Luister maar hoe het de molenaar vergaan is in het verhaal “Het geheim van baas Cornille”.

    Eens waren de heuvels in de streek bedekt met windmolens en alom zag men ezeltjes beladen met zakken naar de molens trekken en weer de heuvels afdalen. Een gelukkige en vrolijke tijd voor iedereen en voor de molenaars in het bijzonder. Maar op een dag kwamen grote heren uit Parijs een stoommaalderij vestigen aan de grote weg en de mensen brachten hun koren nu naar die meelfabrieken. De windmolens hadden niets meer te doen en ze werden gesloopt… op één na: de molen van baas Cornille. Hij sloot zich op in zijn molen en leefde daar als een kluizenaar, eenzaam met zijn kat en zijn ezeltje, zonder inkomsten, want niemand bracht nog graan naar de molen. 


    Merkwaardig genoeg draaiden de wieken van zijn molen nog als voorheen en iedere avond zag men de oude molenaar op de wegen, met zijn ezeltje dat volgeladen was met grote zakken meel. Hoe baas Cornille het klaarspeelde was een raadsel voor iedereen, want de deur van de molen bleef voor iedereen gesloten, ook voor zijn kleindochter Vivette, wiens ouders overleden waren en die zich overal verhuurde op de mas voor de oogst of de olijvenpluk. Op een dag echter waren Vivette en haar vriendje erin geslaagd via een ladder de molen binnen te dringen. Wat zij daar zagen waren geen zakken koren of meel, enkel een viertal zakken met zand, steengruis en kalk. Daarmee trok baas Cornille dus ’s avonds langs de wegen om te doen alsof er nog meel gemalen werd en om de eer van de molen te redden. De kinderen waren ontroerd en evenzeer de vader van Vivettes vriendje toen dit hem ter ore kwam. Deze vertelde het aan al zijn buren en hij maande hen aan voortaan weer hun graan naar Cornilles molen te brengen. De oude baas, die gemerkt had dat zijn geheim ontdekt was, zat te wenen op een zak kalk, vóór de deur van zijn onteerde molen, toen hij ze van alle kanten zag komen, ezeltjes volbeladen  met zakken graan, écht graan. Hij stortte nu tranen van geluk. Tot aan zijn dood zijn de mensen koren blijven brengen naar zijn molen. Met baas Cornille viel toen de laatste windmolen in de streek stil. Voor altijd.

    De dorpskern van Fontvieille is ongeveer twee kilometer van de molen verwijderd. Daar staat een borstbeeld van Alphonse Daudet. 


    Langs de weg van de molen naar het dorp zag ik een onbeduidende stille mas, die mij ongetwijfeld niet eens was opgevallen indien ik de nacht tevoren het verhaal van “Het meisje uit Arles” niet had gelezen. Het verhaal begint als volgt (de vertaling is van Adema van Scheltema) : “Als je vanuit mijn molen afdaalt naar het dorp, kom je langs een mas die vlak bij een weg gebouwd is… Waarom trof dat huis me? Waarom beklemde die gesloten poort me zo? Ik zou het niet hebben kunnen zeggen en toch kreeg ik de rillingen van dat huis. Er hing een te diepe stilte omheen… “. 


    Op een dag vernam de auteur van één van de knechten dat er zich rond deze mas een drama had afgespeeld. Een diep treurig verhaal. Hier woonde een knappe jonge boerenzoon, Jan. Hij was smoorverliefd geworden op een meisje dat hij ontmoet had in Arles. Hij wilde te allen prijze met haar trouwen. Zijn ouders en het meisje zelf stemden in met een huwelijk. Tot bekend raakte dat de Arlésienne in feite een meisje van lichte zeden was en dus geen partij voor Jan. Van die dag af voelde hij minachting voor haar, hij trok zich terug, was zwijgzaam, hij sprak niet meer over het meisje uit Arles, en toch… hij hield nog van haar! Zijn ouders zagen zijn verdriet en het verontrustte hen zeer. En Jan zag hoe zijn ouders bekommerd waren. Ten einde hen gerust te stellen deed hij zich geweld aan om op het feest van Sint-Eloïsius een vrolijke indruk te maken. Hij vroeg zelfs menigeen ten dans en dat maakte zijn moeder dolgelukkig omdat ze dacht dat haar zoon genezen was. Niets was minder waar…  De volgende dag, zeer vroeg in de morgen, begaf de jongen zich naar de zolder – ik hou te veel van haar, zei hij –  hij opende het raam en stortte zich te pletter op de tegels van het hof. Waaruit de schrijver besluit dat de minachting de liefde niet kan vernietigen. En sinds die dag is er droefheid en stilte op deze mas.

    02-10-2016 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Blog als favoriet !

    Foto

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)



    Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.

    Foto

    Archief per week
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 07/11-13/11 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 28/12-03/01 2021
  • 14/12-20/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 28/11-04/12 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 12/12-18/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 06/12-12/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 29/11-05/12 -0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs