Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
22-02-2014
Stromae.
De volledige tekst van het nieuwste lied van Stromae vindt u op www.bloggen.be/haikoe.
Willy
Weldoener werd vandaag precies vijfenzeventig jaar geleden geboren als zoon van
een gewone werkman, een arme molenaar. In die tijd was iedereen verplicht om
tot zijn veertiende levensjaar naar school te gaan. Veertien jaar vond Willy al
meer dan genoeg en hij ging zijn vader helpen in het molenaarsbedrijf. Enkele
jaren later werd hij varkenskweker. Hij trouwde. Zijn vrouw vond dat varkens te
veel stonken en teneinde de huiselijke vrede te bewaren schakelde Willy
Weldoener over op kippen. Met zevenentwintigduizend stuks behoorde hij in die
periode tot de absolute top in België. Maar zevenentwintigduizend kippen, dat
stinkt Willy startte dan maar met de
bouw van kippenhokken en stallen. En van t een kwam t ander en binnen de
kortste keren werd Willy de grootste industriebouwer van de Benelux: de
absolute top op het gebied van industriële gebouwen, zwembaden, prefabbeton en
transport. Zeven jaar geleden nam hij er ook nog de voedingssector bij: hij
kocht twee groothandels in vleeswaren op en levert nu aan vijftienhonderd
slagerijen meer dan vierduizend producten.
Willy
Naessens want zo is zijn echte naam is nu één van de rijkste mensen van het
land. Hij rijdt met dure autos en is in het bezit van o.a. landhuizen met
prachtige tuinen vol mooie standbeelden, stoeterijen met talrijke raspaarden,
een kasteel in Frankrijk En denk maar
niet dat Willy zijn rijkdom gestolen heeft. Sedert meer dan zestig jaar werkt
Willy veertien uur per dag, ook in de week-ends. En hij denkt nog lang niet aan
inbinden. Werken is zijn lust en zijn leven. Willy staat aan het hoofd van
tweeëntwintig bedrijven maar is desondanks een bescheiden man, die niet gaarne
te koop loopt met zijn rijkdom en nooit zijn nederige afkomst verloochend
heeft. En wat meer is: een niet onaanzienlijk deel van zijn inkomen schenkt
Willy aan het goede doel, onder het motto als ik het goed heb mogen anderen
het ook goed hebben. Het hoeft geen verwondering te baren dat zijn bijnaam Willy
Weldoener is en dat Willy een gelukkig man is: is het geluk niet van hem af te
lezen op de foto die vorige week van hem verscheen in de krant? Is Willy
Weldoener geen voorbeeld voor ons allen om na te volgen? We zouden allen rijk en
welvarend zijn en gelukkig.
In schril contrast met deze foto van Willy Weldoener is die van prins Laurent, uit dezelfde krant (HLN 3 februari). Was de prins maar uit hetzelfde hout gesneden als Willy, dan zou hij nu niet hoeven rond te komen met een armzalige dotatie van 307.000 euro in het jaar, dewelke hem niet eens toelaat om zijn echtgenote nog mee uit te nemen.
Je vraagt je af: zullen we dit verlies ooit kunnen
verwerken?
Het antwoord luidt: we zullen het kúnnen, want de tijd
heelt alle wonden, maar t zal héél moeilijk zijn
Want jij was iemand uit de duizend: spiritueel en
wijs, gulhartig en de toevlucht van alle leden van onze club. Kortom: jij was
onmisbaar, Luc.
Dokter Luc Termote, schielijk overleden op 31 januari, in de fleur nog van het leven. De rouwplechtigheid in de kerk van Zulte, op heden, werd bijgewoond door een nooit geziene massa mensen, die eer kwamen betuigen aan deze uitermate bekwame arts en vriend. De leden van Loopclub Grijsloke blijven verweesd achter, zonder hun clubdokter. Samen hadden wij diepzinnige en aangename gesprekken. Enkele jaren geleden heb ik daarover geschreven op deze blog (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=444993). Zijn heengaan laat een héél bittere nasmaak na.
Firmin, mijn
buurman, leest De Morgen. Zelf houd ik het nog steeds bij Het Laatste
Nieuws. En wellicht dáárom kijkt Firmin een beetje laatdunkend op mij neer.
Maar t zal wel inbeelding zijn van mijnentwege, want Firmin is een opperbeste
kerel, een crème van een vent zoals ze zeggen, behulpzaam en geestig, kortom
de ideale buurman. Firmin is daarenboven een belezen man met een heldere geest.
Hij zweert bij De Morgen en die krant zou hij hooguit willen ruilen voor een
andere kwaliteitskrant: De Standaard, De Tijd, Le Soir. Het Laatste Nieuws
vindt Firmin allerminst een kwaliteitskrant. De enige rubriek in HLN waarmee
hij zich nog enigszins kan verzoenen is de sudoku. Niet de sudoku voor
beginners en zelfs niet de sudoku voor gevorderden want dat noemt Firmin
kinderspel. De sudoku voor experts kan Firmin wel smaken, maar ook daar is
hij in een mum van tijd mee klaar. Ach, had ík maar zon sudoku-knobbel als
Firmin! Verder dan het beginnersstadium heb ik het tot op heden niet gebracht
En toch gaan
er in de wereld een heleboel dingen om, waar Firmin geen weet van heeft. Omdat
hij Het Laatste Nieuws niet leest. Beschouwen we enkele gewichtige
nieuwsberichten die dit weekend in HLN verschenen zijn en meer dan
waarschijnlijk niét in de kwaliteitskrant van Firmin. En dan is wat volgt nog
maar een greep:
Prins Laurent
verkondigt urbi et orbi hoe zielsveel hij houdt van zijn prinses Claire.
Akkoord, hij zal wel niet de enige zijn die zielsveel houdt van zijn vrouw,
maar zoiets te horen uit de mond van onze geliefde prins is toch wel héél bijzonder.
HLN wijdt daar een volle bladzijde aan, mét foto. Het zou mij niet eens
verwonderen mocht De Morgen deze opzienbarende verklaring van de prins geheel
onvermeld gelaten hebben.
En Jan Wittevrouw,
die als charmezanger Johnny White door het leven is gegaan en vorige week
overleden is op 67-jarige leeftijd. Zijn pad is niet over rozen gegaan. HLN
wijdt daar een twee paginas lang artikel aan: de titel luidt Johnny White,
gepluimd, vernederd, beschoten en bestolen. Dat Johnny overleden is heeft
Firmin via zijn kwaliteitskrant wellicht niet eens vernomen en t zou mij zelfs
niet verbazen dat Johhny White hem te enen male onbekend is.
En dat de
Belgische voetballer Romelu Lukaku zijn dreadlocks kwijt is, das toch óók
groot nieuws. Zelf wist ik het ook niet, maar Romelu speelt voor een Engelse
club, een club die nu hoge ogen gooit met Belgisch talent. Firmin zal dat
evenmin weten en vermoedelijk weet hij niet eens wat dreadlocks zijn. Zonder
het artikel (mét foto) in de weekendeditie van HLN had ik het nu óók nog niet
geweten.
Of Thorgan
Hazard de komende maanden voor Zulte blijft voetballen, dan wel overgeheveld
wordt naar Anderlecht? De sportpaginas van HLN staan er de laatste dagen bol
van. Net zó in de weekendeditie. t Is een erg belangrijk item want er zijn,
als ik mij niet vergis, ettelijke tientallen miljoenen euros mee gemoeid. Op
een goeie dag zal een beslissing vallen in deze gewichtige zaak en ik ben bang
dat die aan Firmins neus zal voorbijgaan. Met zijn kwaliteitskrant
Verder is er
een schokkende uitspraak van de vijfenzeventigjarige Willy Naessens, één van s
lands succesvolste en rijkste zakenmensen: dat de Walen een werkzamer volk zijn
dan de Vlamingen! Willy is, zelf Vlaming zijnde, de uitzondering die de regel
bevestigt, want hij werkt zich nog steeds uit de naad, iedere dag van s
morgens 5 uur tot s avonds 21 uur. Of hij dan nog tijd heeft om van het leven
te genieten? Ik denk het wel. Ik ken Willy al persoonlijk sinds de kinderjaren:
werken is voor hem puur genot. Maar dat van die werkzame Walen, of De Morgen
dat weet, ik betwijfel het.
De Morgen
heeft daarenboven niet het geluk dat ze over een supergetalenteerde
kroniekschrijver beschikken als HLN, in de persoon van Herman Brusselmans. Zo leert onze op drie na succesrijkste
Vlaamse schrijver (na Huysentruyt, Meus en Dumont) ons in zijn wekelijkse
kroniek iets over de bedrieglijke praktijken van de tv-makers in het programma
Wauters versus Waes. Ik citeer letterlijk: dat de producers ons serieus onderschatten als ze denken dat wij
geloven dat Wauters en Waes de 650 kilometer van Bordeaux naar Parijs
daadwerkelijk fietsend hebben afgelegd. Welneen. Bij dergelijke programmas
gaat het aldus: Wauters en Waes rijden in het zicht van de camera een paar
honderd meter, dan worden ze met fiets en al tweehonderd kilometer verder
gebracht in een comfortabele minibus, dan rijden ze weer honderd meter, etc.
Dus ik gok erop dat de beide slampampers van de 650 kilometer ongeveer drie
kilometer gepedaleerd hebben en de rest van de afstand als koningen op hun
lamme kloten in hun taxi hebben gelegen. Mij moeten tv-makers niet met een
kluitje in het riet sturen, ik weet al dertig jaar dat het sjoemelaars van de bovenste
plank zijn. Verder krijgen we er van de man, die zich in ditzelfde artikel
de beste Vlaamse schrijver sinds Stijn Streuvels noemt, nog een op zijn minst
belangwekkende anekdote bovenop: vorige week heeft hij namelijk achter een
struik gescheten, zonder zijn kont af te vegen! Niets van dat alles natuurlijk
in De Morgen.
En dan heb ik
het nog niet eens gehad over Conchita, de vrouw met de baard, die voor
Oostenrijk zal deelnemen aan het komend songfestival en aan wie HLN in de krant
van maandag 20 januari op pagina 45 een artikel wijdt. Plus een wondermooie
foto. Ik zie het Firmins kwaliteitskrant nog niet nadoen.
Toegegeven, die krant van Firmin heeft ook haar sterke kanten en vooral andere interessepunten, zoals de economie en de Europese politiek bijvoorbeeld. Maar wat kunnen mij die Europese politiekers schelen, verdomme. Zakkenvullers zijn het, en daarmee basta. En de economie? Ik mag dan nog twee jaar jonger zijn dan Willy Naessens, ik ben al acht jaar met pensioen en iedere morgen sta ik op als Willy al vijf uur aan t werken is. Als ze aan mijn pensioentje maar niet gaan knabbelen en mij maar verder gratis laten rijden met het openbaar vervoer
μηδέν άγαv is een wijs gezegde dat geschreven stond op de tempel van
Apollo in Delfi. Het betekent niets te veel of alles met mate. En dat is
wat ik u toewens in het nieuwe jaar:
Gezondheid, maar met mate, want er is een
spreekwoord dat zegt krakende wagens lopen het langst
Goede resultaten in al uw ondernemingen, maar met
mate, want een spreekwoord zegt de laatsten zullen de eersten zijn
Succes in de liefde, maar
eveneens met mate, want de liefde maakt blind
Beroemdheid? Met mate, want Jaak
Vanlichtervelde en andere verlichte geesten hebben ooit gezegd pour vivre
heureux il faut vivre caché
Dat het u goed ga op financieel gebied, maar
ook weer niet té goed, met mate dus, want geld maakt niet gelukkig en
Geluk is nu net wat ik u in overvloed
toewens. Evenveel als mij in 2013 is te beurt gevallen:
Jarenlang heb ik geen koffie
gedronken omdat ik daar hartritmestoornissen van kreeg. t Is te zeggen: die
hartritmestoornissen, daar heb ik al sedert mijn kinderjaren last van, maar van
koffie werd het allemaal veel erger. Om het aanschouwelijk voor te stellen: een
normaal hartritme gaat als het getik van een klok, het mijne als het getik van morseschrift.
Jaren geleden heeft een pleiade van cardiologen zich over mijn geval gebogen en
de unanieme conclusie luidde: pacemaker, en in afwachting géén koffie. Ik liep
toen nog halve marathons en van een pacemaker heb ik maar afgezien. Het
koffiedrinken heb ik gelaten. Rigoureus. Al heeft het mij moeite gekost. Mijn
gevoeligheid voor koffie nam allengs ongekende vormen aan: de geur van koffie,
en op den duur alleen al de gedachte aan koffie, deden mijn hart op hol slaan.
Hoe was ik plots zo overgevoelig geworden voor koffie? Door er geen meer te
drinken natuurlijk
Ik herinnerde mij een gezegde uit de medische
wereld: similia similibus curentur, wat erop neerkomt dat men de kwalen met
hun eigen middelen moet bestrijden. En zo ben ik weer koffie beginnen drinken,
beetje bij beetje, in den beginne aangelengd met water, en vervolgens de dosis
geleidelijk aan opdrijvend, zodat ik nu zelf reeds als een flinke koffiedrinker
mag beschouwd worden. Zover heb ik het al gebracht dat ik in staat ben om u,
trouwe lezer van mijn blog, in mijn
geliefkoosde stad Gent voor de minder
trouwe lezers met kennis van zaken te loodsen naar de meest exquise koffiezaken
van de stad. Op de Vrijdagmarkt is er een. Aan het tafeltje naast het mijne zat
onze op drie na grootste Vlaamse schrijver na Huysentruyt, Meus en Dumont
wie ik om redenen van discretie bij deze gelegenheid de naam Merlevede
toedicht, Herman Merlevede, om niet helemaal onprecies te zijn. Toen ik
binnenkwam zat hij er al, in zijn eentje de krant te lezen, met een koffie en
een sigaret. En daarna bestelde hij nog twee keer een koffie en telkens rookte
hij daarbij een sigaret. Hij zat de hele tijd maar voor zich uit te kijken, in
gedachten verzonken, zo leek het. Ik probeerde zo weinig mogelijk in zijn
richting te kijken, al lukte mij dat niet al te best. Wat doe je als de blikken
van zon man de jouwe kruisen? Doen alsof je hem niet kent? Of vriendelijk
goededag zeggen? Of zelfs een gesprek beginnen? Hou er echter wel rekening mee
dat hij jóu niet kent Nee, zon beroemdheid negeren lijkt mij nog het
veiligste, na wat mij ooit overkomen is toen ik een gesprek heb willen
aanknopen met een bekende politicus, tevens burgemeester van een grote Vlaamse
stad en wiens naam ik hier evenmin wens te noemen ik noem hem voor de
gelegenheid Tabak.
Aan de bar waren twee mannen
van middelbare leeftijd in een geanimeerd gesprek gewikkeld. Bij die ene zijn
zuster hadden ze de dag tevoren ingebroken: geld en juwelen gestolen.
- Zigeuners zijn het, zei de
man die duidelijk de oudste van de twee was. We moesten al die zigeuners het land uitzetten.
Maar wat doen we? Met open armen halen we ze binnen. Ze roven onze huizen leeg.
En wat doen we ertegen? Niets.
- Scheer ze niet allemaal over
dezelfde kam, zei de andere. t Zijn niet allemaal dieven. Er zijn ook eerlijke
mensen bij.
- Veel zullen het er niet
zijn. Ik blijf erbij: ze moeten het land uit.
- En waarom zouden de goeden het
met de kwaden moeten bekopen? Zelfs voor één rechtvaardige zou Onze Lieve Heer
Sodom en Gomorrha gespaard hebben!
- Lieve Heer! Met uw
bijbelkennis waart gij beter thuis geweest bij de CD-ampersant-V. Staan de
groenen nu voor de bescherming van het milieu of voor het binnenhalen van al
dat allochtoon gespuis?
- Wij zijn tegen alles wat het
milieu bezoedelt en tegen alles wat naar racisme ruikt. En à propos: het woord
allochtoon is in onze stad bij wet verboden!
- En ge hebt dat woord daarnet
zélf uitgesproken!... En als ik het nu eens heb over een niet-autochtoon? Is
dat toegelaten?
De groene antwoordde niet, hij
maakte een beweging met de hand van laat maar zitten, liet zijn nog halfvolle
pint staan en vertrok. Zijn compagnon kwam naast mij zitten.
- Ik weet niet wat die groenen
bezielt, zei hij. Denk nu maar niet dat ik racist ben. Ik weet wel zeker dat ik
dat niét ben. Maar die zigeuners zijn beroepsdieven, die niet eens beseffen dat
stelen een misdaad is. En straks krijgen we er in onze stad nog honderden bij.
Ze komen uit Bulgarije. Ze stelen er lustig op los. Ze sturen hun minderjarigen
op ons af en dáár valt niets tegen te doen.
- Ja, zei ik, net zo min als
er wat te doen valt tegen alle soorten van witwaspraktijken, fiscale
ontduiking, duistere financiële constructies, monsterweddes en dergelijke.
- Zijt gij misschien óók een
groene? vroeg de man.
- Als ge bedoelt of ik voor
het behoud van een gezond milieu ben, dan ben ik een groene, ja.
Aan de andere tafel legde
Herman Merlevede zijn krant dubbelgevouwen neer, liet een paar muntstukken
achter en verliet de zaak zonder iemand verder een blik te gunnen.
- Herman Merlevede, zei ik.
- Ja, zei de autochtoon, die
komt hier bijna dagelijks een koffie drinken, soms wel twee of drie.
Ik keek op mijn polshorloge
als iemand die zich plots herinnert dat hij een dringende afspraak heeft en in
één teug dronk ik driekwart van mijn koffie op.
- Dan stap ik ook maar eens
op, zei ik.
Via een paar smalle straatjes
wandel je in enkele minuutjes van de Vrijdagmarkt naar het Gouden Leeuwplein.
Bij de Max, eertijds een goed beklantkoffiehuis, zie ik amper één klant
voor t raam zitten. Bij de Max zet ik nooit meer een voet binnen, na wat mij
daar deze zomer overkomen is. Ik was toen nog erg gevoelig aan coffeïne en
daarom had ik een decafeïné besteld en, zo mogelijk en indien dat niet teveel
gevraagd was, een kannetje water. Ik kreeg een halve kop decafeïné plus een
piepklein kannetje met daarin hooguit een vingerhoedje koud water. En voor dat
vingerhoedje koud water werd mij dan nog een halve euro aangerekend! En t is ook
wel vanwege die schapenstal die ze daar neergepoot hebben op het Emiel
Braunplein: vroeger had je, gezeten op het terras bij de Max, een schitterend
zicht op het majestueus belfort. Nu kijk je op die lelijke schapenstal
Dan maar de Donkersteeg in,
naar de Mokabon, waar je de koffie al ruikt vanop een meter of twintig. Dáár
zit het stampvol, op één plaatsje na. In een hoekje aan een klein tafeltje zit
een stokoud heertje en naast hem is nog een leeg stoeltje.
- Dit is de oudste koffiezaak
van de stad, zegt het heertje. Ik kom hier al meer dan tachtig jaar, twee of
drie keer in de week.
Hoe oud hij dan wel is?
Vierennegentig! Of hij hier in de buurt woont? Bijlange niet, in
Sint-Amandsberg. Of hij met de tram hierheen komt? Te voet zegt hij, drie
kilometers, en hij wijst naar de wandelstok in de hoek. Telkens die drie kilometers
te voet, maar terug gaat hij met de tram. Hij is leraar geweest aan de hogere
textielschool in de Voskenslaan. Hij kent Gent als zijn broekzak, heeft er zowat
overal gewoond. Nu woont hij dus in Sint-Amandsberg, om dichter bij zijn zoon
te zijn, die er samen met zijn vrouw een krantenwinkel uitbaat. Hij woont er
niet graag. Een onveilige buurt. Het krantenwinkeltje heeft al drie keer ongewenst
bezoek gekregen.
- Iedere winkelier zou een
pistool in huis moeten hebben, zegt hij.
- Zou dat niet gevaarlijk
zijn, al die vuurwapens? vraag ik.
- t Zijn niet de wapens die
gevaarlijk zijn, zegt hij, maar de mensen die ermee omgaan.
Heb ik op teevee niet exact
hetzelfde gehoord uit de mond van een twaalfjarig meisje, ergens in Amerika?
Wijze woorden toch, uit een kindermond.
De koffie in de Mokabon
smaakte mij beter dan die op de Vrijdagmarkt. t Zal niet alleen aan de koffie
gelegen hebben, maar ook aan t gezelschap van het oude heertje. Al was er een
sober kantje: één klontje suiker, niet groter dan een kubieke centimeter en
géén koekje of chocolaatje of iets dergelijks.
Ik heb mij voorgenomen voortaan
alleen nog koffie te drinken bij Ikea of Albert Heijn. De koffie is er super,
je kan hem naar believen verdunnen met heet water, en je kan er naar
hartelust meerdere koppen drinken zonder bij te betalen. Overigens hoéft er
niet betaald te worden bij Ikea en Heijn: de koffie is er gratis. Maar mocht u
mij in de komende dagen, weken of maanden toch weer zien zitten op het terras
met een koffie en een schapenstal voor mijn neus, maar zonder een piepklein
kannetje water, denk dan maar: hij is dan toch niet zó rancuneus als hij zich
voordoet
Het woord
van t jaar? Kopspringer wordt het, met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid. Oftewel het werkwoord kopspringen: voor de stier uit Middelkerke,
die beroepshalve bij een boer uit Westrozebeke is terechtgekomen, een werkwoord
in de meest letterlijke betekenis van het woord. Voor een flink deel mijner
trouwe lezers zal het kopspringen geen onbekend begrip zijn, al bestond er voor
zover mij bekend geen woord voor. Het woord kopspringer is alvast niet terug
te vinden in de dikke Van Dale en het lijkt in Nederland te enen male onbekend
te zijn. Wel kunt u het vinden op www.vlaamswoordenboek.be.
De omschrijving: een stier die dekt aan de verkeerde kant. Overigens moet ik bekennen
dat ik tot vóór enkele dagen niet bevroedde dat deze vicieuze vorm van geslachtsgemeenschap
ook door dieren werd beoefend. Wat er
ook van zij: de kopspringer gaat ongetwijfeld een mooie toekomst tegemoet en t
zou mij dus allerminst verwonderen als de titel van woord van t jaar hem zou te beurt
vallen
En toch
geef ik de voorkeur aan een ander woord: appeltrekker. Ik heb het twee
maanden geleden opgevangen aan de toog van café Bon Ami (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2351245)
in het Zeeuws-Vlaamse Schoondijke. Het woord komt in geen enkel woordenboek
voor en lijkt erg streekgebonden. Wat het betekent? Ik denk dat het ongeveer
dezelfde lading dekt als beuzak. En mocht u, waarde lezer, niet weten wat een
beuzak is, vraag het maar aan om t even welke rechtgeaarde Gentenaar
Denk nu echter
maar niet dat ik zélf een woord wens voor te dragen voor de verkiezing tot woord
van t jaar. Daarvoor is de ontgoocheling die ik drie jaar geleden heb
opgelopen door het niet-genomineerd-zijn van mijn gulpbisschop (zie www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=980624)
nog lang niet voldoende verwerkt. Het had het woord van de eeuw moeten
worden. Het ligt nog allemaal te vers in het geheugen. De wonde is nog te
pijnlijk. Wie zijn die appeltrekkers die mijn gulpbisschop niet goed genoeg
vonden? Beuzakken zijn het! Op zijn minst
Ik
ben geboren in het jaar 280 in Myra, een klein kustdorp in Klein-Azië, gelegen ten
Zuidwesten van de stad Antalya. Mijn bevalling verliep naar wens: ik herinner
mij nog alles héél goed. Men noemde mij Nicolas. Ik was een wonderkind en
doordrongen van de goddelijke genade. Ik weet nog dat ik één dag na mijn geboorte
rechtop ging staan in mijn badje en de
handen ten hemel strekte om de heer te danken voor het leven dat mij was
geschonken, en dat ik weigerde op vrijdag van mijn moeders borst te drinken
omdat die dag vastendag was, en dat ik, nog kleuter zijnde, reeds de naam kende
van alle hemellichamen. Toen ik negentien was werd ik tot priester gewijd en
weinige jaren later tot bisschop. Ik heb talloze wonderen verricht en omdat er
maar twee vereist zijn om heilig verklaard te worden, heb ik die titel dan ook
ruimschoots verdiend: Sint Nicolas! Ik vermeld er hier één.
Het gaat
over drie kinderen die verdwaald waren. Ze werden verleid door een pedofiele
slager, die hen misbruikte en daarna doodde. De wreedaard sneed de lichamen van
de kinderen aan stukken, pekelde ze in en bewaarde ze in een grote stenen ton
in zijn kelder. Het toeval wilde dat ik enige tijd later voorbij het huis van
de slager kwam. Ik had bijzonder scherpe zintuigen en ik rook dat er
mensenvlees in dat huis aanwezig was. Ik dwong de slager mij tot bij de ingepekelde
stoffelijke resten te brengen. Toen heb ik wellicht mijn grootste wonder
verricht: springlevend en ongeschonden kwamen de drie kinderen uit de ton te voorschijn.
Nooit heb ik kinderen een mooier geschenk kunnen geven: hun het leven
terugschenken dat hun ontnomen was. Dit wonder werd mij in dank afgenomen door
de Allerhoogste. Vele eeuwen na mijn dood en mijn opneming ten hemel, werd mij
toegestaan om telkenjare gedurende enkele weken in november en december terug
te keren naar de aarde, om er de brave kinderen te verwennen met speelgoed en
lekkers. Het is de periode rond 6 december, mijn overlijdensdatum in 't jaar
343.
Ik
verscheen voor 't eerst op aarde als grote heilige kindervriend rond het jaar 1850, dat was nog de tijd vóór jullie overgrootvaders. In 't begin kon ik het werk nog alleen aan. Ik daalde
neer op aarde, ergens in Spanje. Ik had daar een klein lief winterverblijf en
dat is tot op heden niet anders. Waar het zich precies bevindt heb ik nooit
willen verklappen: anders laten de paparazzi mij geen rust. Vanuit mijn
optrekje in Spanje kwam ik met de stoomboot naar de meer noordelijke delen van
Europa, via de havens van Antwerpen, Rotterdam en Amsterdam. Aanvankelijk kon
ik het werk nog alleen aan. In de huizen waar de brave kinderen rustig sliepen,
trad ik binnen, via vensters en deuren. In die tijd waren die meestal niet op
slot: de mensen waren toen minder beducht voor inbrekers. Maar ook al waren ze
op slot, het hinderde mij niet: ik had tijdens mijn leven andere katten
gegeseld! Zo slaagde ik erin welhaast ieder kind iets te schenken, al was het
soms niet méér dan een sinaasappel, maar dan een héél lekkere, een appeltje van
oranje... uit Spanje. Ha, voor sinaasappels had ik een voorliefde. Ze herinneren
mij aan een ander wonder dat ik verricht heb tijdens mijn leven. Er waren drie
arme meisjes, drie zusjes, uit een doodarm gezin, die gaarne wilden trouwen,
maar niet konden omdat hun vader te arm was om hun een bruid-schat mee te
geven. Ik perste drie grote sinaasappels uit en vulde ze weer op met gouden
muntstukken. Ik gooide de sinaasappels doorheen hun kamervenster dat de ruit
niet brak was een wonder op zichzelf. De sinaasappels kwamen terecht in één van
de schoenen van elk van de meisjes, die ze te drogen hadden gezet bij de
schoorsteen. De meisjes, die anders als slavinnen zouden verkocht worden,
konden nu trouwen. De gevulde sinaasappel voldeed ruimschoots als bruidschat.
Deze geschiedenis verklaart meteen ook mijn voorliefde voor het schoentje dat
naast de schoorsteen geplaatst wordt aan de vooravond van mijn feestdag.
Ik
vertelde reeds dat ik in 't begin het werk nog aankon. Maar allengs, met de
toename van de bevolking in West-Europa begon het erg zwaar door te wegen.
Alleen kon ik het niet meer aan. Ik ging mijn nood klagen bij Onze-Lieve-Heer.
Deze kon mijn activiteit als grote kindervriend wel smaken en hij stelde een
ezeltje te mijner beschikking, om de lasten te dragen, en hij gaf mij de
toelating een assistent te kiezen, om mij in alles bij te staan. Ik zocht de
hele wereld af. Mijn assistent diende jong en knap en lenig te zijn,
vriendelijk en beleefd, sterk en beschikkend over een goed uithoudingsvermogen
en vooral begiftigd met een grote intelligentie en een ijzersterk geheugen. Ik
zocht in Europa, in Azië en in Amerika, maar niet één die aan mijn
verwachtingen beantwoordde. Tot ik Nicodemus vond, een ebbenhouten knaap, in
het Congolese binnenland. Een knappere, slimmere en vriendelijker jongen kon ik
mij niet indenken. Hij werd dus mijn assistent, mijn trouwe helper en mijn
raadgever in alles, mijn eerste luitenant. Ik vond Nicodemus geen geschikte
naam en ik gaf hem de bijnaam Piet, naar Petrus, die de eerste luitenant van
Jezus was. We waren, en zijn nog steeds, een geweldig trio: ikzelf, Piet en de
ezel. Het trio vertederde Onze-Lieve-Heer en het viel dermate in de smaak bij
de Allerhoogste dat hij Piet en de ezel
het eeuwig leven schonk alsook de eeuwige jeugd. Als ikzelf in december weer
ten hemel opstijg, trekken beiden zich telkenjare terug in ons mooi huisje in
het zonnige Spanje. Piet zorgt er goed voor de ezel, zodat deze weer op
krachten kan komen na de zware tochten naar de brave kinderen, tochten die niet
zelden over daken gaan. Heden ten dage zijn de huizen vaak beveiligd met zeer
zware sloten, waar ikzelf geen raad mee weet, zodat niets anders overblijft dan
de sinterklaascadeautjes door de schoorsteen te gooien. En dat moet dus via het
dak. Piet houdt zich verder het hele jaar bezig met het administratief werk.
Alle gegevens verzamelen en bijhouden in het grote boek over zovele duizenden
kinderen: of ze braaf zijn, of ze goed leren, welke misstappen ze hebben begaan...
Maar
de laatste jaren is zelfs voor ons drieën het werk te zwaar geworden. We hebben
verscheidene hulppieten in dienst genomen. Vaak zijn het niet eens zwarte maar
blanke jongetjes of meisjes die hun gezicht zwart gemaakt hebben. Dat komt door
het roet van de schoorstenen waar ze doorheen moeten, zeggen ze dan. Maar dat
is onzin natuurlijk: ze doen het omdat ze willen lijken op die ene echte niet te overtreffen Zwarte Piet.
Daag,
jongens en meisjes. Vergeet niet jullie schoentje te zetten, met, als 't even
kan, iets lekkers voor de ezel (een wortel of een raap vindt ie heerlijk).
O, wat zijn wij heden blij. Met de keuze van Mathilde, de jongste van onze drie koninginnen. Het betreft hier Mathildes keuze van vijf nieuwe eredames. Eén van die vijf is namelijk Laurence De Ghellinck dElseghem de Vaernewijck. Zij is een vierenveertigjarige hoogopgeleide moeder met blauw bloed, stammend van de echte oude Franse adel uit de zestiende eeuw. Haar voorouders hebben gedurende meer dan twee eeuwen het dorp geregeerd waar uw dienaar, zoniet geboren, dan toch getogen is. Dat dorp is u hebt het goed geraden Elsegem .
Het eerste lid van die adellijke stam, dat zich in Elsegem vestigde, was ene Jean-Baptiste de Ghellinck, in t begin van de 18e eeuw. De beroemdste telg uit dezes nageslacht dat zijn naam ondertussen het achtervoegsel dElseghem had meegegeven is Amaury de Ghellinck dElseghem, achterachterachterkleinzoon van Jean-Baptiste. Hij was de zoon van Ernest, die geleefd heeft van 1823 tot 1868 en gehuwd was met de zeer adellijke Prisca de Vaernewijck-en-nog-iets. Toen Prisca stierf als laatste van dat edel Vaernewijck-geslacht, voegde Amaury zijn moeders naam bij de zijne, in 1885. Ook Amaurys nakomelingen zouden voortaan die naam dragen: de Ghellinck dElseghem de Vaernewijck.
Amaury, geboren in 1851 en overleden in 1919, was niet de eerste de beste. Hij was een verdienstelijk historicus, tevens genealoog, heraldicus en archeoloog, en daarenboven senator en net als een aantal van zijn voorouders burgemeester van Elsegem. Tot in de jaren dertig van de vorige eeuw werd Elsegem bestuurd door een lid van de adellijke stam de Ghellinck. Dat was nog de tijd dat de boertjes van te lande geacht werden hun pet af te nemen en een diepe buiging te maken als iemand van adel voorbijkwam. Het was ook de tijd dat de pastoor zijn mis pas startte als de blauwbloedigen hun intrede hadden gedaan en dat alle aanwezigen in de kerk gingen rechtstaan als de edellieden binnenkwamen: baronnen, ridders, jonkheren, burggraven en graven-zonder-meer en de vrouwelijke equivalenten. Het was ook de tijd dat de edelen in de kerk begraven werden, wat soms leidde tot kwalijke geuren in de kerk, dewelke door wierook slechts ten dele gemaskeerd werden. Waarom die edele grootgrondbezitters door de arme dorpelingen rijke stinkers werden genoemd moge duidelijk zijn, bij deze.
In de jaren dertig dus was het rijk van de De Ghellincks (voortaan met grote D) ten einde. Boer Emiel Declercq werd nu burgemeester en hij is dat gebleven tot in 1977, het jaar van de fusie van gemeenten, waarbij Elsegem werd ingelijfd bij het grote Wortegem-Petegem. Emiel Declercq is dus de enige niet-adellijke burgemeester geweest die Elsegem heeft gekend. Zijn rechterhand en degene die alles beredderde en in feite de echte burgemeester was, was mijn oom Richard.
De vader van Laurence De Ghellinck dElseghem de Vaernewijk is burggraaf Baudouin De Ghellinck dElseghem de Vaernewijck, kleinzoon van Amaury. Haar moeder is gravin Antoinette dOultremont de Wegimont et de Warfusée. Laurence woont blijkbaar in Hoegaarden. Enkele jaren na haar geboorte is het kasteel van de De Ghellincks in verdachte omstandigheden in vlammen opgegaan. De Elsegemse adel is sindsdien voorgoed uit het dorp verdwenen. Hetgeen niet wegneemt dat we fier zijn op onze Laurence. Mag het even? En is ze geen knappe verschijning, de hoogopgeleide moeder met blauw bloed?
Vandaag is het, dag op dag, vijf jaar geleden dat ik mijn allereerste voordracht heb gehouden tijdens een academische zitting in de aula van de Gentse universiteit. Dat was ter gelegenheid van de vijftiende lustrumviering van het Senioren Konvent Ghendt.
Dit jaar zijn we dus aan de zestiende lustrumviering toe, d.w.z. het seniorenkonvent is tachtig jaar oud. Dat moest weer gevierd worden met festiviteiten-een-hele-week-lang. Die week is gisteren ingezet met weer een academische zitting in de aula en weer mocht ik het studentenheir en een aantal personaliteiten van de universiteit en het stadsbestuur toespreken. De tempel der wetenschap zat afgeladen vol met enthousiaste studenten, piekfijn uitgedost met versgestreken clublint: zon massa gedurende een klein halfuurtje mogen toespreken is wel het ultieme genot voor een oude senior seniorum. En dan meerdere keren onderbroken te worden door een spontane golf van applaus
Ja, ik heb mij gisteren in de hoogste hemel gevoeld. Ik was de oudste in jaren, maar ik voelde mij jong en licht als een veertje. Weg alle rugklachten, kniepijnen en hartritmestoornissen. En het werkt na, want ook vandaag voel ik mij beter dan op een doorsnee-dag. Of zou het gerstenat er voor iets tussen zitten? Zesenvijftig jaar geleden, bij de plechtige opening van het academisch jaar in deze zelfde aula was ik wellicht de jongste, pas zeventien geworden Zes jaar later was ikzelf preses van het seniorenkonvent. Dat jaar vierden wij het zesde lustrum, het dertigjarig bestaan Nu staat senior seniorum Niels Machtelinckx op die plaats waar ikzelf nu nog zo graag had gestaan. Of liever nog, ik zou weer schacht willen zijn: wát graag zou ik mij dan laten temmen door Melissa, de knapste schachtentemster die er rondloopt. Op dit ondermaanse
Hoe lang lopen wij hier zélf nog rond? Hoe geteld zijn onze dagen? Onbarmhartig vreet de tijd
Drie bejaarde "wijze" heren die een halve eeuw geleden (in de jaren zestig) het mooie weer maakten aan de Gentse universiteit poseren in de aula ter gelegenheid van de academische zitting. Van links naar rechts de drie gewezen seniores seniorum: Mico Claeys (1966-67), ikzelf (1963-64) en Freddy Strumane (1964-65).
De voorbije dagen weer eens naar Zeeuws-Vlaanderen getrokken. Met Maveau. En met de auto van Maveau. Zelf rij ik niet graag met de auto en dat is er zeker niet op verbeterd nadat de turbo en de distributieketting van mijn Skoda Octavia Superb het bijna tegelijkertijd begeven hebben. De auto was nochtans nog zo goed als nieuw: iets meer dan twintigduizend kilometer op de teller, maar toch al drie jaar oud en dus buiten garantie Een turbo die na minder dan 25.000 kilometer reeds aan vervanging toe is, het blijkt één keer op de duizend voor te komen. En wat de kapotte distributieketting betreft, das nóg zeldzamer: één op de tienduizend. En omdat het een niets met het ander te maken heeft moet de kans dat beide euvels samen voorkomen ongeveer één op tien miljoen zijn. Het autootje waar ik zoveel van verwacht had Deutsche Gründlichkeit, weet u wel is er dus niet eentje uit de duizend, maar eentje uit de miljoenen. Weet ú, beste lezer, wat een distributieketting is? Het feit dat ikzelf al een halve eeuw autorijd ten spijt, ík wist het niet. En wist u dat het vervangen van zon ketting een hele dag werk vereist? En zeggen dat ik een nieuwe fietsketting leg in amper enkele minuten De euvels zijn nu verholpen, maar t heeft mij wel een pak geld gekost: een rib uit mijn lijf, zoals ze dat in Holland zeggen. En ik hoop nu maar dat ik met mijn autootje uit de miljoenen weer minstens twintigduizend kilometer kan bollen vooraleer turbo en ketting het nogmaals begeven. Op veel meer durf ik alleszins niet te hopen sinds de heer Touternitou(*), after sales manager van Skoda, mij heeft laten weten dat na onderzoek van mijn geval is gebleken dat genoemde onderdelen geen oorspronkelijke gebreken vertoonden. Net zo degelijk dus als de vervangende onderdelen waar mijn Skoda Octavia Superb op dit ogenblik mee gezegend is
Maar genoeg nu over mijn Skoda, anders lijkt het wel op natrappen en dat is het natuurlijk niet. Maveau en ik hebben ons ten doel gesteld in elk van de zestien deelgemeenten van de fusiegemeente Sluis (Zeeuws-Vlaanderen telt drie fusiegemeenten: Sluis, Terneuzen en Hulst) het meest typische volkscafé uit te zoeken. Maandag was Schoondijke aan de beurt. Veel zoekwerk bleek hier niet te zijn vanwege het simpel feit dat het dorp amper één café rijk is. Bedroevend weinig voor een dorp van bijna vijftienhonderd inwoners. Amper enkele jaren geleden, zegt de baas, waren er in het dorpscentrum vier cafés en ook drie kerken. Nu is er nog één kerk, een katholieke, waar om de veertien dagen nog mis wordt gehouden: minder vaak dan in ons Vlaanderen dus. Ik herinner mij dat ik het café drie jaar geleden al eens bezocht heb. Vluchtig. Ik heb daarover geschreven op mijn blog d.d. 25 september 2010 (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=914442). Daar staat ook een foto van de windmolen van Schoondijke: een prachtexemplaar. Zeeuws-Vlaanderen is rijk aan windmolens.
In het café nemen Maveau en ik plaats aan de toog. In geen tijd zijn we honderduit aan t praten met de baas en met de enige klant, ene Kees uit het naburige Bresjes, zijnde Zeeuws voor Breskens . We halen ons platste Westvlaams boven bij Maveau is dat zelfs een beetje Bachten-de-Kuups getint en wat blijkt: de baas en Kees praten net zo plat Westvlaams als wij, geen ziertje Hollands.
- Als jullie nu beschaafd Nederlands praten, vraag ik in t Westvlaams, klinken jullie dán niet een beetje Hollands?
- Wij praten nooit anders dan wij nu praten, zegt de baas. Wij verloochenen nooit onze afkomst.
Buiten zijn naam heeft Kees nóg een Hollands trekje: hij rookt sjekkies. Dat ken ik van toen ik nog in een voorstad van Rotterdam woonde. Sjekkies zijn zelfgerolde sigaretten. De naam komt van het woord shag (sjek) dat roltabak betekent en dat in ons Vlaanderen nauwelijks bekend is. Bij ons worden weinig sjekkies gerookt. Overigens heet bij ons zo goed als niemand Kees. En waarom dat zó is? Daar heb ik het gissen naar. Kees vind ik een mooie naam en het boek Kees de jongen van Theo Thijssen vind ik het mooiste boek dat ik ooit gelezen heb en met die mening sta ik niet alleen: Rick De Leeuw is diezelfde mening toegedaan.
Kees gaat zijn sjek kopen in België, omdat die daar stukken goedkoper is, net als de autobrandstof en de alkohol. Voor de rest is alles goedkoper in Nederland. In Vlaanderen adverteert Albert Heijn met de slogan Belgische kwaliteit, Hollandse prijzen en dat suggereert dat de kwaliteit beter is dan in Nederland en dat de prijzen hetzelfde zijn. Geen van beide beweringen lijkt mij met de werkelijkheid overeen te stemmen.
Ondertussen heeft een jonge flink uit de kluiten gewassen, naar het korpulente toe neigende kerel aan het andere eind van de toog plaatsgenomen. Hij bestelt een Heineken. Kees vraagt of hij vandaag, maandag, een vrije dag heeft. Maar de jongeman kaatst de bal terug: dat hij vanmorgen om half zeven reeds aan de slag was, dat zijn dagtaak er nu opzit, en of Kees zelf niet hoeft te werken vandaag? Want Kees zit ongetwijfeld al minstens een paar uur op café, te oordelen naar zijn algemene staat van frisheid. Zaterdag gewerkt, zegt Kees, en dan mag er de maandag wel eens gerust worden. Ik vraag mij overigens af of Kees de pensioenleeftijd niet reeds bereikt heeft.
Maveau en ik drinken een blonde Leffe van t vat. Meer dan één zullen we er niet drinken. In de eerste plaats omdat wij een positieve ademtest willen vermijden en ook vanwege een vreemde nasmaak die het bier heeft. Komt van de leidingen van het vat, legt Maveau mij naderhand uit. Kees, die al enkele Heinekens op heeft, bestelt nu ook een blonde Leffe en voor de kweet-niet-hoeveelste keer steekt ie zijn uitgedoofde sjekkie weer aan.
Hoe het onderwerp sport ter sprake is gekomen weet ik niet precies. Ze zijn hier erg fier op Jan Westdorp die nog de Ronde van Frankrijk heeft gereden in de tijd van Jacques Anquetil. Jan is afkomstig uit s Heerenhoek, een dorp in het Zeeuwse Zuid-Beveland, komt uit een gezin van zeventien kinderen en heeft zich na zijn huwelijk definitief in Schoondijke gevestigd. En, beweert Kees, onze Jan heeft in 1961 Anquetil nog geklopt. De baas en de uit de kluiten gewassen kerel knikken heftig met het hoofd om die bewering te staven en het valt mij op dat het hun een beetje tegenvalt dat wij zo maar, zonder enige achterdocht, geloven dat hún Jan de grote Jacques Anquetil ooit eens geklopt heeft. Zopas heb ik Jan Westdorp opgezocht op t internet en jawel hoor: In 1961 heb ik Anquetil een keer geklopt, zegt Jan, op de schouder
Ondertussen heeft Kees weer een Leffe besteld. Zijn sjekkie is weer uitgegaan. Je moet er aan trekken, zegt de jongeman. Wij betalen. Kees pakt nu ook zijn portemonnee en stopt hem dan weer in zijn zak. Nee, zegt hij, k ga nog niet betalen, k heb zaterdag gewerkt en daarom ga k er straks nog één drinken.
Als we het café verlaten merken we dat er boven de uitgang een Belgische driekleur staat, met daarnaast de tekst En daghee. Ze zijn hier voor minstens negenennegentig procent Vlaams. We moeten dit stukje Nederland dringend weer bij Vlaanderen krijgen. Maveau en ik gaan daar werk van maken.
Met de man die als eerste minister van België negen regeringen geleid heeft, gaat het niet zo best. Dat lees ik in Het Laatste
Nieuws. Het zou zelfs zo erg zijn dat hij zijn job een zeer hoge functie in
het Europees parlement (voorlopig?) niet meer kan uitoefenen. Ik heb steeds een
bijzondere waardering gehad voor de grote politicus Martens, voor de
gedrevenheid waarmee hij zich te allen tijde heeft ingezet voor de mensheid. Nu
definitief te moeten afhaken, al is hij dan zevenenzeventig, zou een harde
dobber zijn, voor deze gedreven man, die zich een leven zonder werken
ongetwijfeld moeilijk kan voorstellen. Ik heb met Wilfried te doen, want ook
bij mij is het hard aangekomen toen ik, nu bijna acht jaar geleden, van de ene
dag op de andere mijn werk in dienst van de mensheid, moest opgeven, vanwege
te oud. Ik had de leeftijd bereikt waarop iedere ziekenhuisarts er het bijltje
zegge het operatiemes dient bij neer te leggen. Ik was vijfenzestig en ik
voelde mij op het toppunt van mijn chirurgisch kunnen en ook nu nog heb ik het
gevoel nog niets te hebben ingeboet: de ogen zijn nog goed, geen ziertje
artrose in de vingers en nog geen kennis gemaakt met de heren Alzheimer en Parkinson.
Zie ik een overigens knappe jonge dame met een knoert van een haviksneus, dan voel
ik mijn handen nog steeds jeuken om er een mooi neusje van te maken. Ik was
daar heel goed in en ik zou het nog kunnen. Ik heb die ingrepen vroeger steeds
gedaan tegen terugbetalingstarief en nu zou ik het met veel plezier gratis
doen. En amandeltjes verwijderen, dat moet een gezonde mens toch kunnen tot op
zijn tachtigste. Vorig jaar las ik dat er in Amerika een chirurg is die op zijn
honderdste nog hartoperaties uitvoert! Maar helaas, in ons land komt een chirurg
na zijn vijfenzestigste geen operatiezaal meer binnen, tenzij als patiënt.
Toen ik aan de deur gezet werd in t ziekenhuis waar
ik werkzaam was, was er een poetsvrouw Pauletje die eveneens de pensioenleeftijd
had bereikt maar doodgraag nog wat wilde doorwerken, als gepensioneerde, op
vrijwillige basis, t.t.z. onbezoldigd. Het werd haar toegestaan. Ik had, net
als Pauletje, onbezoldigd willen doorwerken, maar mij werd het niet toegestaan.
In die dagen heb ik Wilfried Martens benijd, want die kon, na het bereiken van
de pensioenleeftijd wél doorwerken, ten dienste van de mensheid, alleen zijn
roeping volgend en ongetwijfeld eveneens
onbezoldigd. Maar daar komt dus vermoedelijk ook bij Wilfried nu een einde aan
en dat moet allicht even hard aankomen als bij mij, toentertijd. Alhoewel, op
mijn zevenenzeventigste had ik mij daar gemakkelijker kunnen bij neerleggen.
Denk ik
Een paar nieuwsfeiten uit mijn
regio, zijn dezer dagen ook hot op de nationale nieuwsmarkt. Zo is er de
uitwijzing van een uitgeprocedeerde asielzoeker. Vooreerst kan ik mij niet
voorstellen dat men in Gent ongestraft iemand mag toespreken met jij
uitgeprocedeerde asielzoeker. Maar dit helemaal terzijde De uitgeprocedeerde asielzoeker waar het om
gaat verblijft al een jaar of vijf in ons land, spreekt onze taal, is perfect
geïntegreerd, heeft een vaste relatie en daarenboven vast werk, en dat nog wel
in een knelpuntberoep. En zo iemand zou ons land moeten verlaten voor zijn land
van herkomst, alwaar hem bittere armoe wacht en misschien wel de dood! Want wat
wil het geval, zo lees ik in de krant? De man is vijf jaar geleden uit zijn
land gevlucht omdat hij bang is voor bloedwraak. Iemand zou s mans moeder
beledigd hebben en zo iemand moet dan volgens de (ongeschreven?) wetten van dat
land vermoord worden. En die moord is niet helemaal geslaagd: de belediger is
er met een weliswaar zware verminking van afgekomen. Die wrekende daad, door
onze asielzoeker gepleegd, dient vanzelfsprekend ook weer gewroken te worden
en daarvoor is hij dus gevlucht. Had
men niet veel ellende kunnen voorkomen door preventief op te treden en de asielzoeker
nooit in t land binnen te laten? Ik weet het niet hoor. Maar u, beste lezer,
misschien wel?
En dan die ontslagpremie van
een uittredend parlementslid: enkele honderdduizenden euros. De man zou die
premie moeten weigeren, zegt men: hij is immers rijk, heeft het geld niet
nodig, is geen dag werkloos geweest en heeft nog steeds een vetbetaalde job.
Maar aan wie zo spreekt stel ik de vraag: zou u zon pak geld weigeren, als het
u aangeboden werd? Ik alvast niet. Stel dat iemand mij zegt: hier is een pak
geld, een ontslagpremie waar u nog recht op hebt vanwege vierendertig jaar
trouwe dienst in het OCMW-ziekenhuis. Ik zou stomverbaasd zijn, niet wetend wat
mij overkomt, maar ik zou mij geen ogenblik afvragen of ik die premie wel
verdien en of ik die niet beter zou weigeren. Ik zou het geld goed kunnen
gebruiken en ik zou het met beide handen aannemen. Ze moeten het maar niet
aanbieden, nietwaar. Het geld weigeren zou overigens heel onbeleefd zijn tegenover
de milde schenker, zo meen ik te mogen stellen. Ons uittredend parlementslid
hoeft dus geen blaam te krijgen; men moet maar eens komaf maken met die
ontslagpremies. Das ook weer de preventieve aanpak.
En op de internationale markt?
Het nieuws van alle dag. Overal komen mensen om in oorlogen allerlei en door hongersnood. Het helpt, om de
wereldoverbevolking tegen te gaan. Geboortebeperking zou mijn inziens een betere
aanpak zijn. Ook hier weer de preventieve aanpak dus.
En om op een wat
lichtvoeterige noot te eindigen Gisteren was ik op een feest. Eten en drinken
en aangenaam gezelschap. Hapjes allerlei. En oesters.Oesters zijn zowat het summum voor de fijnproevers.
Maar de fijnproevers zijn blijkbaar dun gezaaid. Geen tien procent van de
aanwezigen heeft zich aan de oesters gewaagd!
Eén van mijn
trouwe lezeressen heeft gereageerd op mijn blog: Andrea. Of t zou iemand van
t mannelijk geslacht moeten zijn: zo zijn er velen in Italië. Andrea Bocelli
bijvoorbeeld, om er maar één te noemen. Toch ben ik er vrijwel zeker van
dat het hier om een vrouwelijke Andrea gaat, omdat ze verlangend (smachtend
bijna) uitkijkt naar mijn cursiefjes: zo smachtend drukt een man zijn verlangen
zelden of nooit uit. Andrea maakt zich zorgen over het feit dat de frequentie
van mijn verhaaltjes achteruit gaat. Heeft het met verminderende inspiratie te
maken of met geestelijke aftakeling, zeg
maar dementie? Welnu, ik denk het niet, mijn beste Andrea. Mijn tijd wordt
dezer dagen voornamelijk ingepalmd door de verbouwingswerken aan mijn nieuwe
woonst. En daar komt bij dat ik gepensioneerd ben en, lieve Andrea, noem mij
één gepensioneerde die tijd zat heeft. Maar misschien doe ik u wel een plezier
met een vleugje commentaar op twee razend hete media-items van de laatste paar
weken.
Het eerste is
n nationaal thema, over de hoogte van de weddes van de CEOs. Mijns inziens mogen die
weddes noch te laag noch te hoog zijn. In het eerste geval zal de CEO zijn werk
niet naar behoren kunnen doen omdat hij teveel zal afgeleid zijn door het
zoeken naar bijkomende middelen om de eindjes van het jaar aan elkaar te
knopen. In het tweede geval zal hij
teveel tijd moeten steken in het beheren van zijn geld. Zo ken ik een
gefortuneerd zakenman die dermate stevig in de slappe was zit, dat het beheren
en beleggen van die slappe was het grootste deel van zijn tijd in beslag neemt.
Het tweede is een buitenlands thema: de oorlog in Syrië. Moet het nu echt met gifgas? Zouden ze het daar niet netjes kunnen houden en elkander gewoon doodschieten? Dan zou Amerika niet hoeven op te treden. En jagers gebruiken toch óók geen gifgas om de wildstand op een aanvaardbaar peil te houden! Je zou de dierenwelzijnsorganisaties nogal eens horen protesteren (*)
Voilà,
lieve Andrea. Een cursiefje hoeft dus niet lang te zijn. Ik zal proberen er in
t vervolg iedere week eentje te produceren. Een kortje.
(*) P.S. Of u écht een trouwe lezeres bent weet ik niet met absolute zekerheid. Laat ik er dan voor deze ene keer, en voor alle zekerheid, maar aan toevoegen dat in vrijwel al mijn cursiefjes een ironische ondertoon zit. Ik bedoel maar: een medemens doden is sowieso gruwelijk en als de wereldoverbevolking daar voor iets tussen zit, laten we die factor dan bestrijden met alle middelen waar geen moord aan te pas komt.
Een vakantiereis met de auto naar Portugal doe je
vanzelfsprekend niet in één dag. In drie etappes is het goed te doen. Zeker als
men de verplaatsing kan doen met een degelijke goed onderhouden auto, een
splinternieuw aanhangwagentje en, last but not least, een kei van een chauffeur.
In mijn geval was dat mijn schoonbroer Hendrik vanwege zijn onberispelijkheid
noemen we hem Brave Hendrik.
Een eerste halte zou bijvoorbeeld de vallei van de Creuse
kunnen zijn. In het Domaine de la Jarrige in het dorp Saint-Vaury hebben ze
chambres dhôtes voor een vijftiental personen. Ze hebben daar twee aimabele
ezels waarmee u in geen tijd vriendschap kunt sluiten, alsook een koersfiets
die verdacht veel lijkt op de fiets waarmee Briek Schotte in 1948 Gino Bartali
het vuur aan de schenen gelegd heeft in de Tour de France. Bij helder weer en
met een goede verrekijker kan men van hieruit een fameuze kuitenbijter uit de
Tour bewonderen: de Puy de Dôme. Na twee nachten en een dagje rust tussenin
trekt u daarna verder zuidwaarts.
Een tweede halte is in Genevilla, in t Noorden van Spanje.
Niet echt Baskenland, als ik het goed begrepen heb, maar de inwoners voelen er
zich wel Baskisch. We gaan er logeren in een B&B bed and breakfast
voor de achterlijken onder u alwaar de tourist een onderkomen krijgt voor de
nacht, met een ontbijt daar bovenop, hetgeen ze in Frankrijk dus een chambre
dhôtes noemen en in Duitsland een Zimmer frei. De uitbaters zijn ene
Vlaamse Guy flemish Guy, niet te verwarren met Vlaamse gaai en zijn knap
vrouwtje met de welluidende voornaam Maribel en de iets minder welluidende
achternaam Manzabal. In Genevilla is Guy wereldberoemd en dat is hij ook een
beetje in Vlaanderen. En hoe dat gekomen is? Welnu. Guy was dit jaar, samen
met zijn Maribel, de winnaar van het succesrijk spelprogramma van de TV-zender
VTM Met vier in bed. Zelf heb ik dat programma nooit bekeken omdat ik
vermoedde dat het te maken had met groepsseks en dat is iets wat niet aan mij
besteed is. Maar het schijnt een soort competitie geweest te zijn tussen
uitbaters van chambres dhôtes ofte bed and breakfasts. En daar zijn Guy en
Maribel dus als schitterende winnaars uitgekomen
Genevilla is een zelfstandige gemeente met exact
tweeënzestig inwoners. De gemeente wordt bestuurd door een burgemeester en twee
schepenen. Het gemeentebudget voor één jaar bedraagt twintigduizend euro: niet eens
genoeg om de zware kerkdeur te laten restaureren. Guy is eerste schepen en ongetwijfeld is hij de belangrijkste
persoon van het dorp, de man die het voor t zeggen heeft in Genevilla.
Het B&B van Guy en Maribel heet Casa Usategieta en op
hun website lezen we het volgende:
Middenin het rustige
dorpscentrum van Genevilla, in het Noorden van Spanje, baten de 70-jarige
Leuvenaar en levensgenieterGuyen zijn Spaanse vriendinMaribel(55) hun bed & breakfast Casa Rural
Usategieta uit.Zon 15 jaar geleden trok Guy naar La Manga
del Mar Menor om zijn broer te bezoeken. Hij werd er op slag verliefd op
Maribel. De vakantieliefde van Guy en Maribel groeide uit tot een mooie relatie
die nu al zon veertien jaar standhoudt. In hun B&B heet het koppel naar
eigen zeggen zowel tortel- als reisduiven welkom. Vandaar de naam Casa
Usategieta, wat letterlijk het huis van de duiven betekent. Het
gastenverblijf telt drie ruime en comfortabele kamers die je telkens naar een
ander continent brengen: van Europa over Azië tot Afrika. Maar overal zetten
Guy en Maribel dezelfde leuze centraal: Mi casa es tu casa zeggen wij altijd.
Iedereen moet vanaf de eerste dag deel kunnen uitmaken van de familie, en
daarna van het dorp en van de dorpsgeest, aldus Guy.
Guy en Maribel
Calle Mediodia 2
31227 Genevilla (NAVARRA)
Het klopt! We hebben ons in Casa Usategieta welkom gevoeld
als reisduiven en ook wel een beetje als tortelduiven. En wat het deel uitmaken
van het dorp en de dorpgeest betreft: dat lukt daar al van het eerste ogenblik,
want de mensen er zijn daar blijkbaar alleen stokoudjes en kinderen zijn
er, zoals overal elders in den vreemde uiterst vriendelijk. Alleen de
communicatie loopt wat stroef want de meesten spreken niet meer dan vier talen:
Baskisch, Castiliaans, Catalaans en Galicisch
Guy is een fijne gastheer en een gulhartige en onderhoudende
prater. Als hij hoort dat ik, precies een halve eeuw geleden senior seniorum
geweest ben van het Gentse studentenheir, haalt hij zijn verzameling te
voorschijn: oude studentencodexen en dito liederboeken. Tot de mooiste stukken
van zijn verzameling behoort een vóóroorlogse affiche met daarop een student
met de historische studentenflat en de tekst: Vlaamsche Studenten! Nu naar de
Gentsche Hoogeschool. Het is uw Vlaamsche plicht!
Ook zijn "Jaarboek der algemeene katholieke studentenvereeniging (Gent 1909)" doet mij watertanden. En de eigenaar van al dat moois, hij moge dan zijn studententijd al even achter de rug hebben, zijn liederen kent hij nog!
De derde etappe brengt ons naar de eindbestemming, Ribamar, een dorp aan de Portugese Zilverkust, zon vijftig kilometer ten Noorden van Lissabon. Er staan veel mooie splinternieuwe villas: op geen enkel ogenblik krijgt men de indruk dat Portugal één van de zwakste broertjes van de Europese Gemeenschap is. Wij logeren in één van die villas: twee verdiepingen, schitterende infrastructuur, drie slaapkamers (elk met badkamer), zwembad Wat kan een mens nog meer verlangen? De meeste van die villas blijken eigendom te zijn van Vlamingen. Voor een paar honderdduizend euro koop je hier reeds zon prachtexemplaar. Voor die prijs kan je in Vlaanderen niet eens een woning behoorlijk laten renoveren! De villa waar wij logeren is nog niet helemaal af. Er dient nog een palmboompje geplant aan de rand van het zwembad. Daar zijn ze nu net mee bezig. Twee stoere mannen graven een putje waarin het boompje zal geplant worden. Over dat ene putje doen ze een hele dag, hiermee alle snelheidsrecords van de Vlaamse spoorwegarbeiders en van Epidavriaanse archeologen verpulverend. Rita Pinto, onze bekoorlijke syndica werkt zich uit de naad om een internetverbinding tot stand te brengen en, waarachtig, de laatste dag van ons verblijf is de verbinding een feit. Met dank aan Rita, we vergeten jou nooit.
Na een weekje Zilverkust vatten we, uitgerust naar lichaam en ziel, de terugreis aan. Onze eerste pleisterplaats zal nu Salamanca zijn, de stad waarvan ik dacht dat ze veel met Don Quichotte te maken had, al blijk ik mij daar deerlijk in vergist te hebben. We zullen er drie dagen verblijven. Tot Salamanca is het nog geen vijfhonderd kilometer en we hebben dus ruim de tijd om nog een bezoek te brengen aan Fatima: dat kleine zijsprongetje is het beroemde Maria-bedevaartsoord wel waard. Ik heb een bijzondere waardering voor deze Maria omdat zij, voor zover ik weet, de enige Maria is die niet uitsluitend aan jonge meisjes is verschenen. Bij de drie kinderen aan wie zij verscheen in 1917 was namelijk een jongetje, Francesco! Van alle Marias is ze daarenboven ook de mooiste, als we ons kunnen baseren op de beelden die met duizenden in etalages staan in dit heilig oord. De echte Maria van Fatima moet volgens de drie kinderen die haar gezien hebben nog duizend maal mooier geweest zijn. Toch jammer dat al die Marias het vertikt hebben aan volwassenen te verschijnen: kinderen kunnen wel eens minder objectief en minder genuanceerd zijn in hun beoordeling... Er is in Fatima een enorm plein met een indrukwekkende spierwitte basiliek en een kapel, waar voortdurend intens gebeden en gezongen wordt door bedevaarders van alle slag. En ja, rond de kapel zie ik enkele jonge vrouwen op de knieën voortkruipen, om boete te doen voor hun eigen zonden of voor de zonden van de wereld en misschien om een gunst af te smeken. Maar ze dragen dikke knielappen en ik heb het gevoel dat zon tochtje op blóte knieën Onze-Lieve-Vrouw véél welgevalliger zou wezen. Op het Griekse eiland Tinos, waar ook een Maria-bedevaartsoord is, heb ik het vele jaren geleden wel eens ánders gezien!
Salamanca, ze mag dan weinig met Don Quichotte te maken hebben, is een wonderlijke stad. Er is een universiteit die tot de alleroudste van Europa behoort. De oude universitaire gebouwen ademen ouderwetse geleerdheid uit: theologie, filosofie, filologie Van al de mooie oude gebouwen is de immense basiliek wel het meest indrukwekkend: ongetwijfeld één van de grootste kerkelijke gebouwen van de wereld, met een geschiedkundige achtergrond om vingers en tenen af te likken. Een entreekaartje kost 4 euro, hetgeen alleszins niet duur kan genoemd worden. Toch kan ik mijn krenterig kantje niet in toom houden. Ik vraag of er korting is voor senioren, en daar bedoel ik alleen mezelf mee, want mijn drie reisgenoten hebben mijn gezegende leeftijd nog lang niet bereikt. Of course, zegt de man achter het loket, senioren hoeven niet te betalen. En zonder betalen mogen we alle vier binnengaan. Een beetje gegeneerd weliswaar. Zeg nu nog dat de wereld niet aan de durvers is
De Plaza Mayor is een enorm groot plein, omringd door hoge huizen met balkons. Op de benedenverdiepingen zijn boetieks, cafés, ijs- en tapabars. Veel volk op het plein en des te meer naarmate de klok naar het middernachtelijk uur neigt. Veel jeugdig volk vooral: tieners. In café Novelty, het oudste en beroemdste café van Salamanca, hebben ze een standbeeld of liever een zitbeeld van Jos Ghysen, of t zou iemand moeten zijn die als twee druppels water op Jos lijkt. Wie hier mét fototoestel binnenkomt laat zich geheid fotograferen naast de Jos. Wij maken daarop geen uitzondering.
In een tapasbar maken wij ons vrolijk over het feit dat de vloer bezaaid ligt met verfrommelde papieren doekjes. Hier heeft men de gewoonte om na het eten van een tapa, de mondhoeken schoon te vegen met zon papieren doekje en het daarna op de grond te werpen. Een voorrecht waar ik gretig gebruik van maak: na iedere tapa gebruik in twéé doekjes, één voor elke mondhoek
Er staan verscheidene standbeelden in Salamanca. Zijt gij Unamuno daar niet tegengekomen? vraagt Jan Bauwens mij. t Zou best kunnen en ik zal er wel geen aandacht aan besteed hebben. Unamuno zal ongetwijfeld een beroemde Salamancaan geweest zijn, maar de cultuurbarbaar die ik ben heeft nooit over ene Unamuno gehoord. Mijn Spaanse kennis gaat niet verder dan Picasso, Velasquez, Franco, Gaudi, Cervantes, Bahamontes en nog een dozijn andere coureurs, en don Quichotte. Ik vergeet er hooguit een paar. Niet om fier op te zijn dus
Onze laatste halte, één van twee overnachtingen, is in de Franse Landes, de streek te zuiden van Bordeaux, waar het krioelt van de pijnbomen en de muggen en waar een woeste orkaan enkele jaren geleden lelijk heeft huisgehouden. We logeren in KER CALLUNES, maison dhôtes, chez Françoise et Alain (www.kercallunes.com) in een dorp genaamd Saint Symphorien, waarvan zelfs God geen weet heeft. Maar met behulp van de GPS komt men er vast wel, op voorwaarde dat men het juiste Saint Symphorien intikt, het Saint Symphorien uit de streek van de Gironde, want in Frankrijk zijn er wel een stuk of tien gemeenten naar deze heilige genoemd. Symphorien was mij te enen male onbekend: das dus weer een gat in mijn cultuur dat opgevuld is. Geen plaats om er een heel leven te slijten, vind ik. Wel om er een dagje uit te rusten op weg naar het Iberisch schiereiland. Françoise en Alain zijn gulhartige mensen en aangename causeurs. Ze kunnen daarenboven lekker koken. Er zijn twee katten en nog vier lieve poesjes van amper een paar maanden oud. Verder zijn er elf dwergschapen, zoals ik er thuis zelf een paar heb, alsook één kip vorige week waren er nog zes kippen maar le renard heeft er vijf van opgepeuzeld. Zielig voor die ene kip. Françoise en Alain zijn Bretoenen en daar is vooral Alain fier op, vooral omdat Bretanje zoveel goede coureurs heeft voortgebracht: Robic, Bobet, Anquetil, Hinault Alain weet véél over de Tour de France. Anquetil is Alains lievelingscoureur: mon chouchou zegt hij. Ik zeg dat Robic de Tour gewonnen heeft in 1947, Bobet in 53, 54 en 55, en Anquetil zelfs vijf keer, in 57 Hou op zegt Alain gij kent waarachtig meer over de Tour dan ikzelf. Ik ben blij dat ik mag ophouden want mijn encyclopedische kennis over de Tour de France eindigt reeds op t einde van de jaren vijftig. Vraag mij dus de namen niet van de laatste vijf Tourwinnaars
Na de eerste nacht in Ker Callunes zitten we vol bobbels van muggenbeten. Eigen schuld, dikke bult: we hadden maar het anti-mug apparaat in het stopcontact moeten steken. Zon apparaat werkt inderdaad: de tweede nacht zijn de muggen weggebleven. Maar t kwaad was natuurlijk geschied. Zonder ongelukken hebben we s anderendaags ons vertrouwde Kortrijk bereikt. Met veel dank en lofbetuigingen aan Hendrik, onze onvermoeibare reisleider, gids en chauffeur. Nu onze Brave Hendrik de pensioengerechtigde leeftijd nadert is hij druk bezig met een omscholing tot gids van de stad Brugge. Aan de mensen die het in Brugge voor het zeggen hebben: laat die kans aan jullie neuzen niet voorbijgaan!
Zopas terug
van een weldoende vakantiereis van tweeëneenhalve week de langste uit mijn
nog prille leven doorheen Frankrijk,
Spanje en Portugal, en reeds een zakelijke telefoon gekregen van een
enthousiaste dame, namens Eurorisk, een centrum voor risicobeheer en
financiële planning voor ondernemers, particulieren en vrije beroepen. Van wat
er omgaat in de fiscale en financiële wereld heb ik maar weinig pap gegeten en
ik kan mij dan ook vergissen als ik veronderstel dat het in de bedoeling lag om
mijn vrij beroep van dokter Vansteenbrugge om te turnen tot bvba dokter
Vansteenbrugge, een bersonenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Zon bvba dient enkel om op een legale manier belasting te ontduiken. Ik heb
daar nooit aan meegedaan en ik ben tégen dat soort constructies. Maar nu
bemoei ik mij met het inkomen van anderen en dat zou ik misschien niet moeten
doen. Het is een socialistische visie en beoefenaars van een vrij beroep horen
uiteraard geen socialist te zijn. In ZWARTE
MELK IN DE POLITIEK, het laatste boek van Marc Eyskens het was gratis
bij een of ander tijdschrift wijst de spitsvondige politicus op een
essentieel verschil tussen de liberaal en de socialist: de eerste is vooral
geïnteresseerd in zijn eigen inkomen, de tweede in dat van de anderen. De
socialist, het lijkt de fiscus wel!
Toen de dame
hoorde dat ik drieënzeventig ben, dat ik rondkom met een zelfstandigenpensioen
en nog slechts sporadisch en vaak pro deo een consultatie verricht, bleek ze
al gauw geneigd om het gesprek af te ronden. Jazeker, t leven is voor de
rappen. Zo is er minstens één ziekenhuis in Vlaanderen die té gepeperde
facturen durft te sturen naar patiënten. Wie zonder morren betaalt is dus
gekloot. Wie protesteert krijgt stante pede een correctere factuur. Zoals ik
dus zei: t leven is voor de rappen. Wat nog niet wil zeggen dat alle gepeperde
rekeningen incorrect zijn. Zo lees ik in s lands grootste krant van heden over
een man die in het Nederlandse Tilburg met een sneetje in zijn vinger naar de
spoedopname van het ziekenhuis toog. Het prijskaartje bedroeg 2.284 euro en het
bleek helemaal correct te zijn. Dat doet mij denken aan Jacky Toeternietoe, nu
zaliger, die op geregelde tijdstippen, met een ferm stuk in zijn kraag, in de
sloot sukkelde en daar bleef liggen tot een behulpzame voorbijganger hem weer
op de been hielp. Maar één keer liep het mis, toen een nog behulpzamer
voorbijganger de spoeddiensten opbelde. Deze namen Jacky mee naar het
ziekenhuis. Toen hij zijn roes had uitgeslapen kreeg hij bezoek van een dokter
die vond dat zijn neus scheef stond Jacky had in zijn jonge jaren de edele
bokssport beoefend en dat hij nog even in het ziekenhuis diende te blijven om
die neus chirurgisch recht te zetten. Toen Jacky weigerde en de dokter
desondanks bleef aandringen op een operatie haalde onze vriend zijn gevreesde
uppercut nog eens uit de kast, recht op de neus van de dokter, met de
verklaring: laat de úwe nu maar rechtzetten. De factuur was gepeperd, maar
aangezien Jacky geen rooie cent bezat zal de ziekenkas het wel allemaal betaald
hebben, zeker
In de krant
van vandaag staat ook dat Mieke Van Hecke met pensioen gaat. Zij is zesenzestig
en ze wil geen prima donna zijn die maar blijft terugkomen. Oef!
Er staat ook
een interview met de advocate van de verdachte in de moord op Aurore
Ruyffelaere. De verdachte blijft ontkennen dat hij de moord begaan heeft en op
de vraag aan de advocate of zij de beschuldigde gelooft een stomme vraag
eigenlijk antwoordt zij: Geloof is iets voor de Kerk. Ga daar mee te
biechten
En dan is er
nog een belangwekkend artikel over De doodgewone vakantie van prinses Astrid.
Tijdens haar vakantie drinkt de prinses een doodgewone cola uit een blikje. En
omdat anders niemand dat zou geloven staat er zelfs een foto ter staving. En er
is nog veel meer: zij draagt nog steeds dezelfde bikini van vorig jaar en haar
echtgenoot draagt nog steeds dezelfde zwembroek. Armoelijders zijn het.
Maar het
belangrijkste nieuws vinden we op de frontpagina en op twee volle paginas
binnenin: Astrid Bryan zet alle leugens recht: DEN JOHN HEEFT MIJ BEDROGEN. Vrijwel alle kranten en tijdschriften
hebben de laatste dagen en weken vol gestaan met artikelen omtrent het
wereldschokkend mysterie van de spaak gelopen verhouding tussen Astrid Bryan en
den John. Mysterie dus opgelost, bij deze. En weerom: oef!
Maar, beste
lezer, u wil natuurlijk vernemen hoe mijn vakantiereis is verlopen. Heel goed!
Dank u. In een volgend verhaal doe ik dat allemaal wel uit de doeken. Nog een
beetje geduld
Vakantiestemming en een snikhete julidag op het Kazerneplein. Het plein ligt er verlaten bij. De studenten zijn
terug naar t stil geboorteoord. Vier besnorde mannen van vrij gevorderde
leeftijd zitten op een voetpad. Aan hun getaande huidskleur te oordelen zouden
het Grieken kunnen zijn. Het doet me denken aan de tijd dat ik ieder jaar naar
Griekenland trok op vakantie. Ze zitten rond een tafeltje een rond tafeltje
waarop een enkele kopjes staan. Koffie of thee, vermoedelijk geen ouzo. Ze zijn
in een geanimeerd gesprek, zoals we dat van Grieken gewend zijn. Maar het zijn
ongetwijfeld geen Grieken, want de taal die ze spreken is allesbehalve Grieks.
Niet dat ik de welluidende taal van Homeros machtig ben, maar de taal die deze
heren spreken bevat al te veel schrapende keelklanken. Vanwege de
geanimeerdheid van het gesprek doe ik geen moeite om een vluchtige opmerking te
maken over het heerlijk zomerweer of zelfs maar om een goededag te zeggen.
Mijn aandacht wordt overigens afgeleid door een slanke
jongedame die mijn richting uit komt. Ik zie haar engelachtig mooi gezicht.
Voor de rest is ze gesluierd en draagt ze een kleed dat geen vierkante
centimeter onbedekt laat, ofschoon het haar elegante vormen niet écht verhult.
Ze is vergezeld van een vrolijk huppelend meisje van een jaar of vier, met een
pop. Het kind lacht vriendelijk tegen mij. Ik zeg hallo en het kind zegt
hallo terug. Een prachtige gelegenheid om met de gesluierde schoonheid een
gesprek te beginnen in de zin van: gelukgewenst met uw knappe dochter en of de grote meid al
naar school gaat? Maar de gesluierde schoonheid scheert gezwind langs, met
haastige stap, mij totaal negerend, straal voor zich uitkijkend. Op die manier
laat ze mij niet eens de kans haar te groeten. Hoezeer nochtans had ze mijn
hart kunnen verblijden met een lieve glimlach
In t midden van t plein zijn twee mannen met twee kleine
jongetjes vermoedelijk hun zoontjes aan t voetballen. Aan hun huidskleur
te oordelen zijn deze mensen waarschijnlijk de enigen op het plein met wie ik
een gesprek in onze wederzijdse
moedertaal kan aanknopen. Terwijl de ene man een voorzet geeft naar een van de
jongetjes, roept de andere met schrille stem: zbroljek zsybrinietsko dwa
kourzbiniev. Of iets in die zin Oosteuropees, denk ik. Ik stap door
Aan café Au Casino sla ik links de Jean Baptiste Windelsstraat in. Een
grote grijze vogel, een ekster naar me dunkt vogelen is niet mijn sterkste
kant staat op en neer te wippen aan de rand van de weg. Hij maakt een akelig
krijsend geluid. Dan steekt hij gejaagd de straat over. Aan die andere kant van
de weg ligt een klaarblijkelijk dode
vogel. Die andere vogel ligt er onbeweeglijk; kleiner dan de eerste en bruin
van kleur. De grijze ekster buigt zich over zijn dode soortgenoot even maar
en loopt dan gejaagd weer naar de andere kant van de straat. Soortgenoot? Het
komt meer voor bij vogels dat mannetjes en wijfjes niet dezelfde kleur hebben.
Of volwassen vogels en hun jongen. Is die dode vogel misschien het jong of de
partner van de grote grijze ekster? Hij is er helemaal ondersteboven van. Gejaagd,
angstig staat hij te springen en te krijsen: noodkreten die door merg en been
snijden. En dan gebeurt wat mij zal bijblijven als het grootste drama uit de
dierenwereld, dat ik met eigen ogen beleefd heb, en op een snikhete julidag
Weer steekt de uitzinnige vogel de straat over, naar zijn geliefde dode. En
dáár komt hij terecht onder de wielen van een aanstormende auto. Morsdood.
Totale zinsverbijstering of wanhoopsdaad?
In
de rubriek DIALOOG en onder de titel Daarom trekken politici zo graag naar
Europa schrijft iemand (Hedwig Lagring uit Welle) in Het Laatste Nieuws van 29
juni l.l. het volgende:
Dat Europarlementsleden zoveel geld (*)
verdienen is al langer geweten. Waarom maakt men daar nu, na zo veel jaren,
kabaal om? De meeste Europarlementariërs zijn trouwens uitgerangeerde politici
die door hun partij naar een uitloopbaan in Europa gestuurd werden.
(*) Het exacte bedrag leert ons, in dezelfde rubriek, de heer (of mevrouw?)
G. Knaepkens uit Brecht: 13.000 euro netto per maand.
Het
komt mij voor dat de heer Lagring het hier - terecht! - opneemt voor het Europarlement als zijnde een
oplossing voor het probleem van de uitgerangeerde politici. Het gaat hier
immers om een mooie toepassing van de laterale arabesk zijnde een methode,
voorgesteld door de Amerikaanse hoogleraar Laurence J. Peter, ter behandeling
van het zogenaamde topsyndroom. Het topsyndroom is een geheel van symptomen (zowel
lichamelijke als geestelijke) dat wij aantreffen bij diegenen die hun topniveau,
d.i. het incompetentieniveau of Peters plateau bereikt hebben. Voor diegenen
die niet vertrouwd zijn met de theorie van Laurence J. Peter en die geen trouwe
lezers zijn van mijn cursiefjes, volgt nu enige toelichting
De
theorie gaat ervan uit dat in de hiërarchisch ingestelde maatschappij iedere
werknemer uiteindelijk op een positie terechtkomt waar hij incompetent (of
insufficiënt) is. Ware het niet zo, dan was hij ongetwijfeld naar een hogere
positie gepromoveerd. Onze werknemer heeft uiteindelijk zijn (top)niveau,
oftewel zijn Peters plateau, bereikt. Die situatie heeft kwalijke gevolgen
voor zowel de onderneming als voor de werknemer zelf. Professor Peter stelt
voor als oplossing voor het probleem van die kwalijke gevolgen: de laterale arabesk!
(Laat
ik dat even toelichten door middel van een fragment uit een verhaal d.d.
18.10.2007. Klik hier op www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=234: daar vindt u het héle verhaal).
Hierbij wordt in de onderneming,
ten behoeve van de incompetente werknemers, een geheel nieuwe afdeling
gecreëerd. Mijnheer X is bijvoorbeeld een incompetente magazijnier in een groot
bedrijf. Er wordt een nieuwe afdeling in t leven geroepen, laten we zeggen een
afdeling voor onderzoek naar de spreiding van gelijksoortige bedrijven in het
land. De nieuwe afdeling nu is van geen nut voor de onderneming, behalve dat ze
dienst doet als afvloeiing voor incompetenten, met alle voordelen vandien. In
feite gaat het hier ook om bevorderingen, zowel voor wat betreft de wedde als
voor wat betreft de betiteling van de functie. Alleen: het gepresteerde zinvol
werk dat nihil was blijft nihil. Volgens Peter is de laterale arabesk te
verkiezen boven de percussieve sublimatie, onder meer omdat de laterale arabesk
meer mogelijkheden biedt. In ons hogergenoemd voorbeeld kan de afdeling voor
onderzoek naar de spreiding van gelijksoortige bedrijven in het land uitgebreid
worden tot de Benelux, West-Europa en tenslotte tot de andere werelddelen. Voor
ieder werelddeel kan een adviseur en een inspecteur benoemd worden, voor ieder
werelddeel kan een afdelingschef aangesteld worden en boven dat alles kunnen
hoofdinspecteurs geplaatst worden onder de leiding van een hoofdinspecteur-chef,
dewelke dan alleen nog in rang zou overtroffen worden door de directeur van de
afdeling voor onderzoek naar de spreiding van gelijksoortige bedrijven over de
hele wereld .
Die
laterale arabesk, die geheel nieuwe afdeling, dat Europees parlement Wat
denkt u, beste lezer? (gaarne uw gewaardeerde mening via het reageer-knopje
onderaan).
Sta
mij toe hier nog aan toe te voegen dat prof. Peter zelf voorhoudt dat de
laterale arabesk, ofschoon zeer nuttig voor het bedrijf en het individu, de
incompetentie niet uit de wereld helpt. De definitieve oplossing ligt in een
preventieve maatregel: de creatieve irrelevante incompetentie. Maar daarvoor
verwijs ik u naar Het Peterprincipe, waarom alles altijd verkeerd gaat door
Laurence J. Peter en Raymond Hull (Eng. versie 1969; Ned. Versie 1983). Ik hoef
toch niet alles voor te kauwen, nietwaar?
In mijn boek Uit het schuim van de zee (de Griekse mythologie in 136 boeiende verhalen, 404 pag., uitg. 2011) kunt u het verhaal lezen van Europa, de prinses die door de Griekse oppergod Zeus, in de gedaante van een stier, werd ontvoerd. Haar beeltenis prijkt op de nieuwste bankbiljetten van 5 euro, nl. het kopje aan de rechterkant, alsook het watermerk hetwelk u ziet onder de handtekening van Mario Draghi als u het briefje voor een lichtbron houdt.
Het beeld is afkomstig van een schilderij op een meer dan tweeduizend jaar oude Romeinse vaas (een mengvat) die zich bevindt in het Louvre in Parijs. Ook de stier is afgebeeld op de vaas.
Hierna volgt een uittreksel uit het boek:
Poseidon, de god die heerste over de zeeën, was de broer van de oppergod Zeus. Net als zijn broer was hij zeer gevoelig voor vrouwelijk schoon. Libya, een kleindochter van Zeus en Io, zoals we in het vorig verhaal gezien hebben, was een van de velen die door Poseidon bemind werden. Dat resulteerde in een tweeling: Agenor en Belos. Agenor trok vanuit zijn geboorteplaats in Egypte naar Tyrus in Kanaän, waar hij koning werd. Hij kreeg zes nakomelingen: één dochter en vijf zonen. De dochter heette Europa. En wie ontbrandde in liefde voor deze schone maagd? Zeus! Om haar te versieren had hij een ingenieus plan bedacht. Hij gaf zijn zoon Hermes de opdracht het vee van Agenor naar de zeekust van Tyrus te drijven, alwaar Europa vaak vertoefde. Hij veranderde zichzelf in een stier en begaf zich tussen het vee. Europa merkte het dier op en raakte in vervoering door de indrukwekkende gestalte, de schitterende witte vacht en de grote trouwe ogen.De stier liet zich gewillig strelen door het meisje en nodigde haar uit op zijn rug plaats te nemen.Pas was dit geschied, of hij zette het op een lopen, recht de zee in, en waar het water te diep werd begon hij te zwemmen. Europa was niet weinig geschrokken, ze schreeuwde het uit van angst en ze riep de goden ter hulp. Maar de stier had geen oren naar haar smeekbeden en in een razend tempo zwom hij alover de Middellandse Zee tot hij het eiland Kreta bereikte. Aan de zuidelijke kust van het eiland ging hij aan land, op een plaats waar nu de stad Gortyna ligt. Hier nam hij weer zijn normale gedaante aan. Onder de schaduw van een reusachtige olijfboom had hij betrekking met Europa. De boom staat daar nog: ik heb hem met eigen ogen gezien. In een nabijgelegen grot schonk Europa het leven aan een zoon, de latere koning Minos, legendarisch heerser in de machtige burcht van Knossos, en naar wie de Minoïsche cultuur zou genoemd worden. In diezelfde grot kreeg Europa nog meerdere malen het bezoek van Zeus en ze schonk hem later nog twee zonen: Rhadamanthys en Sarpedon.
Op het thuisfront in Tyrus was men ondertussen zeer bezorgd en bedroefd vanwege de verdwijning van Europa. Vader Agenor stuurde uiteindelijk zijn vijf zonen uit naar alle windstreken om hun zuster te zoeken. Hij legde hun meteen het verbod op het ouderlijk paleis nog te betreden zolang Europa niet teruggevonden was
Het vervolg van t verhaal kunt u verder lezen op pag. 47-49 van het boek of door te surfen naar www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=14 en scrollen naar nr.10 Europa en Kadmos. U vindt er ook een tekening van Europa op de stier, door J. Bauwens.
Laat ik deze uiteenzetting beginnen met een niet-echt-gebeurd
verhaal. Een mop eigenlijk, een onwaar verhaal. Voor zover ik mij kan
herinneren is het nog maar de tweede keer in zon acht jaar schrijvelarij dat
ik mij aan iets dergelijks bezondig. En ik zou het niet doen als ik er niet van
overtuigd was dat het eigenlijk gaat over een situatie die uit het leven
gegrepen is Ziehier:
Ursin stond op het punt
om het tijdelijke met het eeuwige te verwisselen. Zijn vrouw Martha zat bij
zijn sterfbed, zijn hand in de hare.
- Martha, sprak Ursin
met zwakke stem, nu ik u verlaten moet, geef mij antwoord op een vraag die mij
reeds lang bezig houdt en die ik u al veel eerder had willen stellen. Wij
hebben samen een mooi stel kinderen voortgebracht: vier knappe dochters met
donker haar en bruine ogen, en dan onze Romain, met zijn flaporen, zijn groene
ogen en zijn vuurrode haardos. Zeg mij nu eerlijk Martha, die jongen, is die
van mij.
- Romain is van u, zei
Martha, en er klonk geen aarzeling in haar stem.
- Durft ge dat zweren?
Zweer het, Martha, zodat ik met een gerust gemoed en in vrede kan sterven.
Ingetogen, bijna
godvruchtig, stak Martha wijs- en middenvinger van haar rechter hand omhoog:
- Ik zweer het
Er verscheen een
ontspannen glimlach op het gezicht van Ursin, zijn hoofd draaide weg naar één
kant en het leek erop dat hij de geest gaf.
- maar, voegde Martha
er nog aan toe, de vier meisjes zijn van notaris Depalmenare, bij wie ik al die
jaren gewerkt heb.
Dat laatste heeft Ursin
ongetwijfeld niet meer gehoord. Hij was dood.
Stel dat dit een waar gebeurd verhaal was, hadden de dochters
van Martha en Ursin dan, middels een DNA-test, aanspraak kunnen maken op de
erfenis van notaris Depalmenare? De vraag is minder zinloos dan ze klinkt, want
in een Zuidwestvlaams dorp woonde jaren geleden een steenrijke baron omdat
die écht bestaan heeft noem ik hem Touternitou, niet zijn echte naam van wie
iedereen in de streek wist dat er in het dorp minstens een half dozijn
kinderen rondliepen die door hem buitenechtelijk waren verwekt. Hadden die
kinderen aan de hand van een DNA-test, gesteld dat die toen reeds had bestaan,
aanspraak kunnen maken op een deel van de onmetelijke erfenis van baron Touternitou? De vraag komt bij mij
op omdat ik zopas in de krant het verhaal lees van Delphine Boël die via een
DNA-test wil bewijzen dat koning Albert wel degelijk haar biologische vader is.
Delphine is weliswaar niet uit op de erfenis van de koning al zou dat
natuurlijk mooi meegenomen zijn maar eerder op erkenning en ook wel op een
vergoeding voor geleden schade. Doordat het enkele jaren geleden uitgelekt is
dat ze een bastaarddochter is van koning Albert, heeft ze zich niet kunnen
ontplooien als kunstenares en zit ze nu financieel aan de grond. Wie is immers
geneigd om veel geld neer te tellen voor een kunstwerk in papier maché of voor
de mémoires van een kind dat door de vader niet erkend wordt, een bastaardkind
dus?
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.